| 
  
 Er stonden negen bomen
 in de Hof van Leven.
 De liefdesboom
 Droeg steeds de meeste vrucht,
 de boom van vrede
 had nogal geleden,
 de vreugdeboom
 raakte niet uitgeput.
 
 Die van geduld
 zou later bloeien
 Vriendelijkheid
 boog zachtjes door de top,
 de boom van goedheid
 begon uit te lopen,
 die van geloof
 bestoof de stille hof.
 
 Zachtmoedigheid
 wiegde naar rijpe vruchten
 gereed voor het vieren
 van het feest,
 de boom van zelfbeheersing
 mocht zijn hartje luchten,
 zo gedroegen ze gezamelijk
 de vruchten van de Geest.
 
 Ik vraag U in ootmoedigheid
 doe binnenin mij groeien
 Zo'n Hof van Leven,U die leidt
 door nu en dan te snoeien.
 
 |