GUSTJE EN DEN DOLLExml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Nu wil ik nog iets
vertellen van voor den oorlog 14.18, toen ik nog jongman was, meubelmaker en
sculpteursgast in Brussel, Chaussée d Haecht
den Dolle, zooals
men in dien tijd De Klippel noemde, was werkzaam bij nen antikeir eenige huizen
voorbij ons magazijn. Het toeval wilde dat we s avonds na t werk bij een
vielen, dus we trapte naar de Nord, Rue Botaniek, af
onder weg zegt Den
Dolle: mijn moeir heeft een occasie gedaan - onder ons gezegd die kocht alle
oude brol op en woonde in t prison strotje - nen ouden velo, maar zonder licht. O, zei Gust, is het anders niet. ik zal u uit den nood helpen. ik heb nog ne
solinger die met carbure gevuld wordt, ik gebruik hem niet meer, ge moogt er om
komen
en De Clippel die nog al ne lieppe was, liet
zich vangen, wachte me af aan den uitgang en ging mee met mij. We spraken niet
meer over dit licht of lantaarn, ik wil zeggen Solinger,
mijn ouders woonde
op de koornaert aan de denderbrug, hoekhuis, den overkant koning Van Haeltert,
aan zijn huis hing ne lantaarn die s avonds wierd aangestoken en s morgens
uitgedaan, den eene keer door Tolfte Van Goetem. die kon moeielijk een D
uitspreke, daarom noemde ze hem Van Toetem, nen andere keer was het den Houte
Viool,
ik zeg zoo
flegmatik: Dolle, neemt uw solinger maar mee, het kost u geen centiem, maar ge
moet er hem zelf afdoen en wees op den lantaarn
En weet u wat zijn
bedanking was: f
sm
en vloog door de Dijkstraat, recht binne bij moeir in het
prisonstrotje,
hij heeft me nooit
nog over ne solinger gesproken, maar nadien heeft hij genoeg moeten horen op
den Trein allé en retour Brussel.
|