Ik ben Vera Steenput
Ik ben een vrouw en woon in Dendermonde (België) en mijn beroep is Lerares Volwassenenonderwijs.
Ik ben geboren op 12/01/1961 en ben nu dus 63 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Kijk bovenaan deze blog..
De kunstpaus...je hield ervan of je haatte hem. Dit nieuwtje vond ik toch wel interessant toen ik het hoorde. Ik kan er jammer genoeg niet naartoe, maar u misschien wel?
Artikel geschreven door Ellen Haentjens, overgenomen van de website Bruzz. Foto's : Google
Met zijn flamboyante, charmante persoonlijkheid genoot Jan Hoet zowel binnen als buiten de kunstwereld faam. Als curator kwam hij in contact met honderden kunstenaars, waarmee hij vaak bevriend raakte. Tijdens Art Brussels is een deel van de cadeaus, brieven en herinneringen die hij van hen kreeg, voor het eerst te zien.
Jan Hoet (1936-2014) was ongetwijfeld de belangrijkste pleitbezorger voor hedendaagse kunst in ons land. Zo organiseerde hij in 1986 het baanbrekende project Chambres d’Amis, waarbij kunstenaars bij mensen thuis een werk installeerden, en zorgde hij ervoor dat het Gentse S.M.A.K. werd opgericht. Met veel van de kunstenaars die hij ontmoette, bouwde hij hechte vriendschapsrelaties op. “Het bijzondere aan deze collectie is inderdaad dat mijn vader elke kunstenaar persoonlijk goed kende. Al is het tegelijk niet echt een collectie, aangezien hij de meeste werken cadeau kreeg. Ze zijn dus eerder toevallig samengekomen. Zelf zag hij het meer als een werkinstrument. Meestal lagen de werken dan ook gewoon op de achterbank van zijn auto, en nam hij ze overal mee naartoe,” vertelt Jan Hoet Junior die met zijn ideeënbureau Iets en de organisatie van residenties in het Italiaanse Puglia ook actief is in de kunstwereld.
Tijdens Art Brussels, dat zijn tenten voor het eerst op Thurn & Taxis opslaat, zullen zo’n 500 schilderijen, brieven, foto’s en objecten uit de collectie te zien zijn. “Toen we alles uit het S.M.A.K., het museum van Herford en ons ouderlijk huis samenbrachten, zijn we eigenlijk zelf geschrokken van de omvang van de collectie. Tot dan hadden we er geen goed beeld over, het was een beetje zijn geheim”, stelt Hoet. “Daarom is nog niet alles gearchiveerd. In zijn zogenaamde ‘wunderkammer’ – een kast bij ons thuis waarin hij zijn snuisterijen en herinneringen verzamelde – zit nog heel wat materiaal. Wat daaruit vooral blijkt, is het plezier dat hij haalde uit de relatie met die kunstenaars. En dat is precies waar ook het verzamelen van kunst om zou moeten draaien.”
Geen klassieke tentoonstelling Dat Hoet over een zeer breed en internationaal netwerk beschikte, blijkt uit een blik op de lijst met kunstenaars in de collectie. “Zelf hou ik van de mooie kleine tekeningen op een stukje afvallig papier van David Hammons. Ook omdat ik weet dat mijn vader enorm naar hem opkeek, en dat ze goede vrienden waren. Een ander zeer belangrijk werk is natuurlijk Body (1990) van Luc Tuymans. Mijn vader was een van de eersten om werk van hem tentoon te stellen. Al waren het eigenlijk mijn zus en ik die zijn werk in een Antwerpse galerij zagen, en er helemaal ondersteboven van waren. Toen we dat aan onze vader vertelden, heeft hij Tuymans in zijn atelier bezocht. Want hij had zelf ook via andere kanalen horen waaien hoe talentrijk de toenmalige buitenwipper was.”
Intussen maakt Body deel uit van de collectie van het S.M.A.K. “Mijn vader was allesbehalve materialistisch ingesteld. Volgens hem hoort een meesterwerk thuis in een museum, en niet bij iemand thuis. Daarom heeft hij verschillende werken uit de collectie weggeschonken.”
Voor de expo op Art Brussels vroeg curator Katarina Gregos aan kunstenaar Richard Venlet om een scenografiete bedenken. “Venlet bedacht een ronde afgesloten ruimte, waardoor de bezoekers letterlijk eventjes in een andere wereld terechtkomen. In deze cocon worden de vijfhonderd werken gepresenteerd. Het is dus geen klassieke tentoonstelling. Maar het is ook geen klassieke collectie. En het was geen klassieke persoon,” lacht Hoet
‘Cabinet d’Amis: the accidental collection of Jan Hoet’ is te zien tijdens Art Brussels, van 22 tot 24 april, Thurn & Taxis.
Vier prijzen voor volwassenen : drie prijzen gingen naar mannen; een vrouw schoot de hoofdvogel af.
Het winnende gedicht :
Ik haal mijn moeder uit de was. Ze lijkt gekrompen maar ik zeg er niets van, we zien elkaar al zo weinig.
Met haar tong kort ze mijn meerderjarigheid in. Haar woorden strijken applicaties op de sleetplekken van mijn broek.
Dat ik voorzichtiger moet zijn nu ik niet meer buiten speel en dat het huis, ja, vooral dat het huis.
Ze heeft soep mee (het potje moet ze terug) en spijs voor het spaarvarken van mijn kind. Ook dat mag meer gespekt.
Ze gaat niet zitten, ruimt een lege tafel af. Er kleeft een verleden aan het laken. Haar handen zijn als washandjes
en ik hou mijn armen omhoog alsof ik schuld beken aan krimpende moeders.
(Jana Arns, Sint-Niklaas)
Ook "Witgoed" (tweede prijs) van Herwig Verleyen uit Brugge en "Tweespraak" (vierde prijs) van Eddy Vaernewyck uit Sint-Martens Latem konden mij erg bekoren!
Dit was het winnende gedicht in de categorie "jeugd" van de gedichtenwedstrijd van CC Boontje 2016 :
vast in mijn cel groeit een dagboek ik plagieer de woorden van wanden op mijn pagina's ik sluit ze op tussen de regels ik hou ze in een lettergreep in mijn bladen gegraveerd en vastgeketend
(Esther Bouton, Westouter)
Zelf vond ik de vierde prijs ook heel mooi :
Weggegomd
een gedicht met een paar snelle stijlfiguren, is natuurlijk niet gemaakt in lange uren, maar zolang de inspiratie blijft duren, kan ik er met verzinsels op los vuren
het meest originele, allerpuurste idee snel weggegomd voor een beter gewaande nummer twee want wat precies moet de auteur ermee, het impulsieve, gebrekkige eerste le premier
terwijl u de ironie zeker niet is ontgaan ontsnapt mij een berouwvolle traan want de woorden die hier hadden kunnen staan daar kan niemand ooit nog aan
Net terug van de prijsuitreiking van de 22ste poëziewedstrijd van de Culturele Centrale Boontje in het stadhuis van Sint-Niklaas.
Hier alvast wat sfeerbeelden van de winnaars en de jongedames Zenica Van der Linden en Judith Van Brackel die met hun begeleiders Dirk Pluim en Koenraad Van Der Gucht zorgden voor de muzikale omlijsting.
Poëzie, proza, muziek, accordeon, draaiorgel, kunst, handwerk, lezingen, spreekbeurten, workshops, optredens...een persoonlijke mozaïek. Gelieve de berichten met als titel "eigen werk" niet zonder mijn toestemming over te nemen. Mijn nummer : 0474 400 924
Een samengaan van visuele kunst , muziek en poëzie : een mooi initiatief van het Stedelijk Museum Zwijgershoek in Sint-Niklaas en bovendien gratis.
Activiteiten SteM Opdonder4-evenement: museumcafé met performance bij Archipelgebeuren Podium & literatuur, Theater & Dans Poëzie als onderdeel van Archipel, onder leiding van Nelly Maes. Een organisatie van de vriendenvereniging Opdonder4.
Waar Stedelijke musea Sint-Niklaas - afdeling SteM Zwijgershoek, Zwijgershoek 14, 9100 Sint-Niklaas Wanneer do 28/04/16 van 20:00 tot 22:30
Dichter(s) bij SteM
Met Daan Antheunis, Ludo Colman, Christina Guirlande, Willem Persoon, Frank Pollet en Leen Van Den Abeele.
De Opdonder4-formule: elke vierde donderdag van de maand voor iedereen, zonder afspraak, bijeenkomst in het museum SteM. Er is telkens een kort, uniek, origineel evenement met een link naar het museum. Daarna is er tijd voor een babbel en het heffen van een glas. Eventueel kunt u nog een bezoekje aan de vaste collectie van SteM brengen. Niet in december, juni, juli en augustus.
Vandaag is het Slow Art Day ! Onderzoek heeft uitgewezen dat mensen gemiddeld 17 seconden naar een kunstwerk kijken. Daar wil slow art day iets aan doen. Het is de bedoeling dat je vandaag eens naar 1 kunstwerk kijkt maar dan veel langer; met aandacht voor de details, filosoferend over wat je ziet, denkend aan de kunstenaar die het werk heeft gecreëerd.
Zelf heb ik dit onlangs gedaan met een klein schilderijtje dat in het Rijksmuseum van Amsterdam hangt. Ik heb er namelijk een gedicht bij geschreven. Dan ben je wel verplicht om goed te kijken. Meer vertel ik hier nog niet over want ik heb dit gedicht ingezonden voor een poëziewedstrijd. In het najaar worden de winnaars bekend gemaakt.
Voor de lezers van mijn blog koos ik de 2 volgende werken :
Slavers throwing overboard the Dead and Dying - Typhon coming on ("The Slave Ship") van William Turner, 1840; Oil on canvas, 90.8 x 122.6 cm; Museum of Fine Arts, Boston
en
Moses / The Nucleus of Creation van Frida Kahlo, 1945 Medium Oil on masonite, Private Collection Dimensions 24 x 30 cm 61 x 75.6 cm
Gisterenavond hadden we onze maandelijkse bijeenkomst van het dichters- en schrijverscollectief "Zinspiratie" waar ik deel van mag uitmaken. Er werd gewerkt rond het thema "sprookjes" en er waren zeer gevarieerde bijdragen te horen. Ik vind het zeer boeiend om te merken hoe elk lid het opgegeven onderwerp telkens via een geheel eigen invalshoek benadert.
Als gedicht van de maand werd er geluisterd naar en geassocieerd rond "Het vak" van Remco Campert. (bron : http://www.poezie-leestafel.info )
Het Vak
Langzaam groeit in mij de ander die in niets op mij lijkt en toch alles in zich heeft van mij die hem baren moet
dan rijst het doek dat me scheidt van mijn tijd die nu gekomen is de zaal opent zich veelvuldig gespiegeld vlees en bloed
even is het alles stilte wachtend op het eerste woord dat het schouwtoneel de wereld tot leven beven doet
côté jardin: de geliefde werpt haar mantel af côté cour: de moordenaar komt aangezet
Remco Campert: in Nieuwe herinneringen. (De Bezige Bij, 2007).
Dichters : breekbare lieden, observators van het leven en de tijd maar hopelijk toch geen trendsetters. Op minder dan 10 maanden tijd maakten 3 Nederlandse dichters - allen vijftigers - een eind aan hun leven. Een overzicht. Bron : Wikipedia
1. Robert Gabor Charles (Rogi) Wieg
(Delft, 21 augustus 1962 – Amsterdam, 15 juli 2015)
was een Nederlands schrijver, dichter, beeldend kunstenaar en muzikant. Zijn ouders vluchtten in 1956 uit Hongarije. Zij vestigden zich een jaar later in Nederland. Wieg kreeg tijdens zijn jeugd een klassieke muzikale opleiding, maar koos op zestienjarige leeftijd voor de bluesmuziek en het Nederlandse chanson. Hij werkte onder meer voor Liesbeth List. Wieg was redacteur van de literaire bladen Tirade en Maatstaf. Hij was tussen 1986 en 1999 als poëziecriticus verbonden aan Het Parool. In 1999 begon Wieg met schilderen en tekenen. Als beeldend kunstenaar was hij autodidact. Samen met Mari Alföldy vertaalde Wieg poëzie uit het Hongaars. Zijn leven werd getekend door ernstige depressies. Hij werd regelmatig opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen, onderging elektroshocktherapie en deed driemaal een poging tot zelfmoord. Wieg trouwde op 29 december 2014 met beeldend kunstenares Abys Kovács, die de gedichtenbundel Khazarenbloed illustreerde. Wieg overleed op 15 juli 2015 op 52-jarige leeftijd. Hij had gekozen voor euthanasie wegens ondraaglijk psychisch en lichamelijk lijden.
I WANT TO TALK ABOUT YOU God, geef mij nog een laatste gedicht. In Uw metaforen beveel ik mijn lichaam en geest. Laat mijn dood een bloemlezing zijn van iemand en iets. God, maak van mijn pijn een bloementrompet en maak van mij een vuurzee van water. Zo zal ik niet sterven, maar ga ik alleen een beetje dood. In mijn ruggenmerg strooit U confetti en daaruit zullen vleugels groeien. Zo zal ik gezelschap voor U zijn en U vliegensvlug voorlezen uit oude boeken. Mijn God, ik zal U niet verlaten. [Amsterdam, 16 mei 2015]
2. Johannes Jacobus Willebrordus (Joost) Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963 – Haarlem, 8 september 2015) was een Nederlands schrijver, dichter, essayist en columnist. Zwagerman was het kind van ouders die in het onderwijs werkzaam waren. Als dertienjarige was hij al met teksten bezig en maakte hij een handgeschreven en geïllustreerd tijdschriftje, de Zwagergids. Dit stelde hij samen uit teksten en foto's die hij uit de VARAgids haalde en vervolgens naar zijn eigen ideeën bewerkte. Zwagerman ging naar de Rijksscholengemeenschap Noord-Kennemerland in Alkmaar. Na afronding daarvan ging hij naar de Pedagogische Academie. Hij studeerde ook nog Nederlandse taal- en letterkunde, maar stopte daar voortijdig mee. In zijn studententijd schreef hij al diverse artikelen. Na zijn studie volgde hij een cursus creatief schrijven bij Oek de Jong. Joost Zwagerman trouwde met een jeugdvriendin met wie hij drie kinderen kreeg. Hij woonde vanaf 1984 in Amsterdam en vanaf december 2012 in Haarlem. Zwagerman leed aan een auto-immuunziekte, de ziekte van Bechterew, en aan depressies. Opmerkelijk: in 2005 publiceerde Zwagerman Door eigen hand, een boek over zelfdoding. De schrijver was gefascineerd door het thema omdat zowel zijn vader als zijn beste vriend een zelfdodingspoging overleefden. In zijn thuisland zette hij zich ook in voor de preventie van zelfdoding. Op 8 september 2015 maakte zijn uitgeverij De Arbeiderspers bekend dat Zwagerman op 51-jarige leeftijd in zijn woonplaats Haarlem een eind aan zijn leven had gemaakt.
Dood
God die eenzaam is. Zichzelf verafschuwt. In een impuls zelfmoord pleegt. Omdat hij zijn aanstaande schepping vreest.
God, in één keer dood door eigen hand. Dat moet de oerknal zijn geweest.
3. Wim Brands (Brummen, 29 maart 1959 – Amsterdam, 4 april 2016) was een Nederlands dichter, journalist en presentator. Brands was werkzaam voor de Nederlandse omroep VPRO vanaf 1987. Hij was een van de bedenkers en presentatoren van het radioprogramma De Avonden. Hij was het bekendst als presentator van het televisieprogramma Boeken. Een programma in vergelijkbare vorm op Radio 1 was Brands met boeken, eveneens onder zijn leiding. Brands maakte zijn debuut als dichter in 1978 op 19-jarige leeftijd in het Hollands Maandblad van K.L. Poll. Zijn werk verscheen in literaire tijdschriften en hij publiceerde de dichtbundels Inslag (1985), Koningen, de gehavende (1990), Zwemmen in de nacht (1995), In de metro (1997), De schoenen van de buurman (1999), Ruimtevaart (2005), Neem me mee, zei de hond (2010) en 's Middags zwem ik in de Noordzee (2014). Op 26 januari 2012 verscheen bij Compaan Uitgevers zijn bloemlezing De vijftig beste gedichten van Wim Brands. Brands werkte als journalist voor het Leidsch Dagblad en Vrij Nederland. Vanaf september 2012 verzorgde hij, na Marcel Möring en Pieter Steinz, voor Donner in Rotterdam het boekenprogramma Brands in Donner. Op 4 april 2016 maakte Brands op 57-jarige leeftijd een einde aan zijn leven. Hij leed sinds kort aan een depressie.
In de eerste nacht nadat ik had gehoord dat hij ziek was schrok ik wakker.
Het waaide buiten. Het waait, zei jij, die nog geen oog dicht had gedaan, en je glimlachte.
Ik begreep het pas later.
Wat er ook is, het zal de natuur een zorg zijn.
Het waait, het waaide – buiten klonk de troost van de onverschilligheid. uit: ''s Middags zwem ik in de Noordzee', 2014.
Vandaag ben ik begonnen met het schrijven van een misdaadverhaal. De bedoeling is om met dit verhaal deel te nemen aan een wedstrijd. Er is geen geldprijs aan verbonden; enkel publicatie in een boek als het verhaal goed wordt bevonden.
Gisteren naar Kinepolis Brussel geweest om Opera in de Cinema te zien. Ondanks de roerige tijden zat de zaal zo goed als vol. Live vanuit de Metropolitan in New York konden in Brussel 2 zalen meegenieten van Madama Butterfly van Puccini. Regisseur Anthony Minghella koos voor een vrij traditionele produktie met als bijzonder element dat de rol van het kind werd ingevuld door een pop, bediend door 3 poppenspelers. Deze keuze verwijst naar de aloude Japanse methode van poppenspelen, bunraku genaamd. Christine Opolais nam de zware hoofdrol op verdienstelijke wijze voor haar rekening. Roberto Alagna vervulde de rol van de ontrouwe Pinkerton en Dwayne Croft speelde een overtuigende Consul. Maar voor mij was het Maria Zifchak die de kroon spande met haar overtuigende vertolking van Suzuki.
Op de foto's ziet u een babydekentje dat ik samen met mama zaliger heb gemaakt : ik haakte de granny squares en mama deed de assemblage.
Ik heb er een jonge mama blij mee gemaakt maar de foto's geven mij nog altijd een lentegevoel. Als u goed kijkt dan ziet u onder één van mijn orgels een gelijkaardige doek, eveneens een product van mezelf en mijn moeder.
Op2 mei krijgt u de kans om een penseeltekening van Rubens te kopen.
De veiling vindt plaats bij veilinghuis Bernaerts. De tekening is authentiek verklaard door verschillende experts.
Richtprijs : tussen 300.000 en 500.000 euro.
Aangezien dit nieuws in alle media uitgebreid aan bod is gekomen, heb ik een vermoeden dat de werkelijke verkoopprijs nog een flink stuk hoger zou kunnen liggen...
Hieronder een gedicht uit de bundel "Les Flamandes" waarin hij de wellustige taferelen op de schilderijen van de oude meesters beschrijft. Samen met de pastoor van Sint-Amands probeerden zijn ouders de volledige oplage van deze bundel op te kopen en te vernietigen. Gelukkig voor ons, lezers, zijn ze daar niet in geslaagd.
Les vieux maîtres Dans les bouges fumeux où pendent des jambons, Des boudins bruns, des chandelles et des vessies, Des grappes de poulets, des grappes de dindons, D'énormes chapelets de volailles farcies, Tachant de rose et blanc les coins du plafond noir, En cercle, autour des mets entassés sur la table, Qui saignent, la fourchette au flanc dans un tranchoir, Tous ceux qu'auprès des brocs la goinfrerie attable, Craesbeke, Brakenburgh, Teniers, Dusart, Brauwer, Avec Steen, le plus gros, le plus ivrogne, au centre, Sont réunis, menton gluant, gilet ouvert, De rires plein la bouche et de lard plein le ventre. Leurs commères, corps lourds où se bombent les chairs Dans la nette blancheur des linges du corsage, Leur versent à jets longs de superbes vins clairs, Qu'un rai d'or du soleil égratigne au passage, Avant d'incendier les panses des chaudrons. Elles, ces folles, sont reines dans les godailles, Que leurs amants, goulus d'amours et de jurons, Mènent comme au beau temps des vieilles truandailles, Tempes en eau, regards en feu, langue dehors, Avec de grands hoquets, scandant les chansons grasses, Des poings brandis au clair, des luttes corps à corps Et des coups assénés à broyer leurs carcasses, Tandis qu'elles, le sang toujours à fleur de peau, La bouche ouverte aux chants, le gosier aux rasades, Après des sauts de danse à fendre le carreau, Des chocs de corps, des heurts de chair et des bourrades, Des lèchements subis dans un étreignement, Toutes moites d'ardeurs, tombent dépoitraillées. Une odeur de mangeaille au lard, violemment, Sort des mets découverts ; de larges écuellées De jus fumant et gras, où trempent des rôtis, Passant et repassant sous le nez des convives, Excitent, d'heure en heure, à neuf, leurs appétits. Dans la cuisine, on fait en hâte les lessives De plats vidés et noirs qu'on rapporte chargés, Des saucières d'étain collent du pied aux nappes, Les dressoirs sont remplis et les celliers gorgés. Tout autour de l'estrade, où rougeoient ces agapes, Pendent à des crochets paniers, passoires, grils, Casseroles, bougeoirs, briquets, cruches, gamelles ; Dans un coin, deux magots exhibent leurs nombrils, Et trônent, verre en main, sur deux tonnes jumelles ; Et partout, à chaque angle ou relief, ici, là, Au pommeau d'une porte, aux charnières d'armoire, Au pilon des mortiers, aux hanaps de gala, Sur le mur, à travers les trous de l'écumoire, Partout, à droite, à gauche, au hasard des reflets, Scintillent des clartés, des gouttes de lumière, Dont l'énorme foyer - où des coqs, des poulets, Rôtissent tout entiers sur l'ardente litière - Asperge, avec le feu qui chauffe le festin, Le décor monstrueux de ces grasses kermesses. Nuits, jours, de l'aube au soir et du soir au matin, Eux, les maîtres, ils les donnent aux ivrognesses. La farce épaisse et large en rires, c'est la leur : Elle se trousse là, grosse, cynique, obscène, Regards flambants, corsage ouvert, la gorge en fleur, La gaieté secouant les plis de sa bedaine. Ce sont des bruits d'orgie et de rut qu'on entend Grouiller, monter, siffler, de sourdine en crécelle, Un vacarme de pots heurtés et se fendant, Un entrechoquement de fers et de vaisselle, Les uns, Brauwer et Steen, se coiffent de paniers, Brakenburg cymbalise avec deux grands couvercles, D'autres râclent les grils avec les tisonniers, Affolés et hurlants, tous soûls, dansant en cercles, Autour des ivres-morts, qui roulent, pieds en l'air. Les plus vieux sont encor les plus goulus à boire, Les plus lents à tomber, les plus goinfres de chair, Ils grattent la marmite et sucent la bouilloire, Jamais repus, jamais gavés, toujours vidant, Leur nez luit de lécher le fond des casseroles. D'autres encor font rendre un refrain discordant Au crincrin, où l'archet s'épuise en cabrioles. On vomit dans les coins ; des enfants gros et sains Demandent à téter avant qu'on les endorme, Et leurs mères, debout, suant entre les seins, Bourrent leur bouche en rond de leur téton énorme. Tout gloutonne à crever, hommes, femmes, petits ; Un chien s'empiffre à droite, un chat mastique à gauche ; C'est un déchaînement d'instincts et d'appétits, De fureurs d'estomac, de ventre et de débauche, Explosion de vie, où ces maîtres gourmands, Trop vrais pour s'affadir dans les afféteries, Campaient gaillardement leurs chevalets flamands Et faisaient des chefs-d'oeuvre entre deux soûleries.