 
Kruis van Ridder in de Leopoldsorde met Zwaarden: Als blijk van Koninklijk welwillendheid aan de Oud-strijder 1914-1918 derde bevordering
12de dag: dinsdag, 21 mei.
Een warme dag teweeg. We bollen volop door de wijnstreek. Wijn is ten andere ons hoofdvoedsel geworden. Overal waar maar mensen te zien zijn en een oponthoud ons toelaat met hen in verbinding te komen, daar worden de veldflessen, ja ook de eetbussen of “gamellen” gevuld, ook flessen geraken, tegen het verbod in, wederom, de wagens binnen.
S’ Avonds zijn we in “Toulouse”. We hebben veel tijd, wordt er ons gezegd. Alleman de stad in. Doch er is weinig te bemachtigen. Hier is het al vol mannen van 18 tot 35 jaar, waarbij zelfs Vlamingen. Die reizen in gewone personenrijtuigen en ze hebben er met krijt allerlei “Hitler” weinig vleiende en alles behalve welwillende beloften en spreuken op gekrabbeld.
Ik bezoek eens grondig onze locomotief. De machinist of mecanicien, een typisch Franse kop met donkere kijkers en zwarte krullen en bruin als een Sengalees, met een accent op zijn “ Marius ” vertelt me dat ze zomaar eventjes 800 ton aan 120 kilometer per uur kan meesleuren. Dat begint te tellen! Het ie er binnenin volstrekt niet geruststellend. Er is amper plaats genoeg tussen de afsluiting in “kiekendraad door te stappen, waarachter, om de 3 à 4 minuten reusachtige vonken met één drogen knal overspringen. Het ruikt er naar vet en olie. Ik ben bijna de enige van ons groepje dat durft binnenkom.
Borrey en Stoops komen uit de stad, zat als ze nog nooit geweest zijn. Er is thans geen sprake meer van nog op het dak te gaan liggen, ze moeten dus op hun smal balkonnetje hun roes uitslapen! De draden van de elektrische leiding komen immers op een paar voeten boven de daken en op sommige ogenblikken, als we onder een brug doorrijden, zo laag, dat wie op het dak ligt zeker en vast zou geraakt worden. Er werd trouwens al in een ander compagnie een man duchtig verbrand, een hele streep haar is van zijn kop geschroeid. John Vandiepenbeek, die toch op het dak gekropen was, heeft er ik weet niet meer in welke statie het was, een streling van mee gekregen. Gelukkig bolde de trein heel traag, het was bij het binnenrijden onder de spoorhallen. John rolde van op het dak tot naast de wielen. Hij moet door wat duizelig geworden zijn.
Hij heeft er een flinke bruine plek op het voorhoofd bij opgedaan, die hij nog lang zal meedragen!
De kapitein weet ons te vertellen dat we morgen ter bestemming zullen zijn. Hij denkt dat L’Isle-Jourdin het eindpunt is. Het ligt op 33 km. Van hier. We hebben die naam nog nooit gehoord. Hij heeft zoiets Oostenrijks, zoiets helemaal vreemds.
|