Een normaal mens gaat mosselen eten dichtbij een plaats waar ze gekweekt worden. De zee bijvoorbeeld. Ik dus niet. Ik ga naar Leuven. Want Leuven heeft iets. Wat precies weet ik ook niet, maar er is iets dat mij aantrekt tot deze stad. Is het omdat Leuven de stad is waar ik geboren ben? Voelt een mens zich aangetrokken tot zijn roots? Ik zou het niet weten. Al moet ik toch niet overdrijven met die roots. Het enige dat daar toen gebeurd was is het feit dat ik er het daglicht zag. Niks meer. Want al na een paar dagen na mijn geboorte werd ik door mijn ouders meegesleurd naar een godvergeten boerengat in de rand van Leuven. En in dat landelijk gebied bracht ik mijn eerste levensjaren door. Tussen de graan- en aardappelvelden, de aardbeien en tonnen witloof. Maar misschien is het omdat de inwoners toendertijd met een zeker respect over Leuven spraken, omdat daar het geld vandaan kwam. De opbrengst van het harde boerenlabeur ging immers steevast naar Leuven om verkocht te worden. En misschien heeft dat feit zich in mijn onderbewustzijn genesteld. Wie zal het zeggen? Al gaat er wel een zekere charme uit van de Leuvense oude markt, de grote markt, de muntstraat, en de diestse winkelwandelstraat. Om maar enkele plaatsen te noemen. Want er zijn nog plaatsen waar ik goede herinneringen aan heb. Zoals dat kleine restaurant, met uitzicht op de dijle, waar ik ooit lekkere ribbetjes mocht nuttigen. Of dat kleine keldercafé waar je, door de erbarmelijke staat van de trappen, niet meer buiten raakte na drie pinten. Of het stationsplein, maar dat heeft zijn beste tijd gehad sinds de frietkoten vervangen zijn door een onpersoonlijke broodjeszaak. Al blijven de herinneringen aan de tijd dat we daar lekkere frieten met cervela en een klodder mayonaise aten. Kortom, Leuven trekt me aan. Vooral ook omdat het een stad is waar nog Vlaams gesproken wordt. Alle andere talen zijn een minderheid. Weinig Frans, Arabisch of een ander brabbeltaaltje waar ik toch niks van begrijp. En ook niet wil begrijpen. Weinig, als waggelende pinguïns verklede vrouwen ook. Van die vormeloze gedrochten die een mens eerder met een vuilniszak associeert dan met een levend wezen. Dat zijn eerder rariteiten in Leuven. Gelukkig maar. Want anders zou ik een andere stad moeten gaan zoeken om eens onder de mensen te komen. Zoals ooit gebeurd is met Brussel. Daar kom ik ook niet meer als het niet strikt noodzakelijk is. Want de tijd dat Brussel nog bruisend en gezellig was is lang vervlogen. De Brusselse 'rue des boucher' waar Johan Verminnen zo lyrisch over zingt, is helemaal niet meer wat het ooit was. Maar de muntstraat in Leuven is een meer dan waardig alternatief. Wat daar te eten en te drinken valt is stukken beter dan wat ooit in de rue des boucher te verorberen viel. Maar daar zijn we dus geen mosselen gaan eten. Neen, in een typische Vlaamse stad als Leuven gingen we een typisch Vlaams gerecht eten: mosselen dus. In een typisch Vlaams restaurant: A l'etoile d'or.
|