Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    15-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gustaf uit De Roode Kat - Felix Timmermans

    Gustaf uit "De Roode Kat".

    Door Felix Timmermans.
    In den geur van siroop, koffie, kruidnoot, blauwsel, spek en andere kruidenierswaren, was den baas uit "De Roode Kat", de Jonge Wwe Leonie Verechelen stillekes aan gaan geerne zien, en met haar aan 't minnen gegaan. 't Was rapper gekomen dan hij verwacht had. 't Gaf hem een stoot omhoog in zijn waardigheid en in zijn geluk. Hij voelde zich niet meer de vernederde, die door zij deftig-doende, zorgzame, vermanende vrouw altijd "Stafke" wierd genoemd, altijd van haar bevelen moest krijgen als een knecht, en 's avonds tot haar verzet met haar met de kaarten moest spelen. Want vroeger onderging hij dag in, dag uit de vernedering, zijn minderheid, was er weemoedig van geworden, maar hij zei niets, hij zuchtte slechts. Hij had het leven en zijn vrouw al die jaren maar laten begaan, gedwee van nature als hij was, en gaarne in vrede levend. "Ach waarom op uw poot gaan spelen" dacht hij zich zijn lafheid verontschuldigend "en 't huis in rep en roer zetten voor een woord. Ik zie iets wit en zij ziet het zwart, waarom zou ik dan ook niet zeggen; ja het ziet zwart. Waarom voor dat woordeke de schouw laten smoren? Van mijn gedachten blijven ze toch af." En hij zuchtte en smoorde zijn pijp.

    Hij stond achter zijnen toog met zijn blauw schort over zijn dik buikske, zijn natte oogen lachten lui en deemoedig achter zijn bril, een harde snor hing vochtig over zijn roode lippen, waartusschen de eeuwige houten pijp smoorde en hij zei mee "ja" en neen" met zijn vrouw Bertha, die groot en bedrijvig, en bevelend van "Stafke dit" en "Stafke dat" nevens hem oprees, met blinkend gezicht en fijne pinnekesneus, en het zwarte haar effen en glad, lijk metaal, naar achter gekamd.

    't Was een gedurig gebel aan de voordeur, gegrief in den properen winkel en geklap met de menschen. Gustaf kende zijn werk. Hij maalde de koffie, sneed het spek, woog de siroop, gaf de zeep, tapte de petrol. Rekenen kon hij niet rap. Daarom deed zij het, zij hield dan ook de beurs. Zij griefde den rijst, de chocolat, de kruidnoot, en alles waar ze zich niet kon aan vuil maken. Dat wierd slechts aan Gustaf toegelaten, als ze te eten zaten, of als zij naar de vespers was. Anders bleef hij stipt van die dingen af. Hij kwam heel zelden buiten. "Er is nieuws genoeg in den winkel" zei Bertha.
    Zelfs den barbier Nikkels, die nog met de twee vingeren inzeepte kwam hem twee keeren per week scheren. Alleen 's Zondags, na de noen, ging hij in gezelschap van drie oude vrienden naar de oude afspanning "Sinte Gommer" buiten de Leuvensche Poort, met de pijltje gooien naar den doel.


    En toch was hij half gelukkig. Hij was gerust van geest, had een goede maag en goeden vaak, leefde van zijn vet, en ging fier over zijn kinderen. Zijnen zoon Louis schreef op het bureel van Weldadigheid, en zijn twee dochters leerden voor onderwijzeres in een kostschool tegen Leuven. Hij wist dat zijn leven zoo zou eindigen. Soms kwam hij wel eens van binnen in opstand, en kreeg hij goesting om het boeltje kort en klein te slagen en er van onder te trekken naar.... ja hij zou wel ieverans uitkomen; en hij zag zich al zitten op een snel schip over de bewegende, groene zee; en in de verte ontdekte hij bergen en palmen, zooals ze geschilderd stonden op het uithangbord van den Toebakswinkel "De Moriaen" vlak over zijn huis. Hij sprong zingend aan land, en danste met moorinnen in den ronde, al zingend :
    "Vie van de liberteit!"

    Maar Bertha zei: "Stafke sta daar zoo niet te droomen, en haal die zak met bloem uit het magazijn". En den opstand vermorzelde, hij zuchtte, stopte een nieuwe pijp, deed eenige smakelijke trekken, en aanvaardde weer in deemoed de zwaarte van zijn leven en van zijn vrouw.

    Maar nu met die liefde, nu zijn hart wierd doorspoeld van ongekende vreugden, nu hij zot wierd gaarne gezien door de schoone Leonie, kon het hem niet meer schelen wat zij zei, hij liet haar zeggen, volgde haar in, speelde met de kaarten, doch het gevoelen van knecht was weg. Hij lachte inwendig dat hij haar zoo frisch kon bedriegen, en zijn zuchten waren veranderd in een zacht, kort gehommel. Maar verders was er geen verandering aan hem te bespeuren.

    Onverwachts kwam de verschijning van Leonie hem een nieuw leven brengen, van binnen. Leonie was een jonge weduwe, die schuins over "de Roode Kat" een linnengoedwinkeltje begon, en van den eersten dag hadden s' heur kalandizie. Tijdens de verhuis, toen ze haar meubeltjes en kleeren bracht, had hij haar opgemerkt. Bertha zei tot een kalante: " 't is zonde van zoo jong weduwe te zijn, zie toch eens wat een schoone vrouw zij is". "Ja z' is schoon" zei Gustaf mee. Maar was nu ook van haar gedacht, en hij loerde van achter de bokalen en de suikerbrooden naar haar gaan en komen. "Dat is ander verf dan mijn profetenbees" zei hij tot zich-zelf.

    Ze kwam den eersten keer in den winkel toen z' aan 't eten waren. Natuurlijk moest Stafken voorgaan, 't Was vreemd, maar toen hij haar daar zag staan met een beschilderd kommeken in haar witte handen, kreeg hij 'ne neep aan zijn hart. Hij kon moeilijk "Dag madam" zeggen; en hij zag ineens hare bevalligheid : donker weelderig haar, lange zwarte wenkbrauwen en een bleek ernstig gezicht, dat medelijden vroeg, lijk bij alle jonge weduwen. "Zult ge mij eens voor vier centen siroop geven, mijnheer" en ze lei vier centen op den toog.

    Hij zei niets, maar bezag haar bewonderend. Hij zette haar kommeken in de weegschaal, woog het eerst af, en liet dan van uit den groenen stoop den zwarten stroop in het kommeken loopen. Zij zei niets, hij wist niet wat zeggen. Het was stil, de siroop liep, maar hij zag eens op naar haar, bleef haar wat te lang bezien, en kletst hij goot over, de siroop liep over de kom in de koperen weegschaal. Hij lachte groen, kwam seffens vol schrik voor zijn vrouw, want als die daar op uit kwam zoudt ge wat hooren van : Stafken hoe kunt ge nu zoo lomp zijn! Moet ge daar al twintig jaar siroop voor schinken! " en veel andere dingen nog, om in den grond te zinken van schaamte. Bijzonder mocht hij nu niet beleedigd en vernederd worden, in 't bijzijn van die schoone, jonge weduwe. " 't Zal rap gedaan zijn" zei hij rood, en hij begost met zijn schort het kommeken rondom af te kuischen.

    "G' hebt te veel ingeschonken" zei ze.

    "Ja, met naar u te zien".

    Toen wierd hij nog rooder en begon te zweeten, want dat had hij niet willen zeggen, dat woord was uit zijn mond gevallen. Hij dierf haar niet meer bezien, en gaf haar voorzichtig de boordevolle kom.

    "Moet ik nu niet bijbetalen ?" vroeg ze.

    "Niks, niks... dat is voor mijn stommiteit... houd het maar goed vast, want
    het plakt nog".

    "Hier is de siroop goedkoop!" lachte ze.

    Och, hoe kittelde het op zijn tong om te zeggen: "alleen voor u" maar dat dierf hij niet.

    Hij zag ze weggaan, de noenstille straat oversteken, voorzichtig het kommeken vasthoudend. "Aimay wat is ze schoon", lispelde hij.

    Voor ze binnenging, zag ze nog eens om naar De Rode Kat en lachte en dat
    deed hem rillen van geluk. Ineens dacht hij aan zijn vrouw, veegde rap en goed de geklaste siroop uit de schaal en ging terug aan tafel.

    -Wie was 't? vroeg Bertha.

    -De weduwe van hierover om siroop voor botermelk. En vrezend dat ze zou vragen waarom dit zolang geduurd had, zei hij erbij : - 't Mens kan heuren man niet vergeten. Och, als ge haar daar moest horen over vertellen. Wat heeft die veel afgezien, van de suikerziekte gestorven...

    Van toen af begon het geluk, het volle geluk hem onder te gieten. Hij zag Leonie altijd voor zijn ogen, zij verbleef in al zijn gedachten, zijn leven was door hare aanwezigheid gevuld en hij verkreeg het hart, de lust, den overmoed van enen van twintig jaar, zijn leven wierd licht en open, en of de vermaningen en bevelen van zijn vrouw nu veel of weinig waren, 't kon hem genen gram zout meer schelen, hij deed onderdanig wat zij zei.

    Hij zwom en duikelde, plonsde en plaste in de melk van het liefdegeluk. Zou Leonie terugkomen? En ze kwam terug. Maar als hij haar met zijn vrouw over heuren man zaliger hoorde vertellen, zo treurig, zo innig, dan zonk zijn moed in zijn schoenen. Neen, met zo'n verdriet zal ze mij nooit gaarne zien, dacht hij. Doch de hoop herleefde, daar zij van het overgelopen kommeke niet sprak. Er is dus verstandhouding tussen ons, dacht hij, krachtig aan zijn pijp zuigend. Hoe blij was hij nu groen zeep voor haar te mogen gerieven, en terwijl hij haar het pak aangaf was hij zo stout van in haar hand te nijpen. Hij neep in haar hand, zijn gevreesde vrouw stond erbij. Dat had ik nooit van mijn eigen gedacht, zei hij trots tot zichzelf. Maar Leonie gebaarde van niets, bleef kalm als een kerk en bezag hem onverschillig, terwijl zij voortvertelde over haar man. Nu zou ze wegblijven, nu hij in haar hand genepen had zou ze wegblijven... als ze zich beledigd voelde, maar anders... zou ze terugkomen!

    Hij loerde in hoop en vrees touterend, tussen de bokalen en de suikerbroden, en ja, denzelfden dag was ze daar weer, maar nu om suiker, iets dat zijn vrouw geriefde. Ze was teruggekomen - en wat wil dat niet zeggen als men in haar hand genepen heeft. Toen hij dien namiddag in 't magazijn azijn op flessen trok, zong hij : 'Wat zijt ge schoon in blanke balgewade...'
    En ze kwam nog veel, zonder dat hij de gelegenheid had haar te mogen gerieven. Doch hij was blij, reed lijk uitgelaten op wilde paarden naar andere toekomsten. Ze komt om in haar hand te laten nijpen, dacht hij. Enkele dagen nadien, toen z' aan 't eten waren, ging de bel, hij ging voor, 't was Leonie. 't Verlamde hem in zijn benen, 't was te hevig ineens, zijn hart ging aan 't klepelen, 't zweet brak hem uit en geen woord kwam over zijn mond.

    -Een half pond spek, mijnheer!

    Hij sneed het spek. Zijn asem ging snel en hevig. Weer wierd er geen woord gewisseld.
    Hij woog en 't woog veel te zwaar. - Och kom, zei hij haperend, 't is de moeite niet, ge krijgt het erbij. Hij zag haar bevreesd, lachend aan en hield haar hand vast. Ze bleef hem kalm bezien, trok haar hand langzaam weg en zei eenvoudig als een inlichting :

    -Mijnheer, ge vergeet dat ge getrouwd zijt.

    -Ikke?.... stamelde hij. - Ikke?... maar hij moest en wou zich redden, en met een stoutheid die hem zelf verbaasde, fluisterde hij haar toe :

    -Ik vergeet het niet, maar weet ge wat voor nen snoek mijn vrouw is... en de liefde, madam... Neem het niet kwalijk, maar ik kan u niet meer uit mijn gedacht zetten.

    -Houd mij er dan maar in, mijnheer, maar uw nepen erbij

    Was dat nu spotten of de uitlokking van een snedig antwoord? Hij wist het niet, bleef haar vragend, smekend, bewonderend en ontgoocheld bezien.

    -Uw vrouw komt, zei Leonie, voorzichtig en verwittigend.
    En roef, hij schoof het geld de schuif in, en om zijn alteratie te verbergen duikelde hij met zijn bovenlijf in den bak rijst.

    -Slecht weer, hé madame Leonie, zei Bertha met de handen op haren buik, ge ziet er zo bleek uit?

    -Och ja, zo altijd alleen, altijd.Toen mijn man nog leefde...

    -Wel, ge moet u wat verzetten! Waarom komt ge 's avonds al eens niet mee met de kaarten spelen. We missen juist een vierde man om te wiezen. Leonie meende te zeggen dat ze niet met de kaarten kon spelen, maar juist rees Gustaf terug op uit den rijst.

    -En dan heeft mijn vrouw ook wat verzet zei hij vriendelijk, zich gered voelend.

    -Stafke, zwijg toch jongen, als de mensen spreken, zei Bertha wrevelig, en wat hangt ge daar in den rijstbak?

    -Ik geloof dat ik er een half solleken heb laten in vallen.

    -Ik kan niet met de kaarten spelen, glimlachte Leonie, anders gaarne.

    -Wij zullen het u leren, zei Gustaf, ik en mijn vader.

    -Als ge dezen avond nievers moet zijn, kom dan maar, raadde Bertha aan, om acht uren sluiten we den winkel. We kunnen tot tien uren kaarten.

    -Wij houden ons gereed! riep Gustaf, jongensachtig blij om 't gevaar dat voorbij was en nog blijer omdat Leonie toestemde.

    -Stafke ga gij nu maar eten en zift dan direct dien halven zak zemelen, zei Bertha, en ze wees met heuren duim naar de keuken. Gustaf ging naar de keuken, terwijl Bertha met Leonie over verdrietige dingen bleef klappen.
    't Schaap is in huis, 't schaap is in huis! juichte hij inwendig. Hij had willen glazen kapotslagen en al de kaderkens van de muur kletsen van blijdschap. Maar hij hield zich stil met d'hand op zijn hart, voorzichtig,voorzichtig om zich niet te verraden. En hij zifte de zemelen, vol kinderlijke verwachting naar den avond en de volgende avonden.

    's Avonds kwam Leonie met de kaarten spelen. Corneel, de grootvader, die ook in De Rode Kat woonde, Gustaf en zijn vrouw, alle drie maakten het haar wijs hoe zij spelen moest. Leonie was goed van aannemen, en den vierden dag speelde ze al miserie. Gustaf neep in haar hand, zocht met zijn voet onder tafel heuren voet, ze trok hem niet terug.
    En met Driekoningen, als Bertha naar 't lof was, de grootvader boven zijn noendutje deed, liet Gustaf aan Leonie, die in den winkel om macaroni kwam, in de keuken het nieuwste portret zien van zijn twee dochters. Bij het zien naar die twee magere juffrouwkes, die op hun moeder geleken, neigden hun hoofden tegeneen, heur haar kriebelde op zijn rood gezicht, en ineens gaf hij een kus. Zij begon te wenen en bezag hem glimlachend droef. Zij pakte zijn ruwe, harige handen hard vast.

    -Gustaf, zei ze, och Gustaf, en ze weende.

    Van toen af moest Gustaf zijn mond en zijn hart tegenhouden, om het niet uit te jubelen uit het dakvenster, aan zijn vrouw aan Jan en alleman. Maar hij liet niets blijken dat maar één veronderstelling zou doen groeien. Hij bleef de nederige, de gehoorzame en zei ja en neen, zoveel het Bertha maar beliefde.
    Leonie werd de goede vriendin van mevrouw. Ze vertelde altijd van haren doden man en behield dat innemende verdriet dat medelijden bij anderen teweegbrengt. Ondertussen groeide hun liefde. Wat vriendschap, neen meer niet. 't Was geen liefde die beestigheden deed begaan, als b.v. er met haar vanonder trekken of er zijn zaken, centen en huishouden voor verwaarlozen, 't Was een liefde waar er aan geen toekomst wierd gedacht, als bijvoorbeeld dat Bertha eens kon sterven en Leonie zijn vrouw zou worden. Hij wist genoeg dat zijn vrouw niet sterven zou voor hem. Daar is ze veel te hebzuchtig voor, dacht hij.

    En daarbij, ’t is niet nodig, en met een zekeren schrik gooide hij die gedachten van zich af. Die liefde, of beter die vriendschap duurde nu zo al over 't jaar, zonder zorg, zonder kwaad en van geen mens vermoed.
    Maar Gustaf had op een zondag, toen hij weerkwam van met de pijltjes te schieten, een kou gepakt met door den ijzigen regen te lopen, 't Sloeg hem op de nieren en drie dagen nadien lag hij te bed, heet lijk een oven en krollend van de pijn. 't Ging seffens van huis tot huis :

    -Ze zijn in den hemel Stafke uit De Rode Kat zijn rijstpap met bruinen suiker aan 't gereedmaken. Hij wierd berecht, de kinderen wierden uit de kostschool geroepen, den broer van Gustaf, die suikerbakker was in Antwerpen, moest ook al komen. Alle uren kon hij den dood in trappen. Maar alhoewel de pijnen op gruwelijke wijze verergerden, de dood kwam niet. Gustaf lag daar soms met zijn handen smekend naar den pleisteren kruislievenheer :
    'Haal mij... haal mij... dood mij... Lievenheerken, trek mij uit die hel, laat mij sterven, alstublieft, een blik van uw oog en ik ben uit de miserie uit.' Hij vroeg niet om te genezen, zeker als hij was dat dit niet kon. De dood bleef in de gordijnen hangen en de pijnen brandden en bliksemden in Gustaf zijn ingewanden. Hij vermagerde zienderogen en was te slap om zelf zijnen lepel vast te houden als hij eten moest.

    De kinderen waren na drie dagen naar de kostschool teruggegaan en den broer terug bij zijn kokende suikers te Antwerpen. Maar Bertha zat altijd aan zijn bed en diende hem goed, als er geen kalanten kwamen, doch aanhoudend moest zij op en af de trappen lopen. Zij ook vermagerde en zou van haar graat gevallen zijn, als Leonie haar niet had geholpen met Gustaf op te passen. Leonie nam soms zijn magere hand en kuste ze, maar hij trok ze gauw terug.

    -Nu niet, hijgde hij, zolang ik ziek ben niet, als ik genezen ben... maar hij wist goed dat hij niet genezen zou. Want in hem was nu gewetenswroeging opengeknald. Hij voelde zijn ziekte als een straf. Hij aanvaardde dankbaar de hulp, die Leonie hem gaf, maar hij wou geen enkel teken van liefde aannemen. Hij zou sterven en wou kinderlijk rein uit dit huis weggedragen worden.
    Hij had zijn kwaad gebiecht, 't was lang vergeven, ja. Maar toch ging de wroeging niet weg, de radeloze spijt, de zwaarte der schuld. Dat kan de paus nog niet vergeven, dacht hij. De bedreiging der straf gaapte lijk een diepen put voor hem, die hij ontwijken wou, maar langs den anderen kant betrommelden en hakten de pijnen zo deerlijk, dat hij nog liever de straf verkoos, de geheimzinnige straf, die achter de dood hem wachtte.

    De dood kwam niet en de pijnen rukten en scheurden als zijn lijf uiteen. Hij tierde, huilde, bad en weende. 't Duurde al twee weken. En de laatste twee dagen was 't zo hevig, dat de geburen daarnevens 's nachts geen oog hadden kunnen toedoen. Dr. Boeckx, een gemoedelijke dikke man, meende lijk hij nogal had gemeend, dat Gustaf nu zijn keerseken zou uitgeblazen worden.
    Weer wierden de kinderen en den broeder geroepen, 't Was een zondag, iedereen in de straat zei : - Vandaag is 't ermee gedaan. Allen waren in de kamer en ze weenden stil in hunnen zakdoek. Nu en dan snuffelde iemand het nat uit zijnen neus omhoog. De grootvader, Bertha, de zoon, de twee meisjes en Leonie. Door hun tranen zagen ze bezorgd, hopeloos en medelijdend naar Gustaf, die pompmoe, zonder krachten lag te hijgen en te kreunen en steeds amé, amé en duizend keren amé zei.
    Van tijd tot tijd opende hij zijn ingezonken ogen, bezag zijn dun geworden, blauwe handen en den trouwring, die veel te groot geworden was.
    Hij keerde soms zijn ingevallen gezicht opzij en als hij hen daar zag in geween, schudde hij stil zijn hoofd en stamelde dof :

    -Ween niet omdat ik sterf... ik ben blij... dat 'k zal sterven... maar ik kan niet...amé, amé en terug begon het gekreun met de eeuwigdurigen amé. 'tWas tegen den schemer. Buiten op straat speelden kinderen met veel lawaai, d'orgel van d'herberg wat verder tjingelde en tjangelde met korte rappe flesklanken.
    Dr. Boeckx zag eens op zijn horlogie, zuchtte en wou daarmee beduiden dat hij wegging.

    -Ik zal straks nog eens terugkomen, zei hij tegen Bertha. 'k Versta het zelf niet, hij is van ijzer. Een ander ware er al tien keren van dood geweest, van zo'n ontsteking. Daarom maar geen hoop verliezen. Hij meende zijnen hoed te nemen, maar vanuit het bed klonk het smekend als hulpgeroep:

    -Menheer, menheer doktoor, wacht nog wat... 't is misschien niet nodig dat ge weerkomt, als ik maar eens... alstublieft Lievenheerken, toen zag hij naar het kruis, geef mij den moed... menheer doktoor, wacht nog wat, gaat allemaal naar beneden. Bertha moet bij mij blijven... 'k moet nog iets zeggen... 'k moet nog iets zeggen... ja, ja... ga weg, ga weg...

    -Kom, zei Dr. Boeckx, hen beleefd vermanend om van de kamer weg te gaan. Dat is 't einde, fluisterde hij Bertha in heur oor. Ik blijf beneden mee wachten. Terwijl zij wenend weggingen, gevolgd van den dokter, begon Gustaf te wenen lijk een kind dat een straf moet ondergaan.

    -Kom, zwijg Stafke, jongen, zei Bertha moederlijk en verdrietig.

    -Kom ween zo niet... kom, en ze nam zijn klam hoofd in heur arm.
    Hij weende voort terwijl zij zijn hand streelde.

    -Och, ik durf het niet... zeggen... en 'k moet het zeggen. En hij wreef met zijn ogen tegen heur mouw, als wou hij zich verbergen, vernietigen om dit ogenblik te ontvluchten.

    -Zeg het maar, ge moogt gerust alles zeggen, zei ze liefdevol met opgekropte keel. Zij wist dat het iets van niemandal zou zijn. Hij weende voort.

    -Hebt ge een testament? kwam ze hem helpend tegemoet. Hij schudde neen.

    -Moet ge soms aan iemand iets geven dat ge beloofd heb?... of hebt ge van iemand geld geleend? Ze was er zeker van dat hij zoiets allemaal niet zou gedurfd hebben, doch ze vroeg het maar om hem te helpen, lijk de schoolmeester het kind helpt om het moeilijke antwoorden te laten vinden. Gustaf schudde neen en weende.

    -Wat is ’t dan Stafke?

    -Zult ge het mij vergeven, Bertha?

    -Ge weet dat op voorhand u alle kwaad vergeven is. Ge weet dat ik altijd van u gehouden heb en dat ik mijn plichten van vrouw en moeder altijd kristelijk heb vervuld. Waarom zou ik het dan nu niet zijn? Bij zulke hoge woorden begon Gustaf eerst fijn te wenen en te snikken :

    -'k Heb kwaad gedaan en 'k moet het zeggen anders kan ik niet sterven. Hij pakte heur ronde handen hopeloos vast.

    -In mijn ziekte heb ik een stem in mijn hart gehoord dat ik niet eerder sterven kan of ik moet het zeggen... en als ik het niet zeg en ik sterf toch, dan kan de ijzerste kist mij nog geen rust geven... Och Bertha, och Bertha.

    Bertha begon scherp te luisteren, bevreesd. Zou hij dan? ja wat? Neen, hij was tot geen kwaad in staat, dacht ze. 't Is de schrik voor de dood, die de kleinste ongehoorzaamheid in zijn verbeelding groot maakt. En weer stelde ze hem gerust.

    -Och Stafke, door de biecht is u immers vergiffenis gegeven.

    -Dat weet ik, dat weet ik. Maar ook van u moet ik die hebben, anders rust ik niet, en hoe kunt ge me die geven als ge niet weet wat het is.

    -Kom, zeg het dan, maande ze hem goedig,

    -'k Durf niet.

    -Hebt ge een huis in brand gestoken?

    -Als het dat maar was...

    -Hebt ge iemand vermoord?

    -Als het dat maar was...

    -Hebt ge gestolen? Een kind geroofd? Een priester...

    -Erger, erger... weerde Gustaf.

    Hij ijlt, dacht ze en ze klopte hem in zijn hand.

    -Stafken, rust nu wat. Zeg het straks. Ge maakt u te moe. Rust stillekens.

    Ineens wierd Gustaf kwaad en riep wanhopend : - Ik rust niet! Ik kan niet rusten! Hoe kan ik rusten als ik het grootste kwaad gedaan heb. 'k Zeg het, al sloegt ge me dood! Och Bertha, Bertha! En terwijl hij aan haar handen trok, borrelde en spoot zijn geheim eruit.

    -'k Heb u bedrogen, Bertha, u bedrogen... ja, ja... met Leonie... u meer dan een jaar, dag in, dag uit. W' hebben elkander geerne gezien... nu weet g'het, nu kan ik sterven... nu kunt ge mij vergiffenis geven... 't pak is van mijn hart... maar ik kan ze niet meer zien, die Leonie... mijn hart ligt uiteen van spijt... Bertha, vergiffenis, vergiffenis, alstublieft!

    Zij verroerde niet, zij bezag hem star, verbaasd, ontgoocheld, woedend.
    Hij deed zijn ogen open, en toen hij dien blik zag, deed hij ze rap weer toe, bang en hulpeloos, en ging voort met smeken om vergiffenis. Méér kwam er bij haar niet uit dan :

    -Gustaf.
    't Was den eerste keer sedert ze getrouwd waren, dat ze Gustaf zei.
    Ze was als een speler, die plots schaakmat wordt gezet.

    -Gustaf, zei ze en ze zei het nog een keer of drie, verdrietig, woedend, vernederd.

    Nu begon hij te flemen en met zoete klottekens te gooien en de daad in heur ogen te verkleinen en ze redelijk te maken.

    -Berthaken, ik kon er niet aan doen... 't kwam zonder dat ik het wist... kost ge eens voelen wat een spijt ik erover heb... mijn leven was ook zo eentonig... Ik pakte eens haar hand... en zij weerde niet tegen... en zo is dat gekomen... waarom heeft ze zich niet tegengeweerd... Berthaken...
    Er was een krop in haar keel.

    -Gustaf... dat had ik nooit van u gepeinsd, en ze weende dikke tranen.

    -Ik ook niet, Berthaken.

    -Mij zo bedriegen, ik die dacht... dat gij...

    -Maar nu vergiffenis, Berthaken,... er komen verse pijnen op, amé... nu kan ik sterven, nu zal ik sterven.
    Ze deed de natte ogen eens toe, huiverde, zuchtte en stond recht en zei toen plechtig, hooghartig, tegen haren wil, maar zich buigend voor het enorme van den nakenden dood :

    -Onze Lieve Heer zegt dat wij alles moeten vergeven. Ik doe het ook. 't Is nu vergeven, Gustaf, ik zal altijd voor u bidden... gij zijt zwak geweest. En ze vond zichzelf schoon en heerlijk van ziel en van karakter.
    Hij kuste haar handen.

    -Merci, Berthaken... merci... roep nu de kinderen maar, nu ga ik naar O. L. Heer...

    -Ik zal ze roepen, Gustaf, zei ze koud als een knecht die iets bevolen wordt.

    Ze ging naar beneden. Gustaf maakte een kruiske, deed met een glimlach van tevredenheid zijn ogen toe en wachtte naar den dood. Toen Bertha beneden kwam stond iedereen op.

    -Vader roept u, hij gaat naar O. L. Heer. Kom, kwam het koud uit haar mond. De kinderen en den broeder meenden al naar boven te gaan en ook Leonie. Maar Bertha siste tot haar :

    -Gij niet... gij niet naar boven! Gij buiten... slang!... buiten!

    Och waren de kinderen daar nu niet, hoe zou z'het hebben uitgeschreeuwd en uitgegalmd. Maar nu behield ze, spijts al haar woede, haar burgerlijke deftigheid.

    -Waarom? vroeg Leonie, bleek en ontdaan. Zij raadde ineens alles.

    -Daarom! Weg! En nooit een voet meer binnen! Slang! Haar vinger wees de deur en heur hand rilde op het naaimachien. Leonie kon niets zeggen, voelde dat afstrijden of de reden vragen van die woede, haar belachelijk maken zou en, om zich te redden, glimlachte ze spottend. Maar dat was ook de bekentenis. Dat was te veel voor Bertha, de woede kookte over, zij vergat hare deftigheid en in een ruk trok zij het met bobijnen gevulde schuifke uit het machien en sloeg het op Leonie heur gezicht.

    De bobijnen vlogen in 't rond, een ervan ketste op een bokaal, waaronder een schouwhorlogie tikte, en barstte met een muziekklank vaneen Leonie liep toen in één asem buiten, met heur broderieën voorschootje voor 't gezicht. Bleek als een doek zei Bertha :

    -Kom naar vader, en om alle achterdocht en vermoedens op het kwaad van Gustaf weg te nemen, deelde ze vlug mee :

    -Die slang heeft geld van vader willen lenen. Stil kwamen ze boven en schaarden zich rond het sterfbed. Aanstonds nam Dr. Boeckx Gustaf zijn hand. Hij knikte. - De rust die het einde voorafgaat, fezelde hij tot Bertha. Gustaf lag stil met de ogen gesloten. Hij voelde ze rond hem staan, biddend, wachtend, als hij, naar den dood.
    Een half uur verliep, 't Was vreemd Waar bleven de pijnen? En hij voelde zich helderder worden. Hij loerde half door zijn ogen, zij zaten te bidden. Hij zag duidelijk dat Leonie er niet meer bij was. Hij had het lawaai beneden gehoord. Maar waar bleef nu de dood?

    Hij moest nu toch sterven, nu hij de bekentenis had gedaan. Hij wachtte... Ineens botste hij vol schrik. God! God! veronderstel dat hij nu niet sterven zal! Neen, neen de dood alstublieft! Veronderstel dat hij ging genezen! Neen! Neen! En inwendig begon hij te bidden om dood te gaan, rats dood, dood lijk nen pier. De schrik deed zijn hart hevig kloppen. Genezen, wat zou zijn leven dan een hel worden! Als hij stierf zou de dood zijn misdaad vergeven en hij zou in ere blijven. Hij wou sterven, hij moest sterven! En hij neep de ogen toe, rok zijn benen, hield zijn asem in en nam helemaal de houding van een dode aan, als om de dood zijn taak te vergemakkelijken.
    Maar de dood kwam niet. Een uur ging om. Dr. Boeckx trok zijn schouders op, kon er niet meer aan uit. Hij voelde nog eens de pols van Gustaf.

    -Goed, zei hij. Mijnheer, voelt ge u niet beter? vroeg hij aan den zieke. Gustaf antwoordde niet en deed of hij dood was.

    -Hij slaapt, zei de dokter zuchtend. De ziekte is gekeerd. Dat is zo met die ziektens. Iedereen zag de tranen uit Gustaf zijn ogen lopen.

    -Dat is zijn droom, zei Dr. Boeckx. Ik kom morgen nog eens terug. Bertha zag star voor zich, zonder blijdschap.

    -De dood vergeeft alles, lispelde ze, maar het leven niet.

    En als hij blijft leven dan... Ze wist niet wat, maar ze voelde al spijt van haar vergiffenis en verzon hoe zij het hem zou doen bekoopen.

    --------

    En hij genas, beschaamd en tegen goesting, en kwam het leven terug in als in een gevang. Nooit heeft Bertha er hem een woord over gezegd, maar hij ook dierf er nooit een letter over titsen, en dierf haar niet meer benaderen. Zij was koel en kil tegenover hem. De geburen die er achter stolesteerden hoe het kwam dat Leonie bij hen wegbleef, kregen voor antwoord van Bertha: "Zij speelde altijd valsch met de kaarten en valsch in
    't spel is valsch in alles."

    Gustaf zei er niets op en griefde. De geburen die bij Leonie stolesteerden, en dat van die kaarten vertelden, kregen te hooren, dat die uit "De Roode Leeuw" dit maar dachten, omdat zij niet goed kon spelen.
    Zoo wisten de geburen nooit iets van de zaak, en hadden ook geen vermoeden, wat Bertha zeer gelukkig maakte.

    Gustaf was terug de knecht, de nederige, die het leven droeg lijk een zware zak, met een hart vol heimwee, en een paar gouden schilfers herinneringen van liefde. Zijn eenigen troost was zijn pijp en 's Zondagsch de pijltjes. "Wat heeft ne mensch al anders in zijn leven" zuchtte hij.

    Maar voortaan noemde Bertha hem "Gustaf."

    ***********

    15-02-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe Anne-Marie ontstaan is - André Demedts

    Hoe Anne-Marie onstaan is.

    Door André Demedts – uit De Gentenaar

    Als antwoord op de vraag hoe hij er toe gekomen was zijn heerlijk boek « Anna-Marie » te schrijven, verhaalde Timmermans als volgt in een eigenhandig schrijven aan een onzer medewerkers, hoe deze roman in zijn geest ontstond en hoe de figuren van Anna-Marie en mijnheer Pirroen gestalte en leven kregen: Hoe die «Anna-Marie» ontstaan is?

    't Huis in mijn rommelkas ligt er nog een oud portret uit den krinolinnentijd, waarop een zeer lieve, jonge vrouw u weemoedig, goedig en vriendelijk tegenlacht. Naar de mode van dien tijd draagt zij het haar in drie verdiepen, en een lange stoppentrekkerskrul valt over haar rechter schouder. Ik wist niet wie en wat die vrouw was, maar toch kon ik soms dat portret heel lang bezien, en dacht : over deze vrouw is misschien een schoon vertelsel te vertellen. Op een zekere keer zei mijn moeder, toen dit portret eens in haar handen kwam: « Dat is nog familie van ons » maar zij wist niet langs welken kant. Later ben ik getrouwd, nam heel de rommelkas mee, en mijn schoonmoeder zag ook eens dit portret, en zei : « Kijk, dat is nog familie van ons...» maar ze wist ook niet langs welken kant.

    In elk geval dus een familieportret. Ik vergat dit portret. En een paar jaar nadien hoorde ik 's nachts tusschen twee en drie uur in onze stille straat een man zeer gevoelvol een weemoedig lied zingen, dat mij aan Rusland, aan iets Russisch deed denken. Ik kon mij niet indenken wie die zanger kon zijn. Ik heb het ook nooit geweten.Maar dat lied maakte op mij een diepen indruk. En ineens dacht ik aan dit portret, en stelde mij voor dat die vrouw dit lied zou gehoord
    hebben, en hoe zij den anderen nacht weer verlangend naar die stem zou luisteren. Zoo drie nachten achter elkaar. En dit lied had in haar de liefde voor dezen onbekenden man doen opbloeien.
    Eenige dagen nadien zou zij hem bij de eene of andere gelegenheid ontmoeten. Het kwam zoo ver dat zij op elkander verliefd werden. Maar daar ontdekte zij dat hij getrouwd was en in haar ontstond een strijd tusschen haar liefde en haar geweten. Aan dezen strijd zou zij ten ondergaan.

    Daar had ik dus een verhaal, gegroeid uit dit lied en uit dit portret. 's Anderendaags begon ik te schrijven. Het verhaal zou plaats vinden in onze kleine stad aan de Nethe. Maar op de tiende bladzijde zat ik al op een wier. Zoo iets was in ons stadje niet mogelijk. De eene mensch kent den andere, en men weet, alvorens men zich verlieft wie er getrouwd is en niet getrouwd. Daarom liet ik de vrouw, die ik Anna-Marie heette, uit een ander land komen, uit Italië. Doch onderwegen bleef ik steken. Het is mogelijk dat men van Lier naar Italië gaat, maar geen mensch komt uit Italië naar Lier. Naar Lier komt men maar per abuis. Daarom vlocht ik eene erfenis in het verhaal. Voor een erfenis komt men van uit Italië wel naar Lier. En nu kwam zij. Nu had ik weer een notaris noodig om die erfenis uiteen te doen. Ik kende iemand, een eigenaardig man, die ik in de gestalte van den heer Pirroen stak. Die kreeg nu ook weer zijn liefdes-geschiedenis.
    Zoo kwam het eene bij het andere. En ten slotte kon ik mij niet tegen houden, van er de «Dolfijnen», de maatschappij van onzen Nonkel Rik, waarover ik zooveel had hooren vertellen, te laten in optreden.

    Zoo is dan dit boek « Anna-Marie » ontstaan, uit een portret en een lied. De schrijver weet en kent op voorhand het lot van elk zijner personages — maar de wegen die er naar toe leiden veranderen gemakkelijk onder de pen, en hangen af van zon en regen. 't Is te zeggen van wat er door het hart van den dichter komt en gaat.

    Hij was te Lier op 5 Juli 1866, als dertiende van veertien kinderen geboren. Op menigen voordracht, in Vlaanderen en in het buitenland gehouden, heeft hij verklapt dat zijn vader een handelaar in kanten was die voor zijn negotie met een hondenkar de Kempen afreed. Hij was een opgewekt man, die hield van een grap en een feest, een sappig verteller van sprookjes en legenden, volksverhalen en evangelieparabelen. Zijn moeder was de dochter van een smid, een
    goede en zachte vrouw, wier leven een voortdurend zelfvergeten is geweest. Van den eerste had hij waarschijnlijk den hartstochtelijken levenshonger en het oog voor het schilderachtige van zijn streek en zijn volk; van de tweede zijn drang naar inkeer en godsdienstige verdieping, ook zijn overgevoelige teederheid geërfd.
    Als student heeft Timmermans niet veel roem geoogst; hij kwam dikwijls heelemaal achteraan in zijn klas en was nauwelijks op de middelbare school begonnen, toen hij de studie opgaf en teekenaar wilde worden. Die liefde voor lijn en kleur is hem heel zijn leven bijgebleven, zoodat hij eens verklaren kon, dat hij niet wist waaraan hij de meeste vreugde beleefde, aan de boeken die hij schreef, of aan de verluchting die hij ervoor bezorgde.

    In 1907 verscheen zijn eerste werk. een verzenbundel natuurlijk, getiteld «Door de Dagen»,
    dien hij met een schuilnaam onderteekende. Drie jaar later gaf hij in de Duimpjesreeks bij V. Delille te Maldegem, zijn «
    Schemeringen van de Dood » uit, een verzameling van sombere novellen, geschreven onder invloed van Maeterlinck en van de theosophie, wier vaag ysticisme
    hem in dien tijd gevangen hield. Zijn volgende boek, in samenwerking met Anton Thiry ontstaan, was «
    Begijnhofsproken » dat gezonder van Inhoud is en als een eerste ontdekking van zijn eigen persoonlijkheid mag worden beschouwd..

    Dan kwam, na een ziekte die hem dicht bij den dood had gebracht, het befaamde en beruchte « Pallieter » (1916), een brooddronken hymne aan de levenszatheid, even door een christelijk getinte godsdienstigheid doortrilt, die zijn naam ver buiten onze grenzen bekend   maakte ; gevolgd door « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen » (1917) en «De zeer schoone   Uren van Juffrouw Symforosa. Begijntje» (1918), schijnbaar argelooze uitbeeldingen van de volksche vroomheid en geslepenheid, waarin vooral Timmermans' drang naar verinnerlijking naar boven kwam.

    Beide uitzichten van zijn persoonlijkheid, nog niet tot een synthetische eenheid versmolten, wisselen met elkander af in de talrijke verhalen, tooneelstukken en belijdenissen uit de eerstkomende tien jaar, tot hij in 1932, met « De Harp van Sint Franciscus » een nieuwe hoogtepunt bereikte en de bijna tegenstrijdige strekking in zijn levensaanvoelen kon verzoenen. Tot dan toe was hij de verheerlijker van zinnelijke geneugten, van kermissen en drinkgelagen : de schilder van het schoone Lier en de plezierige bedevaarten ; de genieter van het leven ; ofwel de uitbeelder van zoete bijna onwerkelijke menschen met vage mystieke neigingen ; de beschrijver van een zonnige, natuurlijke godsdienstigheid en de gevangene van zijn eigen bijval geweest : nu rukt hij zich van dat beminnelijk dilettantisme los en dieper  doordringend tot zijn wezensgrond, streeft hij naar een uiting van zijn volledig menschelijkheid en een gelijktijdige weerkaatsing van alle waarden, die in het brandglas van zijn ziel werden opgevangen. De lang verhoopte en moeilijk verworven eenheid werd in    «Boerenpsalm» (1935) verwezenlijkt. In dat boek had de schrijver afstand gedaan van zijn geliefkoosde uitbeelding van een slampampend kermis-Vlaanderen, om al zijn aandacht op de psychologie van zijn hoofdpersoon en de verhaalde gebeurtenissen toe te spitsen.

    Timmermans' Boer Wortel heeft bijna een symbolische beteekenis ; hij is de verheerlijkte  landsman, in wien de trouw aan den grond, de liefde voor de natuur en het leven, de noeste vlijt en de gezonde werkelijkheidszin belichaamd zijn. Niemand zal zijn gebreken en ondeugden willen verdoezelen : hij is geen heilige, maar een mensch die moet kampen tegen vijandige machten, zoowel binnen als buiten hem, een man die struikelt en valt, maar telkens weer opstaat en geen oogenblik zijn verbond met de aarde of zijn verband met den Schepper verbreekt.

    Na dat mooie boek  ̶  toch geen roman voor onvolwassen lezers  ̶  keerde Timmermans   zich opnieuw naar de teedere stemmingskunst, in «Ik zag Cecilia komen» (1933), 'n lieve idylle eindigend als een tragedie, die een wonder van fijne aanvoeling en weemoedige schoonheid is. Later verschenen nog « De Familie Hernat » (1941) en «Minneke Poes»  (1943) die veel minder waarde hebben. In de laatste maanden had Timmermans een nieuwen roman geschreven die over het leven van den schilder Brouwer handelt ; hij was ook wederom aan het dichten gegaan en had door de verdieping, die uit die verzen sprak, de hoop gewekt, dat zijn beste tijd als schrijver nog komen zou. Nu is alles ineens gedaan.
    Wij mogen er niet toe overgaan een totaal beeld van zijn kunstenaarschap te schetsen,   zonder te vermelden dat hij ondertusschen ook talrijke verhalen voor de jeugd, dikwijls door hemzelf verlucht, had uitgegeven ; dat zijn tooneelwerk en inzonderheid « En waar de Ster bleef stille staan » honderden keeren met grooten bijval werd opgevoerd en dat hij met tal van onderscheidingen en prijzen was bekroond geworden.

    Overzettingen van zijn romans verschenen in niet minder dan zestien talen.
    Timmermans, de meest gelezen Vlaamsche schrijver, was een echt en een belangrijk kunstenaar. Nochtans zijn we niet blind voor zijn fouten ; hij lag dikwijls met de spraakkunst en het taaleigen overhoop ; hij was wel, eens gemaakt in zijn stijl en gaf ondoordacht aan een zekere goedmoedige behaagzucht toe ; soms werkte hij naar den smaak van zijn lezers en minder onder den aandrang van zijn bezieling en scheen hij het eigenaardige hooger dan het wezenlijke te stellen. Op grond van zijn zwakste werken geoordeeld, zou hij niet boven onze middelmatige schrijvers staan. Maar als men naar zijn schoonste scheppingen verwijst ons   inziens naar « Boerenpsalm », « Ik zag Cecilia komen », « Pallieter », « Juffrouw Symforosa. Begijntje » en « De Harp van Sint Franciscus », staat het onomstootbaar vast, dat hij met Conscience, Buysse, Streuvels, Vermeylen en Teirlinck, tot onze beste prozaïsten behoort. Hij bezat een eigene en onvervangbare persoonlijkheid, waarin enkele trekken van onze  volksziel, anders dan bij alle anderen weerspiegeld waren.

    Gezien in het geheel van de wereldletterkunde was hij een kind van zijn tijd; een naturalist die zich van het pessimisme had bevrijd ; een vitalistisch verheerlijker van het schaduwlooze leven en een impressionnist met mystische bevliegingen. Zijn afwijking van den algemeen Europeeschen geest, dankte hij aan zijn Vlaamschen aard : aan zijn geloof en zijn pratte zinnelijkheid, aan die mengeling van eenigszins rauwen realiteitszin, van jool en baldadigheid met een sluwe menschenkennis, oprechte bewondering voor het natuurlijke leven en kinderlijk teedere godsdienstigheid.
    Daardoor verdiende hij zijn schoonsten titel : de meester van de atmosfeer.
    Een deel van zijn werk zal slechts een kunsthistorische waarde behouden, maar zijn sterkste verhalen zullen wij met trots en liefde bewaren, omdat zij tot den erfschat van ons volk behoren.

    ********

    14-02-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een ras-schrijver overleed...

    Een ras-schrijver overleed...

    Door de redactie van De Gentenaar  –  2/02/1947

    Het zou, mijns dunkens, onrechtvaardig zijn, naar aanleiding van het overlijden van Felix Timmermans, (die door den levensdilettant Fernand Toussaint van Boelare voor “pro-nazi”  werd uitgescholden) wijdde men aan zijn markante persoonlijkheid geen in memoriam buiten en boven alle politiek.

    Vooreerst zijn wij onbevoegd een oordeel te vellen over een zaak, die louter het gerecht aangaat, en vervolgens hebben wij wat meer te doen dan gal uit te spuwen op bepaalde personen, die, lang vóór de Duitsche heirkrachten een tweede maal ons land bezetten, een populariteit in het buitenland genoten, die moreel en kultureel heilzaam is geweest voor onze beste schrijvers in het bijzonder en voor onze Vlaamsche woordkunst in het algemeen.

    Welke ook de houding van Felix Timmermans tijdens den oorlog is geweest, de christelijke caritate maant ons in elk geval tot voorzichtigheid aan, en het nabije verleden met de daaruit voortspruitende en nog heerschende malaise in de republiek der letteren leert ons, niet bij de pakken te blijven zitten, edoch de gemeenschappelijke belangen te behartigen en te bevorderen.

    In een vorige bijdrage heb ik met klem betuigd — en zal het blijven betuigen! — dat de  kunstenaar geen andere roeping heeft in het leven dan schoonheid dienen en scheppen in volle overgave van zijn diepste wezen, met den ernst en den stijgenden ontwikkelingsgang van zijn vakmanschap en de onbaatzuchtigheid van zijn genie. De kunstenaar is een mensch  onder de menschen, met goede en kwade kanten, maar fijner bewerktuigd naar geest en gemoed en daardoor ontvankelijker voor schoonheid. De sociale structuur van het leven verplicht hem soms werk te verrichten dat buiten zijn gevoelsfeer valt en dan nog ontbloeit zijn kruisoffer tot kruiszege, want in de gewetensvolle taakvervulling wordt hem aanhoudend de gelegenheid
    geboden in de pixis van zijn hart de hostie van het schoone heen te dragen naar de hongerende menschheid.

    Met die gedachten bezield en uitsluitend staande op het standpunt van het artistiek begrijpen, mogen wij dit «in memoriam» doorgeuren met den wierook van onze liefde en bewondering voor het rijp en rijkgeschakeerd kunstenaarschap van Felix Timmermans. Na de pessimistische buien in de Schemeringen van den Dood (1910) werd hij in den eersten wereldoorlog — o contradictio ! — de levensblije Fee, alias Pallieter, die het Liersche landschap en bij uitbreiding, ons Vlaanderen tot een aardsch paradijs heeft omtooverd.

    Op 5 Juli 1886 onder den peperbustoren van St. Gommarus geboren, als dertiende en voorlaatste telg uit een eenvoudig gezin — zijn vader was koopman in kant — kwam hij spoedig in aanraking met de lokaal «beroemde» schrijvers en schilders. Hij zou slechts school loopen tot zijn veertiende jaar en later eenigen tijd de lessen volgen aan de Academie van zijn vaderstad. Het vertellen echter zat hem in het bloed en na, aanvankelijk, een paar letterkundige mislukkingen en een matig succes van Begijnhofsproken (1912) geschreven in samenwerking met den oubolligen Antoon Thiry, ontpopte hij zich met Pallieter (1916) tot een rasschrijver die een representatieve rol zou spelen over de grenzen. Sinds werd het boek van overdadigen levenslust op sensueelen inslag vertaald in het Engelsch, Fransch, Duitsch, Italiaansch, Zweedsch, Hongaarsch, Tsjechisch, Japanneesch, enz.

    Evenals Babbitt van Sinclair Lewis, het type en de verpersoonlijking werd van den Amerikaanschen zakenman, schiep hij in Pallieter den «dagenmelker» — epicurist en het symbool van den Vlaamschen feestvierder, die godsdienstig zonder diepgang en ironisch zonder één tikje sarcasme het leven langs den zonnekant bekijkt, onwetend van het louterend
    vuur van 't lijden, van den prikkel der verstandelijke vermogens, van de duizelende diepten der ziel. Hij kent den last en de vertwijfeling niet van den arbeid, noch de ongunstige reactie op zijn gemoed bij de wending der jaargetijden. Zijn heimwee naar de verten blijft gericht naar het horizontale van een in geluk zwellende zomerweelde en nooit naar de verticale lijn van transcendentale zekerheid. Wel is hij het Evengelische woord indachtig :
    « Heer, het is ons goed, hier te zijn ; zoo Gij wilt, zal ik hier drie tenten opslaan » (Mat. XVII 1-9), maar hij legt het emphatisch accent op HIER, de aardsche werkelijkheid. Vandaar een eenzijdigheid die, alle kritikrassers ten spijt, weldadig aandoet door gezonde zinnelijkheid en gulle gemoedsinnigheid.

    Van dit oogenblik af had Felix Timmermans zijn eigen weg gevonden, zoo natuurlijk als oorspronkelijk, zoo volksch als hartelijk, zoo ongedwongen-blij als folklorisch-verscheiden. Een echt kunstenaarstemperament dat door zijn optimistische levensvisie grooten invloed heeft uitgeoefend op de Vlaamsche bevolking.
    Achtereenvolgens verschenen in dezelfde atmosfeer en met nooit falende plastiek :

    Het Kindeken Jezus in Vlaanderen (1918), De zeer schoone uren van Juffrouw. Symphorosa, Begijntje (1918), Anne-Marie (1922) een mislukte roman, De Pastoor uit den Bloeyenden Wyngaerdt (1924), Pieter Breughel (1928) en De Harp van St. Franciskus (1932) en tusschen door enkele novellenbundels.

    Eerst in 1935 komt de kentering in zijn kunst.

    Het kleurige en fleurige van zijn idyllische prestaties, waardoor hij een eenige plaats heeft veroverd in de Nederlandsche letterkunde, verdwijnen ; ernst en verdieping komen in de plaats. Timmermans begint meer belang te stellen in het dramatische element van het leven en toont tevens aan dat hij tegenover de problematiek niet onverschillig staat. En met de vernieuwing van zijn kunst en met de innerlijke kentering van zijn veelzijdig wezen, schenkt hij ons in
    Boerenpsalm, het epos van den landbouwer dien hij psychologisch uitbeeldde.

    Dit boek wordt vrij algemeen als zijn meesterwerk beschouwd, en niet ten onrechte, omdat Wortel, de held van den roman, uitgegroeid is tot den mensch van vleesch en bloed, geslingerd tusschen wel en wee van de natuur en zijn omgeving, maar vasthoudend in pezige vastberadenheid aan de eeuwige krachten van het dagelijksche leven, de groei en den bloei zijner vruchten, maar vooral aan den kosmischen loop der dingen en hoofdzakelijk aan de geheime vezels van een primair, maar diep-geworteld geloof in den Allerhoogste : « O Mijn God, en ik zeg U dank voor dit open veld, waar Gij onzichtbaar overheen staat tot in het hoogste der luchten. Ik zeg U dank 's nachts als ik U tusschen de sterren hoor ruischen... Dank om de vallende blaren, ze zijn mest, dank om het gras dat melk wordt! Dank om de wolken, om de beek, om de knotwilgen, en om al de gewassen, zoowel om den beet als om de radeskens ; onder Uwen asem bekomen zij den wil om te leven, hunnen noodigen smaak, kleur en grootte. Dank om Uwe bezigheid dag en nacht. Gij Zijt onze hulp, Uwe heerschappij wroet als een knecht. Ik dank U Heer, in den Hemel, op de aarde en op alle plaatsen. Dank tot U in het Heilig Sacrament, wiens hostie broederlijk van hetzelfde koren komt waar wij onzen boterham van
    eten, en die wij aanbiddend in de processie door de velden met keerslicht en wierook omringen. Dank zelfs tot den Jezus dien ik uit hout gesneden heb en de groote donkerte en 't weinig licht van mijn hart heeft nagegaan.
    »

    Benevens bewerkingen voor tooneel, wier tafereelen als middeleeuwsche prentjes zijn vol kleur, anecdotisch leven, volkswijsheid en vroomheid, schreef hij verder De Familie Hernat,
    fragmentarisch goed, maar te los van bouw en
    Ik zag Cecilia komen, een parel van gevoel en zegging. Als algemeene karakteristiek voor al zijn werken, gelden de gave oorspronkelijk in beeldspraak en de ongemeen — boeiende verteltrant. Sla om het even welk boek open op het even welke bladzijde en U zijt getroffen door de verrassende natuurlijkheid van zijn bloed-warme taal. Van breed uitgewerkte en ingewikkelde zinnen geen sprake ; ze staan er broederlijk naast elkaar en aan elk hunner moet de Fee geestelijke vreugde genoten hebben.

    Men heeft hem wel eens een soort manierisme verweten. Het kan zijn dat die indruk opdoemt op een gewonen werkdag, maar Timmermans schreef voornamelijk voor al de feesten van het jaar — en daar zijn er vele! — alsmede voor de afgestelde heilige dagen.

    Ik wil zeggen : gij moet zijn proza ETEN gelijk een roomtaart, — met kleine beetjes. Echte
    beeldspraak ontstaat altijd spontaan ; op dit gebied is hij een weergalooze meester. Luister ; « De Pad kreeg een klets op zijn purper gezicht, dat zijn spleetoogen er eens van open gaapten lijk VERSLETEN knopsgaten. — Zijn hart ging open LIJK EEN VENSTER. — Het sneeuwde nog altijd dun en fijn, ALSOF DE GRIJZE HEMEL WIERD AFGEVIJLD. — De lucht is NAT ZILVER ALS DE RUG VAN VISCH. — Ze (de straten) zijn belegd met gelige, bleeke, bruinige, bollige kasseities, waar soms op malsche wijze gras tusschen groeit, lijk het HAAR ROND EEN MENSCHELIJKEN KLETSKOP. Ze liggen er profijtelijk als EIEREN. — 't Deed Franciskus deugd aan zijn ZWERENDE ziel; die avond en die woorden.» —

    Deze willekeurige greep uit een viertal zijner boeken is een afdoende bewijs dat zijn taal smaakt als koekebrood, om een Pallieteriaansche uitdrukking te gebruiken. Willem Kloos heeft het trouwens voorspeld : « dat Timmermans' kunst door alle latere geslachten zal genoten blijven worden ». Deze profetie gaat nu, bij den dood van Felix Timmermans, in vervulling. Door zijn werken blijft hij leven, zoo lang het sappig Vlaamsch gesproken wordt van de boorden der paradijzige Nethe tot den stoeren Maasstroom en, langs dezen kant, over de koninklijke Schelde, langs de Leie en den IJzer tot de grootsche zee.

    Sedert jaren wisten wij hem lijdend aan een hartkwaal, die hem, pas 61 jaar oud, ten grave heeft gesleept. Momenteel is de zon van zijn lach ondergedoken achter de wolken van onbegrip en smaad. Maar triomfantelijker dan ooit breekt zij schier of morgen door, om nooit meer onder te gaan. Timmermans' kunst kan niet sterven, omdat zij gevoed werd aan de borsten van Vlaanderen zelf ; omdat zij uiting is van rijkborrelend leven in blijvende vernieuwing. Ontroerd hebben wij den « dagenmelker » in verbeelding voor het laatst de hand gedrukt en een simpel maar gemeend kruis geteekend op zijn ivoren voorhoofd. In Paradisun deducant te Angeli, zingen wij met trillende stem de Moederkerk na. Eenvoudig zooals hij heeft geleefd, is hij in allen eenvoud — volgens een verklaring van priester-kritikus Joris Eeckhout : het schoonste sieraad van zijn leven — naar de laatste rustplaats geleid tot de eeuwige opstanding. Met de woorden, die hij den stervenden Franciskus in den mond lei, is zijn zielewensch aanhoord :

    « Hoor naar mijne zuchten want diep ben ik vernederd. Bevrijd mij van
    hen die mij achtervolgen, want zij zijn sterker dan ik. Verlos mijne
    ziel uit hare gevangenis, opdat zij Uwen naam love! Mij verwachten de
    rechtvaardigen, tot Gij mij het eeuwige loon zult geven!...
    »

    **********

    10-02-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    22-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ereburger van de stad Lier - Gaston Durnez

    Ereburger Felix Timmermans

    Inleiding op de plechtige toekenning van het ereburgerschap door de stad Lier, 14 november 2014

       Onlangs kwam ik, in de vreemde wereld buiten Lier, mensen tegen die mij verwonderd vroegen :” Wat hoor ik, wordt Felix Timmermans ereburger van Lier ?

    Dat is hij toch al lang ?”
       Mijn antwoord was: Ja en Nee !
       Ja, Felix Timmermans was al lang virtuele ereburger.

       Toen ik zelf nog een jonge tiener was (een tijdje geleden) en in het Vlaamse binnenland kennis maakte met zijn werk, was Felix zelfs de Ongekroonde Koning van heel de Vlaamse literatuur en zijn troon stond in Lier, een stad waarvan ik dacht dat zij eigenlijk Schoon Lier heette en door Timmermans zelf was ontworpen Van uit die gezegende plek, in de zilveren knoop gestrikt door een Grote en een Kleine Nete, regeerde hij, als de Goede Fé, niet alleen over de Nederlanden maar ook over verre buitenlanden. Het was de tijd waarin men met zijn boeken heel het voetbalveld van de Lierse vol kon bouwen. Om zijn werk Europa rond te voeren, had men duizend autobussen nodig.

    Nu nog, zo’n driekwart eeuw later, blijven wij de stempel zien die door deze royale kunstenaar op stad en land werd geprent.

    Er zijn in Vlaanderen enkele schrijvers geweest die hun streek zo levendig hebben uitgebeeld en haar taal zo sterk hebben gebruikt, dat hun naam er voor altijd mee verbonden blijft. Maar het sterkste voorbeeld is wel de Goede Fé, wiens werk op zulke feestelijke, kleurrijke en tegelijk innige wijze geankerd is in het volksleven en in onze geschiedenis. De Ster die hij naar Betlehem droeg, is voor altijd blijven stille staan boven de Kempen. Als het Kerstfeest nog altijd kleur heeft in Vlaanderen, komt dat omdat hij het heeft geschilderd met pen en penseel. Zijn Juffrouw Symforosa blijft leven in het mystieke Begijnhof, zoals hij dat met zijn ronde pen heeft getekend. Pallieter is spreekwoordelijk doorgedrongen tot de woordenboeken en heeft zijn naam geleend aan alle bewoners van de Netestad. Kortom, de artistieke scheppingen van Timmermans zijn al lang een deel van ons culturele erfgoed. De Fé zelf werd een begrip. Zoveel betekende hij voor de faam van zijn stad in de wereld, dat ik ooit heb voorgesteld, de toenmalige Vereniging voor Vreemdelingenverkeer gewoon de Fee Fee Fee te noemen. Daar is men toen niet op ingegaan, maar alles blijft mogelijk in het verkeer.

    Een en ander wil zeggen, dat het volk Felix Timmermans vanzelf als ereburger heeft aangenomen, bijna zo een beetje als lang geleden de gelovigen zelf hun heiligen verklaarden. Hij werd al vroeg een Sant in eigen land. En al gingen er ooit wel eens kaarsjes uit die voor hem plachten te branden, het warme zonnelicht is nooit gedoofd.

    Wandel door Lier en je komt de Fé tegen. Plaatsnamen en beelden getuigen voor hem. Een museum bewaart en toont herinneringen aan hem en aan de schilder voor wie hij de mooie adellijke leuze bedacht :” Maar zomeren zal het !” Moge het voor dat museum nog heel lang zomeren, in groeiend wetenschappelijk en toeristisch comfort !

    Ja, Felix Timmermans geniet al lang verschillende vormen van ereburgerschap. Maar nee, een officiële ereburger was hij niet. Dat wordt hij dus nu. En wij, Timmermansianen, die de interesse en de studie voor zijn werk willen bevorderen in een genootschap of in een vriendenkring, wij zien dat niet als een eerherstel. Felix heeft zijn eer nooit verloren.

    De officiële titel komt wel een beetje laat, da’s waar. Tegelijk komt hij ook mooi op tijd, om een historische verjaardag te vieren. Weldra is het honderd jaar geleden dat Pallieter werd geboren. Inderdaad, in 1916 verscheen het Meesterwerk dat net voor de Grote Oorlog was voltooid. Pallieter werd gepubliceerd in het neutrale Nederland en de eerste bespreking verscheen niet dààr, en niet in ons bezette land, maar in Engeland, in The Times Literary Supplement. En het was een historische, toonaangevende bespreking. Het grote, nog altijd bestaande literaire weekblad zou later ook Het Kindeke Jezus in Vlaanderen bewieroken. Als belangrijkste kenmerk van Timmermans’ werk noemde het blad de mengeling van Uilenspiegelachtige geest en de kleur en de mystiek van de oude Vlaamse schilders. Daarmee was inderdaad de toon gezet voor de internationale weerklank.

    In die dramatische donkere jaren, in en na de Grote Oorlog, werd de roman in Europa ontvangen als de droom van een paradijselijk bestaan, als een verlangen naar het feestelijke Leven, als een lofzang op de zuivere echtheid van de natuur. Dat is dan ook de allereerste reden van zijn succes geweest. Pallieter was het boek van kermis en bewondering. Maar zijn uitbundigheid in taal en beeld ging gepaard met grote innigheid, met gevoel voor het geheim van de natuur, ja, met een religieus aanvoelen van ons bestaan. Pallieter draagt een blijdschap uit, die dieper gaat. Als de ontroering om het wondere leven hem te machtig wordt, citeert hij Gezelle’s gedicht over de grote blije dag, en bidt hij, zoals de dichter, tot “de Zon van alle klaarheid”.

    Vrienden, laten wij straks, te midden van de herdenking van de onvoorstelbare Europese burgeroorlog, onder de indruk van wat men “het grote sterven” heeft genoemd, ook de levensdroom van Timmermans oproepen. Laten wij de geboorte van Pallieter vieren als een lofzang op het Leven en als een hulde aan zijn geestelijke vader, aan de Ereburger die, op het einde van alweer een andere oorlog, deze woorden schreef:

    “Er is maar één doel in het leven, dat is goed zijn.”

    Gaston DURNEZ

    *****

    22-01-2015 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans vertelt over Pallieter

    Timmermans over "Pallieter."

    Uit de Middelburgsche courant van 12/04/1919
         Uitgenoodigd door het bestuur der openbare leeszaal en bibliotheek hield Felix Timmermans donderdagavond in het gebouw der Vrijzinnig Hervormden een lezing over zijn boek "Pallieter".

    Spreker begon met te zeggen, dat hij over Pallieter zelf, niet kan, zal en mag spreken.
    Wel daarentegen over het ontstaan van dit werk, dat de vrucht is van een verkeerd geleefd leven. Wat men allerminst van dit boek zou verwachten: aan Pallieter kleven tranen. Het is geboren uit groote smart en het zieleproces waaruit het ontstaan is zal spreker nu nader ontwikkelen.

         Het is niet zooals velen denken, geschreven tijdens den oorlog, want het laatste deel verscheen in een tijdschrift in den zomer van 1914.
    De voorgeschiedenis van Pallieter moet gezocht worden in de vele studies die door den schrijver gemaakt zijn op het gebied van occultisme, kabalisme, spiritisme, theosophie etc.
    Al deze onderzoekingen hebben zijn geest verward, maakten hem zwaarmoedig en verstoorden zijn evenwicht.

         Hij werd door zijn moeder gewaarschuwd, doch ging voort het occultisme te bestudeeren, totdat hij zag dat hij geen houvast meer aan het leven had.
    Evenwel kon hij toen niet meer terug, hoewel hij alles beproefde om weer te keeren tot de innerlijke rust en vrede van vroeger.
    Eerst zonderde hij zich af in de bosschen, doch zonder resultaat. Na drie maanden alleen te hebben doorgebracht met zijn gedachten, keerde hij vermagerd huiswaarts.

    Vervolgens trachtte hij genezing te zoeken in het Trappisten-klooster bij Mechelen, doch ook hier vond hij geen herstel voor zijn gestoorden geestestoestand.
    Daarna begaf hij zich naar een Begijnenhof, waar hem door den pastoor een kamer gewezen werd, doch daar zijn vrienden hem kwamen opzoeken en de spiritistische séances wederom voortgezet werden, moest hij ook hier vertrekken zonder de rust gevonden te hebben die hij zocht.
    In zulk een stemming nu van angst en dood en nostalgie schreef Timmermans "de Schemeringen van den Dood".

         Toen kwam er, wat spreker noemt, gelukkig een ongeluk.

    Hij moest geopereerd worden en daar zijn toestand hoogst ernstig was lag hij eigenljjk te wachten op den dood, waarnaar hij vroeger dikwijls als een verlosser had uitgezien.
    Maar thans wenschte hij plotseling te leven met alle kracht die in hem was en juist deze ommekeer bracht genezing voor zjjn verwarden geest. Ook lichamelijk werd hij gelukkig gezond, zoodat hij volgens zijn moeder tweemaal genezen was, van binnen en van buiten.

         Zijn herstel had plaats in het voorjaar, als de natuur ontwaakt en de drang naar nieuw leven heel de wereld vervult.
    Toen ging hjj de velden in waar hij de lente genoot en waar de zekerheid in hem groeide een boek te zullen schrijven en wel een lofzang op de ontluikende aarde.
    Maar hoewel de inspiratie noodig is voor een kunstenaar, moet er toch hard gewerkt worden en zoo heeft Timmermans dan ook vier jaar noodig gehad voor hij zijn Pallieter voltooid had.
    Vooral de bijfiguren hebben hem dikwijls last bezorgd met name de weerbarstige Charlot, de schilder, de pastoor en ook Marieke.

         Spreker verhaalde vervolgens hoe heel Pallieter een verbeelding is zoowel wat personen aangaat als wat het landschap betreft. Wel zijn er dikwijls aanleidingen geweest die tot het ontstaan van een of andere figuur hebben geleid, doch steeds heeft 's schrijvers fantasie een groote rol gespeeld.
         Ook de naam van het boek zelf is op eigenaardige wijze ontstaan.
    Toen hij met een zijner vrienden over zijn werk sprak en deze hem vroeg hoe het nu eigenlijk heette, wist hij dit zelf nog niet, maar daar er natuurlijk een antwoord verwacht werd, noemde hij den eersten naam die hem inviel, Pallieter.
    Sommige gedeelten zijn door Timmermans met veel moeite geschreven, zoo b.v. de beschrijving der kermis, terwijl daarentegen "de Hoorn des Overvloeds" ontstond terwjjl er vijf kinderen rond hem heen sprongen.

         Ten slotte deelde spreker nog mede dat vele menschen meer achter Pallieter willen zoeken dan ermee bedoeld is. Pallieter is uitsluitend een uiting van levensblijheid en als zoodanig moet het boek dus worden opgevat.
         Na de pauze werd door Timmermans nog iets voorgelezen uit andere werken, waarna de talrijke aanwezigen door langdurig applaus hun ingenomenheid te kennen gaven voor het wie schoone, hun dezen avond gebracht.

    ********

    07-11-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liefde voor al wat leeft - Pieck en Timmermans

    Liefde voor al wat leeft...

    Anton Pieck, dank zij Felix Timmermans, goede vriend van het Vlaamse land.

    Uit de Leeuwaarder Courant – 30/7/1955.

         Anton Pieck, graficus en illustrator van wereldvermaardheid, heeft zich voor een belangrijk deel van zijn werk laten inspireren door het kleurrijke Vlaamse land en volk.

    Zijn belangstelling voor Vlaanderen die later uitgroeide tot een hartstochtelijk beleden liefde, dateert reeds van 1918, toen hij "Pallieter" van Felix Timmermans las. Het boek trof hem zo zeer, dat hij besloot het te illustreren. Zijn bescheidenheid weerhield hem er echter van, contact te zoeken met de schrijver. Tegelijkertijd liep Felix Timmermans rond met drie etsplaatjes, die hij graag aan een goede pers wilde toevertrouwen. Vrienden verwezen hem daartoe naar Anton Pieck, de jonge graficus, die de plaatjes graag voor hem zou afdrukken.

         De bescheidenheid van Timmermans was kleiner dan die van Pieck. En zo kwam het contact tot stand tussen de beide kunstenaars. Het contact, dat later zou uitgroeien tot een warme vriendschap en dat van onschatbare betekenis zou worden zowel voor de ontwikkeling van de kunst van Anton Pieck als voor het gehele Noord- en Zuid-Nederlandse kunstleven De belangstelling van Anton Pieck voor Vlaanderen is een deel van zijn wezen geworden. Zijn kunst is doordrenkt van de Vlaamse geest. De Vlaamse letterkunde en Anton Pieck zijn bijna onafscheidelijk aan elkaar verbonden.

         Een oprechte hulde als blijk van genegenheid voor het verdienstelijke werk dat hij sinds 1918 aan Vlaanderen heeft bewezen, zal Anton Pieck thans ten deel vallen Zaterdag a.s. zal de graficus in Antwerpen de Rockox-onderscheiding ontvangen. Een onderdeel van deze huldiging is het verschijnen van een kunstmonografie van de bekende kunstcriticus Denijs Peeters over "Anton Pieck en Vlaanderen."
    Dit prachtig uitgevoerde boekje, waarin een groot aantal illustraties en schilderijen van Pieck is gereproduceerd, is verschenen bij de uitgeverijen Grafiek — Kolvo (Gent) en Ad. M. C. Stok (Den Haag).
    Het zal niet alleen "beneden de Moerdijk" met open armen worden ontvangen.

         In 1920 dan verscheen een luxe uitgave van "Pallieter" met tekeningen van Anton Pieck. Het was het eerste boek, dat deze illustreerde. Pieck kende Vlaanderen nog niet en Felix Timmermans heeft hem daarom bijgestaan bij het maken van de tekeningen. Pieck gaf daar echter een eigen, persoonlijke vorm aan, zodat zich al vroeg de later zovelen zo vertrouwde Anton Pieck-stijl ontstond.

         Het contact met Timmermans deed Pieck evenwel al spoedig naar Vlaanderen trekken, waar hij zich niet alleen uitleefde in het portretteren van de vele prachtige plekjes, waaraan de oude Vlaamse stadjes zo rijk zijn, maar waar hij vooral zijn levensblik verruimde. Hij maakte kennis met de Vlaamse levensblijheid met haar veelal weemoedige bespiegelende achtergrond. Uit ervaring weten wij, dat niemand die — ook nu nog — met het Vlaamse gemeenschapsleven kennismaakt, ontkomt aan de invloed daarvan. Zo ook Anton Pieck niet. De vriendschap met de imponerende persoonlijkheid van Felix Timmermans en ook van de bouwmeester-schilder Flor van Reeth, lieten niet na hun stempel te drukken op Anton Pieck.

         Vooral de invloed van Timmermans is onmiskenbaar op het werk van Pieck, zonder dat deze nochtans zijn persoonlijke techniek daardoor liet veranderen. Wel werd hij minder naturalistisch zou men kunnen zeggen : zijn kijk op de werkelijkheid werd ruimer, zijn tekeningen wonnen aan kracht, doordat ze meer strakheid kregen, directer werden.
         Anton Pieck ging het wezen van de dingen beter onderkennen, de vorm waarin iets bestaat en leeft, ontdaan van overdreven securigheidjes. Het was de geest van Felix Timmermans die doorwerkte in de techniek van Anton Pieck. De geest, die een waarachtige liefde ademt voor al wat leeft, die de humor kent van de stille lach, de weemoed van de verdrongen traan.
         Niet alleen in zijn etsen en houtsneden toont Anton Pieck zich een vriend van het Vlaamse land. Ook in zijn schilderijen. Felix Timmermans was trouwens ook degene, die hem de waarde van de kleur bijbracht. Een eigenlijke schilder is Pieck echter nooit geworden;zijn schilderijen bleven meer gekleurde tekeningen dan dat het schilderijen werden. Hun eigen stijl is evenwel ook hier die van strakheid, die onmiddellijk aanspreekt, doordat de kunstenaar in enkele beelden 'n sfeer volmaakt kan treffen en een heel verhaal kan samenbollen. "Iedere illustratie is afzonderlijk een volledig verhaal van de eenvoudigheid van het Vlaamse landschap en van de diepe geest van het Vlaamse volk", zo schrijft Denijs Peeters, die in zijn monografie uitvoerig ingaat op de techniek van Anton Pieck :
         "De techniek is hier de verwezenlijking van twee motieven, waarnaar Pieck heeft gestreefd om deze in zijn werk te bereiken : ziel en leven. Dit is voor iedere kunstenaar de grootste eis die hij aan zichzelf stelt, maar hoe weinig kunstenaars hebben het in hun werk gekund, de ziel en het leven in eenzelfde uitbeeldingsvorm te verwezenlijken".
         "Ieder beeld over Vlaanderen dat hij geeft is volledig, ieder onderwerp is met een warme belangstelling beleefd". Het is het beste compliment, dat een Vlaming over Anton Pieck en Vlaanderen kan geven. Een compliment, dat op 30 Juli nog wel uitvoerig zal worden herhaald. En terecht, want Anton Pieck verdient de volle aandacht, al ware het alleen al om het contact, dat hij heeft gelegd tussen het Noorden en het Zuiden.

    Een contact, dat vooral op cultureel gebied zeker nog voor uitbouw vatbaar is.

    *******

    05-11-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een boek van Pallieter - Erik Dams

    Een Boek van Pallieter.

    Uit Tijdingen van 9 maart 1994 - door Erik Dams.
         Dode schrijvers leven voort. In hun werk en in hun romanfiguren. Soms ook in hun eigen museum. Tijdingen doet in een reeks artikelen een aantal schrijversmusea aan. En onderzoekt tegelijkertijd of zo'n museum een impact heeft op de lokale boekenverkoop. We beginnen bij Timmermans. Niet zonder reden, want ooit was Timmermans heel groot in Vlaanderen.

         "Wie is de populairste auteur van Vlaanderen?" In 1938 stelde de VBVB die vraag aan de lezers van Het Boek in Vlaanderen. Zij mochten de tien Vlaamse auteurs opsommen die hun voorkeur hadden. De VBVB ontving liefst 20.000 antwoordformulieren. Felix Timmermans kwam als 'winnaar' uit de bus met 15.564 vermeldingen. Daarmee ging hij Ernest Claes (14.529), Hendrik Conscience (12.685). Stijn Streuvels (10.712) en Gerard Walschap (6.720) vooraf. Roem en glorie zijn echter vergankelijk. Wie van de vermelde 'groten' staat in 1994 nog met stip in de top tien?
         In Lier prijkt Felix Timmermans nog bovenaan. Want Lier is onlosmakelijk verbonden met Felix Timmermans. Hij werd er geboren in 1886 en stierf er in 1947. Timmermans is bij het grote publiek vooral bekend met zijn werken Pallieter en Boerenpsalm.

    Ook Driekoningentriptiek (in toneelversie En waar de ster bleef stille staan...). Schoon Lier en De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntje, doen nog een belletje rinkelen. Timmermans leeft voort in het Timmermans-Opsomerhuis. Het Felix Timmermans Genootschap en de Felix Timmermans Kring. En vooral in de naam Pallieter. Want waar je in Lier gaat of staat, overal kom je hem tegen : herberg 'Pallieter', reisbureau 'Pallieter', fotografiekring 'Pallieter'... In Lier is middenstander Pallieter de winnaar. 'De naam Pallieter is nu inderdaad meer bekend dan de naam Timmermans.' zegt Job Deckers van de Felix Timmermans Kring en zaakvoerder van het antiquariaat 'Schoon Lier'. Vaak lopen hier mensen langs die mij een boek van "Pallieter" vragen, waarmee ze Felix Timmermans bedoelen. De romanfiguur overleeft zijn schepper.'

         Tijdens zijn leven gaf men aan Timmermans al de naam 'Pallieter'. Dat bevestigt Frans Verstreken, secretaris van het Felix Timmermans Genootschap: 'Ik heb Timmermans nog gekend. Af en toe kwam hij bij mijn vader op bezoek. Mijn vader had een kledingzaak en voor de erg imposante Timmermans moest telkens een aangepast maatpak gemaakt worden. Iedereen keek toen op naar die stille, rustige man, soms Pallieter genoemd.
    Ga je tegenwoordig een café binnen en vraag je waar de naam Pallieter vandaan komt, dan krijg je als antwoord dat hij symbool staat voor de vrolijke Lierenaar. Een verwijziging naar Timmermans wordt zeldzaam. Timmermans had voor zijn romanfiguur trouwens verschillende namen verzonnen en uiteindelijk is het Pallieter geworden. Het woord 'Pallieter' staat in Van Dale. Pas in recentere uitgaven hebben ze de naam correct met dubbele l gespeld!'

    Eén schrijver, twee verenigingen
         Het Felix Timmermans Genootschap werd in 1972 opgericht, 25 jaar na het overlijden van Timmermans. Met als doel "Timmermans' nagedachtenis levend te houden en de kennis van zijn literair en plastisch werk te bevorderen". Dat komt vooral tot uiting in de waardevolle reeks jaarboeken die sindsdien werden uitgegeven. Ze bevatten studies over het werk van Timmermans vanuit zeer diverse invalshoeken (van Timmermans en het activisme tot Timmermans in Scandinavië) en af en toe zeldzame of niet eerder gepubliceerde teksten van de schrijver. Bij de oprichters vinden we bekende namen, onder meer Bertus Aafjes, Gaston Durnez, Hubert Lampo, Walter Opsomer (zoon van schilder Opsomer), Ludo Simons, Lia Timmermans, Louis Vercammen en Albert Westerlinck. Timmermans-biograaf José De Ceulaer was voorzitter, hij werd later opgevolgd door Marc Somers.

         Waarom werd er pas in 1972, en niet vroeger, een Felix Timmermans Genootschap opgericht? Frans Verstreken wijst erop dat het Timmermans-Opsomerhuis in 1968 geopend werd : 'De oprichting van het Felix Timmermans Genootschap, enkele jaren later, was daar een onrechtstreeks gevolg van. Sindsdien hebben we er dan ook echt werk van gemaakt.

    De jaarboeken spreken voor zich.' Voor de verspreiding van zijn jaarboeken heeft het Felix Timmermans Genootschap een bijzonder systeem uitgedokterd.

    Frans Verstreken licht toe : 'Wij laten de boeken drukken bij Sanderus in Oudenaarde.
    Die boeken gaan dan naar Uitgeverij J. Van In, die als Liers bedrijf een gebaar wil stellen. Heel de oplage wordt er opgeslagen. Iedereen die lid is, krijgt automatisch een jaarboek toegestuurd. J. Van In neemt dus de praktische kant voor zijn rekening, wat ons een hoop beslommeringen bespaart. Uitgeverij J. Van In verzorgt ook de distributie van het jaarboek naar de boekhandel toe. Dat gebeurt echter niet zoveel, want het lidgeld bedraagt slechts 500 frank. Het aantal leden schommelt per jaar. afhankelijk van de in het jaarboek behandelde onderwerpen. De laatste jaren ligt het aantal altijd tussen 600 en 650.'

         Natuurlijk draagt de inhoud van de jaarboeken bij tot het succes ervan. Frans Verstreken vreest niet dat de onderwerpen uitgeput raken : 'Wij staan er zelf van versteld waar we het blijven halen. Er was bijvoorbeeld een jaarnummer over de poëzie van Timmermans.
    Daarna kregen we automatisch nieuwe stof van lezers die geïnspireerd waren door de verschenen artikelen. Via de universiteiten krijgen we ook materiaal van studenten die hun eindverhandeling maken over Timmermans, hoewel dat niet frequent meer gebeurt."
         Het Felix Timmermans Genootschap organiseert bijna jaarlijks een ledendag rond een specifiek thema dat vaak in verband staat met de jaarboeken. 'Meer activiteitgerichte organisaties zijn in handen van onze Felix Timmermans Kring.' zegt Job Deckers. 'Wij zijn in 1990 gestart en willen de sporen van Timmermans nagaan.
         Ook willen wij de jongere generatie vertrouwd maken met de warme wereld van Timmermans, met voordrachten en wandelingen, of zelfs met een reis naar Italië, 'Naar waar de appelsienen groeien'. Ten slotte streven wij ernaar zeldzame werken op te sporen en eventueel uit te geven. Wij berichten daarover in ons tijdschrift 'Zilveren Verpozingen', dat tweemaal per jaar uitkomt. Wij stellen vast dat het publiek voor Timmermans vanaf de veertigers begint. Meestal zijn het mensen met heimwee naar hun jeugd, het 'rijke Roomse leven en de ongerepte natuur. Die elementen vind je natuurlijk ten overvloede in het werk van Timmermans.'

    Timmermans' woordenboek
         Felix Timmermans hanteerde een taal die bol stond van dialectwoorden, neologismen en archaïsche termen. Het Felix Timmermans Genootschap heeft lange tijd een woordenlijst aangelegd met termen die specifiek in het werk van Timmermans voorkomen.

    Dat woordgebruik blijkt trouwens de struikelsteen te zijn voor het gebruik van zijn teksten in het onderwijs. Frans Verstreken : "Bij de dichtbundel Adagio stak Albert Westerlinck een handje toe om Timmermans' taal zo zuiver mogelijk te houden. Voor zijn romans echter moet je een zekere kennis van de dialecten uit de Kempen bezitten om alles te kunnen begrijpen. Voor Lierenaars is die taal nog zeer toegankelijk. Maar uit de soms zeer eigenaardige vertalingen van Timmermans' werk blijkt duidelijk dat aan sommige woorden door niet-ingewijden totaal verkeerde betekenissen gegeven zijn.'
         Op het einde van de eerste wereldoorlog vertrok Felix Timmermans voor twee jaar naar Nederland. Voor het dagblad Het Vaderland schreef hij stukjes onder de titel 'Pallieter in Holland', een verslag van zijn Nederlands verblijf. In Nederland en Duitsland bleek Pallieter meteen aan te slaan. Ook nu nog bestaat er vanuit Nederland interesse voor het werk van Timmermans. Zo ontvangt het Timmermans-Opsomerhuis jaarlijks een behoorlijk percentage Nederlandse bezoekers en ook boekhandel J. Van In krijgt regelmatig Nederlandse toeristen over de vloer, op zoek naar een boek van Timmermans. Ook in Duitsland kennen de vertalingen van Timmermans nog succes. Timmermans-kenner Ignaas Dom woont trouwens in Duitsland en heeft er ook een Duitse Timmermansvereniging gesticht.

    Timmermans-Opsomerhuis
         Het achttiende-eeuwse Hof Van Geertruyen. ook wel de Groote Hofstadt genoemd, werd in 1968 omgedoopt tot het Timmermans-Opsomerhuis. 'Om publicitaire redenen' sprak men niet over een museum. Oorspronkelijk gaf het huis een overzicht van het oeuvre van Felix Timmermans en kunstschilder baron Isidoor Opsomer. In de loop der jaren bouwde men het Timmermans-Opsomerhuis uit tot een plaats waar ook andere Lierse kunstenaars uit het verleden aan bod komen, bijvoorbeeld kunstsmid Lodewijk Van Boeckel, componist Renaat Veremans en Jan Baptist David, naar wie het Davidsfonds genoemd werd.

         Naar aanleiding van de honderdste geboortedag van Felix Timmermans organiseerde de stad Lier in 1986 de tentoonstelling 'Met pen en penseel'. Toen bezochten meer dan 31.000 mensen het Timmermans-Opsomerhuis. In een 'gewoon' jaar schommelt het aantal bezoekers rond 6.000. De grootste toeristische trekpleister in Lier blijft de Zimmertoren.
         In het Timmermans-Opsomerhuis vindt de bezoeker een chronologisch overzicht van leven en werken van Timmermans. Het geheel is duidelijk en gemakkelijk leesbaar voorgesteld. Ook een aantal wetenswaardigheden ontbreken niet. Zo kan de bezoeker zien dat in de eerste druk van Pallieter bladzijde 48 ontbrak. Later werd die bladzijde als '48*' verspreid. Spijtig genoeg blijken de schilderijen aan de wanden meestal reprodukties.
    'Het is heel moeilijk om nog aan origineel literair en vooral grafisch werk van Timmermans te komen.' zegt Luc Coenen van de stedelijke dienst voor archieven en musea. 'In de stadsbibliotheek hebben we wel een Timmermansarchief, maar dat is verre van volledig.'

    Een vaste waarde
         Dan maar naar de boekhandel getogen, waar Timmermans, en vooral Lier prominent aanwezig is. 'Boekjes met daarin Lierse humor vormen een jaarlijks weerkerend kassucces', zegt men bij J Van In. Timmermans blijft natuurlijk een vaste waarde, maar spreekt toch voornamelijk een ouder publiek aan. De jaarboeken van het Felix Timmermans Genootschap en de door het Davidsfonds uitstekend verzorgde nieuwe uitgave van zijn werken dragen natuurlijk bij tot een regelmatige verkoop. En dat kan men bij het Davidsfonds inderdaad bevestigen. Veerle van den Bosch, redacteur literatuur van Davidsfonds Uitgeverij, meldt dat al bijna 85.000 exemplaren van de heruitgegeven boeken van Timmermans de deur uit zijn. Een opmerkelijk cijfer.


    Een Timmermansjaar in 1997 - Timmermans overleed in 1947 zou de interesse in Timmermans nog kunnen versterken, maar niemand heeft al zo ver vooruit gedacht.
    'Eerst de gemeenteraadsverkiezingen afwachten.' zegt elke wijze Lierenaar.

    *******

    01-11-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eeuwfeest Tony Bergmann

    Eeuwfeest Tony Bergmann, schrijver van Ernest Staas herdacht.

    Een baanbrekend Lierenaar.

    Het Nieuws van de Dag voor Nederlands-Indië - 9/8/1935.

    Felix Timmermans huldigt zijn voorlooper
         De Bruselsche correspondent van het Amsterdamsch "Hbld." schrijft aan zijn blad:

    Honderd jaar geleden, in Juni 1835, werd te Lier Tony Bergmann geboren, de vermaarde auteur van "Ernest Staas". Hij was de kleinzoon van een Duitscher die, na geruimen tijd in het Hollandsche leger te hebben gediend, zich in de Nethestad was komen vestigen en er kort daarop met een meisje van de streek in het huwelijk was getreden.
         Orangist in hart en nieren week hij, na de gebeurtenissen van 1830, naar Holland uit met zijn gansche gezin, behalve een zoon, George, die te Lier achterbleef en er het beroep van advocaat uitoefende. Zeer geziene persoonlijkheid, bekleedde George Bergmann zelfs jarenlang het Burgemeestersambt zijner geboortestad.
    Hij liet gedenkschriften na — en o.m. een zoon, die dan Anton (Tony) was.

         Te Lier, hoe de zaken ook draaien en keeren, valt alles prachtig uit. De geboortedag van Tony Bergmann valt onder de locale kermisdagen. Maar niet vooral daarom heeft men er van Liersche zijde aan gedacht, den auteur van Ernest Staas nu hij honderd jaar te voren was geboren, te vieren.
         Populair zijn de beelden en schetsen van Tony, voor het eerst in 1873 verschenen, immers gebleven; elke Vlaamsche jongeman, elk jong meisje, nog op de schoolbanken, heeft Ernest Staas gelezen. Noch vóór zij De Witte en Pallieter onder de oogen kregen.
    Verder was Tony, na zijn vader George, te Lier de leider geweest van de liberale partij, die destijds vrij actief optrad. En in de provincie vereert men, tot in lengte van dagen, hen die eens het sieraad van de partij zijn geweest.
         Zoodat, ondanks den wensch van Tony's weduwe, zelf bijna een honderdjarige, die de herdenking van haar echtgenoot het liefst in alle stilte had zien gebeuren, gedurende een week elken dag vóór het monument van den schrijver op de lommerrijke veste der Nethestad, betoogingen plaats hadden vanwege de verschillende stedelijke korpsen en vereenigingen, met zang en klank, cantates en redevoeringen.

         Deze halve-weekfeesten, in de rijkelijk bevlagde stad, werden besloten met een Academische zitting, op verzoek van het Huldigings-comité, speciaal door de Koninklijke Vlaamsche Academie te Lier belegd.
    Op het Stationsplein werden de leden der Academie, die vrij talrijk waren opgekomen, — Lier trekt de harten aan, — vanwege de stads-regeering afgehaald, naar het oude mooie stadhuis stoetsgewijze geleid, waar te hunner eere een receptie plaats had. Naast den Burgemeester, de wethouders, de raadsleden der stad en vele notabelen, was op deze plechtigheid de familie van Tony Bergmann, — zijn dochter en zijn kleinkinderen, — aanwezig. De eerewijn werd geschonken.

         En in de zaal "Vredeburg", een vanouds bekend lokaal waar ook Tony Bergmann vaak naar concerten is komen luisteren, vaak vergaderingen heeft bijgewoond, was de feestzitting. Zij werd voorafgegaan door een symphonisch concert door de orkestklas der stedelijke muziek-academie gegeven onder de leiding van haar bestuurder, den heer Frans Boogaerts: Grieg, Brahms, Jan Blockx, Brabançonne, Vlaamsche Leeuw. Waarna Mej. Blanca Gijselen, op waarlijk voortrefelijke wijze, enkele bladzijden uit Ernest Staas voordroeg.
         Zelden heb ik op zulke eenvoudige, maar diep-gevoelde, aangrijpende wijze proza hooren voordragen. En daarna kwamen de heeren van de Koninklijke Vlaamsche Academie aan de beurt, in wier naam zouden spreken F. V. Toussaint van Boelaere, bestuurder der Academie, en Felix Timmermans : een Lierenaar over een Lierenaar.
    Zij spraken op het podium, omringd van hun medeleden.

         De heer F. V. Toussaint van Boelaere stelde Tony Bergmann's beteekenis in het licht : met een ietwat ouderwetsch maar sprekend beeld was Bergmann de schoonste parel aan de kroon van Lier. En geen schooner geschenk heeft Lier aan het Vlaamsche volk geschonken: Lier het heerlijke stadje met zijn eigen gezond leven, zijn eigenaardige gebruiken, zijn eigen kleur en geur, waarvan de gansche wereld, dank zij, Timmermans, alles afweet, zoodat het buitenland is gaan denken dat gansch Vlaanderen er uitziet als " Lierke Plezierke! "
    Van die stad is Bergmann een zoon, omdat hij uit het specifiek Liersche milieu is opgegroeid.       Op Bergmann's literair werk is Lier's atmosfeer van overwegenden invloed geweest. Van zijn eerste novellen af, die Dr. Van Vloten destijds hoog roemde, en die kunnen gelden als het eerste Vlaamsche prozawerk, dat het intimisme in de Vlaamsche literatuur invoerde, — kunst die later Sabbe en Timmermans oefenen.

         Een baanbreker was Tony dus; ook met zijn "Geschiedenis der stad Lier" was hij baanbrekend. Die monografie is inderdaad een model van plaatselijke geschiedschrijfkunde. Doch in "Ernest Staas" heeft hij zich het zuiverst en het schoonst uitgesproken. Geen sterke constructie, geen zuivere taal. Stukken en brokken en een taal vol gallicismen en zonder plasticiteit. Maar het werk heeft andere qualiteiten die er duurzame beteekenis aan verzekeren: overal immers in het verhaal hoort men de schoone stem van het gemoed; rake opmerkingen volgen elkaar op; de humor is er bij voortduring fijn en subtiel; sommige typen zijn daarbij uitgebeeld met een scherpte, die telkens weer verrast en verrukt.
         Het is een avontuur, dat elk beleeft dat Tony ons verhaalt, het eeuwige avontuur van elken jongen man. Daarom blijft het frisch en jong, — Tony droeg in zich een wereld, gekleurd door de atmosfeer van Lier, — in zijn werk bloeit Lier's schoonheid voor altjjd.

    Daarna kwam Felix Timmermans aan het woord.
         De historie van Ernest Staas heeft hij, toen hij nog een klein manneke was, van zijn vader vernomen. Fel was hij onder den indruk en gaarne had hij zelf zoo’n vrijage als tusschen Ernest en Bertha willen beleven.

         Hij hoorde van zijn vader dat Tony zoo'n fijne meheer was, dien iedereen, zelfs zijn politieke tegenstanders, gaarne groette, met wien een elk een praatje op de straat trachtte te houden, die rijk was, voor de arme menschen in de bres sprong, een groot kunstenaar was. Die op zijn buitengoed groote voorname heeren ontving.
         Timmermans vertelt verder van het Pannenhuis, van het geboortehuis van Tony op de markt, van dien ouden tijd, die oude herbergen, de diligentie, kortom van het oude Lier, een halve eeuw geleden.
    Timmermans meent ook dat Bergmann met Gezelle en Conscience een klaverdrieblad vormt; dat Bergmann in de literatuur den schilder De Braeckeleer evenaart.
    En in zijn sappig Liersch Vlaamsch vertelt hij verder van die goede oude mevrouw Bergmann, die den winkel van zijn ouders bezocht, van zijn eigen vreugde toen hij heel wat later zelf Ernest Staas las en den held van het verhaal, tot de vrijage toe wilde navolgen; hoe Bergmann, vader en zoon, twee advocaten, elkaar goed verstonden en begrepen; hoe Lier in Ernest Staas leeft. Hoe dat boek is ontstaan in een tijd van "papieren letterkunde", in een tijd van gefronste wenkbrauwen, — en hoe hij zelf zijn eerste werk in het licht van "Ernest Staas" heeft geschreven. En gansch het Vlaamsche volk vereert Tony Bergmann.

         Na een dankwoord van F. V. Toussaint van Boelaere begaf de Koninklijke Vlaamsche Academie zich met de plaatselijke autoriteiten naar het monument op de Veste, ter eere van Bergmann opgericht.
    Aan den voet van het gedenkteeken lagen talrijke kransen en bloemstukken met linten van alle kleuren, Belgische, Vlaamsche, Hollandsche. In den avond werd het beeld verlicht.

    Het staat op een open plek tusschen hooge populieren. Een breede gracht daarnaast.
    Talrijke wandelaars, onder wie Ernest en Bertha, want die zijn eeuwige figuren.

    ************

    05-10-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Sterre in Frans-Vlaanderen - Jan Hardeman

    "De Sterre" in Frans-Vlaanderen

    Door Jan Hardeman - Westouter 1956

    Ter intentie van alle Vlaamse profs die menen de wetenschap te moeten dienen door in Nederland en in onze Akademie te gaan vertellen dat Zuid-Vlaanderen dood is. Qui potest capere, capiat.

         Bij de tiende vertoning van "En waar de Sterre bleef stille staan ", in Frans Vlaanderen, door "De Verbroedering " uit Westouter.

         Nummer tien is achter de rug, het kan wellicht interessant zijn 's terug te kijken naar wat voorbij is. Zo verliep het : Reeds vóór de oorlog - in 1936 - toen "De Sterre" van Felix Timmermans opgevoerd werd te Westouter, droomde men ervan dit spel te spelen over de grens. Doch het bleef bij plannen. Tot pater Joris de Clercq, bij sommigen beter gekend als Djoös Utendoale, zich aan het werk zette en een meesterlijke omzetting leverde van "de Sterre". Het werk werd niet alleen letterlijk omgezet, maar ook aangepast aan de eigen geest van Zuid-Vlaanderen. Alles wat enigszins vreemd aandeed voor onze Zuid-vlaamse mensen werd geschrapt. De tipisch Brabants klinkende naam "Schrobberbeek" werd vervangen door het meer eigene "Djoös". De palingvisser van de Nete werd een pensejager uit het Bolland. Zelfs de figuur van het omendom gekende "Pater Smetje" werd er opgeroepen.

         Op Kerstmis en Tweede Kerstdag 1954 werd het stuk eerst en vooral opgevoerd te Westouter zelf, waar het een overweldigend sukses kende – het grootste in de geschiedenis van de toneelkring. Twee avonden na elkaar een bomvolle zaal. Ook over de grens moest het slagen.
         Eerst en vooral kwamen de officiële regelingen. Bezoek bij de doeane, bij de heer ontvanger, bij de heer brigadier; alles kwam in orde, mits het opmaken van een uitgebreide inventaris van wat over de grens moest... van een "échte achtergemakte sterre" tot een kartonnen duivel.
         Op zondag, 16 januari 1955, kwam de eerste opvoering in Zuid-Vlaanderen, te Sint-Janskapel. Het werd een zware dag. Reeds een paar uur vóór de vertoning goot het water.
    En toch was er volk in het parochiezaaltje. Z.E.H. pastoor had trouwens goed propaganda gemaakt... geen affiches... maar een hartelijk woordje van op de kansel.

         Nu, het was ook voor een "goed werk" ; de opbrengst was bestemd voor een nieuw Mariabeeld achter aan de kerk. Het volk leefde mee, zelfs toen er door het onweder geen elektriciteit meer was en er moest gespeeld met de hulp van kaarsen en zaklampen.
    Volgende zondag, weer te Sint-Janskapel, was het zaaltje bomvol. Wie er de eerste dag geweest was had het verteld en het sukses was verzekerd.
         Zondag, 30 januari, kwam Boeschepe aan de beurt. Reeds vooraf waren alle kaarten uitverkocht en nog vóór de deur gesloten werd moesten kaarten voor staanplaatsen geweigerd worden. Daar zorgden de pompiers voor.
    Bemoedigend was het in de zaal veel vooraanstaande geestelijken te vinden, die daardoor blijk gaven van interesse voor het werk. Van de burgemeester van Boeschepe, de heer Decanter, werd gezegd dat hij voor de eerste maal een toneelvertoning tot het einde toe bijwoonde.

         Verder kwamen de opvoeringen te Abele, op 27 februari, en te Steenvoorde, op 13 maart.
    Uit verschillende richtingen kregen we aanmoedigingen, zelfs mochten we na de opvoering te Boeschepe een lovend artikeltje vinden in "La Voix du Nord", waaruit we het volgende citeren : "Nous ne sommes pas dans les secrets des dieux, mais nous croyons pouvoir affirmer que cette représentation ne sera pas la dernière donnée dans la région des Flandres. - Tantmieux".

         Ook "La Croix du Nord" liet zich niet onbetuigd en na de vertoning te Steenvoorde verscheen onder de titel "On s'en souviendra" een artikeltje, dat begint met het treffende "il y avait foule dans la salle de fête..."
    Nu, wat ons "La Voix" wenste, bleef niet uit. Reeds in de zomer 1955 startte een nieuwe toernee.
         Ter gelegenheid van Westouter-kermis werd door de toneelvereniging een opvoering gegeven van "Leentje uit het Hemelrijk", het frisse spel van Gaston Martens. Onmiddellijk werd het omgezet in het dialekt. De nodige regelingen werden getroffen en op maandag, 27 juni, kende het zijn Fransvlaamse première te Godewaarsvelde, nadat eerst de Westouterse fanfare op de kiosk gespeeld had.
         De speaker te Godewaarsvelde kondigde parmantig aan "Et maintenant, la troupe théâtrale de Westouter jouera une brillante comédie, notamment "Hélène au Paradis".
    Na Godewaarsvelde kwam Boeschepe op kermis-maandag, 4 juli, en op zondag, 21 augustus, kwam een opvoering te Sint-Janskapel, eveneens ter gelegenheid van de kermis.

         Met het nieuwe speelseizoen '55 - '56 kwam weer "De Sterre", en dit op algemene aanvraag, want met "De Sterre" hebben we het hart getroffen van onze Zuid-Vlamingen. Meneer pastoor van Sint-Janskapel zei het zo goed "De Sterre, mo dat is koekebroöd voe nuze menschen..."

         Te Steenvoorde werden we zeer hartelijk door de deken ontvangen. Hoe zei hij het ook weer, toen hij van op het podium zijn parochianen toesprak ? "Dien Timmermans, dat is eën van de nuze. Zúkke mann lik Pietje Veugel of Suskewiet, je viengt dat ier overol en dat "Kowverkot" kuste oezewâl 't Boerenhol êwist ên, en dien Schoere Djoös ê Schooier van 't Ryveld". Ook te Ekelsbeke en te Eringem kende de "Sterre" hetzelfde sukses en hoorden we steeds "toet ter joarent".
         Beter dan welke aktie ook heeft deze toneeltoernee iets losgemaakt in de harten van onze Zuidvlaamse mensen : de liefde voor hun moedertaal, "nuus Vlêmsche", dat overal verstoken wordt. Ook op onze tiende vertoning in Frans-Vlaanderen, in de parochiezaal te Meteren, konden we dat zo goed aanvoelen: bij het binnenkomen van de zaal spraken de mensen meestal Frans en bij het buitengaan hoorde men alleen Vlêmsche. Meneer kapelaan van Meteren was een en al entoeziasme bij deze Vlaamse avond.
         Tussen de verschillende taferelen sprak hij de Meternaars toe in het Vlêmsche, en wat hij zei was ook niet zonder betekenis : "Menschen, ol 't Frânsche roent nuus en is mo vernisch, mo dit Vlêmsche goa na 't herte. Diengen die êzeid zyn in 't Vlêmsche goa' zo vele dieper. O 'k zoun oek zo geern otmets êtwot kunn zeggen up 'n preekstoel in 't Vlêmsche, je verstoat dat toen ol zo vele beter... 't Vlêmsche, dat is de toale van nuze vorouders, van nuus gelove, dat is nuze toale.

         Met deze tien opvoeringen van "En waar de Sterre bleef stille staan" heeft "De Verbroedering" duidelijk bewezen dat Zuid-Vlaanderen nog niet dood is. Verre van daar.
    De 2.600 toegangskaarten, de tien avonden, de vele brieven, de groep Zuidvlamingen die vóór enkele weken de grens over kwam om nu eens toneel te "zien", de ontvangsten van onze groep, de persreakties zijn tegen wie ook een bewijs dat er iets te doen is in Zuid-Vlaanderen.
    Mocht Westouter spoedig navolgers krijgen en mochten ook andere Westvlaamse toneelgroepen uit onze bloeiende grensdorpen de stap naar het Zuiden wagen.

    Op 17 januari van dit jaar ging de groep naar Ieper met een laatst opvoering van "De Sterre", een "jubel"-opvoering, want ons "waagstuk" is gelukt...
    Dit is geen einde, maar het begin van een nieuwe inzet...

    *****

    01-10-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans over zijn werk en de Vlaamschen humor

    Felix Timmermans over zijn werk en over den Vlaamschen humor.

    Uit Leeuwarder Nieuwsblad (NL)
    - 30/10/1930.                                        
         — Breed geschouderd, 'n vriendelijke, forsche kop niet 'n groote, zwarte krullebos en 'n paar heldere, telkens van uitdrukking wisselende bruine oogen, dat is Felix Timmermans de groote Vlaamschrijver. En hij vertelde gemoedelijk, zooals hij dat in zijn boeken doet, maar zonder dat zoete, zachtvloeiende van taal, dat zijn geschriften kenmerkt en dat eens een bekend criticus aanleiding gaf hem een woord-virtuoos te noemen.

         Zoo eenvoudig verhaalde hij van de boeken die hij "gemaakt" had (wij spreken altijd heel eerbiedig van scheppen) en hoe ze in zijn brein waren ontstaan. Hij vertelde van zijn vader, de kantenkoopman, van zijn zestien broers en zusters en van het eenvoudige, blijmoedige Vlaamsche land, zoodat de avond omvloog.

         Nog al lang bleef de schrijver stil staan bij "De schemeringen van den dood". Dat boek, zei Felix Timmermans dat maakte ik door al dat gepraat van mijn vriend over occultisme, spiritisme en nog een heele massa "ismes" meer. Wat voelde ik me trotsch, ingewijd te worden in de geheimenissen van al die wetenschappen. Ik zag er de oplossing in van allerlei levensvragen, ik voelde me superieur, ver verheven boven al m'n stadgenooten, die van al die mysterieuse dingen niets wisten. Ik ging naar het Trapistenklooster met een heel boekje vol "ismes" in mijn zak en in het Bagijnenhof, waar ik woonde, keek ik er veel in. Mijn vrienden kwamen, deden de tafel dansen en, de stoelen janken! Toen werd ik ziek, moest geopereerd worden en in mij kwam 'n groote angst voor den dood.

    — In die dagen was het, dat ik dat boek schreef.
    — Naast de vrees voor den dood kwam echter de vurige wensch om te mogen blijven leven in mij op en in dezen gemoedstoestand vielen alle "ismes" van mij af! — O, toen ik toen weer beter was, wat een vreugde over het leven steeg er in mij, wat was ik dankbaar en blij!

    En in die stemming schreef ik Pallieter. Ik heb er lang werk over gehad. Het boek dat gij kent, is n.l. niet de eenige Pallieter. Bij mij thuis, boven op den zolder, liggen nog een heele boel andere Pallieters, maar dit leek mij tenslotte de beste. Na Pallieter schreef ik "Het kindeke Jezus in Vlaanderen". Dat kwam door mijn vader.
         Vader was kantenkoopman en als hij terug kwam van zijn reizen, vertelde hij ons vele, mooie verhalen. De meeste menschen beginnen altijd met "Er was eens", maar mijn vader niet, die zei altijd: Ik was eens. Hij was de man die roodkapje redde en hij was de man, die de drie Koningen ontmoette in Vlaanderen. Later vertelde mijn leeraar mij, dat het in Palestina was en ik moest 't wel gelooven, anders kreeg ik geen prijzen. Maar toen vele jaren daarna in den bangen oorlogstijd mijn schoonmoeder bad: "De drie Koningen zagen den ster; wees gegroet", toen zag ik de drie Koningen niet in Palestina, maar in Vlaanderen, zooals mijn vader mij vertelde, dat hij ze was tegen gekomen.

    * * *

         Anne-Marie schreef ik na het "Kindeke Jezus in Vlaanderen". Het kwam eigenlijk door een oud portret en 'n man, die een lied zong in den nacht, ik stuurde het eerste gedeelte naar Kloos, maar die zei heel wat anders dan gewoonlijk, wanneer hij mijn werk ontvangen had; hij zei, dat hij geen ziel had. Dat rook naar iets, ik begreep, dat ik mis was, dat ik den waren draad niet te pakken had. Maar het motief : een vrouw, die van een man houd!, maar moet ervaren, dat hij getrouwd is, bleef en na een tijdje begon ik toch weer met de uitwerking.

         Aan de notaris Pirroen zou ik aanvankelijk maar twee regels te wijden, maar in plaats van die twee regels heb ik het halve boek aan hem gewijd en ik heb er geen oogenblik spijt van gehad. Hoe ik aan Pirroen gekomen ben? Heel eenvoudig. Ik liep over de markt te Lier en zag een man over den markt stappen, kort en vierkantig als een doos was hij gebouwd. — Dat is mijn notaris dacht ik, daar heb ik hem heelemaal! De bij-figuren Van de Nast, Livinus, Corenhemel, zijn gedeelten uit menschen die ik gekend heb.
         Spreker vertelt dan in 't kort den inhoud van "Anne-Marie", dit prachtig werk, vol echt Vlaamsche humor waarin zonder zwaarwichtigheid zonder moeizaam-kervende psychologie, de verborgen roerselen van het zoo ingewikkelde menschenleven worden blootgelegd.

    Anne-Marie is een adellijke jonge vrouw, die, meer nog gedreven door weemoed dan door de erfeniskwestie waarom notaris Pirroen haar naar Lier roept, besluit naar Vlaanderen te gaan en daar een jaar in het stille stadje te gaan wonen. Ze ziet daar onder de Dolfijnen een club van mannen, onder voorzitterschap van notaris Pirroen, een die haar bizonder aantrekt, van wien ze gaat houden — te laat echter verneemt zij dat hij getrouwd is.... Daartusschen door speelt de geschiedenis van den notaris, die 20 jaar en langer wacht op zijn Cézarine!

         Na de pauze sprak Felix Timmermans over den Vlaamschen humor, die voor hem niets anders is dan de uitbloeseming van het leven, de kunst om een traan met een lach te vermengen. 'n Vriend van mij heeft 't eens zoo mooi en juist gezegd, zei Felix Timmermans. Hij zei : De humor schiet zijn wortelen in de tragiek van het menschenleven. Het Vlaamsche volk,het is altijd overmand geweest met tragiek, het is altijd overheerscht geworden door vreemden, er is veel gestreden en veel geleden. Maar het volk, het Vlaamsche volk bleef, ondanks al die ellende bestaan, omdat het als spek in het zout lag, met welk zout ik bedoel de levensvreugde, zonder welke het zeker ten onder zou zijn gegaan. De verpersoonlijking van die levensvreugde is "Reinaar de Vos", de verpersoonlijking van den echte Vlaamschen humor Tijl Uilenspiegel.

         En dan hebben wij nog Pieter Breugel. Wat 'n levensverheuging gaat er van hem uit!

    En nu ging Felix Timmermans echt Vlaamschen humor vertellen, en de mensen lachten, lachten zoals er bij ‘t Nut — Felix Timmermans sprak gister tot de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen — in langen tijd niet gelachen is. Een voorbeeld : Twee mannen trokken met een vaatje jenever 't veld in om de boeren die in 't hooiland stonden, ’n borrel te schenken, maar het ging regenen, de boeren trokken naar huis en hadden geen behoefte aan 'n borrel. De mannen rolden 't vaatje weer stadwaarts, hadden zelf verbazend veel trek in een glaasje, maar durfden 't elkaar niet bekennen. Eindelijk diepte de een drie centen — de prijs van ’n borrel — uit zijn broekzak en kocht er een glaasje van zijn makker, die, zoodra hij de drie centen had, voor dat geld 'n borrel van den ander kocht, die op zijn beurt voor dezelfde 3 centen weer een borrel van hèm kocht en zoo ging 't door tot 't vaatje leeg was!

         En wat is er gelachen om de grappen van pastoor Van Aken, die door zijn ambtsbroeders gewaarschuwd werd voor een vrouw, die altijd, altijd maar kwam biechten en nooit uitgepraat raakte. "Bij mij komt ze maar één keer"' zei Pastoor Van Aken. De vrouw kwam, praatte drie kwartier aaneen en toen ze eindelijk vroeg: Hoe vindt u 't, mijnheer de pastoor? kreeg ze geen antwoord. Mijnheer pastoor hield zich slapende.
         Het Vlaamsche volk, besloot de heer Timmermans feest, feest altijd door, om iedere kleinigheid wordt alles en ieder bij elkaar getrommeld en men feest, maar gewoonlijk hebben die feesten toch wel 'n godsdienstigen grondslag.
    Hartelijk toegejuicht verliet de heer Timmermans 't podium.

    — 't Nut had een prachtigen avond gehad.

    *******

    06-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans als schilder - Georg Hermanowski

    Felix Timmermans als schilder

    Bonn, Georg Hermanowski
         Dit artikel van Timmermans' meest bekende en verdienstelijke vertaler verscheen in het Juni- nummer van het Münchener-Freiburger maandblad « Stimmen der Zeit ». Het werd geschreven naar aanleiding van een bezoek aan onze Timmermanstentoonstelling te Antwerpen. Bij de opening van dezelfde tentoonstelling in ons Gents Arteveldehuis achten we het belangwekkend een overzetting van Hermanowski's oordeel te publiceren.

         Dat Felix Timmermans zijn eigen en ook de boeken van zijn vrienden illustreerde, weet ieder, die een werk van hem gelezen heeft. Dat deze begenadigde schrijver echter ook zelfstandige tekeningen, waterverfschilderingen en pastelschetsen heeft voortgebracht, is slechts diegenen bekend, die tijdens de eerste oorlogsjaren het mooie, door Hatzfeld samengestelde herinneringsboek hebben kunnen bemachtigen.

         Sinds de eerste dagen van Januari l947 rust Felix Timmermans onder een eenvoudige witte steen, die slechts zijn naam draagt, op de stille begraafplaats van zijn geboortestad Lier, als slachtoffer van de tijdsomstandigheden veel te vroeg heengegaan.
         Ter herinnering aan de schilder Felix Timmermans heeft de Vlaamse Toeristenbond thans een tentoonstelling geopend, waarin een goed deel van zijn nog onbekende scheppingen werden verzameld.
    Benevens door kostbare, door hem geïllustreerde handschriften en de bekende tekeningen voor « Pallieter » en « Het kindeke Jezus in Vlaanderen », wordt de bezoeker dezer tentoonstelling verrast door olieverfschilderingen van aanmerkelijke omvang, ja zelfs door een groot ontwerp voor gebrandschilderd glasraam uitgevoerd met een kleurenvolheid en een kompositorische schoonheid zoals men ze tegenwoordig slechts zelden aantreft.

         Felix Timmermans heeft als schilder zijn eigenaardigheden die hem van alle andere schilders duidelijk onderscheiden. Zoals zijn taal is ook zijn penseelstreek eenvoudig en ongekunsteld. Diepe vroomheid komt tot uiting naast soms wrange humor, stralende zonneschijn naast de sombere trekken, waarmee hij zijn onder de last des levens neergedrukte personages uitbeeldt.
         De kinderlijke vroomheid, zoals wij ze uit zijn laatste gedichten kennen, zoals zij in het heerlijke late werk « Minneke poes », totnogtoe in Duitsland onbekend naar voren treedt, leeft ook in de laatste uitingen van de schilder Timmermans. Opvallend is in deze tentoonstelling hoeveel prenten Felix Timmermans rond de stof van « Sint Franciscus » geschilderd heeft. Voortdurend houdt het leven van deze heilige hem bezig ; hij heeft een Sint-Franciscuskalender voortgebracht en in een groots werk de dood van de heilige uitgebeeld. Steeds opnieuw toont hij hem in zijn Godsverknochtheid, in die zachte kleurschakeringen, die de verzen van zijn Sint-Franciscussonnet vertolken :

    In zulke pure mens wil God staan branden,
    Boort hem zijn vuur door voeten, hart en handen.
    Uit elke wonde juicht het zonnelied.

         Processies, kermistonelen, het bonte Vlaamsche leven nemen in de scheppingen van de schilder evenveel plaats in als in de werken van de schrijver Timmermans. Daarnaast staan de landschappen ; zij verraden de oorsprong van die schone lyrische taferelen, waarmede zijn prozawerk steeds doorvlochten is. Nochtans vinden wij de grote gewrochten van een ziener, waarin we Bruegeliaanse trekken onderkennen, slechts in zijn beeldende kunst.
    Felix Timmermans gaf in zijn geschriften steeds de voorkeur aan het realistisch milieu : zijn tekenpen bracht echter eveneens apokalyptische tonelen voort. Maar ook die zijn op de aarde teruggebracht : zij ademen aardse zwaarheid en de liefde tot deze wereld, waardoor het oeuvre van Felix Timmermans gedragen werd.

         Wat de bezoeker aan deze tentoonstelling wel het meest zal treffen, is de artistieke eenheid in het werk van de auteur en van de schilder. Er bestaat een eigenaardige harmonie tussen geschrift en borstelstreek ; wat Timmermans zegde — hetzij in woorden, hetzij in beelden — is steeds onmiskenbaar « Felix Timmermans ». Wanneer wij ons zijn eigen verklaring herinneren, dat het eenmaal maar weinig gescheeld heeft of hij was schilder geworden, of, zoals hij het schertsend zei : « Enkel het vroeg opstaan ter akademie. waaraan ik maar niet gewennen kon, is de oorzaak... », dan blijkt uit deze eerste tentoonstelling van zijn schilderwerk nog meer wat ons aan deze kunstenaar is « verloren gegaan ».

         Een overweging welt in deze tentoonstelling bij de bezoeker op : Vergelijken wij het schilderwerk van deze kunstenaar met de vele tentoonstellingen zijner tijdgenoten, die als schilders roem en eer verworven hebben, dan zien we hier het werkelijk gezonde en ware temidden van een ontaarde wereld, en merken we wat diepe Godsverknochtheid en echte liefde tot het heem ook nu nog, in deze wereld, die uit haar voegen gerukt is, vermogen voort te brengen. Het schilderwerk van Felix Timmermans getuigt van een kunstenaar, die de wereld met al haar licht- en schaduwzijden beleefde, thans, midden onder ons, en wie de genade deelachtig werd dit beleven vruchtbaar gestalte te geven.

    *****

    02-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans en Schoon Lier - V. Wouters

    Felix Timmermans en Schoon Lier

     

    Uit Land Levend 1986 – door V. Wouters
    Bij de herdenking van een volks verteller 

         De Netestad dommelt nog rustig op het ritme van een vredige winterslaap. Die laatste februaridag jaagt een nijdige wind - bar en boos - de inwoners uit de stille straten. En toch wagen we het langs huizen en pleinen en langs de dichtgevroren Nete te dwalen Niet om Zimmers befaamd astronomisch uurwerk te bewonderen in zijn stoere toren, noch om Gummarus - de Lierse «huisheilige» - te dienen in zijn prachtige kerk waar de Brabantse hoog-gotiek triomfeert, maar om Felix Timmermans te herdenken. Honderd jaar geleden werd immers deze onvergetelijke verteller geboren die zo kleurrijk zijn «Schoon Lier» wijde bekendheid schonk.

     

    DROOMSTAD

         Lier ligt juist op die plek waar de drie Nethen hun loop tot een zilveren strik tesamen binden, op de scheiding van Brabant - het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant - en het Kempenland - 't mijmerend, magere Kempenland - fris en kleurig in de zon als een mandeken met schoon Brabants fruit waarvan de kerk de meloen is. "Eenvoudig, rustig, kleurig en gelukkig als een droom van Vermeer uit Delft", zo typeerde Timmermans de droomstad uit zijn jeugdjaren, waar de mensen God loven «met een stuk spek in de mond». Op de Grote Markt pronkt het stadhuis nog steeds met een gotisch torentje, maar verder heeft het niets arrogants in zijn notarisdeftig, sober en smaakvol Louis XV-kleed. De dunne, lenige gotieke belforttoren steekt als de silhouet van een uitgesneden lans in de lucht.

     

         Enkele decoratieve oude gildehuizen sieren de ruime marktplaats zoals het gratievolle Vleeshuis, de barokke d' Eycken Boom en 't Schaakberd, de 17de-eeuwse gemeentelijke brouwerij. In de schaduw van stadhuis en belfort droomt de Spaanse Sint-Jacobskapel, die er in 1383 werd neergezet. Over de Netebrug gaat het verder naar de Sint-Gummaruskerk met zijn peperbustoren in leverworstkoleur, waar in een zilveren reliekschrijn de beenderen en de gordelriem van de stichter van de stad rusten. De «kast» weegt wel 800 kg. Rijzige pijlers schragen de hoge gewelven. Het kantwerk in witte zandsteen van het monumentale doksaal maakt ons bewonderend stil.

    Het werd gekapt door de Mechelaars Jan Wishaegen en Franciscus Mijnsheeren.

     

         Vanuit zijn schrijfkamer zag de Fee "het edel schip van de kerk als een ivoren galjoen boven de golven der rode daken drijven."

    De nabijgelegen laatromaanse Sint-Pieterskapel is «het ei waar Lier werd uitgebroed».

    We wandelen langs de Zimmertoren - goed voor duizenden klokkenkijkers per jaar - naar het Begijnhof waar Tony Bergmann «Ernest met Bertha liet vrijen». Het dagtekent uit de 13de eeuw en beslaat 2 ha, met stemmige straatjes en intieme hoekjes en vroom, op ieder hoek een statie van de kruisweg. Het begijnhof, "waar de stilte naar zichzelf luistert", "d'amandelboon van Lier" was de geliefkoosde pleisterplaats van de Fee, die er een atelier had.

     

    SCHRIJVEN IS TE BIECHTEN GAAN

         We luisteren even naar het levensverhaal van de schrijver. «Als ik in dit stadje op de wereld geblazen werd, bij 't nachtlicht van den vijfden July 1886, was ik het dertiende kind van veertien. Ik was een overschotje...

         Mijn vader was de zoon van een kanthandelaar, mijn moeder de dochter van een zachten smid, die uit de Kempen kwam. Hun trapgevelhuizen stonden tegenover elkander...

    Mijn vader verkocht kantenmutsen en ging daarmee te voet den buiten op, de binnenwegen van de Kempen in, en trok van hoeve tot hoeve, van dorp tot dorp, altijd gekleed als een boer...

         Vader leerde ons oude volksliederen en speelde 's zondags voor ons met een klein poppentheater, met houten poppekens van één cent. Van jongs af dacht ik er aan een kunstschilder te worden. Geen papier of lege plek of er stonds seffens een manneken op, een molen of een bloem, een vogel of een hond ...»

     

         Timmermans ging maar tot zijn vijftiende naar school. Hij hielp vader in de kanthandel met het tekenen van patronen. Op zijn 17de schreef hij gedichten. In 1910 verscheen zijn sombere verhalenbundel «Schemeringen van de dood» en in 1911 «Begijnhofsproken». Een ziekte brengt de Fee aan de hand van de dood; hij leeft vol angst. Doch hij komt deze periode te boven. Het schrijven van «Pallieter» (1916) - een lofzang op het leven - is voor hem als een bevrijding. «De kreet van een verloste ziel», schrijft stadsgenoot Frans Verstreken. Zijn vruchtbare literaire periode sluit af met een ander meesterwerk «Boerenpsalm» in 1935.

     

         De Fee schrijft over de dagelijkse voorvallen van simpele lieden in een proza tintelend van humor en in een sappige met dialect doorspekte taal. Op ontroerende wijze vertelt hij over zijn stad : «Is het hier vroeger het Aardsch Paradijs niet geweest ?»

    Schrijven was zijn beroep, schilderen zijn hobby. «Tekenen en schilderen, ik ben er door bezeten. Ik versta nog altijd niet hoe ik geen schilder geworden ben in plaats van schrijver.» «Tekenen was voor de Fee een vertelsel», getuigt Renaat Veremans.

    Zelfs zei hij eens : «Schrijven is voor mij te biechten gaan, tekenen te kommunie gaan».

    De Fee verliet voor eeuwig zijn geliefde Lier op 24 januari 1947. Dit jaar zal hij er evenwel weer tot leven gebracht worden in tal van vieringen waarvoor het Timmermanscomité borg staat. We nemen afscheid van Lier waar mystiek en zinnelijkheid zich bijeen mengen, en men meer dan ergens het verdeelde hart vindt : de herberg naast de kerk, met een verwarmende pint Caves, een bierke van Kirië – Eleison, zoals de levenslustige Fee het typeerde.

     

    ADAGIO

    Een van de laatste gedichten uit «Adagio», de bundel die postuum verscheen, bevat als het ware het testament van FelixTimmermans.

     

    De kern van alle dingen

    is stil en eindeloos.

    Alleen de dingen zingen

    Ons lied is kort en broos.

    En donker zingt mijn bloed,

    van heimwee zwaar doorwogen.

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte tegemoet

    ********

    01-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter verboden - 2/11/1920

    Pallieter verboden!

    Uit De Tijd, godsdienstig, staatkundig dagblad - 2/11/1920

         "Het Vaderland" blijft hardnekkig; volhouden, ditmaal op gezag van den zeer eerw. pater Molkenboer O.P. — dat het den Katholieken niet verboden is Pallieter te lezen.


    Het blad schrijft :

    "De Tijd" is met hare commentaren aan het verkeerde adres. "Onze commentaren" waren "niet misleidend, maar een zuivere weergave van wat pater Molkenboer had geschreven
         Pater Molkenboer heeft in de " N. R. Ct " echter alleen maar de door dit blad uitgesproken dwaling rechtgezet, dat Pallieter op den Index zou zijn geplaatst, wat inderdaad onjuist is. Over de officieële mededeeling van het Nederlandsch Episcopaat, dat de lezing van Pallieter verboden was, heeft Pater Molkenboer in genoemd blad niet gerept.Dat hij echter dit feit als van voldoende bekendheid veronderstelde, bleek uit het ingezonden stuk in ons blad, waarin hij sprak van "verbod". Ook "Het Vad"heeft dit ingezonden stuk gelezen en schrijft nu :
    "Dat is in strijd met wat hij zelf als een zoo goed als officieële verklaring in de "N.R.Ct." schreef." Het is er geenszins mee in strijd, als de redactie maar goed wil lezen. Hoe zij ook de zaak keere of wende, de commentaar is vals, dat de lezing van Pallieter niet verboden zou zijn.

         Die lezing; is, blijkens uitdrukkelijk bericht van het Doorluchtig Episcopaat, wel verboden.
    Ook een nieuwe poging van "Het Vad", om den tekst der Congregatie van het H. Officie in bedoelden zin, den door haar gewenschte zin uit te leggen, is mislukt. Deze tekst luidde volgens mededeeling van het Aartsbisdom Mechelen aan den "Msb." correspondent:

    Suprema S. C S. Offici, Romae, die Julii 1920.
    Eme ac Rme Domine,

    Delatum est ad supremam hanc Congregationem Sancti Officii opus cui Titulus "Felix Timmermans (Amsterdam P. N. van Kampen en Zoon)" Quo accurate perpenso, Emi ac Rmi Cardinales una mecum Inquisitores Generales in consessu habito feria IV. die 9 decurrentis mensis, indicarunt illud, utpote sensuum voluptatem fovens, pietatis exercitia haud reverenter tractans, ipsasque fidei veritates quasi ludibrio exponens, animabus periculosum esse, ideoque mandarunt ut singuli Episcopi Belgici et Hollandici fideles moneant opus ipsum legi non posse.
    Haec ego Eminentiae Tuae significans emni cum veneratione manus Tuae deosculor

    Eminentiae Tuae addictissimus
    R. CARD. MERRY DEL VAL.

    Hetgeen vertaald aldus luidt:


    Congregatie van het H. Officie. Rome, Juli 1920.

    Eerwaardigste Heer en Eminentie. Onder de aandacht van de verheven Congregatie van het H. Officie is gebracht het werk, getiteld "Felix Timmermans (Amsterdam P. N. Van Kampen en Zoon)". Dit werk is na nauwkeurige bestudeering door hunne Eminenties, de Eerwaardigste Kardinalen, die gelijk met mij de opperste Inquisitie vormen, in de zitting van Donderdag den 9en van de afgeloopen maand gequalificeerd als den wellust der zinnen streelend de godsdienstige ceremonieën op oneerbiedige wijze behandelend, terwijl het de waarheden des Geloofs zelfs als het ware bepottelijk maakt, zoodat het voor de Geloovigen vol gevaar is.
    Daarom hebben wij gelast, dat iedere Belgische en Hollandsche Bisschop de Geloovigen zal vermanen, dat dit werk niet gelezen kan worden.
    Terwijl ik dit aan Uwe Eminentie schrijf, breng ik U de aan Uwe waardigheid verschuldigde eerbetuiging.

    Van Uwe Eminentie de zeer toegenegene
    KARDINAAL MERRY DEL VAL.

         Naar aanleiding van bovenstaande lastgeving heeft het Doorluchtig Nederlandsch Episcopaat het verbod der lezing van Pallieter ter kennis van de geloovigen gebracht.


    Voor Katholieken is dus het verbod bindend, door welke misleidende redeneeringen dan ook de redactie van het liberale "Vad." tracht niet-Katholieken van de dwaasheid, de onrechtmatigheid en.... het niet bestaande van dit verbod te overtuigen.

    ***********

    01-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans over het verbod van Pallieter

    Timmermans over het verbod van Pallieter.

    De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad - 22-10-1920

         De schrijver van Pallieter, de heer Felix Timmermans, heeft het noodig geoordeeld in het liberale "Vaderland", van welk Haagsch blad hij medewerker is, eenige kritische beschouwingen ten beste te geven over het verbod der lezing van zijn boek, door de Kerkelijke Overheid te Rome aan H.H. D.D. H.H. de Bisschoppen van Nederland en België ter toepassing voor de geloovigen medegedeeld. Ziehier hoe hij zich tegen dezen kerklijken maatregelverweert :

         Het eerste nieuws kreeg ik begin Augustus, ik zat toen om drie uren aan Anna-Marie te schrijven en ik smoorde lijk een expres. Er ging een dun onweerken opkomen, als de facteur, haastig om voor 't onweer thuis te zijn, twee brieven in mijn bus liet vallen. Op mijn zeven gemakken ging ik ze halen, deed er een open; hij kwam van den heer de Lorm uit de Bazaarstraat, den Haag, ge weet wel dat fijn kunstwinkeltje. Ik las, las ik goed? "Index", "Indexcering". Pallieter verbannen, verdoemd. Ik kost mijn oogen niet gelooven, las nog eens, zag naar den almanak of het geen 1ste April was. 't Stond er klaar en duidelijk : Pallieter op den Index. "Goede Pallieter", zei ik, "wie heeft u dat nu gelapt! " Haastig scheurde ik den anderen brief open, die was van Maria Viola. "Onderwerp je, zooals Pallieter zich zou onderwerpen."

         't Was dus waar! Ge kunt peinzen hoe ik verschoot! Zooveel jaren aan Pallieter geschreven, hem zooveel jaren gedrukt weten, en altijd gedacht hebben, dat boek heb ik als Katholiek geschreven, het is als Katholiek door Katholieken geprezen en nu duwt men, door opstook van een macht, die nooit zeggen zal: "Dat heb ik gedaan." Pallieter zoo maar in een hoek. Dat is niet fair, en ik geef gelijk waar Leon Bloy zegt : "L'Index est un guichet derrière lequel 1'Eglise se déshonore." (De Index is een loket, waarachter de Kerk zich onteert).
    Als Katholiek, of beter als iemand, die een goede Katholiek probeert te zijn, was dat een hevige stoot op mijn gemoed. En 't eerste wat ik zei was: "Ik onderwerp mij voorwaardelijk! Eerst moet ik zien, hoe de zaak ineen zit, waarom en waarvoor."

    Hebt gij er verder geen nieuws over gekregen? Ik ook niet.

         't Zijn alleen een paar vrienden, die mij derde-handsnieuws brachten, maar ik verzeker u dat dit nieuws toch betrouwbaar is. En ik kan u. mij op hun betrouwbaar woord steunend, zeggen, dat noch de aartsbisschop van Utrecht, noch de aartsbisschop van Mechelen, er voor gewerkt heeft om het op den Index te krijgen, maar dat het wel van Holland uitgaat.

    Ik versta die veroordeeling niet, en menig Vlaamsen priester, en Hollandsche ook niet.
    Ik spreek niet alleen van letterkundige priesters, maar van gewone priesters, die niets van letterkunde kennen; en er zijn daar asceten en opvoeders onder. Als die het niet verstaan, hoe zou ik het dan verstaan? En mijn en hun redenen zijn menigvuldig. En Rabelais dan?
    En Rubens, waar de braafste Katholiek toch ook zijn oogen niet voor toe doet. Zie maar eens zijn mythologische onderwerpen! Maar er is een heele boel redenen, een heel Vaderland vol, en 't papier is te duur.

         Zeker is het niet altijd een boek om aan kleine kinderen te laten lezen. Maar ik schrijf niet voor kinderen. Ik schrijf voor menschen. En als kinderen het dan nog lezen, dan verstaan ze er toch den zin niet van. En groote menschen zullen er geen graten in vinden, omdat er geen in zijn.
    Tenzij het azijnp....rs waren. Vergeet niet dat wij Vlamingen zijn!

    En wat den godsdienst betreft? Ik heb slechts gelachen en niet gespot met het domme bijgeloof in onzen schoonen godsdienst en 't ware goed, dat dit veel gedaan wierd ter eere van den godsdienst zelf. Dat wil nu niet zeggen, dat ik een vierkantig voorbeeld van Katholiek ben. Ik probeer slechts een goede Katholiek te zijn.
         En de waarheden des geloofs heb ik niet aangeroerd, Nergens. Gerard of Eduard Brom — ik ben den voornaam vergeten — heeft over de eerste uitgave mij er op gewezen, dat er "walgelijke godslasteringen" in stonden. Dat "van mijn God op te eten". Ik had het goed bedoeld, omdat ik het zelf heb gehoord uit den mond van een Katholiek, die 's morgens was ter communie geweest. Gewillig heb ik het uit de andere uitgaven weggelaten, omdat het een zin was, die in 't algemeen slecht begrepen wierd. En dan "Pantheïsme! " Met dat stokske heeft men Sint Franciscus, Ruysbroeck en Guido Gezelle ook willen buiten kegelen. Ik kan u verzekeren, dat ik innerlijk niet pantheïstisch voel, en wat men niet voelt kan men niet het zijne maken. En....
         Maar is 't nu precies niet dat ik mij verderf? Dat wil ik niet doen.
    En spijts dit alles, dat ik goed weet, dat mijn bedoelingen zuiver, ik durf bijna zegen edel zijn, zou ik mij toch onderwerpen, omdat ik een goed Katholiek probeer te zijn. Al is het dan nog; zoo hard om te slikken.

    Maar wil ik u eens wat zeggen? Nu ik dezen brief overschrijf,   omdat mijn geschrift toch zoo slecht is, is mij tusschen die twee het nieuws toegekomen, weeral derde-hands-nieuws, maar zoo betrouwbaar lijk ik weet niet wat, dat Pallieter niet op den Index staat! Maar slechts op een lijst van boeken, waarvan het geraadzaam is voor Katholieken ze niet te lezen tot ze verbeterd zijn.
         Nu weet ik wel, die raad is zoo goed als een verbod — geldig voor Holland en België. (In België hebben het de Bisschoppen niet afgekondigd).
    En daar ik een goed Katholiek probeer te zijn (is dat nu reeds de vijfde maal niet dat ik dat zeg?) wil ik weer zoo gewillig zijn, Pallieter, die zelf ook gewillig is, zoodoende te verbeteren dat hij zoo niet geraadzaam, dan toch niet ongeraadzaam om te lezen is. Dit doe ik alleen, omdat ik een goed...., maar neen, ik zeg het geen zesden keer meer.

    Ik hoop alleen dat Pallieter dan niet zal heeten : Pallieter, een boek voor kinderen en.... Katholieken.

         Indien de heer Timmermans meent, dat hij zijn Katholicisme vooral moet bewijzen door tot vervelens toe te herhalen, dat hij zoo katholiek is, in plaats dit Katholicisme door katholieke daden te toonen, dan moge hij door zulk een manoeuvre de lezers van liberale dagbladen misleiden, te wier gerieve hij schrijft, maar hij wete tevens, dat zijn houding Katholieken slechts kan bedroeven en ergeren.

         Een geloofsgenoote, die waarlijk getoond had ook zijn bewonderenswaardige kunst te vereeren, Maria Viola, gaf hem den raad, den verstandigen raad eener welmeenende vriendschap: "Onderwerp je." Maar in stee dien raad offervaardig uit te voeren — want Katholiek zijn beteekent offers brengen — volgt de heer Timmermans de ingevingen van een alles behalve katholiek ego en begint hij een pleit tegen de kerkelijke overheid in een liberaal blad, waar zijn schimpscheuten tegen den index, " 'n loket, waarachter de Kerk zich onteert" enz., bijzonder weerzinwekkend aandoen.

         Als hij zich dan ook in de plaats van zijn kerkelijke overheid stelt, om over de zuiverheid van zijn Katholicisme te oordeelen, en telkens verzekert, dat hij "als Katholiek dat boek heeft geschreven" e.d., maken die zelf-belijdenissen in woorden zonder daad niet den minsten indruk. Indien hij zich werkelijk moeite gave een goed Katholiek te zijn, zooals hij verzekert, dan zou hij zijn wrok niet hebben gelucht in de insinuatie: "Nu duwt men, door opstook van een macht, die nooit zeggen zal "Dat heb ik gedaan", Pallieter zoo maar in een hoek, dat is niet fair." Immers de macht, die dit gedaan heeft, is zeer wel bekend, maar verre verheven boven de opstokerijen en unfairheden, welke de heer Timmermans, die een kind der Kerk wil heeten, haar in een liberaal blad durft verwijten zonder eenigen schijn of schaduw van bewijs.

         Over de voorwaardelijke onderwerping, waarmee de schrijver van Pallieter zijn geloofsgenooten minder zal stichten dan ontstichten, zullen wij evenzeer het zwijgen doen als over zijn fijne zinspeling op de verbeterde uitgave van het boek, dat nu wellicht zal worden "een boek voor kinderen en Katholieken".
         Het verbod der lezing van Pallieter trof noch den ongemeen begaafden kunstenaar Timmermans noch zijn prachtige kunst. Nu echter de op een katholieken naam prijsstellende schrijver een alles behalve katholieke mentaliteit toont te bezitten in het eigen geding, dat hij tegen de beschikkingen der kerkelijke overheid komt uitspelen ten genoegen van een liberaal milieu, wordt het noodig, dat hem in een katholiek blad te verstaan worde gegeven, hoe anti-katholiek en onbetamelijk zulk een houding is.

    ******

    18-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fred Bogaerts, de Liersche Breugel

    Fred Bogaerts, de Liersche Breughel.

    22 februari 1935

         Felix Timmermans, die er zeker wat van kennen kan ! — schreef enkele jaren terug een ode van bewondering als inleiding tot "Het Werk van Fred Bogaerts"— een groote map met dertig reproducties, uitgegeven te Den Haag in 1930. Maar we hebben den rechtmatigen lof van den Fee niet eens noodig om dadelijk de sterke kwaliteiten van Bogaerts' teekeningen en akwarellen te waardeeren, om seffens in te zien, dat we hier staan voor een rijkbegaafd en door-Vlaamseh talent. Hoewel hij in kunst- en uitgeversmiddens uitzonderlijk geprezen wordt, is hem toch zelden de kans gegeven aan zijn volk te worden voorgesteld.

         En dat komt vanwege zijn haast misdadige nederigheid ! In zijn huisje te Lier op de Maasfortbaan wordt hij niet graag ontdekt of gestoord. Liever zou hij in een hoekje willen wegkruipen dan voor het publiek suksesvol op te treden. Maar in eenzame stilte neemt hij op z'n schuchterheid kranig revanche. Dan laat hij pen en verbeelding vrij gaan, en er verschijnen op 't papier eigenaardige typen, roerende tafereeltjes, kernachtige snapshots uit het Vlaamsche volksleven, historische hersamenstellingen of grootere composities van folkloristischen inslag.
         Men weet niet juist wat men bij dezen artiest het meest moet bewonderen : zijn scherpen opmerkingsgeest, die 't hem mogelijk maakt alles zoo natuurgetrouw en naar de ziel weer te geven — ofwel zijn verbazende knapheid van compositie, van rake uitbeelding dikwijls slechts bij middel van een paar typische details. Bezie maar eens dien rapen-boer, zijn Kempische muts, zijn leuke broek en zijn schuw gezicht ! Daarneven de boerin, die ginder een mogelijken kooper of 'n concurrent in de gaten heeft, bezie de franjes van haar sjaal en de kromgewroete handen. Enkele lijntjes, enkele krabbels maar, doch hoe volmaakt, hoe waar, hoe welsprekend !

         Een oppervlakkig criticus heeft Bogaerts vroeger eens verweten, onze menschjes slechts tot koddige caricaturen te misvormen. Wel, dan kan men Breughel, Jordaens, Jan Steen of Laermans ook caricaturisten noemen, die ons volk langs minderwaardige kanten zouden belachelijk gemaakt hebben. Neen, door den fijnzinnigen humor van dit werk straalt een weemoedig begrijpen van de tragedie onzer sjofele menschjes, een warm aanvoelen van hun kinderlijke godsvrucht, gelijk ze te lande nog zoo naief schoon tot uiting komt, een sterk meeleven van onzen kleur- en vormenrijken volksaard. Wie bij Pieter Breughel de Oude ook niets meer kan ontdekken dan kwinkslagen en drolligheden, bewijst dat hij voor het daarachter schuilend drama niet vatbaar is.
    Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Bogaerts op de markantste episoden uit het Breughel-boek van Timmermans, een reeks fantastische kleurteekeningen gemaakt heeft, waaraan Breughel zelf duimen en vingers zou aflikken! Ge moet maar eens het hallucinante gevecht tusschen de Vetten en de Mageren bekijken, om van Bogaerts' meesterschap in dit genre overtuigd te zijn.

         Fred Bogaerts, die nooit een academische opleiding genoot en er daarom des te frisscher, des te origineeler op gebleven is — ontdekte eerst na de oorlogsjaren, dat hij waarachtig goed schetsen en kleuren kon. Nu, midden in de veertig en vergrijsd onder allerlei tegenslagen, heeft hij toch zijn levenslustige filosofie weten te bewaren, zijn scherpen opmerkingszin, zijn liefde voor al de gezonde kracht en het typisch-schoone van het gaaf gebleven volksleven.
    Als knap illustrator heeft hij al heel wat op zijn actief. Er zijn boeken, waar men zonder respijt z'n mooie teekeningen zou kunnen uitknippen, om ze als een bestendig genot in een lijstje aan den muur te zien hangen. Zoo illustreerde hij "Black" van Ernest Claes, de Zwemkampioen, Goden, Harslucht van Jozef Simons, Koben van Van Mieghem, een prachtigen wandalmanak, Slimke, Van een wonderen dokter, enz... enz...

    Voor de jaargangen '30 tot '34 van den Sint-Michielsalmanak (uitg. te Uden) leverde hij ook vele verluchtingen, alsook voor het Kerstnummer '27 van de Haagsche Post.

         Te Lier zelf maakten zijn tentoonstellingen steeds furore. Omdat onze menschen, hoewel niet altijd hoog-artistiek van inzicht, in 't werk van Bogaerts toch spontaan aanvoelen die scherpe directheid van vormgeving, dit juist begrijpen van onzen volksaard, dit warm meeleven met al wat daarin schoon en natuurlijk is — een honderdvoudige weerspiegeling, een treffend portret van de Vlaamsche volksziel.

    *****

    16-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaamschen brieven van Felix Timmermans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vlaamsche Brieven van Felix Timmermans.

    We plaatsen weder een brief van Felix Timmermans.
    Uit Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad - 01-06-1920

         Zoo ineens, terwijl men overal nog putten uit de steenen kloeg, terwijl er bezig waren guldens, ponden en dollars nog wat hooger te laten komen, terwijl de bladen voorspelden van vererging en men op de torens ging staan om te zien of er geen man, de man opdaagde, die heel den ondergang tegenhouden moest met ijzeren vuist, Reynaerts-beleid en kapitalistische filosofie, (ach wat een lange zin!) zakte op een week tijd de financieel thermometer met groote schokken naar omlaag, of zooals ge wilt klom hij op. Die waren bezaten, die hun coffie-forto dik stonden, krabden in hun haar en kregen de poeper. Zij lazen nerveus de gazetten, herlazen ze drie, vier keeren, het bloed golfde naar hunne slapen, ze bezagen hun vrouw, of waar de vrouw de beurs houdt, bezag de vrouw hare echtgenoot, er lag angstige verwachting in hun oogen, maar hun mond ging langs één kant omhoog in een dunnen lach, 't was maar korte geldgril (want dat heeft ook grillen) dachten ze, morgen zou het weer al hooger staan.

         Den anderen dag de gazet afgewacht en direkt de neus op beurs en wisselkoers. Weer al lager! met tientallen lager! En dan in 't bed tusschen man en vrouw aan elkander raad gevraagd om te houden of te verkoopen. In elk geval wisten ze reeds van niets bij te koopen. Ze zouden nog eens een dag uitstellen; den anderen dag weer dezelfde historie, gejaagder, met rillende gedachten en bezweette voorhoofden, ’t eten smaakte niet, en dan, na een vijf à tien dagen, geaarzeld en getreuzeld te hebben, de man zeffus naar den wisselagent, en terug, onderwegen uitrekenende hoeveel hij verloren had. Ruzie in 't huishouden, zuchten en gebalde vuisten om de stommigheid van niet eerder verkocht te hebben. En dan toch den anderen een beetje blijdschap omdat het geld weeral lager stond en zij dus een schimachtige winst konden boeken.

         En bij de winkeliers en magazijniers van schoenen, kleeren, kammen, en alles wat niet direkt moet verkocht worden lijk fruit en taartjes, waren de zaken heelemaal in de war. 't Eerste dat gedaan wier, direkt de nog niet toegekomene bestellingen per express afgeschreven, en den eersten voiyageur die binnen kwam kreeg nog de gelegenheid niet om hun valiesken met stalen op te doen. De voiyageur kreeg overal dezelfde tragedie, was triestig, bezonder als hij op percent vouageerde, en ziende dat al zijn praten: "dat de waren nu eerst fijn gingen opslagen", een plaaster op een houten been was, ging wandelen, ging de standbeelden zien als er waren, of ging een uur of twee te vroeg in de statie zijnen trein afwachten.

         De winkeliers waren en zijn nog (want wat ik schrijf gebeurde gisteren, gebeurt vandaag en morgen ook) heelemaal de kluts kwijt. Ze staan achter hunnen toog en ze hooren de menschen buiten zeggen, aan de vitrien: "Ik zou niet geerne me een paar schoenen koopen, den afslag is er in, en eer het een week voort is staan ze de helft minder". De menschen staan voor de vitrien, gaan er voorbij en de winkeldeur komt niemand binnen, dan alleen om een vingerhoed, een bobijntje garen of om een envelop. Waar een winkeldochter is, zit ze haar nagelen te kuischen of een feuilleton te lezen, terwijl de patroon nog eens de facturen rap doorbladert. De woorden van buiten maken zijn hart een erwt groot, hij ook is nerveus, en gourt eens even in de geburen zien of daar de prijzen al zijn afgeslagen.

         En den eigensten avond, als de store naar omlaag wordt getrokken, worden de prijzen van de uitgestalde waren weggenomen, opdat men er buiten niet meer zou kunnen over vitten. Des anderdaags wordt er nog niet gekocht en nu begint hij in zijn bed te denken van het wat af te slagen. Met schokskes, voorzichtig maakt hij andere prijskaartjes en vergelijkt met een lang gezicht de prijzen van gisteren en nu.
    Ineens krijgt hij nen bots op ziin hert. Er komt iemand zeggen dat Zus of Jan, een straat verder wonende, voor zijn vitrien een groot plakkaat heeft doen plakken met vette letters en uitroepteekens : "20 % afslag !!! "

         Er is gevloek en knarsing der tanden, 't Is de ramp, de catastrophe, den afgrond, de duisternis, 't failliet, peinzen de heete hersenen. Als er niet rap gehandeld wordt, ligt zijn affaire op haar achterste, en den anderen dag plakt er ook voor zijn vitrien een plakkaat met nog grootere letters en meer uitroepingsteekens; "25 % afslag!!!!!! " Met dikke portefeuilles gaan de wisselagenten, creanciers, makelaars in nootjes, koffie, vet en suiker, naar de beurs. Zeep-barons halen fondsen uit hunnen binnenzak met heelder tasten. Ze zijn zenuwachtig, beleefd, en ze drinken een Pale Ale (uitspreken lijk het er staat!) om hun altratie te kalmeeren.

         In de herbergen, de treinen, trams, theater, cinema, hommelt en gonst het over den afslag. En degeen die met veel fondsen en waren op hun kot zitten, zeggen, moeilijk hun schouders ophalend: "Ik weet niet, zal 't nog wel omhoog gaan. Zoolang Rusland,..." Ze probeeren stemming te verwekken, maar 't is te machtig, 't gaat boven hunnen kop. Er zijn er, die 't met een kwinkslag willen uitmaken, maar een minuut nadien zien ze groen. Maar voor diegenen die niets hebben, die altijd de slachtoffers geweest zijn van de veto’s der O. W.'rs, der speculanten, der bankiers, der winkeliers en boeren, roepen hun vreugde uit op straat. Ze schampen en spotten luidop en kwetsen met woorden de menschen, die zoo 't schijnt in den laatsten tijd zijn rijk geworden.

         En bij hen wordt gewacht met koopen. Met den zomer, tijd der kermissen, stoeten en feesten worden er blouzen, hoeden en costumes en schoenen en weet ik allemaal, gekocht, maar nu stellen ze uit, als een treitering ,als een uitdaging tegenover winkeliers en kleer- en schoenmakers. En de werkmannen lachen nu met de "hebbers", maar de "hebbers" voelen zich een weinig gewrocht, daar nu ook de loonen zullen afslagen. Ik heb al gehoord, dat men in Brussel vijf frank minder voor 't maken van een paar schoenen geeft, en andere geruchten van dien aard.
    't Zijn alleen de schoolmeesters, de kleine beambten, die 't blijdste zijn, maar die hebben dan weeral de vrees, dat de duurte-bijslag van hun loon zal worden afgetrokken.
    En zoo zitten ze allemaal in de gazetten te neuzelen, en te vertellen over de zeven vette jaren die gaan beginnen. De zeven magere zijn bijna voorbij. Met waterige oogen van de deugd zien er al velen naar de toekomst, als een eetmaal met wijn inbegrepen, met een buigenden kellner rond u, en een strijkmuziekske in de fond, weer vijf frank zal kosten. En de boekenlezers zullen weer eens boeken kunnen koopen aan ƒ0.95 fr , en een heele roman aan 0.10 cm.!

    Wij staan in dezen tijd, we beleven die fïnancieele economische zwevingen, en later zullen de geschiedschrijvers daar boeken over schrijven, o.a.: "De geldnood van Europa in de eerste helft der twintigste eeuw", of : "Het jaar na den oorlog of het geheim van het munstuk". En dan zullen die schrijvers afkomen met statistieken en cijfers, wenken en bespiegelingen, het opblazen als een kermisballon. En zij zullen aanhalingen doen uit geschriften en bedenkingen uit onzen tijd, maar ze zullen vergeten te denken dat het noch innerlijk, noch uiterlijk een sikkepit het menschdom veranderd of wijzer heeft gemaakt.

    Want alles is hetzelfde gebleven!

    **************

    14-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Pallieter - Lezing door Felix Timmermans

    Over Pallieter.
    Door Felix Timmermans

    Lezing in het Foyer-Concertgebouw op 24 Januari 1919.
    Uit De Gooi- en Eemlander : nieuws- en advertentieblad - 25/1/1919

         "Pallieter", Felix Timmermans' bekend, ja, wel beroemd boek, is het vreugdige beeld van den zonkant van het Vlaamsche natuurleven. Het is vol zuiver levensgenot en een geneesmiddel tegen alle sombere gedachten. Dat is het voor den schrijver zelf ook geweest; en daarvan kwam hij voor een stampvolle aandachtige zaal boeiend, eenvoudig Vlaamsch en grappig vaak, vertellen.

         Vooreerst zei Timmermans, dat hij over "Pallieter" zelf niets nieuws meer mededeelen kon. Al wat er in het boek staat, weet u en wat er niet in staat weet ik ook niet. Wat is er met "Pallieter" geworden, wat is er met den drieling geworden? Ik weet het niet en doe er liefst het zwijgen toe. Ik kan enkel spreken over Pallieter's ontstaan. Hij is niet uit de wolken ge vallen — ik ben niet op een schoonen dag wakker geworden om te schrijven over lekker eten en veel drinken, om de menschen te laten lachen — Pallieter is de vrucht van een verkeerd geleefd leven. Er zit een zieleproces achter. Het boek is geschreven voor den oorlog, van 1911 — '14. Wie het begin van Pallieter wil lezen moet mijn "Schemeringen van den dood" naslaan, ik schreef dit boek in schrik en duisternis, onder invloed van occultisme en theosofie. Ik leefde toen nog spontaan, begon aan m'n eerste onderkin — en besefte ineens zeven lichamen te hebben in plaats van èèn. Ik verdoolde in gnosticisme in kabalisme en in Blavatsky's geheime leer.

         Ik zocht den steen der wijsheid, en mijn goede moeder zeide: "Pas op, ge zult nog zot worden". Ik was ten slotte bang te leven, maar wilde voor me-zelf niet bekennen, dat ik verkeerd en ziekelijk leefde. Ik had geen houvast meer, had alles verloren, was verdwaald in het labyrinth van de metafysica. Ik zocht toen vrede in afzondering; in het woud en de kloosters. Een kuur van stilte moest ik doen. Maar in de afzondering vond ik geen vrede. Ik moest weer naar de menschen, al vond ik ze ook banaal. Ik ging toen naar de Bagijntjes, maar bleef in mijn wereld van bleeke vraagteekens, in een paddestoelen-atmosfeer. Ik werd zoo mager als een paaltje. Toen schreef ik de "Schemeringen van den dood". Ik zat in mijn donkere kamer en buiten straalde de zon, en sloegen de jubelende seizoenen over de wereld. Ik werd ziek, kwam op den drempel van den dood en had niets meer te doen dan den laatsten asem uit te blazen. Toen, bij het naderen van bleeken Hendrik, gebeurde het mirakel. Ik wilde leven. Ik snakte om te leven, haakte naar licht en zon en schitterende couleuren. Ik besefte dat ik in den kelder gezeten had, terwijl boven mij 't leven gonsde. Ik was geestelijk genezen, maar m'n lichaam lag nog altijd plat als een strijkplank. Ik wenschte licht en muziek, zon en gras — en ik genas. En m'n moeder, die 't zag, zei verrukt: "Ons manneke geneest".

         Het nonneke dat mij bediende, was een blozende Vlaamsche dochter. Die bracht mij een potje met hyacinthen, een roze en een blauwe. Die bloemetjes hebben 't eerste zaad van Pallieter in mij gelegd. Ik zei bij me zelf : ik zal m'n scha wel inhalen, ik wil het leven herleven. En ik stelde mij voor een man, die goed staat met God en de menschen, die het goede van de dingen ziet. Telkens ontsnapte de figuur en toen ik beter was, smolt zij geheel, als een fondant, alleen wijl ik zoo blij was om 't leven zelf. Eerder dan ik mocht was ik in 't veld. Ik was als het kieken, dat uit het ei komt. Ik zag de boeren, de schaapherders, de schepen. Awel, dacht ik, daar is iets van te maken. Ik wou een dagboek van de natuur maken, een loflied der aarde. Ik kocht een boekske van zacht papier, twee ronde pennen en twee kleuren inkt — ik wilde schrijven als de monniken in de Middeleeuwen. Maar na vijf dagen wist ik het niet meer. Ik had den mensch vergeten. Zoo kwam Pallieter in mijn boek, Pallieter, die het verlangen is. Hij is niet bang van een vloek, maar ook niet van het gebed, hij drinkt jenever, maar ook water, hij roemt het madeliefje, maar kan ook eten dat zijn broek los moet. Ik stuurde elk nieuw hoofdstuk naar "De Meuwe Gids", en het werd aanvaard. Dan begon ik weer een nieuw, zonder dat ik wist wat er in zou komen. Ik heb vier jaar aan Pallieter gewerkt en het manuscript weegt wel vijf kilo. Dikwijls heb ik geweend als ik bladzijden die te veel waren, moest wegdoen.

    Pallieter ging dood — maar ik zei: je moet leven. Charlotte was bijzonder weerbarstig; de pastoor was gemakkelijk. Van de vijf kilo is maar twee honderd gram overgebleven.
    Pallieter is louter verbeelding, al zijn er in ons Vlaanderen, die van de streken van Pallieter weg hebben. Tijdens het schrijven van het boek ben ik eer droevig dan blij geweest; ik moest zooveel levensvreugde inhalen en dat leidde vaak tot conflicten.

    Ten slotte vertelde Timmermans op humoristische wijze over 't ontstaan van tal van tooneeltjes uit het boek.

    Na de pauze las Timmermans brokjes voor uit zïjn nieuw boek : "De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa begjjntjen''.
    Het publiek vermaakte zich kostelijk en toonde zich aan 't eind hoogelijk geestdriftig.

    *********

    12-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Vlaamsch Kunstwerk - Vincent Cleerdin

    Een Vlaamsch Kunstwerk

    Door Vincent Cleerdin - uit de Tilburgsche Courant - 5/9/1918.
        
    "Onze taal : — zuchtte; Hugo Verriest de voorman der jongere Vlamingen, in zijne voordrachten — onze taal. Lacy zij ook, zij doolde misprezen, als een vreemde dienstmeid; mocht staan waar de bezem staat, en leeger werk doen. Waartoe diende zij ook? Waartoe kon men met dat Vlaamsch geraken? En waar ook mocht men ze spreken, preudsch, heusch, eerlijk en, grootsch? Noch in wet, noch in bestuur, noch in gerecht, noch in onderwijs, noch in kunst noch in beleefde wereld, noch ergens betamelijk in de buitenwereld. Zij bleef ongekend, ongebruikt ongeacht, onbemind: vreemde! — Hare macht en grootschheid, hare grepe en veerdigheid, hare plooibare sierlijkheid, hare leuschheid en mooie dracht, haar zoetgevooisde tonge- en lippenspel, hare lust en hare leutigheid, hare vrije, pronte levendheid waren ons onbekend en vreemde........''

         Dat zei Verriest, nu een twintigtal jaren geleden. En zijn klacht wekte nieuwe krachten, zijn frisch woord wekte nieuw leven in Vlaanderen,. Grootscher en sterker ontplooiden zich de talenten in Vlaanderenland, — totdat de verschrikkelijke oorlog kwam, de onverwerpende en verlammende oorlog.
         Het werd in België een dubbele oorlog. Want terwijl het groote kanon donderde, gromde ook de innerlijke strijd om Vlaamsche en Waalsche heerschappij... Droevig verschijnsel dat ook ons, Nederlanders, vaak zoo pijnlijk getroffen heeft ! Ons, Brabanders, vooral, die wel het innigst door oude, maar niet uitgesleten verwantschap met het Vlaamsche volk verbonden zijn!

    Vlaanderen lééft!
         Zelfs onder den druk der zware Pruisische laarzen roert het zich en arbeidt het.

    Zijne zonen, die in ballingschap zwerven, in Nederland en in Engeland, doen van zich hooren en werken voort met een benijdenswaardige taaiheid en een bewonderingwekkede levenskracht. Zij laten het hoofd niet hangen, hoe hevig de tegenslag hen ook hebbe aangegrepen.
    De dichters daarginds blijven hunne liederen uitzingen, klagend soms hun nood en hun rouw, maar lachend toch ook en juichend in het volle bewustzijn van hun geestelijke sterkte.
    Zoo Felix Timmermans, de jeugdige Lierenaar, die een schrijver is van ongeëvenaarde begaafdheid. Midden in het oorlogsland zit hij te droomen van schoonheid en geluk, — en hij vertrouwt zijn heerlijke, naïeve verbeeldingen toe aan het papier, zooals in oude tijden de groote schrijvende kunstenaars deden : kalm en fijn, met weinige woorden en korte zinnen, waarnaast hij zelf soms een prentje teekent.

         Indertijd heeft men veef gerucht gemaakt rondom Stijn Streuvels, die waarlijk een natuurschrijver is, maar zich door zijn succes tot ongenietbare langdradigheden verlieden het. Wat zou men, nu moeten doen rondom Timmermans? Hij overtreft Streuvels tot nu toe in alles. Hij is fijner en kleuriger, sterker en bondiger. Een enkelen keer tuimelt hij nog tegen den grond en zegt hij dingen, waarvan hij later wel een spijt zal hebben.
         Maar in het afgemeen genomen, ja, dan is hij eene verschijning van groote beteekenis in ons letterkundig leven. Iemand om te bewonderen en te beminnen!.
    Onlangs is de tweede druk verschenen van een werk, dat zijn eerste druk vond in "de Nieuwe Gids", namelijk "Het Kindeken Jezus in Vlaanderen". Dit boek van Timmermans behoort tot de merkwaardigste voortbrengselen der literatuur van de laatste jaren. Vreemd en toch heel eenvoudig, naief en toch indrukwekkend verdient dit werk een geheel eigen plaats.
         Aardig leidt Timmermans zichzelf in: "In de kader en de landschappen van ons schoon en goed Vlaanderen, heb ik mij het Goddelijk verhaal van het kindeken Jezus, zijne zoete moeder en zijn goeden voedstervader verbeeld, en met wat letterkunde in groot genoegen omsierd."

         Men zal misschien meenen, dat van dit verhaal niet veel meer te maken is, wat aanspraak maken kan op oorspronkelijkheid, nu de schrijvers en dichters, predikers en schilders van twintig eeuwen ongeveer af het verbeeldbare uit de jeugd des Verlossers hebben verbeeld en de mannen der wetenschap alles hebben uitgeplozen wat ermede in verband staat.
    Het feit alleen reeds, dat "de Nieutwe Gids" blij was "Het Kindeken" te kunnen publiceeren wijst op een zekere verdienste, die buiten de keus van het onderwerp liggen moet.
    Timmermans heeft van deze "tafereelkens" waarlijks iets nieuws gemaakt voor onze letteren. Hij heeft aansluiting gezocht aan den arbeid der middeleeuwsche Vlaamsche schilders, die met zulke verrukkelijke fantasie het leven van het jeugdige Christuskind hebhen verklaard aan het eenvoudige volk.
         Zij daalden af tot de gebruiken en gewoonten van den kleinen man, zij verbeeldden zich Palestina in het Vlaamsche land en zoo brachten zij in zangen van zoete kleur en zachte, volkomen begrijpelijke lijnen opnieuw de blijde boodschap aan de kijkende middeleeuwers. Zij spraken tot de eenvoudigen, — maar heden ten, dage zou een wereldstad-museum al te zeer verarmen, indien het ook maar één schilderij der zoogenaamde Vlaamsche primitieven afstaan moest Naar die eeuwenoude tafereelkens kijkt heel de ontwikkelde en beschaafde wereld en sommige twijfelaars en ongeloovigen zijn door die treffende schilderijen zoo ontroerd, dat zij daarlangs den weg hervonden naar de beschermster der vrome kunst, de bewaarster der oude geschiedenissen en overleveringen, de Katholieke Kerk.

         In een paar woorden kan ik niet zeggen, hoe Timmermans zijn "Kindeken'' gedicht heeft. Hij moet, tijdens de oorlogsjaren, veel hebben gepeinsd over de eerste jaren van Christus' leven, hij moet zich zeer diep; hebben ingeleefd in dien wonderen tijd, toen de wijzen uit het Oosten door eene schitterende ster werden geleid naar een kindeke, dat geboren was uit eene maagd. Heel het verheven gebeuren heeft hij van alle zijden bezien met een groote genegenheid en met den eenvoud van een ouderwetschen geloovige. Ja, in de historie, zooals wij die kennen uit de Evangeliën tast hij wel eens mis, — maar och, dat hebben de Vlaamsche schilders ook meermalen en onopzettelijk gedaan.
    Het heele boek met tafereelkens ademt zulk een fijn gevoel, zulk een innig geloof, zulk een onverstoorbaren humor, dat men soms aan een diepe ontroering niet ontkomen kan, terwijl men die teekenende, schilderachtige Vlaamsche zinnekens en zoete woordekens, die treffende vergelijkingen en schoone ontboezemingen leest.

         Tientallen bladzijden zou ik kunnen overleggen, om u onder den weldoenden indruk te brengen van Timmermans' heerlijk werk, dat vooral aan geestelijk volwassenen een groot genot verschaffen kan. Doch ik beperk mij tot eene, die een interieurtje laat zien van het huisje van Nazareth, zooals de oude Vlamingen dat in kleurenweelde hebben gepenseeld : "Er schijnen nog ,geen sterren, maar de zilveren draad van 't jonge manesikkeltje buigt zich helder op het groene goud van den uitgaanden dag.
    Vrede weegt over de aarde, en de boomen omhullen zich met trage schemering. Zij zullen weldra slapen.
         Er hangt een geur van fruit allerwegen, want we zijn in September; en op het veld brandt een rood patattenvuur dat luie strepen smoor voor de hooge boomen weeft. Een laat vledermuisken trilt donker op de lucht.
    Daar in de witte woning waar Josef, Maria en het kind in vrede wonen, staat het venster open. Er brandt nog geen licht, de geur der donkere rozen hangt tot in de schemerduistere kamer, en van weerskanten van de tafel waarop brood en koffie staat, liggen in biddende houding de handen van een man en die van eene vrouw gevouwen. Terwijl een mannestem brommend als een hommel den zegen des hemels over het eten roept, slaan de bolle handekens van een kind een houten lepel rumoerig op de tafel. Dit is allereenvoudigst, zeer zuivere kunst, zooals de meeste bladzijden van het mooie boek : een geluk en een verrassing in dezen zwarten tijd van Vlaanderen's leven.

    *******

    10-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pijp en Toebak - E. Elias

    "Pijp en toebak."

    Door E. Elias - Uit Leeuwarder Courant (NL) - 23/12/1933
         De boekbespreker die zich van zijn.... nu ja roeping dan toch wel bewust is, komt bij sommige boeken, die hij te beoordeelen krijgt, op een tweesprong van zijn geweten te staan. Die schrijvers en schrijfsters vooral zijn de populaire, de véél gelezene. eigenlijk — en dit maakt dan de taak van den recensent wel even moeilijk : de eenigen, die de groote massa nog binden aan de litteratuur, voor zoover die al niet afgedwaald is tot de geneugten des levens, die zich buiten "het hoogere" in zoo ontstellende hoeveelheid voordoen.


    Wie van de boeken houdt, wie zijn grootste genegenheid geeft aan de letterkunde, moet dit wel bedenken : niet iedereen mag geacht worden de hoogste trappen van het letterkundig inzicht bereikt te hebben en als nu Alie Smeding, of Jo van Ammers of Felix Timmermans duizenden menschen met hun boekjes in hun hoekjes goede uren van vermaak bezorgen, mag dan de recensent komen en de vensters van den hoogsten trans van zijn waren toren openstooten en met een hooghartigen mond zeggen: "menschen jullie hebben geen smaak, jullie lezen banaliteiten, jullie moet Gide lezen en Upton Sinclair en Dostojefski"?

         Dat zou wel erg flink van dien boekbeoordeelaar zijn. maar het resultaat zou wellicht zijn, dat de meneeren en mevrouwen hun boeken dichtklapten en opstonden uit hun hoekje bij den haard en het licht uitdraaiden en zeggen zouden : ."dan gaan we naar de Zesdaagsche of dan besteden wij de rijksdaalders, die wij voor Alie, Jo en Felix hadden gereserveerd maar liever aan een entréekaart voor een ruize-mets ... Aangenomen dat de menschen zich iets zouden laten gezeggen door den meneer van de boekbespreking.
         Welnu en nu ligt er weer een nieuw boekje van Timmermans voor me. Ik heb het in een langen-avond-bij-het-vuur uitgelezen en als ik éérlijk overdenk wat er, nu het boek dichtgeslagen is, bij mij is overgebleven, dan zeg ik: het is niets en het is allemaal wel verschrikkelük goedkoop en den Fée is niet vies van allemaal handige trucjes met de taal en de sentimentaliteit, en tóch was het gezellig, toch heb ik mij dezen avond echt geamuseerd, al zal mij niets van al dit liefs en zoets en molligs bij blijven.
         Ik weet heel goed dat dit geen boekcritiek is en dat men van een ernstig scribent over boeken mag verwachten, dat hij zegt dat Felix Timmermans een hoogelijk banaal tuinier is in de gaarde der schoone letteren, dat alles wat hij schrijft langs het leven gaat en langs het angstig of smartelijk. of verrukt klopende hart der menschheid. maar — zooals ik boven zeide — moet ik er niet rekening mede houden, dat het toch in ieder geval wel prettig is om te erkennen dat Timmermans toch nog héél wat menschen gelukkig maakt en dat hij dat in ieder geval op een beschaafder en aangenamer wijze doet, dan zij, die het groote gros der menschheid van de afleiding van het dagelijksche leven voorzien?

         Ik ga even een klein stukje uit één van de vele kleine stukjes, die te zamen dit boek vormen, voor u overschrijven; zoo maar een enkele korte episode uit "de Oranjebloemekens", dat zijn de bloemekens, die juffrouw Dymphinia mèt haar paraplu meebracht naar het klooster, waar zij wonen ging als pensionnaire:
    "Intuschen scheen de zon, warm en krakend van licht. En 't zonnige vierkant der open vensters stond hevig-helder in de kamer, zoodat de rest er haast donker van werd. Het bed was verlicht en de witte gordijnen, het propere plankier en het versleten tapijtje.

    Het zonnevierkant verschoof stillekens aan met den tijd, 't kwam op den muur en geraakte de kast in slechten eik geschilderd. Het licht geraakte de uitgestrekte hand van het Jezusbeeld en 't schoof op de bloemekens onder de glazen stolp, die te glinsteren begon en heel de kamer en een stuk van den hof weerspiegelde. Eindelijk stond heel het gevulde korfken te blinken in de zon. Het straalde vinnig, het wapperde van 't licht.      En de zon warmde de glazen stolp, en in die zonnige stilte, waarin een dol bromde, begonnen als bij afspraak de gele, matte bloemknoppen te blinken met een stralend lichtje.

    Ze wierden al grooter en schenen te groeien, en een lek viel van een knop, en nog een, en nog een : en de wassen bloemekens begonnen te smilten en te drunpelen. Tik, tik, tik. Ze dropen en ze klasten hun wassen omhulsel af, in glinsterende druppels, het eene op het andere, ze plakten tegeneen, dropen dan weer heviger, 't Geheel wierd een pappige massa, die maar lekte en lekte en geleek aan een druipenden, dunnen deeg. Het mandeken wierd er mee besmeurd als met kaarsriet, en 't lekken ging voort: 't vloeide tegen de binnenwanden der stolp en 't drong van onder uit den barst. En van de knoppen, waar de was afgesmolten was, bleven er over watten proppen, die zwollen van vochtigheid. De zon juichte en de stolp glinsterde lijk een kermis".

         Ziet, dit is maar een geheel willekeurig citaat. En ge kunt gemakkelijk erkennen: aan zulk een kleine kleinigheid wijdt Timmermans zoo veel regels. Gewoon maar het smelten van wassen bloemen onder een stolp. Ook in één regel had hij dit kunnen zeggen en die ééne regel, vloeiend van een harder en scherper penne-punt dan de zijne, zou méér-zeggend en treffender geweest kunnen zijn. Ja, dit zoudt gij en zou ik gemakkelijker en met méér kans op applaus uit de ivoren torens waar de gróóten wonen hebben kunnen zeggen en zonder eenigen twijfel zoudt gij en zou ik gelijk hebben gehad. Maar zóó oenvoudig is het geval-Timmermans toch niet. Want onze afkeuring voor den babbelkous, den oppervlakkigen, innig-kleinburgerlijken zwetser wordt toch wel verzacht door de teederheid van zijn taal, al is die dan ook, als ge er goed doorheen kunt zien, een manier geworden, handig gestreken pleister op een hol graf, waar de knekels van den mensch, droog en hard op hun verpulvering te wachten liggen.

         Timmermans heeft niets met letterkunde, met kunst en ontroering te maken. Dat is voor dit boekje te zeggen, waarin een aantal bijster onbetoekenende verhaaltjes saam gebundeld zijn en dit is van al zijn boeken te zeggen, den eersteling, Pallieter, misschien uitgezonderd. Timmermans is een handige jongen-in-de-letteren. Een goochelaar met het woord.
    Een jongleur met kleuren en klanken en zachte sentimenten. Maar als wij dat zeggen, moeten wij óók erkennen: als handige-jongen èn als goochelaar heeft hij zijn weerga niet.
         En zijn er niet héél veel kinderen onder ons, bedaagden in de zaken der schoone letteren, wien het watervlugge gemanipuleer van den goochelaar een prettige afwisseling is in den doodelijken ernst der alledaagsche bezigheden met onalledaagsche dingen?

         Het schrijven van een critiek op boeken als dit "Pijp en Toebak" is een werk dat nauwelijks bevrediging verschaft. Want ik kan niet zeggen waarom ik het een "slecht" boek vind, dat mij toch prettige uren heeft verschaft. Niets is gemakkelijker dan dit pijpje in kleine stukjes te breken en in den afvalemmer te gooien en dan de toebak op de handpalm te leggen en met één kwaadaardigen ademtocht te verstrooien in het niets. Maar ook in de aangelegenheid des boeks gelden de inponderabilia, de dingen, die ge zuiver voelt in het hart, doch met de pen niet kunt aanraken. Ook in de zaken der letterkunde is er die stemming, die ge sfeer of sentiment noemen kunt en die regelrecht tegenovergesteld is aan de verstandelijke redeneering. Zijn er niet ook in uw leven, waarde en ernstige en wèl van het zwaarwichtige der boeken doordrongen lezer, oogenblikken, dat ge op een stillen avond liever wat babbelt met uw lieve, oude, domme tante, dan dat ge ernstige betoogen aanhoort van een belangrijk en wijs man?

    *********

    08-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tooneel in een kleine stad - Felix Timmermans

    Tooneel in de Kleine Stad

    Door Felix Timmermans - Uit Het Vaderland - 25/1/1920
         Als dit slecht weer weegt op mijn inspiratie; ik kan bijna niet schrijven; Ik tracht naar zon en blauwe lucht met frissche, witte wolken, maar de hemel blijft gesloten en jachtig; en men begint te droomen van het land waar de citroenen bloeien, van Californië waar de vruchten om ter grootste doen, van St. Moritz waar de sneeuw dik ligt met de champagnegulden zon overschitterd. En om mijn dag door te brengen en met wat zon, wat verbeeldingszon mijn uren te vergulden, frutsel ik maar heelder dagen in mijn rommelkas, vol schoone en blijde herinneringen.


         Een dezer dagen heb ik heelemaal van achter oude programma's gevonden van tooneelvertooningen, gespeeld door liefhebbers, schoenmakers, beenhouwers, herbergiers enz. die in hun vrije uren, na pekdraad en smidshamer in den hoek te hebben geworpen, zich met alle vuur en geestdrift wijdden aan die edele kunst van Rhetorycke: het Tooneel. Er zijn thans in ons stedeken meer dan driehonderd van die speelders, verdeeld in zeven à tien maatschappijen, die elk tweemaal 's jaars een drama en een kluchtspel op de planken van den stedelijken Theater laten ontrollen. Er komen daar voor den dag, juist lijk bij heele grooten, Ibsen, Fabricius, Heyermans c. a. Men komt er zich in verblijden, dat ook daar, in zoo'n buiten de groote wegen gelegen stedeken men met den tijd meegaat en de "Draken" bak-af zijn. Maar ik vind er iets spijtigs aan, het gemoedelijke van voor en na de vertooning is er ook mee weg, het sappige is uit de doening der tooneelliefhebbers weggeloopen.

         Nu speelt men zoo goed mogelijk, toen speelde men zoo fel mogelijk. Mijn vader heeft mij dikwijls verteld hoe het er in zijnen jongen tijd toeging en hoe ernstig de spelers en de toeschouwers het opnamen. Zooiets., wat toen gebeurde is nu niet meer denkbaar. Men speelde altijd stukken met een dubbelen titel, bv. "Lucie de schijndoode bruid of de ijsvelden van Siberië en twintig jaar later" — "De kinderroofster of het verdriet eener moeder" — "De schipbreukeling of het geheim van den biechtvader". Men hield er van om altijd iets uit vorige tijden te spelen, om schoone costumes te kunnen dragen, en vele maatschappijen hebben dikwijls op 't springen gestaan bij de rolverdeelingen, daar elke speler een koning of een graaf wou voorstellen. 't Was soms ruzie onder de leden voor 't schoonste costuum.

         Zoo gebeurde het eens, dat den dag der vertooning een der bestspelende leden, een graaf voorstellende, niet op de planken wou komen of hij moest het costuum van den koning dragen, dat veel schooner was dan 't zijne. En 't was in dien vent zijnen kop niet te spijkeren, dat een graaf minder prachtig gekleed moet zijn dan een koning. Die koppigaard heeft inderdaad met het costuum van een vorst de rol van een graaf gespeeld.
    Wie eenmaal de rol van Amoureux gespeeld had, wou dit blijven doen, want dit was wel in d'oogen van 't publiek de grootste artiest, de echte poëet! Is hij het niet die (in d'oude draken) de verhevenste woorde en de hoogdravendste zinnen uitspreekt? En nu zat het er bij de toeschouwers in, dat die man al die woorden daar op de planken min of meer uit zijnen duim zoog, dat hij zelf ook zinnen maakte, en zich door zijn nobel gevoel liet meeslijpen. Voor hem dan ook altijd het luidste handgeklap en den grootsten bijval. De meeste toeschouwers dachten er niet aan, dat het te spelen stuk geschreven was op het papier; zij geloofden dat repetities maar voorbereidingen waren een soort van proef, krachtmetingen, maar dat het stuk al spelend voor hun oogen wierd gemaakt en ineengestooten. De tooneelspelers ondergingen min of meer ditzelfde gevoel, en een goed speler leende zich zelden tot de rol van "traître". Want in die oude draken moest er altijd een "traître" zijn, dat is een falsaris. Judas, hartsvreter, bloedzuiger, of iets in dien aard.

         Nu wou een maatschappij op zekeren keer een stuk spelen waarin de rol van "traître" de moeilijkste en de gewichtigste was. Niemand was er voor te vinden die rol te vervullen, niemand dierf het, tot eindelijk een bakker opstond en de rol op zich nam. Zijne vrienden raadden het hem af, en zijn vrouw smartte en weende opdat hij het toch niet zou aangaan.
    Hij deed het toch. Het was een stuk, waarin hij, jonker zijnde aan het hof des konings, de geliefde van zijn vriend de zijne wou maken; daar dit niet gelukte met zoetigheid werkte hij met booze plannen, deed door allerlei listen zijn vriend bij de koning in ongenade vallen; ja kon het zelfs zoo ver brengen, dat hij hem met valsche papieren kon laten veroordeelen tot den dood. 't Spreekt vanzelf dat de geliefde jonkvrouwe ondertussen ijverig werkzaam was om de onschuld van haren beminde te bewijzen. Het kwam dan zoo ver, dat de onschuldige jongeling de trappen van het schavot beklom, en de bakker, als graaf gekleed, wreef verblijd in zijne handen. De toeschouwers nu, als zij dat zagen, begosten te huilen en te tieren: "Deugniet! Judas! gooit hem buiten! Slaagt hem dood! "

         En een hagel van hazelnoten, appelen en appelsienen vloog hardnekkig naar zijn kop, toen gelukkiglijk, de bijl, de moordende, geheven boven het hoofd des onschuldigen veroordeelden in tweeën kraakte en voor de voeten van den valschaard nederviel. Toen kwam het treurige meisje opgeloopen met het bewijs in handen, dat de koning haren geliefde, de vrijheid schonk. Het volk in de zaal was ten uiterste, men riep bravo voor den vrijgekomene, awoert voor den bakker, men wou inderdaad dezen laatsten van het tooneel halen en hem vol verontwaardiging aframmelen, slechts alleen door vlug het schof te laten vallen, kon de bakker zich nog van een paar blauwe oogen redden. Den anderen dag sprak bijna iedereen er van dat den onschuldige zeker en vast den dood zou gevonden hebben indien de bijl niet gebroken ware geweest. En, nu waren er verschillende menschen, die geen brood meer wilden koopen van dien bakker, omdat hij zoo een felle Judas was!...
    Dat blaast de keers uit !

    ***********

    07-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!