Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    06-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tu felix eris - Anton Van Wilderode

    Tu felix eris

     

    Felix Timmermans herdenking. Lezing gehouden in de jaarlijkse openbare vergadering van de Academie te Gent op woensdag 26 november 1986.

    Door Cyriel Paul Coupé (Anton Van Wilderode)

     

    Hooggeachte vergadering

         Het behoeft nauwelijks motivering dat onze Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, waarvan Felix Timmermans op 17 juni 1925 briefwisselend - en sedert 15 november werkend lid was, haar eminente collega - een eeuw na zijn geboorte - met enige luister herdenkt op de plaats waar hij tot de laatste vergadering die hij kon bijwonen - 15 maart 1944 - heeft gezeteld. Nauwelijks een half jaar later, tijdens welke periode de Academie wegens de oorlogssituatie niet meer bijeenkwam, werd hij getroffen door een kransslagadertrombose die hem tot rust verplichtte en tot het vermijden van inspanningen en emoties. Het opvolgen van dit doktersvoorschrift werd vrijwel onmogelijk gemaakt door de tribulaties van het oorlogseinde én de passies van een georchestreerde en gemaneuvreerde repressie die erop volgde - en waarvan Felix Timmermans op zijn ziekbed het weerloze slachtoffer werd. Leden van de weerstand wilden hem door de Lierse politie doen arresteren, maar door tussenkomst van mr. Walter Opsomer werd dat door de Procureur des Konings te Mechelen verhinderd. De hartlijder werd niettemin door de politie ondervraagd, door wetsdokters onderzocht en door huiszoekingen geplaagd - die overigens niets aan het licht brachten, want het dossier Timmermans werd later ‘zonder gevolg’ geklasseerd.

    Zonder gevolg is een levensgroot eufemisme, want gedurende 903 dagen, van 4 augustus 1944 tot aan zijn dood op 24 januari 1947 werd aan de auteur een verplichte verblijfplaats in zijn woning opgelegd, - een overbodige beslissing want hij was doodziek. Het is achteraf zelfs een ‘meevaller’ gebleken voor de apparators dat zij niet het odium op zich hebben hoeven te laden Timmermans in de gevangenis te laten sterven. Ik doe geen onthulling met de mededeling dat hij bijzonder heeft geleden onder de omstandigheid dat het een collega van de Academie was, Fernand Toussaint van Boelaere, die zich - konform het middeleeuws gebruik om gelijken door gelijken te doen berechten! - erover opwond (overigens rijkelijk lààt, 20 januari 1946) ‘dat geen enkel lid van de Koninklijke Academie was geschrapt wegens collaboratie’ en die uitgerekend Felix Timmermans als persoonlijk slachtoffer uitkoos en diens literair werk, in 25 talen vertaald zonder vertaalcommissies of officiële toelagen, voor het buitenland als ‘van nul en gener waarde’ verklaarde.


                                 
                                 (Anton Van Wilderode) 


        
    Het strekt onze Academie tot eer dat zij bij monde van haar voorzitter dr. H.J. van de Wijer mededeelde te wachten op ‘'s Lands Gerecht’ en niet zelf tot pijnlijke maatregelen te willen overgaan; dat Lode Baekelmans in de Academie de inquisiteur van antwoord diende; en dat prof. dr. Frank Baur bij de dood van Felix Timmermans schreef: ‘Nog in de laatste Academiezitting hadden wij, collega's onder elkaar, overwogen wat we voor den zieken vereenzaamde wel konden doen, te midden van dit vernieuwde schrikbewind. Het zal ons knagen, jarenlang, dat wij niet tijdig hebben kunnen optreden, niets méér hebben kunnen bereiken, dan dat het lààtste niet zou worden begaan aan een uitmuntenden collega.’

    Maar laten wij al dit onverkwikkelijks niet met de mantel van de liefde maar met de Noëmantel van de schaamte bedekken.

     

         Felix Timmermans was al de jaren een getrouw lid van de Academie. Hij getuigde ooit: ‘Van een hele serie akademies en wat weet ik nog allemaal ben ik sedert vele jaren lid... Eigenlijk is er maar één Akademie die achteraf geen louter formaliteit is gebleken en waar ik gaarne naartoe ga: die van ons. Niet dat ik vlijtig ben. Veel steek ik er niet uit, ik ben zeker de luiste van den hoop. Ik volg aandachtig wat de collega's voorbrengen en vertellen en neem me soms uit eerlijke schaamte voor toch ook eens met iets boven water te komen!’


        
    Dat is inderdaad tweemaal gebeurd: in 1931 met een lezing over Volkskunst en in 1934 met Bruegel. Een veronderstelling, die in de Verslagen en Mededelingen zijn verschenen. Over de ‘tweespalt’ bij Breugel: meeleven met het volk én op afstand toekijken. Namens de Academie sprak hij nog bij de Conscience-herdenking van 1933 en bij de Tony Bergmann-hulde te Lier in 1935.


        
    Zeker geen grote bedrijvigheid, maar ‘ik ben er gaarne! Daar ontmoet ik den enen en den anderen om eens wat te babbelen over de keuken van de literatuur. En 's middags gaan we dan ondereen eens ievers goed eten. Met Thuur Cornette aan tafel zitten en de menu samenstellen is op zichzelf al een genot. Daarvoor alleen zou men in de akademie willen zijn. En met Mane De Bom en pater van Mierlo, die zijn soutane draagt zonder dat ge het ziet, pateekens gaan eten in de Lange Veldstraat mag een mens na meer dan een uur lang verloren te zijn gelopen in een bos met geslachtsbomen van Lindemans in geen geval missen.’ Niet enkel met de pen, ook met het tekenpotlood wist Timmermans zijn collega's prettig te profileren wat blijkt uit een verzameling geslaagde portretten van academieleden die gelukkig bewaard bleven en zelfs hopelijk eerlang het gebouw zullen sieren waar ze ontstonden.

         Naar het getuigenis van collega's die Felix Timmermans in de vergaderingen hebben meegemaakt was hij een beminnelijk man, die gemoedelijk omging met alle leden en die door allen ook hogelijk werd gewaardeerd. Iemand van hen zei mij: ‘Hij straalde als het ware een warmhartig geluk uit, gewoon zoals hij daar zat, luisterde én tekende!’ Tu felix eris! Laten we dàt beeld uit een betere tijd dan daarstraks even in ons midden mogen oproepen.

     

         Indien wij op gezag van Plautus in zijn komedie Persa mogen geloven dat de (voor)naam een (voor)teken is (normen habet omen) of althans een mogelijke verwijzing bevat naar zijn drager - dan is Felix hier wel bijzonder goed gekozen. Het Latijnse woord heeft drie betekenissen: vruchtbaar, gelukkig en gelukbrengend.

         Alle drie lijken zij mij ten volle toepasselijk op Felix Timmermans (die overigens door deze naamgeving de geestelijke steun kon inroepen van niet minder dan tien heiligen, waaronder pausen, bisschoppen en martelaren, en één belijder. Hij kon dus ruim kiezen; hun feesten zijn zelfs verdeeld over niet minder dan acht van de twaalf maanden!

     

         Felix Timmermans was vooreerst een vruchtbaar auteur, minder door het aantal (men schrijft tegenwoordig veel méér!) dan door de waarde van zijn boeken. Toch is, voor iemand die slechts goed zestig mocht worden, de literaire oogst niet gering: twee poëtische vertellingen, drie dichtbundels (Boudewijn meegerékend), vijf autobiografische geschriften, zes toneelbewerkingen naar romans, zeven verhalenbundels en tien romans. Waarbij ook moeten gerekend worden: talloze bijdragen en losse stukken in tijdschriften en kranten, voordrachten en lezingen, véél ongepubliceerd werk - en niet te vergeten zijn overvloedige picturale en grafische bedrijvigheid.

     

         De tweede betekenis van felix is gelukkig. Dat Felix Timmermans inderdaad een gelukkig mens is geweest kan met vele bewijzen gestaafd worden (al weet ik ook dat deze affirmatie enigszins ‘verdacht’ moet overkomen, want je mag in onze tijd alles zijn, maar zeker niet gelukkig!)


    - Er is vooreerst het getuigenis - in woord en geschrift, van zijn kinderen. Ik denk hier bijvoorbeeld, maar vooral, aan Lia's boek Mijn vader, een monument van piëteit, dat zij in de jaren na zijn dood schreef en dat in 1951 verscheen - maar ook aan de inleiding tot de herdruk die dit jaar het licht zag en waarin ik lees ‘in de chaos van leugen en verdriet, in de stilte rond de naam van vader... om ten minste de herinnering van ons geluk te bewaren heb ik dit boekje geschreven’, want ‘vader die zelf gelukkige kinderjaren had gekend, wilde dat wij van de onze niets dan aangename herinneringen zouden meedragen’. Ook in het recente Wandelingen in Lier wordt het ‘simpel geluk’, damals bei uns daheim, geschilderd en geschreven - door Tonet in prachtige prenten, door Lia met droomzachte volzinnen.

    - Er zijn op de tweede plaats de onverholen geboekstaafde affirmaties van zijn vrienden Renaat Veremans en Mark Edo Tralbaut, Albert Westerlinck en Maurits Gilliams, Ernest van der Hallen en Korneel Goossens, Louis Vercammen en de jarenlange trouwe biograaf José de Ceulaer (mijn namenlijst is niet volledig!)

    - Er is ten slotte en het belangrijkst het getuigenis van Felix Timmermans zelf * in zijn her en der gepubliceerde brieven en geïllustreerde missives die hij naar zijn gezin schreef wanneer hij op voordrachtentoernees in het buitenland verbleef, en waaruit blijkt dat hij nooit echt ‘afwezig’ was!

    * in een vijftal in meerdere of mindere mate autobiografische geschriften, Uit mijn rommelkas, Schoon Lier, Naar waar de appelsienen groeien, Minneke Poes en Een lepel herinneringen - die geen van alle theoretische beschouwingen bevatten omtrent geluk en gelukkig zijn, maar vaak verwijzen naar die menselijke staat-van-genade. Trouwens wie gewoon de foto's van Timmermans in alle levensgetijden bekijkt ziet een tevreden, glimlachend en gelukkig mens!


    * in de dagboeken gedeeltelijk opgenomen in Al mijn dagen en die échte dagboeken zijn, want uit ‘stijl’, wijze van formulering en de aard van de mededelingen blijkt dat zij niet voor publikatie bestemd waren. Zij tonen ons, ongeretoucheerd, de mens en de auteur zoals hij ons uit de bovengenoemde àndere bronnen verschijnt : een man die gelukkig was in en mét zijn gezin, in de kring van zijn vrienden, door de bejegening van lezers en toehoorders, in zijn dubbele scheppende aktiviteit én - zeker niet op de laatste plaats, - in zijn geloof.

    * Hier moeten wij een eerste misvatting met betrekking tot Felix Timmermans signaleren : hij zou een ongecompliceerd, brààf, mak en volgzaam man zijn geweest, toegerust met het ‘geloof van de kolenbrander’, - wat dat dan ook moge zijn. Alwie hem en zijn werk en zijn leven méér dan oppervlakkig kennen, wéten dat hij een lange, donkere tunnel is doorgegaan - een andersoortige dan dié waarin wij geacht worden nog enige jaren te vertoeven - om tot rust en innerlijke harmonie te komen. Hij hàd inderdaad geleefd in De schemeringen van de dood, want dat is méér dan een poëtische boektitel. Het is een stuk van zijn eigen levensgang.           Dàt bevochten en moeizaam verworven blijde geloof is hem altijd tot steun geweest, vooral tijdens de laatste zware levensjaren toen hij zijn Adagio, zijn langzaam voorspel op het einde, schreef én belééfde. Standvastig is gebleven zijn hert in tegenspoed!

    Behalve vruchtbaar en gelukkig heeft het Latijnse woord felix nog een derde betekenis: gelukkig makend. Dat deed hij als echtgenoot en vader, als vriend en collega, als causeur en voordrachtgever, als schilder en tekenaar, als briefschrijver en verteller - én natuurlijk als auteur. Felix Timmermans heeft velen gelukkig, gelukkiger, gemaakt door zijn boeken. Daarin schept hij een geheel eigen wereld waarover een glans van blijdschap ligt.

         Hij beschrijft niet wat hij in werkelijkheid ziet, maar wat hij wil zien én doet zien.

    Hij verkleint graag omdat hij intensifieert; hij maakt overzichtelijk en trekt dichterbij.

    Hij gebruikt graag vertederende diminutieven. Wat hij noteert over de ‘werkwijze’ van zijn geliefde Bruegel ‘de stad kwam door zijn ogen naar zijn hart’ geldt ook voor hem, want in Uit mijn rommelkas lezen wij: ‘Die dingen schrijf ik zo maar niet. Die moet ik eerst op mijn ogen geschilderd hebben, zien in de geest, en, kan ik dat, dan is 't schrijven een niemendal meer.’

         Die wereld van hem, de kleine stad of het dorp - wezenlijk altijd ‘Lier’ - is heel stil (daarover heeft kollega Marcel Janssens onlangs indringend gesproken) en haast roerloos, want elk lawaai is er schending en elke bruuske beweging wordt verstoring.

    Een ingesluimerd paradijs, de rook gaat er recht omhoog, het gras groeit tussen de kasseien en het mos op de daken. Als een ‘goede Fee’ wekt hij haar met de toverstaf van zijn pen tot leven. Hij kijkt in de miniatuurtuintjes, in de smalle steegjes tussen de huizen, in de binnenkamertjes en achter de hoeken. Hij verandert, neemt weg en vult aan. Hij laat het er winter en donker worden, - dan kan hij de lantarens opsteken en de olielamp in de schemerkeuken en dan ziet hij ‘de rode hanekam van de vlammen’ in de haard. Hij maakt zijn wereld voor anderen zichtbaar, - zelfs onder de ‘zemelende sneeuw’ en de ‘omgekochte’ ‘zeverregen’ die ‘valt op zijn zeven gemakken’.

    * Hier moet ik even een tweede korrektief aanbrengen. Met betrekking tot het werk van Timmermans is gezegd en geschreven dat hij een onbestaande, onbestaanbare, onmogelijke wereld oproept. Maar zelfs de vrààg of zijn stad, zijn dorp, zijn landschap bestààn is niet relevant noch ter zake. Zij bestaan door hem. Deps van Gerard Walschap, Zichem van Ernest Claes, Molsen van André Demedts, Blaren van Marnix Gijsen - de lijst is veel langer en kan aangevuld met voorbeelden uit de buitenlandse letterkunde! - ‘bestaan’ ook niet ‘echt’.

    De wereld van Paul Klee en Marc Chagall - en alweer zoveel ànderen - zijn poëtische verbeeldingen. Zij ontstaan vanuit het hart, door een voedzame speelse fantazie, onder het gevoerde penseel en de schrijvende pen. Het ‘Lier’ van Felix Timmermans is een àndere stad dan die hij bewoonde. Maar even ‘écht’, al kan niemand haar elders vinden dan in de boeken van de schrijver...

    Een gelukkig mens, zo zagen wij, schept een gelukkige wereld, een plek van én voor geluk. Maar zijn de mensen die haar in de boeken van Timmermans bewonen ook gelukkig?

         Volgens een bruikbare definitie is geluk een toestand van harmonie waarbinst de mens reden heeft aan te nemen dat zijn wensen en verlangens in hoge mate vervuld zijn. Het wordt als een geschenk ervaren dat men niet (geheel) kan verdienen, maar waarvoor toch enige inspanning nodig is. Willen gelukkig zijn maakt geluk mogelijk. Bovendien is geluk best te verenigen met pijn of verdriet. En er zijn vele vormen en gradaties van geluk, gaande van een louter zinnelijk welvaren tot een bovenzinnelijk evenwicht.

    Hoe dikwijls een en ander ook efemeer en tijdelijk is.

         Alle ‘soorten’ van geluk nu vinden wij duidelijk geconcretiseerd in de figuren die Timmermans' boeken bevolken. Het zou makkelijk zijn om ter bewijsvoering een groot aantal citaten aan te halen, - zoals het al even vlot zou gaan om het tegenovergestelde (het onmogelijke geluk) met bewijsplaatsen uit dezelfde boeken te staven.

     

         Opvallend is, bijvoorbeeld, hoevele meisjes en jonge vrouwen in een uitzichtloze liefde worden betrokken: Brigitje uit Bij de krabbekoker, Anne-Marie en Grain d'Or uit Anne-Marie, Anneke, Veronica en Bertha uit Bruegel, Isabel, Anneke en Josine uit Brouwer, Lucie uit De familie Hernat, Leontientje uit De pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt, Roelinde en Cecilia uit Ik zag Cecilia komen.... Maar het mogelijke, reële geluk is zelfs aanwezig in een roman die er op het eerste gezicht als bewijsvoering het minst voor in aanmerking schijnt te komen, in Boerenpsalm.

     

         Wortel wordt overstelpt door tegenslagen allerhande : hij verliest Fien en Frisine, Fien heeft twee miskramen, zes kinderen worden naar het kerkhof gedragen, Fons pleegt zelfmoord, Amelieke is blind geboren, Wortel loopt acht maanden gevangenis op, hij sukkelt met een verbrande voet en heeft te kampen met overstroming, misoogst en ziekten in de stallen. Een defilee van rampspoed!


        
    En toch! ‘Ik wil gelukkig zijn. Het is mijn recht.’ zegt hij. (p. 100) En hij kent inderdaad goede momenten, want hij is

    gelukkig met en in zijn gezin: Wanneer hij zingend naar huis keert van de akker ‘dan voel ik mij rijk, meester, groot en gelukkig’ (p. 24).

         Bij de geboorte van zijn eerste: ‘ik heb mij maar zelden zo gelukkig gevoeld’ (p. 15), een echo van het geluk dat vijftien jaren vroeger Timmermans kende toen Lia ter wereld kwam en hij spoorslags van Scheveningen naar Lier snelde en dezelfde avond zijn eerste grote olieverfdoek schilderde ‘voor ons eerste kind’ (De drie koningen). Net als Wortel zegt hij ‘om elk kind gelukkig te maken wil ik zoveel keren sterven’ (p. 88) en weet hij dat er slechts één ding belangrijk is, ‘als ge maar uw kind in de toekomst gelukkig ziet’ (p. 70).

    Hevige geluksgevoelens geeft hem

    zijn werk op het land:

    ‘Ben ik niet gelukkig geweest met mijn veld’ (p. 211)

         De vraag is het antwoord: ‘Gij zondt mij als een boer op de wereld en ik ben er gelukkig door geweest’ (p. 225), want ‘we zoeken het geluk en 't ligt hier aan onze voeten’ (p. 221) en ‘de mens verheft zich ten slotte uit het verleden en ziet, door de drang om gelukkig te zijn, weer naar de toekomst uit, als naar de morgen. Die morgen is mijn veld’ (p. 191).

    Wortel voelt zich ook soms

    gelukkig met God en met zijn geloof:

    wanneer hij een verdriet moet verwerken, wanneer hij met zijn vriend de pastoor praat, wanneer hij tijdens de winteravonden snijdt aan de houten Lievenheer die naar hem luistert, wanneer hij wandelen mag ‘met een gezuiverd gemoed, in mijn witte hemdsmouwen waar de wind in speelt, met een sigaar op mijn verkenstand... Mijn blijdschap loofde God.’ (p. 41) Als ersatz, want ‘het geluk is nooit van lange duur’ (p. 73) zoekt Wortel ook wel eens soelaas in de meer zintuigelijke genietingen van het leven : Dan gaat hij bijvoorbeeld bier drinken ‘om weer gelukkig, machtig, heilig en alles te zijn’ (p. 42).

     

         Is Wortel een boer die in werkelijkheid ‘bestaat’ of is hij een louter literaire schepping? Wie enigszins met lieden van het land vertrouwd is wéét dat zij meer gecompliceerd zijn dan buitenstaanders vermoeden, dat zij innerlijker en dieper zijn - maar niet over een vermogen van taal beschikken die hun toelaat gedachten en gevoelens te verwoorden. Dat vermogen leende Timmermans aan Wortel. En wie rondkijkt in zijn eigen omgeving zal hebben vastgesteld dat zovéél ongeluk als Wortel treft ook in de realiteit bestaat: er zijn eenlingen en gezinnen die de rampspoed a.h.w. schijnen aan te trekken. Als er een pan van het dak valt komt die op hún hoofd terecht.

    * En hier mijn derde bezwaar tegen een (ander) confectiepakje dat sommigen Timmermans willen aanmeten: hij zou niet méér zijn dan een vriendelijke, wat folkloristische verteller, - olijk en vrolijk, jawel, - maar niet bestand tegen zogeheten kritische lezers. Psychologische motivering zou alleszins onvoldoende zijn of geheel ontbreken.

         Timmermans pakt niet uit met psychologie, hij verpakt ze in het verhaal zelf, in de woorden en de gedragingen van zijn romanfiguren. Hij theoretiseert niet, hij loost geen kwasi-diepzinnigheden, - maar kijkt met liefdevolle, genegen aandacht binnen de mens.

    Ter controle van mijn al oude overtuiging hieromtrent heb ik onlangs nog eens Ik zag Cecilia komen herlezen, een vertelling die een gedicht is en op een sprookje lijkt - en dus eigenlijk géén psychologische onderbouw nodig heeft. Welnu, wie aandachtig leest wat er staat en hoe het er staat - én die de dertig voorbij is - zal al spoedig ontdekken dat gevoelens, uitlatingen, houdingen en gedragingen in het verhaal verantwoord zijn, dat wil zeggen in die sfeer van liefde en twijfel, levenswil en existentiële angst, onzekerheid en hoop, poëzie en regen.           Romantische ingrediënten ongetwijfeld, maar die zijn er altijd, geweest én nog. Vlucht, naar en uit een Kempische enclave.

    Wie echter zou denken dat het soort mensen als Cecilia, Roelinde en de ikfiguur een waarmerk zijn voor Timmermans vergist zich. Er komen in zijn werk evenveel armen van geest én have voor, marginalen en randmensen en onmaatschappelijken als in dat van L. Paul Boon. Maar in Vlaanderen krijgt elke auteur al heel vroeg een etiket, waar hij niet meer van af kan. Belangrijk lijkt niet wat geschreven wordt, maar door wie.  

         Timmermans dompelt landschap en dingen en mensen en gebeurtenissen in een door hem met groot meedogen en genegenheid geprepareerd vernis dat een doorschijnende glans legt over alles.

    Méér dan bekroningen, prijzen, onderscheidingen en officiële huldigingen (bij leven!) blijkt de belangrijkheid van een schrijver uit de impact van zijn werk op de lezer, uit de herkenbaarheid ervan en uit het ‘Nachleben’ of literair voortbestaan.

     

    De reactie van de lezer :

         Timmermans had een konstant en groot lezerspubliek, ook buiten de kring van de zuiver-literair geïnteresseerden. Hij was een auteur die niet enkel werd gewaardeerd en bewonderd, maar ook bemind. Een nieuwe publicatie van zijn hand was niet een boek van Timmermans, maar ‘een Timmermans’, want hij werd, overigens niet ten onrechte, vereenzelvigd met zijn werk. Het verschijnen ervan was een ‘gebeurtenis’ in Vlaanderen, én in Nederland, nota bene vóór de tijd van de gestroomlijnde en voorgesorteerde appreciaties én van de officieel gemaneuvreerde kritische heftrucks.

         Zelf herinner ik mij de blijdschap die mij als zeventienjarige overkwam toen ik Boerenpsalm in handen kreeg: ik zie nog het zware zwarte, als gevleesde, lettertype van de uitgeverij P.N. Kampen en Zoon, het lichtgele papier en op het kaft de stevige stappende zaaiende boer Wortel tussen en onder de twee levengevende ogen, dat van God en van de stralende zon. Een sensatie van intens geluk die ik onderging, bij het zién al, bij het lézen daarna. Ik liep aan de hand van Timmermans door een wereld die mij niet vreemd was, die ik herkende. Die ik opnieuw mocht zien als door een zachtberookt kijkglas.

     

    De ‘herkenbaarheid’ van de auteur :

         Wie een bladzijde leest van Gezelle of Streuvels, van Teirlinck of Walschap, van Claes of Claus, van Demedts, Lampo of Ruyslinck - enzovoort! - wéét wie hij leest. Dat een auteur ‘individualiseert’, een onmiskenbaar eigen ‘stijl’ bezit - vind ik een kwaliteit (zoals men dat voor schilders en componisten discussieloos aanneemt). Wie de eerste volzin leest van om het even welke roman of vertelling van Timmermans kan er niet aan twijfelen bij wié hij te gast is. Zelfs een enkel beeld of vergelijking, een tekenend adjectief, een schilderend werkwoord of een kleurig (geestig) neologisme blijken voldoende om uitsluitend naar hém te verwijzen.

    Wie leest: ‘hij was gelukkig tot in zijn schouders’, ‘hij trapte voorzichtig als op eieren terug naar boven’, ‘het was pluimstil’, ‘in de peergele avondschemering’, ‘met een gerimpelde zuil van de maneschijn’ - ik heb viermaal een willekeurige bladzij uit Bruegel opgeslagen - is thuis bij Timmermans.

     

    Het ‘Nachleben’ of de duurzaamheid van het werk :

         Gewoonlijk brengt het overlijden van een schrijver - nà de korte verhevigde belangstelling die zijn sterven veroorzaakt - een soort vacuum teweeg in de waardering van zijn werk, een stilte, - alsof in de kuil ook het oeuvre méé werd begraven. Enkel de waarachtig groten komen na enige jaren opnieuw in de openbaarheid. Timmermans is nooit écht ‘weggeweest’, meer nog, een eeuw na zijn geboorte en straks vier decennia na zijn heengaan blijkt in dit jaar dat naar hem genoemd werd (óók trouwens naar Erasmus en het bier en wie of wat nog allemaal) de belangstelling ongewoon groot: er verschenen verschillende herdrukken, het aantal studies aan zijn werk gewijd werd groter (ik denk aan de uitstekende syntese die Gaston Durnez bracht met De goede Fee) en hij werd in binnen- en buitenland herdacht met vaak uitvoerige stukken.

     

         Dat Felix Timmermans een ‘blijver’ is weten uitgevers, boekhandelaars en bibliothecarissen beter dan sommige critici. Weten de leraars middelbaar onderwijs dat ook? Indien hij door de jeugd niet meer gelezen wordt (wat nog moet bewezen worden!) dan is dat omdat én wanneer hij in het literatuuronderricht niet meer wordt aangeboden. Waar het wél gebeurt - en ik beschik over een voor mij verontrustend lange tijd van veertig jaren ervaring! - wordt zelfs lectuur in schoolverband een genot.

     

         Felix Timmermans lezen, herlezen, was, is en blijft de kans waarnemen een beetje gelukkiger te worden. Wie hem leest krijgt voortdurend de indruk dat hij door hem wordt toegesproken, allerpersoonlijkst bij de vertellingen en de verbeelding wordt betrokken en mééwandelt door het landschap (dat Timmermans tot stand brengt) en in de kleine stad (die met woorden wordt opgebouwd). Wij kijken over zijn schouder méé: zie ik maak alles nieuw.


        
    Het stemt mij triest te bedenken dat ons door zijn voortijdig heengaan (normaal toch ten minste vijftien jaren te vroeg!) zowat tien boeken onthouden zijn. Tien boeken die wij niet meer gekregen hebben. Laten wij troost vinden bij de gedachte dat wàt wij van hem bezitten zovéél is dat het genoeg is. Hij blijft onder ons aanwezig, voorbij de drempel van de dood, vanwaar hij ons zijn ‘horen van overvloed’, die hij zo dikwijls heeft geschilderd en getekend, blijft toereiken, - die schaal vol heerlijke vruchten zoals Rilkes onvergetelijke Orpheus doet :

     

    Er ist einer der bleibenden Boten

     

    der noch weit in die Türen der Toten

     

    Schalen mit rümlichen Früchten hält.

     

    *******

    06-10-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Levenshumor

    OVER  LEVENSHUMOR.

     

    Door Felix Timmermans - Uit De Sumatra post van 12/11/1932

     

         Op uitnoodiging van het Antwerpsche "Willemsfonds" is Felix Timmermans te Antwerpen, naar wij in het "Handelsblad" lezen, komen spreken over "Levenshumor". Heelemaal aan 't begin zijner litteraire loopbaan had Timmermans, zoo vertelde hij, een treurspel in verzen en in zeven bedrijven geschreven.

    Hij zond het aan pastoor Hugo Verriest, om zijn oordeel erover te weten te komen. Twee jaar had Timmermans aan die zeven bedrijven gewrocht en een heel jaar wachtte hij op Verriest's antwoord.... En toen drong hij aan, bij den "priester van te lande" — die toen zoo'n groot gezag had bij de schrijvende jeugd — om zijn oordeel dan toch te krijgen, zoo beknopt mogelijk saamgevat.

    En eindelijk antwoordde Verriest lakonisch beknopt : "Te lang!"


                                          0qte.jpg
     

         Timmermans reduceerde de zeven bedrijven tot twee en zond wéér het handschrift aan den pastoor. Na lang aandringen antwoordde deze "Kom eens praten."

    En nu toog Timmermans, getooid met een hoogen zijden hoed, per trein naar Vichte en van daar te voet naar Ingoyghem, waar de pastorie van Verriest stond.

    Onderweg sprak Timmermans een vrouwtje aan : "Bezinne, kan u me ook zeggen waar pastoor Verriest woont?" En de vrouw, met een schuwen blik op den hoogen hoed : "maar meneer den doktoor, menheere Verriest is toch niet ziek, zeker ?"

    De goede pastoor, toen hij Timmermans in zijn pastorie kreeg, verwelkomde hem met een : "Wel, onder dien hoed zit vast Timmermans?"

    't Was de laatste maal dat Timmermans een hoogen hoed op het hoofd heeft gehad....

         "Ge komt als geroepen," vervolgde de pastoor, "ik heb net een fezant van een strooper gekregen." — En uren aten zij fezant. Als 't dan tijd om te scheiden werd informeerde Timmermans naar de bezwaren tegen zijn werk. "Wel", zeide Verriest : "uw personnages zijn allen te groot, allemaal twee meters; zij zijn allen dezelfde, zonder eigen rhythme en zonder levenshumor."

    En nog een tijdje praatte Verriest over humor, die spruit uit kloeken levenswil.

    Lang dacht Felix erover na en begreep ten slotte.

     

         Als schoonste voorbeeld van den levenshumor ziet Timmermans nu den H. Franciscus, waaraan hij een boek wijdde. 't Lijkt misschien zonderling, zei Timmermans, dat de auteur van "Pallieter" ook over St. Franciscus schreef, die gelukkig was al had hij geen hemd.

    't Schijnt ook wel eigenaardig, dat een dikke, als Timmermans, zooveel devotie heeft voor een magere, als den H. Franciscus. Maar 't moet wel zijn dat er toch een verwantschap is tusschen beiden, ten minste als ik de oogen toe heb," vertelt Timmermans.

         Op een Zaterdag avond had hij n.l. vrij laat gefeest in Antwerpen en ’t begon licht te worden toen hij naar Lier terug verlangde. Maar eerst zou hij nog naar de vroegmis gaan.

    Hij zette zich neer achteraan in de St. Jozefkerk, nabij de deur. En de vermoeienis van het feesten en 't lange waken en wat er nog allemaal kon bijkomen, soezelden hem in slaap.

    En zóó zat hij daar met de oogen toe, het hoofd op de borst en den hoed tusschen de beenen, tot de kosteresse hem wakkerschudde. En in den hoed lagen 14 centen!

    Niet alleen individuen kennen levenshumor; ook de massa en bij ’t Vlaamsche volk is die humor de grootste kracht.


    Door de eeuwen heen is het Vlaamsche volk overheerscht en uitgezogen, maar altijd had het de gave der bloemen : het bloeide ! Uylenspiegel is terecht een symbool van dit volk.

    Spreker toont den levenshumor aan in de werken der groote Vlaamsche schilders en bij de Vlaamsche schrijvers en ten slotte handelt hij over den humor bij den Vlaamschen volksman, waarvoor hij zijn eigen vader als voorbeeld nam. Hij beschrijft dan den volkshumor in Lierkeplezierke waar de nieuwjaar acht dagen duurt; waar dan Drie-Koningen worden gevierd ; daarna "Verloren Maandag, met zijn worstenbrood en gesuikerd bier; dan de offering van varkenskoppen" te Koningshoyt; daarop Vastenavond — nu verboden door de menschen van vroeg thuis —; daarop Sinten-Greef en half vasten; dan de ontelbare wijkkermissen met de Groote Foor als bekroning; de tallooze "teerdagen" van de tallooze vereenigingen; en dan de vele heilige dagen waarop ieder zijn "patroon" viert; St. Elooy voor de smeden; St.-Crispijn voor de schoenmakers, Ste Cecilia voor de fanfaren en zoo meer.

         In Vlaanderen waar men niet gaarne oud wordt noch verjaart, viert ieder den naamdag van zijn schutsheilige, aan wien hij een maal opdraagt, dat hij zelf opeet.

    En dan vertelt Timmermans grappen uit het bonte volksleven met al de smakelijke sappigheid van Pallieter-zelf.

         Verschillende Vlaamsche auteurs, als Baekelmans, Sabbe, Grauls e.a. zullen nu beurtelings, voor Het Willemsfonds, komen vertellen over den volkshumor te Antwerpen, te Brugge, te Brussel en elders, en dat belooft nog heel wat schatten van "Vlaamsche leute" aan 't licht te zullen brengen

     

    ********

    05-10-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans vijftig jaar

    Felix Timmermans vijftig jaar.

    Zijn standbeeld, en wat er anders aan is.

     

    Uit De Telegraaf – 3 juli 1936

     

    VELER GOEDE WENSCHEN GAAN ZONDAG NAAR LIER.

     

         In Lier staat een schrijftafel vol portretten, teekeningen, verfdozen, potlooden, pennehouders en papieren — enfin, een schrijftafel die een echte schrijftafel is — waaraan Zondag geen woord geschreven zal worden. Want het is de schrijftafel van Felix Timmermans, onder vrienden genaamd de Fee, 't geen een naam is waarbij veel te zeggen zou zijn, en waarvan de houder in het Liersche geboorteregister staat ingeschreven op 6 Juli 1886. Reken het maar na, en ge begrijpt waarom er Zondag in Lier geen pen op het papier komt... Men kan zijn tijd ook anders besteden.

     

         Wij, boven den Moerdijk, zullen Zondag zeker ook eens naar den kant van het Zuiden klinken. En waarom? Omdat Felix Timmermans, de halve-eeuwer, voor ons een verpersoonlijking is van de goede, rijke, warme levensvreugde. — van wat wij, Noorderlingen in onze eigen boeken zoo vaak missen. Laat hij een eeuw worden — ieder gunt het hem van ganscher harte. — laat hij doodernstig worden (niemand hoopt het eigenlijk) — Timmersmans ontsnapt niet meer aan dat standbeeld van de toekomst, waarop hij staat als de gulle, gave, stralende Vlaming.


                            9hv5.jpg
     

         Goed, daar staat hij dan, zooals ieder hem ziet, op zijn schuttersmaaltijds.

    Maar denkt ge dat dat de heele Timmermans is?

    Laten wij de volgende halve eeuw beginnen met hem wat beter te eeren. Laten wij afspreken dat Pallieter een anoniem boek is, en niet van Felix Timmermans. Hebt ge, lezer, er wel eens over gedacht wat het voor een schrijver beteekent als men hem aldoor, jarenlang, vereenzelvigt met één boek, en aldoor doodverft als den vroolijken Vlaming?

         Het is om er de kriebel van te krijgen. Onder ons gezegd : het is niet onmogelijk dat Felix Timmermans Pallieter wel eens verwenscht heeft. Niet voor lang : men houdt van zijn kinderen, ook als men er last mee heeft, maar als men er twaalf heeft, wil men ook wel eens weten dat men er elf andere heeft, behalve het eene.

     

    En dat is Noord-Nederland wel eens vergeten. Er is meer vergeten wat vandaag wel eens gezegd mag worden. Men heeft Timmermans te veel gezien als een Vlaamsche zonnebloem : dat bloeide maar, en bloeide en het scheen alles kleur en zon; geen schaduw te bekennen.

     

         Neen : de levensvreugde van Lier en elders is anders, als ze echt is. Ze is gewonnen uit strijd. Het is goed er aan te herinneren dat Timmermans eens een treurspel schreef, in 70.000 woorden: het is goed er aan te herinneren dat hij eens geheel verdiept was in somberheid, wijsbegeerte, spiritisme en occultisme, en dat zijn goede moeder hem toen aanraadde liever verf en penseelen te koopen dan zulke rare boeken.

     

         Men ziet Felix Timmermans te vaak als een eeuwig bloeienden appelboom. Het heeft vaak gehageld, geregend en gewaaid op en in en om dien boom : maar hij stond zoo sterk en diep geworteld in dien goeden Vlaamschen grond, dat hij toch altijd weer bloeide.

    Niet eeuwig, maar steeds opnieuw.

    En daar wilden wij nu aanstaanden Zondag eigenlijk op klinken, naar het Zuiden: op de goede vruchtbaarheid, die bestaan blijft na storm en noodweer. Want als men Timmermans' laatsten roman, dien prachtiger "Boerenpsalm" heeft gelezen, kent men een rijker en rijper mensch dan den sappigen schrijver over Bruegel en Sint Franciscus, die maar een pen behoeft te nemen, en het schittert en glimt al van kleur en plezier.

     

         Neen, wij wenschen den Zondagschen verjaarder geen bezonkenheid en ernst en andere Noord-Nederlandsche eigenschappen. Wij zijn te graag te gast op de kleur en geur en fleur van zijn woorden, maar ze zijn ons des te dierbaarder geworden als wij er den ouden, door weer en wind geteisterden stam bij zagen, en lazen, en voelden en wisten dat het geen gekleurd suikergoed was dat aan een Kerstboom hing — dat het de Timmermans was, die niet geheel en al op zijn Timmermans aan den slag was, de luilekkerland-Timmermans, maar een menseh dat wel, komaan, een menseh die, opnieuw aan het worstelen was in den rijstebrijberg.

     

         Maar ter zake. Zondag zal er een stortregen van boven-Moerdijksche goede wenschen op Lier neerdalen. Laten ze niet alle voor den vroolijken Vlaming zijn, maar, een paar, ook voor den echten Felix Timmermans, den besten, die onweer noodig heeft om een schoonen regenboog aan den hemel te teekenen.

     

    *********

    04-10-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.En waar de Ster bleef stille staan...

    En waar de ster bleef stille staan...

     

    Bataviaasch Nieuwsblad (NL)  -  6/9/1930.

     

         De Zimmertoren is Zondag ingewijd. Vandaag trok de groote stoet uit, waarvan vier der elf groepen aan de werken van Felix Timmermans zijn geïnspireerd, aldus een medewerker van de Tijd.

         Ik ging gisteren in den laten nanoen al eens kijken, waar den schrijver van Pallieter huisde. Zijn buurman, de kapper, bij wien ik mij wat liet opknappen voor den leutigen dag van morgen, die veel volk zou trekken, verkocht mij een pakje Pallieter-tabak in een door Timmermans zelf getekend zakje. Ook vertelde hij mij seffens, dat hij wisse en zeker thuis was. want hij had hem niet zien uitgaan en vóór een half uurken was hij nog op zijn werkvertrek. Zoo leeft men hier mee met de groote burgers.

     

         Een en al vriendelijkheid en eenvoud kwam Timmermans aanstond! af, monter, frisch en met dien breeden lach, die over heel de gezondheid van zijn wezen ligt. Al spoedig was hij met zijn herinneringen in Noord-Nederland, waar hij voor zijn Vlaamsche kunst al in het begin van zijn schrijvers-loopbaan een zoo gunstig klankbord heeft gevonden. Ja. daar wist hij dankbaar van te klappen.

         Met den gemoedelijken onderpastor van het Bafgijnhof slenterden we wat langs de oude, meest typische plekjes van het oude Lier : hij wees op het uithangbord boven : de "Belofte Landsherberg", met de twee dragers uit het belofteland, die Timmermans geïnspireerd hebben voor zijn gelukkigen pennekras boven het bewuste hoofdstuk. Aan de samenvloeiing der twee Nethen namen we afscheid.

    Feestelijk en vredig werd de stemming al op den vooravond in het stedeke gewekt door het concert op de Groote Markt.


                                   
     

         Des ochtends waren de honderden Liersche duivemelkers, die op de markt Zondagmorgen een soort beurs houden, al vroeg uit den slaap. Uit de Nethe-gebouwen brachten allerlei voertuigen den geheelen voormiddag feestgangers binnen.

    Ik liep onderhand eens om den toren, die het eigenlijke begin van de feesten is geworden.

    In onze vakschool, vertelde de onderpastor, die daar les geeft, is het uurwerk volgens plan van Zimmer uitgevoerd. De Zimmertoren, zoo-als de oude Corneliustoren in den volksmond al werd herdoopt, is een torentje om 's nachts of bij regen binnen te zetten.

    Maar Lier viert uitbundig feest om het herstel van dezen toren, die destijds deel, een soort bastion was bij den eersten vestinggordel der stad.

    We stonden klokslag 12 uur op het Wilsonplein naast den generaal der Praemonstreit, Mgr. Cretz, den abt van Averbode, te midden van honderden kijkers, toen de geheimzinnige luikjes openvlogen.

     

         "God, laat de zon schijnen en houd den regen weg tot morgen", zoo bad Felix Timmermans twee jaar geleden bij den eersten ommeganck, en ook vandaag is die beê verhoord. De propere, plezante straten van het lachend Pallieterstedeke liepen over van de ziedende menschenzee. En uit alle huizen woei de reuk van rijstpap, fricadellen en Liersche vlaaikes.

     

         Het antieke stadje met zijn pittoreske gevels, zijn rustiek Begijnhof, de heerlijke zuiver gothieke St. Gummariskerk met het doksaal van steenen kantwerk, kleedde zich feestelijk, want uit de gevels van ook het nederigste huizeke stak de vlag. De ballonvensters lieten hun fleurige koopwaar zweven, en de zon verfde alles in kleur en gloed.

         Om drie uur trok de stoet uit. Juist snapten we Timmermans nog in een trammetje, vlak voor de ommeganck naderde. Hij had leute in het groote geval.

    De drie nagebootste Belgische koningen, Leopold I. II en Albert, ieder met een gevolg van generaals openden na de gendarmen en stellend, bliezen vijf harmonieën in den stoet. Alle politieke opvattingen vandaag ter zijde stellend, bliezen vijf harmonieën in den stoet. En laten we het maar eerlijk bekennen, zoo fel en feestelijk hartstochtelijk blazen kunnen onze muzikanten niet. Er waren katholieke en socialistische muzikanten. Sint Caecilia en de Xaverianen hielpen de Kajotters en wisselden hun vroolijke marschen af met de socialistische mannen van Vooruit, die vuurroode hoofddeksels droegen en een nog vuriger vlag.

         Ook de groote Lierenaars Tony Bergman en kanunnik David hadden de eer aan hun werken een groep ontleend te zien. Maar Timmermans had haast een eigen optocht met "Pallieter." En onder veel jolijt trokken Charlotte met de rijstepap en Pallieter met Marieken, zijn bruid, te paard te midden van kinderen, die de vier jaargetijden voorstelden, voorbij. Bruiloftsgangers volgden, en tot sluit de huifkar met den ooievaar.

     

         "Waar de ster re bleef stille staan", "Annie Marie", "Pieter Breugel" leverden elk een groep, en vooral bekende personen als de volksgroep van drie met de sterre, mijnheer Piroen, Pitje Vogel, Schrobberbeeck en Suskewiet en de foorwagen met de vlucht naar Egypte vonden bijval. En dan kwamen lange rijen folkloristische groepen van kinderen en volwassenen, maar vooral de Reuzen en het Ros Bayaard met de vier Heemskinderen in hun zilveren wapenrusting.

     

         Vlaggen en kartellen der Liersche maatschappijen, zoo rijk en fleurig als wij ze in de rustige Hollandsche steden niet kennen, sloten den optocht. En toen we ze tweemaal hadden zien passeeren over de Groote Markt, om rond te trekken voor het gemeentebestuur op het rijkversierde bordes van het stadhuis, toen konden we met de hand op het hart zeggen, den geest aangevoeld te hebben van Lierke Plezierke. Het is de onvervalschte vreugde van een gelukkig nog kinderlijk volk, dat de oogen- en oorenlust voor de weelde van den hemel en de bontheid van de aarde nog niet heeft verleerd.

    ***********

    03-10-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Veel klappen en uitleggen - Della Bosiers

    Veel klappen en uitleggen, dat heb ik graag.

     

     

    Door DELLA BOSIERS in Knack van 24 december 1980

     

         Van Gommaar Timmermans, die in samenwerking met PEN Film uit Gent en de BRT een animatiefilm in dertien afleveringen maakte, verscheen eerder bij De Vries-Brouwers het boek, dat dezelfde titel draagt als het feuilleton waarnaar het gemaakt is, "De Wonderwinkel". Daarin staan de avonturen van Jonas, Theodoor en Gabriël nog eens zwart op wit; wie niet naar het feuilleton keek, zal ook veel plezier aan dit geestige boek beleven.

     

         Timmermans, die veel warme en barokke trekken van zijn vader blijkt meegekregen te hebben, is meer dan een striptekenaar. Het woord en de sfeerschepping zijn in zijn verhalen minstens even belangrijk als het beeld en de tekeningen. Zijn werk wordl in het buitenland zeer gewaardeerd : het werd onder meer uitgegeven in het Duits, het Frans en het Engels.

    Hij werkte zowel voor kinderen als voor volwassenen. Timmermans begon bij het dagblad De Standaard : hij werkte daar voor de kinderpagina, maar omdat hij "de neiging vertoonde om de verhalen wat ingewikkeld te maken", kon dat zo niet meer verder in een kinderkrant.    Hij werkte ook voor Knack en De Nieuwe, maakte een strip over het oude Griekenland, "met veel "klappen en uitleggen, dat heb ik graag", begon aan een beeldverhaal voor volwassenen, maakte een strip over een lieveheersbeestje Weber, waarin een onderwijzer en vijf leerlingen een belangrijke rol speelden. Schreef een verhaal over "De kip, De boer en de tsaar" : het gaat over een boer, die samen met zijn kip, die als lastdier ingeschreven staat, moet instaan voor het beheer van zijn boerderij. De kip wordt opgevorderd voor de oorlog, vertrekt, maar komt ten lange leste behouden terug.


                       16nw.jpg
     

    — Gommaar Timmermans : Dat verhaal is gebaseerd op wat mijn vader mij ooit vertelde over iemand uit Lier, die ten tijde van de Krimoorlog te voet naar Rusland trok en terugkwam.

     

    — U bent graag gezien in het buitenland ?

    — Gommaar Timmermans: Ja. De Amerikanen, de Engelsen en de Duitsers appreciëren wat ik doe. In 1977 heb ik voor "The Great Balloon Race" een vermelding gekregen: The Children's Book Council vond dat het bij de 40 beste kinderboeken hoorde. Dat doet plezier, zoiets. Met "De Wonderwinkel" is het eigenlijk zo begonnen : De Standaard had mij verzocht een beeldverhaal te maken : in het verhaal, dat ik toen gemaakt heb, kwamen zoveel tijds- en plaatsveranderingen voor, dat het niet kon in die vorm. Het verhaal van die boekentas heb ik als de rode draad door heel die geschiedenis laten lopen. Als ik schrijf, ook voor kinderen, laat ik het gegeven zo evolueren, dat ik er zelf ook veel plezier aan beleef.

    En dat blijkt goed uit te pakken.

     

    — Hoe is dat in z'n werk gegaan, zo'n onderneming als "De Wonderwinkel" ?

    — Gommaar Timmermans : PEN Film Gent (Gespecializeerd in animatiefilmprojekten, redaktie) heeft me gevraagd een scenario te schrijven van 13 afleveringen van dertig minuten. Het moest een verhaal worden, dat ook kon bekeken worden door kleinere kinderen ; de aktie mocht niet al te flitsend zijn. Aan de andere kant moesten er genoeg aantrekkelijke kanten voor oudere kinderen inzitten. Ik heb toen dat verhaal verzonnen en helemaal uitgetekend : dan hebben PEN en ik besproken hoe het allemaal in zijn werk zou gaan. PEN had ook kontakt met de BRT. Die had interesse en zegde haar samenwerking toe. Vervolgens hebben we samen alle scènes op hun technische en financiële haalbaarheidsfaktor nagetrokken.

         De faktor tijd speelt een enorme rol bij het uitwerken van een animatiefilm. Als er bijvoorbeeld voor een bepaalde scène zeshonderd decors moeten geschilderd worden, dan moet daar een goedkopere mouw aan gepast worden. Er is alles bij elkaar bijna anderhalf jaar gewerkt aan dat projekt. Het is een tijdloos feuilleton geworden. Het zal niet vlug demoderen. Dat mag ook niet, he! PEN heeft in Cannes dit jaar met veel bijval een paar episodes op video vertoond.

     

    — U maakt er zich nergens van af met wat summiere zinnetjes. Uw verhalen "vertellen" veel.

    — Gommaar Timmermans : Ik vind het plezierig om een rijkelijk geïllustreerd echt verhaal te ontwikkelen. Wat ontbreekt aan de strip, dat is de uitleg, de zijdelingse uitleg, en de toelichtingen, de plezierige zijwegen van een verhaal. Er wordt me wel eens gevraagd waarom ik altijd plezierige verhalen teken. Ik doe wat ik goed kan, ik kan dat wel appreciëren hoor, dat al die jeugdauteurs zich tegenwoordig met al die problemen bezighouden. Maar dan moet je ook echt door en door op de hoogte zijn van een probleem. Mensen, die zich daartoe geroepen voelen, moeten dat ook doen, maar ofwel doe je zoiets à fond, ofwel doe je het niet. Dat kinderen trouwens veel aan kunnen, en geen last hebben van zogeheten ingewikkelde verhalen, wordt en werd bewezen door "Alice In Wonderland". Je kunt dat verhaal op wel tien verschillende manieren uitleggen. Simpel is het allerminst.

     

    — Is er nu een verschil te bespeuren tussen het jeugdig publiek in pakweg Duitsland en Amerika ?

    — Gommaar Timmermans : Nee, dat is ongeveer hetzelfde. Alleen de Fransen hebben een ander soort gevoel voor humor.

     

    — Is het niet zo, dat uw verhalen een Liers tintje hebben ?

    — Gommaar Timmermans : Ja, onrechtstreeks wel, he. Er wordt veel gepraat over kleine dingen, dat bombastische ook, dat zit er wel in. Die Dahlia uit "De Wonderwinkel" tekenen, dat is een amusement voor mij. Ik heb het voordeel, dat ik weinig omgang met kinderen heb. Daardoor ben je onbevangener, tomelozer in het fantazeren. Hoewel, zo weinig kontakt heb ik niet met kinderen. Ik heb vroeger, en nu nog trouwens, heel erg veel verteld aan mijn neven en nichten. Die hadden dat heel graag. Ik meen, dat ik dat goed kon, vertellen.

         Het ging en gaat dan niet om de gewone klassieke sprookjes he, het waren verhalen, die ik op het moment dat ik ze vertelde, verzon. Er zijn mij vroeger heel veel vertelsels verteld door mijn vader, maar ook door mijn nonkels. Dat was toen het enige wat er was. Er kwam daar heel wat bangmakerij bij te pas. En dat heb ik toen niet eens als iets onaangenaams ervaren. Dat hoorde en hoort erbij, denk ik. Als de nonkels die dingen vertelden, waarvan je de haren werkelijk ten berge rezen, dan werd je zo toch een beetje betrokken bij de grote-mensenwereld. Je ging er zo toch een beetje bijhoren.

         Zelf heb ik vorig jaar nog op vakantie 's avonds aan kinderen van de familie een verhaal over een stallicht verteld, waarna die kinderen zich ijlings naar bed begaven, met veel schrik. De volgende avond vroegen ze of ik dat verhaal nog eens wilde vertellen...


    3hb2.jpg
     

    — Het boek "De Wonderwinkel" is kort na de eerste reeks uitzendingen (door de BRT) op de markt gekomen.

    — Gommaar Timmermans : Het uitbrengen van het televisiefeuilleton werd op een gegeven moment uitgesteld. De drukker was al besteld ; de planning klopte niet meer. Toen is het plots allemaal heel vlug moeten gaan. Tussen de eerste bespreking en het drukken, het klaarmaken voor publikatie van dat boek zijn er alles bij elkaar een vijftal weken verlopen.          Het is alleen in België mogelijk dat een boek op zo'n korte tijd klaargemaakt wordt. In het buitenland is dat minstens een half jaar, of langer. De uitgever is daar veel rigoureuzer in.

     

    — Er zijn verschillende projekten van u in voorbereiding.

    — Gommaar Timmermans : Ja, ik ben aan verschillende dingen bezig. In het buitenland komt onder meer "Albin le lapin" uit, weer een historie met een konijn. De diverse projekten lopen wat door elkaar heen. Het uitdenken van de plot, het fantazeren gaat vanzelf.

         Het hardste werk is het konkretizeren van wat je uitgevonden hebt. Sommige dingen liggen half af, plots moeten ze klaargemaakt worden voor publikatie.

    Toch beleef ik er heel veel plezier aan.

     

         Het boek "De Wonderwinkel" is een repliek van het verhaal dat op televisie vertoond werd. Het is geestig geschreven, amusant om te lezen en voor te lezen. Jonas komt op weg naar school voorbij een winkeltje dat altijd gesloten is ; wegens "grote regensluiting", of "gesloten om de 300ste verjaardag van het uitsterven van de dodo". Jonas nu klimt op de vensterbank, en laat per abuis zijn schooltas door het keldergat vallen. Op zijn gebel wordt opengedaan door een oude heer. Theodoor ; die zal samen met Jonas, Rudolf de Robot en Gabriël het Konijn mee gaan zoeken naar de verloren schooltas. De nieuwbakken maten komen in de tijdskelders terecht : ze "suizen stuurloos door de geschiedenis" (...).

         "Bijna botsten ze tegen de eerste Zeppelin op. Even later scheerden ze rakelings langs de pyramiden. Het volgend ogenblik zagen ze de legers van Napoleon naar Rusland oprukken en toen..." (p. 23).

         De vrienden moeten zich achtereenvolgens weren tegen de stoute Babelut, trekken over de Nonnenbossen en de Donderbergen het rijk van de tovenaar Alruin binnen ; na veel vijven en zessen vinden ze de schooltas terug.

     
                      qndm.jpg

    *************

    02-10-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De erfenis van Timmermans

    De erfenis van Timmermans.

     

         Wie in de Lage Landen spreekt over « Kerstmis in de literatuur », denkt onmiddellijk en in de eerste plaats aan de grote Felix Timmermans, de Lierse wonderdoener-met-woorden, die als geen andere schrijver de roem van de Vlaamse kunst in het buitenland heeft verspreid.

    Elke winter opnieuw wordt in vele dorpen en steden van Vlaanderen zijn Kerstspel « En waar de sterre bleef stille staan » opgevoerd, een toneelstuk als een kleurrijke volksprent uit vroegere dagen. Lia, de oudste dochter van Timmermans en zelf een talentrijke schrijfster, vertelt hoe zij op een mooie dag ergens een affiche zag hangen waarop een opvoering van «de sterre» werd aangekondigd. Er stond geen schrijversnaam bij. Zij vroeg een van de inrichters, waarom de auteur niet werd vermeld. De auteur ? Ja, zei Lia, de man die dat stuk heeft geschreven ! » — «O, zei de inrichter van de toneelavond, o, maar dat stuk is niet geschreven, dat bestaat... »

         Lia zelf kon geen grotere lof voor het werk van haar vader bedenken, « Dat bestaat»... zei de man. En daarmee bedoelde hij eigenlijk, dat het stuk, net als een middeleeuws volkslied, gemeenschappelijk bezit van het volk is geworden. Het is uit de handen van de auteur ontsnapt en maakt nu onafscheidelijk deel uit van het volk zelf waarvoor het werd geschreven.

         Een ander werk van Timmermans «dat bestaat», is ongetwijfeld « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen », dat innige, van oude Vlaamse vroomheid en hemelheimwee doordrenkte boek, waarin hij, naar het voorbeeld van de vroegere schilders, het Kerstgebeuren in onze eigen streken situeert. Een goed jaar geleden is van deze eenvoudige maar meesterlijke vertelling nog een Engelse vertaling verschenen, by de Amerikaanse uitgever Shimon and Schuster, in New York. (De buitenlandse uitgaven van Timmermans-verhalen zijn zeer talrijk en er komen er nog geregeld bij. De jongste die wij zagen, was een Chinese vertaling van « De harp van St. Franciscus », gepubliceerd op het eiland Formosa.


                       5twg.jpg
     

    HOFDAME VAN FABIOLA

         In meer dan één publikatie en b.v. ook in het fijne boekje « Een lepel herinneringen », dat onder de oorlog in manuscript-vorm werd uitgegeven, vertelde Timmermans hoe hij er toe gekomen is, zulke Kerstverhalen te schrijven. Niet alleen de Vlaamse schilders inspireerden hem. Ook de herinnering aan de vertellingen van zijn vader, een olijke Lierse kanthandelaar, hebben hem de stof voor die verhalen en het toneelwerk bezorgd.

    Op zijn beurt heeft Felix Timmermans zijn groot talent doorgegeven aan zijn kinderen.

    Timmermans had drie meisjes en één Jongen.

         Alle vier hebben zij geërfd van zijn artistieke gaven. Zijn oudste dochter, Lia, is thans wellicht de bekendste. Zij publiceerde verscheidene romans, die het leven met goedwilligheid en ironie bekijken. In haar jongste boek zingt zij de lof van de liefde — iets dat in de moderne Literatuur zeldzaam genoeg is om het gespeciaal te signaleren! Lia Timmermans (mevrouw Lou Aspeslagh, wonende in Oostende), schreef ook een biografie van haar vader. Verder publiceerde zij kinderverhalen.

         Zij was het die de Nederlandse versie maakte van «De wonderbare sprookjes van Koningin Fahiola». Dat bracht haar de eer, geregeld met de Koningin om te gaan en bij gelegenheid als haar hofdame op te treden.

    Tonet, een andere dochter, liet zich vooral als tekenares kennen. Wij publiceren hierbij enige van haar kleurtekeningen, geïnspireerd door Kerstmis, het Timmermans-motief bij uitstek. Zij heeft een voorliefde voor frisse kleuren die, net als de figuren die zij uitbeeldt, de volkse «koleuren» en prenten van haar vader oproepen. Tonet Timmermans is gehuwd met een Zuidafrikaanse dokter en woonde lang in Engelland. Haar zuster Clara (mevrouw Wagner, Lier) volgde meer het voorbeeld van Lia en schreef « binnenhuisjes » : prettige stukjes over haar kinderen en het leven in het gezin. Te samen met hun broer werkten zij aan een vrollijk kollektief boek, dat destijds verscheen bij Desclée de Brouwer : «Tante Martha komt »

    Zij kozen er de gemeenschappelijke schuilnaam « Barbara Simons » voor.

     

    « FIDEEL DE FLUWELEN RIDDER »

         Dat zij zin voor humor hebben, bewees niet het minst Gommaar Timmermans, de enige zoon en de jongste van het gezin, die vooral naam verwierf als cartoonist en tekenaar van uitbundige vervolgverhalen voor de jeugd. Lezertjes van «Pats», de wekelijkse kinderrubriek van de Standaard-kranten, kennen hem als de fantazierijke auteur van « Fideel de fluwelen ridder ». Gommaar Timmermans, die zijn tekeningen bescheiden signeert met «Got», mag men rekenen tot de besten onder de jonge moderne Vlaamse cartoonisten. De ongebreidelde, volkse en kleurrijke Timmermansverbeelding vindt men ook bij hem terug.

         Terwijl de Timmermansen,elk op haar of zijn eigen wijze, het voorbeeld van de grote «Fé» navolgen, merkt men in Noord en Zuid een herlevende belangstelling voor het werk van hun vader. Een tijdlang is het mode geweest, een beetje minachtend over hem toe spreken.       Die mode is gelukkig voorbij. Uit verscheidene publikaties, o.m. uit een studie van de vrijzinnige romancier en criticus Hubert Lampo, blijkt hoe men de misverstanden en de vooroordelen begint weg te ruimen en hoe, vijftien jaar na zijn dood, ook bij de « officiële litteratuur » de herwaardering van Timmermans is begonnen.

     

    ****

    01-10-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OL Vrouw in de Doornkens - Henri Ghéon

    "O.L.Vrouw in de Doornkens"

    van Henri Ghéon en Felix Timmermans.

     

    03-08-1927  -  Lokeren

         De vertooning van "O.L.Vrouw in de Doornkens" die zoo juist werd gegeven in het Gildenhuis te Lokeren, reken ik tot een der aandoenlijkste tooneelavonden die ik mocht bijwonen. Geen sterkgevormde acteurs: tusschen bescheidene en goedwillige jongens slechts een paar flinke speelkrachten zooals de bizonder talentrijke Leo De Palmenaere. Een scène klein en laag waarachter zelfs geen voldoende ruimte om figuranten te laten wachten: deze komen dan vooraan zitten als behoorden zij eigenlijk tot de toeschouwers. Geen hoovaardige gedoreerde zaal: een fabrieksruimte herwerkt tot tooneelzaal met hooge banken zooals de eerste rondreizende foorcinema's er destijds hadden.


        
    Maar alles was er naar om ons het oprechte, idealistische tooneel dat zou worden vertoond, in de juiste atmosfeer te doen ontvangen. een lieflijke lage rechthoek als [???]opening, de spelers en figuranten vóór het opgaan van het doek babbelend met hunne kameraadjes de toeschouwers. Een notaris die in den souffleursbak kruipt en een tweede notaris die aan 't klavier gaat zitten. En ge vermoedt hoeveel dames en heeren er nog in de hoeken en kanten van de kleine scene verstopt zitten om de menigvuldige incidenten van het tooneelgebeuren te regelen. Wat een liefde zit er rond dit schamel en heerlijk tooneel van Lokeren.


        
    De voorstelling herinnerde mij aan de heerlijke vertooning van het spel der vroede en dwaze Maagden, die ik verleden Zomer zag in het H. Graf te Turnhout. Ook daar was geen tooneel-routine, geen stilkunde, maar intuïtief bereiken van zooveel zuivere tooneelmiddelen en door liefde en vlijt schoongeworden uitbeelding. Zuster Beatrice had daar te Turnhout het wonder voltrokken dat Prosper Thuysbaert met zijn reusachtige familie en zijn nederige vrouwelijke en mannelijke tooneelmeesters, accessoiristen, kostumiers, decorateurs, belichters, enz. te Lokeren volbracht. En wat de moderne architecten uit natuur en traditie hebben geleerd: beperktheid van middelen, gedwongen aanpassing van kleine ruimte en gedwongen soberheid in het aanwenden van illustratieve effecten, schenken ons de hevigste en bewonderenswaardigste uitkomsten.


        
    Henri Ghéon heeft dit mirakelspel kadeau gedaan aan Vlaanderen : het zal noch gepubliceerd, noch gespeeld worden in 't Fransch. Hij schreef het frische spel op verzoek der Zusters van Liefde te Eecloo en voor den tooneelgroep van het Gildenhuis te Lokeren heeft Felix Timmermans het vertaald in het Vlaamsch. Dom Olivier Rousseau, der abdij van Maredsous, maakte bij sommige tooneelen muziek die de godsdienstige poëzie van het spel nog een milden klank rijker maakt.


        
    Het stuk beoogt dramatisch te belichamen een dier talrijke gevallen waar Onze Lieve Vrouw den wil te kennen gaf aan de menschen op een nederige plaats bizonder vereerd te worden. Het beeld van Onze Lieve Vrouw ten Doorn te Eecloo, dat nu nog aldaar vereerd wordt, is een dier talrijke Onze Lieve Vrouwbeelden die in Vlaanderen de Maria vereering met de Vlaamsche volksziel hebben doen vergroeien. In drie bedrijven met een voorspel zien wij hoe aan drie derde-ordelingen (begijntjes) een beeldeke van O. L. Vrouw in een doornkesbosch verschijnt in een fleurenden Meidag waarop engelkens het bloeiende bosch doorzongen. In stoet wordt het beeld naar de parochie gedragen, maar den volgenden morgen is het daar verdwenen en wordt het weer teruggevonden in het doornboschke. Nu meent de almoezenier van het gasthuis dat het beeld in zijn kerk thuishoort. Maar ook daar verdwijnt het weer. En dit is de glorie der nederigheid: op deze schamele plaats in het bosch zelf wil Maria vereerd worden, en de Moeder Gods geeft haar wil te kennen aan de deemoedigste der drie godvruchtige vrouwen, zij geneest daarenboven het kranke been van den armen sukkel die men nog verdacht had het beeld uiit de kerk te hebben gestolen.


        
    Timmermans heeft een eenvoudige vertaling geleverd en echt Timmermansche verzen gemaakt voor het argeloos voorspel der engelen.

         De doornenstruik, het huis der Derde-Ordelingen, de Parochiale Kerk van Eecloo, het Gasthuis van Eecloo, waren in één decor vereenigd, en zonder opzettelijkheid nochtans vervloog geheel de aktie van den eenen naar den anderen kant. Het was wonderlijk hoe dit kleine tooneel zoo'n groote ruimte suggereren kon. Daarbij hielpen kleur en licht en beweging der figuratie. Maar het schoonste van al vond ik hoe de bonte typeering de gedurige overgangen van caricatuur naar innigheid in heel de menigte personagiën, onophoudend zoo onze aandacht vasthielden dat wij heelemaal vergaten dat onhandige jonge spelers hier over de planken gingen en dat jongens in vrouwenkleeren staken. Ook de kostumeering was sterk van typeerend element. De zieke was als van een bedevaartvaantje weggeloopen. De nachtwaker, de soldaat, de klappijen, het volk van Eecloo, verfden te samen op het tooneel schoonkleurige plaatjes zooals men er vindt op oude doeken die de geschiedenis van vermaarde pelgrimageplaatsen verhalen. En de koddigheid slingerde rond rein godsdienstig gevoel, rond nederigheid en plezant geloof, zooals de krullen der oude verluchters rond een vroom beeldeke.


        
    Ik zou van zwakheden in vertolking moeten vertellen...? Waartoe? Ik onthoud alleen dat jongens met luttel vorming in de schamelste tooneelzaal, op enkele vierkante meter scène, ons aantrekkelijker tooneel weten te schenken dan hoogdravende schouwburgacteurs.

    J.B.

    *****

    10-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eerste opvoering van De Hemelsche Salomé

    Het Vlaamsche Volkstoneel te Antwerpen.

     

    Eerste opvoering van "De Hemelsche Salomé" door Felix Timmermans.

    27/02/1930

     

         "In den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes."

    Zoo luidt de inzet en het slot van de enkele beeldekens uit het leven van de H. Katharina van Sienna, die Felix Timmermans tot een heiligenspel onder den titel "De Hemelsche Salomé" bijeen vergaard heeft. Wij zullen niet beweren dat de auteur er in geslaagd is een "tooneel" - werk te maken - daarvoor mist hij het voor alles technische sterkte en gaat het mank aan verscheidenheid, waardoor soms wel eentonigheid dreigt te ontstaan. Maar Timmermans is er in geslaagd op de hem eigen wijze, tafereelen van onweerstaanbare wijding te geven zelfs voor een niet-katholiek publiek. Timmermans is in de eerste plaats Timmermans gebleven, en dit werk, dat hij alleen schreef, kunnen wij vaststellen dat zijn vroeger tooneel-oeuvre hoofdzakelijk zijn werk zijn opvatting en zijn taal was, terwijl Veterman's taak tot de ingeburgerde techniek van een "tooneel"-spel beperkt bleef.


                             2dsy.jpg

        
    In dit werk, en sterker dan vroeger doet Timmermans ons zijne geloovige geaardheid aanvoelen, en wel in zoo hooge mate, dat wij meermaals voor onzen geest zagen opdagen de van den Geest bezielde pastoor uit een roman van Marcel Arland, waar deze tot de hoofdpersonages uitvaart : "Allez donc mes petits jeunes gens, pourriture du siècle vaniteux, égoïstes, lâches. Ah! ah! on veut trouver Dieu ailleurs ku'en Dieu! Dieu!, c'est vieux, c'est démodé. Et puis ça demande des sacrifices." Het is juist dat Timmermans ons door de H. Katharina wil laten leeren en waarvoor hij haar plaats eerst in haar eigen familiekring, in strijd met hare ouders, in strijd met den duivel, de wereld en het vleesch, het geen nadien nogmaals herhaald wordt als zij eerst den Paus die te Avignon verblijft, terug naar Rome voert (de strijd tegen de wereld) en vervolgens Nikolaas van Tuldo voor zijn dood voor den hemel wint (de strijd tegen de vleeschelijke liefde van Nikolaas).


        
    Ieder van die korte opeenvolgende tafereelen wordt samengebonden door het verhaal van den monnik Raymond, de levensbeschrijver van de heilige.

         De wijding die van dit verhaal uitgaat werd door Antoon Van de Velde met de algemeene wijze gediend. Van de Velde heeft de tafereeltjes die Timmermans geschreven heeft, gezien zooals Timmermans ze ook zou geteekend of geschilderd hebben. Zoo werd het geheel vol frissche kleuren in eene kleine ruimte, waarbij eene zeer sober opgevatte belichting uitstekend voldeed. De bespeelde oppervlakte werd door Van de Velde tot een uiterst minimum herleid, behoudens de tafereelen men den Paus en van de dood van Katharina waar de grootere waardigheid van het gebeuren gemeten kon worden aan de ingenomen ruimte. Voor het overige wijzen wij alleen maar op het eerste tafereel, waar de heele familie haast op deze trop schijnt te leven. In feite is het een zeer klein verhoog, dat met drie personen meer dan voldoende gevuld is. Onderaan rechts de trap die naar de kelder voert waar de H. Zatehrina [???] de H. Katherina haar leven slijt en links een getralied venster, waaraan straks de bekeering van den gevangen Nikolaas zal plaats vinden. Dat is het hoofd-dekor, dat slechts voor de tafereelen met den Paus, verder voor het schavot en ten slotte voor het sterfbed van de heilige met passend kleurige gordijnen bedekt wordt.


        
    Het gewicht der voorstelling berust in hoofdzaak op de uitbeelding van den titelrol. Greta Lens heeft die met groote toewijding en overtuiging gespeeld. Tilly Van Speybrouck van haren kant gaf eene fleurige moeder Lape terwijl Maurits Hoste uitstekend spel en mimiek als vader Jacob leverde. Uit de overige bezetting lichten wij verder nog Renaat Verheyen die Nikolaas tot eene aangrijpende figuur maakte, en Lode Plaum en Anton Van der Plaatse vooral om hunne uitbeelding van de beide Kardinalen.


    Al was de bijval voor deze voorstelling niet overweldigend, toch zijn wij overtuigd dat het Volkstooneel met dit werk - waarvan het eene zeer gave opvoering gaf - een langdurig repertorium zal openen.

    **********

    09-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans is niet meer - Frans Verstreken

    Felix Timmermans is niet meer.

     

    Uit het Katholiek weekblad voor Lier en omstreken 1947  -  door Hermes

    Hermes is het pseudonieum van Frans Verstreken.

     

         Een groote Liersche figuur ging heen. Gansch Vlaanderen rouwt. Onder deze en andere titels bracht de geheele Vlaamsche pers van iedere politieke overtuiging den schrijver van internationaal formaat een waardige posthume hulde. Naast zijn curriculum vitae vindt men doorgaans 'n overzicht van zijn omvangrijk oeuvre.

     

    Het is hier niet de plaats om Timmermans' werken in extenso te overloopen. De litteraire tijdschriften zullen hieraan binnenkort ongetwijfeld vele pagina's wijden, doch in dit artikel wensch ik nochtans eenig accent te leggen op enkele minder gekende en ongepubliceerde geschriften van den verdienstelijken auteur.


                                     leoev.jpg  
     

         Zooals vele jongeren debuteerde Timmermans met een verzenbundel. De gedichten in den trant van Omer Karel de Laey en verzameld onder den naam «Door de Dagen» zijn picturaal van toon maar missen ieder poëtisch element. Later schreef de auteur zelf in Bibliotheekgids (1 Juni 1922) : « En alhoewel het gebrekkig is, ben ik toch blij dat ’t als een kreupel madeliefke op de wereld is komen piepen».

    In samenwerking met Thiry ontstonden de mystieke «Begijnhofsproken».

    «Schemeringen van den Dood», de in 1910 gepubliceerde sombere indrukken opgedrongen door theosofische en spiritistische lectuur, zetten Timmermans eerste motief voorop : den angst voor den dood. Als reactie hierop volgde het levensblije boek van den natuur-mensch, den «dagenmelker» «Pallieter», geschreven van 1911 tot 1914, dat na den oorlog een enorm succes kende en vertaald werd in het Duitsch, Fransch, Engelsch, Zweedsch, Tsjeksch, ltaliaansch, Deensch, tot zelfs in het saaie Esperanto. In de inleiding tot de Engelsche editie schreef Willem van Loon zeer terecht : «This book is bound to neither time nor place»   Verder citeer ik : «Het Kindeken Jezus in Vlaanderen», «Boudewijn», een humoristisch-satirisch boekje onder het motto ; «'t Geen da ge peist is 't nie» (1917), «Anna-Marie», «De Pastoor uit den bloeyenden Wijngaerdt», «Schoon Lier», «Naar waar de appelsienen groeien» en «De Krabbekoker». Ondertusschen zag een innige novelle het licht : «De zeer schoone uren van Juffrouw Symforoza, Begijntje» en het pittige «Driekoningentryptiek».

    Later volgden de verhalenbundels «Uit mijn Rommelkas», «Het Keerseken in de Lanteern» en «Pijp en Toebak».

    «Pieter Brueghel» en «De Harp van Sint Franciscus» zijn fel aangevallen en met evenveel enthousiasme verdedigde boeken. Het hoogtepunt is ongetwijfeld «Boerenpsalm» waarin Felix Timmermans, als rijpe kunstenaar, de onsterfelijke gestalte van boer Wortel heeft geschapen. Na het teedere «lk zag Cecilia komen» verscheen een lijvig werk : «De familie Hernat» dat mij onevenwichtig voorkomt.

    Vervolgens publiceert Timmermans «Minnekepoes» en «Een lepel Herinneringen».

    Sinds een paar jaren is een nieuw werk klaar : «Adriaan Brouwer». Dit levensverhaal, in den ik-vorm geschreven, heeft als ondergrond de volgende uitspraak welke Timmermans den schilder in den mond legt : «Onze gebreken zijn een deel van onze kracht».

     

         De laatste maanden, onder den invloed van zijn ziekte en van de omstandigheden, zette Timmermans zich aan het schrijven van verzen. In deze korte gedichten spreekt hij zijn vrees uit voor het einde; dit tragische gevoelen uit «Schemeringen van den Dood» dat even opduikt in «Ik zag Cecilia komen», is weergekeerd in zijn poëtische brokjes doch getuigt thans van een zekere troosteloosheid en anderzijds toch van een melancholische berusting.

    De korte strofen zijn uitermate simpel en ontdaan van ieder overtollig adjectief. Volgende verzen b.v. treffen door hun soberheid en diepen religieuzen inhoud :

    « Ik ben een snaar op Uwe harpe,

    en wacht naar 't roeren van Uw vingren».

     

         Onlangs publiceerde de auteur nog een paar gedichten in «Dietsche Warande en Belfort» (November 1946) waarvan ik er een citeer :

    «De kern van alle dingen

    is stil en eindeloos.

    Alleen de dingen zingen.

    Ons lied is kort en broos.

     

    En donker zingt mijn bloed,

    van heimwee zwaar doorwogen.

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte te gemoet.»

     

         Het is droevig als men bedenkt dat de laatste verjaardag van den man die zulke scheppingen op zijn actief had, practisch onopgemerkt is voorbijgegaan. Slechts één bijdrage (Bibliogids) is mij bekend waarin een stadgenoot hulde brengt aan het kunstenaarschap van den zestiger.Wat z'n persoonlijke opinie was tijdens de bange jaren, laat mij onverschillig bij het lezen van zijn boeken. Ik herhaal wat ik in Maart 1946 schreef naar aanleiding van de luxe editie van «Boerenpsalm» : «Men zoeke in deze bijdrage geen sensationeele mededeelingen in verband met den auteur. Wanneer men de geestelijke productie van een artist onder oogen krijgt, dient er een scherpe scheiding gemaakt tusschen mensch en kunstenaar, hoe sterk nochtans het private leven en de scheppende uitingen elkaar mogen beïnvloeden.»

    Voeg daarbij het feit dat momenteel in de Russische zone nieuwe Duitsche vertalingen van Timmermans' werk worden verspreid. Thans zijn eveneens onderhandelingen gaande met een groot Amerikaansch uitgeversbedrijf. Dit illustreert voldoende en eens te meer de volksuitspraak «Niemand is sant in eigen land». Ik kan niet nalaten er den nadruk op te leggen dat minister Vos, die zich nochtans als een literatuurkenner voorstelt, weigerde een officieele vertegenwoordiger van zijn ministerie naar Lier te zenden. Anderzijds stelde ik met genoegen vast dat vele van diens partijgenooten van juister inzicht getuigden.

    Het blijkt tevens dat de eerste-minister maandagavond persoonlijk zijn rouwbeklag heeft aageboden aan de familie.

         Men verwijt den literator zijn taalkundig ongedierte; inderdaad bevinden zich naast menigvuldige spellingsvervormingen, toegelaten door een letterkundige vrijheid, fouten welke onbewust zijn zinnen ontsieren. Anderzijds is zijn globaal oeuvre niet zeer evenwichtig en zelden is een roman volgens een vaste structuur opgebonwd. Doch buiten deze onnauwkeurigheden, waarvan slechts de laatste van belang is, staan zijn buitengewone gaven van verteller en opmerker. De basis van zijn groote kunst is de liefde tot het zinnelijke levensfeest, waarin hij opgaat met de innigheid van een primitieven geest. Marnix Gijsen karakteriseerde den Lierenaar als volgt : «Hij is als schrijver een miniaturist, een legger van kleurige mozaïeken ; geen breed doorloopend rhythme schraagt zijn proza. Korte nerveuze trekjes volgen malkaar op en maken tenslotte het tableau. Hij heeft daarbij alle folkloristische en neo-romamische elementen van het kleurige Vlaamsche volksleven in een aardig provinciestadje met liefde en veel handigheid verwerkt.»

    Drs José de Ceulaer formuleerde het aldus : zijn werk is «een romantische versmelting van zintuiglijkheid en vroomheid, uitbundigheid en eenvoud, als fantasievolle uitbeelding van een «lebensbejahende» goedheid, vermengd met een fijnen humor en stillen weemoed.»   Terloops vestig ik er de aandacht op dat De Ceulaer over Timmermans een merkwaardige licenciaatsdissertatie schreef welke, naar ik hoop, over enkele jaren in boekvorm zal verschijnen. Ik was zoo vrij voor het eerste deel dezer bijdrage enkele notities uit bedoelde studie te putten.

     

         Als mensch moet ik den Fé niet schetsen ; in eigen stad was hij een genoegzaam bekende figuur. Hij bezat vele eigenschappen van zijn Pallieter, maar niet diens uitbundigheid, zooals vele Nederlanders het zich verkeerd inbeeldden Vooral door zijn jovialen en simpelen omgang won hij dadelijk ieders sympathie. Men kon het hem onmogelijk aanzien dat zijn werk in 17 talen over de wereld is verspreid. Hij kan gelden als het prototype van den gemoedelijken Vlaming, vijand van alle geweld.

         Het doodsbericht en de liturgische overlijdensbrief zijn even zakelijk als pijnlijk. In den nacht van Donderdag 23, op Vrijdag 24-1-1947, om 24,30 uur, is in zijn woning te Lier, de Letterkundige Felix Timmermans overleden aan de gevolgen van een reeds lang sleepende hartkwaal, nog geen 61 jaar oud. De overledene was o.m. eere-voorzitter van Scriptores Catholici, lid van de Koninklijke Vlaamsche academie voor Taal- en Letterkunde en van verscheidene Buitenlandsche Academiën, Ridder in de Leopoldsorde en Officier in de Orde van Oranje Nassau.

         Donderdagavond kreeg Felix Timmermans, rond 10 uur een hartcrisis. Nadat een bijgeroepen geneesheer hem een inspuiting had gegeven trad een schijnbare verbetering in. Te middernacht echter kwam de dood over hem. Kort voor zijn heengaan ontving hij nog het bezoek van Dr. Delhez uit Antwerpen. Het toeval wil dat op den avond van zijn dood te Bern de première doorging van de opera «Kerstmissater», waarvan het libretto genomen is uit een verhaal van «Het Keerseken in de Lanteern».


    jq81.jpg
     ( Oscar Van Rompay brengt een laatste groet )


        
    Op Dinsdag 28 dezer greep dan de eenvoudige doch indrukwekkende uitvaart plaats.

    Vele sympathisanten uit alle hoeken van Vlaanderen hadden de ijzige koude en den sneeuw getrotseerd om den Fé een laatste adieu te wenschen. De grootsche dienst werd in onze collegiale kerk gecelebreerd in de aanwezigheid van het élite van ons Vlaamsche land.

     

         Wij bemerkten talrijke personaliteiten uit eigen stad, en vele kunstenaars met goeden klank. Ik noem de kunstschilder Baron Opsomer, de componisten Jef Van Hoof en Renaat Veremans. Benevens verscheidene uitgevers, waaronder ik Van Campen uit Nederland, en de Vlamingen De Backer, De Bock en Pelckmans noteer, waren o m. de volgende literatoren aanwezig : Lode Baekelmans, Dr. Jozef Muls, Lode Monteyne, Gerard Walschap. Paul de Vree, Karel Vertommen, Albert Westerlinck, Anton Thiry, Albe, Frans Verschoren, Karel De Winter, Lode Conté, Ernest Van der Hallen, Anton Van de Velde, Prof. Van Mierlo, Maurice Gilliams, Richard de Wachter, Willem Elstchot, mevrouw Claes-Vetter, Gerard Schmook, Jan Lindemans, Emiel Van Hemeldonck, E H. Baers, E H Jozef Caeymax, Pater Wildiers, Julaan Haest en Johan de Kever. Ook Prof. Sobry en Prof. Van der Heyden van de faculteit der Germaansche filologie der Leuvensche Universiteit waren naar Lier gekomen. Het orgel hief het «In paradisum» aan, simpel en machtig. Het doodssanctje bevatte het hierboven geciteerde gedicht «De Kern» uit den bundel «Adagio».

         Vooraf greep in het sterfhuis een korte rouwhulde plaats. Vóór het stoffelijk overschot was een krans geplaatst met als opschrift het ontroerende «Van uw Marieke».

    Prof. Dr. Van Mierlo S. J. sprak namens de Koninklijke Vlaamsche Academie, Baekelmans namens de Vereeniging van Vlaamsche Letterkundigen; Gilliams sprak eveneens een kort vaarwel uit. De sprekers huldigden den overledene respectievelijk als mensch, kunstenaar, geloovige, vriend en spontaan-kinderlijk schrijver. Pater Van Mierlo herinnerde er aan dat Timmermans reeds op 40-jarigen leeftijd lid der Academie werd.

         Zijn werk is weliswaar betwist, doch de meest vooraanstaande critici wisten hem naar waarde te schatten zooals zijn vriend August Vermeylen. Zijn toespraak eindigde aldus : «Gedurende lange weken heeft hij naar God gewacht op rhythmen van mystiek. Een van zijn allerlaatste gedichten was :

                De schoonheid droomt van boom tot boom,

                Doch alle schoonheid zal verkwijnen,

                Want alle schoonheid is slechts droom

                Maar Gij zijt de eeuwigheid.

                Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt

                en zegen ook zijn vruchten !

                Een éénderdriehoek in de luchten ;

                Nu komt de Wintertijd

                lk hoor U door mijn hart en door de ruiten zuchten :

                Ik ben bereid !

    De dood was voor hem geen verrassing, maar leidde hem binnen in de festijnen der Eeuwige Schoonheid.»

     

         Na het gebed «De Profundis» op het kerkhof, sprak kunstschilder Van Rompaey een laatsten afscheidsgroet uit als persoonlijke vriend.

    Uit het buitenland waren bovendien talrijke telegrammen van deelneming toegestroomd. Dinsdagavond las Baekelmans voor den B.N.R.O. een kort en gevat «In memoriam».

    Hij wees op het tragische feit dat grooten dezer aarde slechts na hun dood worden erkend.

    Op reis in het buitenland zag spreker eens in het uitstalraam van iederen boekhandel een werk van Timmermans, den «nobelen gezant van onze literatuur». Verder gebruikte hij volgende mooie wending ten volle toepasselijk op onzen schrijver : «Elk boek was als een schoone vrucht, nu eens meer dan eens minder door de zon gekleurd.»

     

         Woensdagmorgen publiceerde de geheele Vlaamsche pers een verslag der droevige plechtigheid. Ik leg den nadruk op een artikel van J. De Ceulaer in «Het Handelsblad» over «De laatste uren van F.T.»

    Lier verloor in Felix Timmermans een groote litteraire gestalte. Wij buigen eerbiedig neer voor zijn persoonlijkheid. «Het Getrouwe Lier» betuigt aan de achtbare familie de innige gevoelens van deelneming.

    Als een onzer grootste zonen verheerlijkte hij onze picturale stad en het Netedal. Liersche types werden door hem vereeuwigd. Felix Timmermans is opgenomen in de rij der onsterfelijken uit de wereldletterkunde. Na talrijke jaren leven voor ons nog zijn typische figuren als Piroen, Wortel, Pallieter, Anne-Marie, Symforosa, Brueghel, Franciscus, Vettigen Teen, Ambiorix, Schrobberbeeck, Pietjevogel en Suskewiet.

     

    Hermes.

    **********

    08-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een pen in stilte gedoopt - Marcel Janssens (deel1)

    Een pen in stilte gedoopt.

    De stille wereld van Felix Timmermans.

     

    Lezing op Felix Timmermans-herdenking van het Davidsfonds te Lier op 28 april 1986.

    Door Prof. Marcel Janssens.

     

         Eerst en vooral wou ik u danken voor de eervolle uitnodiging om op deze Felix Timmermans-herdenkingsdagen in Lier het woord te voeren. Mijn voorganger Albert Westerlinck aanzie ik als deelgenoot in de eer die mij te beurtvalt, omdat, zoals u zult zien, ik in zijn geest over Felix Timmermans zal praten. Het Felix Timmermans-Genootschap heeft Westerlincks essay over De innerlijke Timmermans herdrukt in zijn Jaarboek 1980, De herfst blaast op den horen, waardoor die stimulerende andere visie of een visie op een andere Timmermans weer onder de aandacht werd gebracht - heel terecht overigens. Mijn lezing heb ik met enige opzettelijkheid de ondertitel gegeven : De stille wereld van Felix Timermans, omdat ik in het aangegeven spoor precies nog wat meer materiaal in verband met half gekende,verkeerd gekend; of miskende aspecten van Timmermans' oeuvre wil aandragen en kort bespreken. Ik doe dat met de passende schroom in het besef dat ik hier spreek voor een publiek van kenners, insiders of zelfs intimi van de Fee, die hem zoveel beter gekend hebben dan ik, en in het besef dat ik hier preek voor een bekeerde parochie. Ik zou mij zeer gelukkig voelen, indien wij vanavond Felix Timmermans konden ontmoeten in een register van verstandhouding, zakelijk zijn teksten lezerd en proevend, zonder de ijle grootspraak van gelegenheidswoorden.

     

         Ikzelf heb Felix Timmermans nooit gekend. Ik was 15 jaar toen hij stierf. Ik moet derhalve over hem spreken - om het met een uitdrukking van hem te zeggen - zoals ik hem uit zijn werk heb geroken. Als ik straks de mens Felix Timmermans even in dit betoog betrek, doe ik dat tweedehands, op grond alweer van lecturen en van gesprekken met mensen die hem van nabij mochten kennen. Ik hoop dat het beeld van Timmermans dat ik heb samengelezen, ongeveer moge overeenkomen met het beeld dat diegenen van hem bewaren die met hem hebben samengeleefd en die een dimensie méér in zijn teksten kunnen meelezen.


                     Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Ik voel me een beetje als Timmermans zelf toen hij zijn boek over Sint Franciscus schreef. Vandaag zag ik nog in de tentoonstelling Pen en Penseel volgende tekst uit 1931 :

    'Deze dingen heb ik mij zoo voorgesteld, nadat ik de boeken gelezen had, die de geleerden over zijn schoon leven hebben geschreven' - Dat is ongeveer mijn situatie vanavond.

         Ik wou vooraf een drietal Timmermansen oproepen over wie ik het beslist niet ga hebben : drie clichés, even hardnekkig als onrechtvaardig, maar hetzij onbedachtzaam, hetzij moedwillig nog altijd gehanteerd in de literatuur over de auteur van Pallieter.

     

         De eerste dooddoener betreft precies het feit dat Timmermans' werk niets méér te bieden zou hebben dan een oppervlakkig schrokkerige en dorstige, opperhuids begerige Pallieter, symbool van een pluk-de-dag-filosofie zonder psychologische diepgang, zonder intellectuele substantie, zonder verstands- of gemoedscultuur. Hugo Claus heef het van het Vlaamse volk gezegd dat het leeft van 'het vette en het vrome'; welnu, vet en vroom is die oppervlakkig gelezen Timmermans wel en beide kwaliteiten worden dan even ondermaats en oppervlakkig geacht.

         Nu zal ik niet ontkennen dat er een 'vette' Timmermans bestaat. Het ware naïef het risico niet te willen zien dat in zijn oeuvre ingebakken zit om eenzijdig en enggeestig versleten te worden voor opperhuids, bovendien kleinburgerlijk epicurisme. Wie alleen Pallieter leest en hem bovendien slecht leest, zal vlug concluderen dat er in dit boek en voor het overige allicht ook bij de hele Timmermans veel te veel meters wordt en te veel borden rijstpap opgesmuld worden. Ten aanzien van August Vermeylens' roep om 'more brains' schiet Pallieter dan tekort, vooral wanneer hij kortzichtig alleen als wildebras en slampamper gelezen wordt.

    Ik weet het, Pallieter vooral is in de overtrokken proporties van een geprojecteerd geluksverlangen onwerkelijk, zelfs onmogelijk. Zoals al zo vaak werd opgemerkt, doet hij onwaarschijnlijke dingen, bij voorbeeld op een doedelzak spelen en zichzelf tegelijkertijd al zingend begeleiden, of in het topje van een populier gaan zitten schommelen. Hij is bovendien volkomen onmaatschappelijk, omdat hij twee fundamentele componenten van het reële leven mist : de arbeid en het lijden. In tegenstelling tot boer Wortel uit Boerenpsalm moet Pallieter niet werken voor de kost. Hij leeft als het ware vóór de zondeval, in de tuin van Eden, in een mythisch vergroot Netheland, zoals ik nog zal zeggen. Ook het lijden, noch het zijne noch dat van anderen, wordt gethematiseerd in dat boek. Hijzelf en de andere Lierenaars in het boek hebben alleen een onwaarschijnlijk ontwikkeld spijsverteringsstelsel, zoals alvast blijkt uit de overbekende beschrijving van het diner op het verlovingsfeest van  Pallieter en Marieke, waar de disgenoten 'opladen en bijscheppen' totdat 'het zweet hun op het voorhooft staat en in hun telloor lekt'...

     

         Nee, als je maar dat van Felix Timmermans kent, zou je wel gaan geloven dat wij in ons leutige Vlaanderen niets anders doen dan telloren rijstpap uitlepelen. En dat is het tweede hardnekkige cliché dat ook in het buitenland onuitroeibaar blijkt te zijn : Timmermans zou, tesamen met zijn spitsbroeder in de leutige oppervlakkigheid Ernest Claes, het image van de Vlaming zeer ongunstig hebben gekleurd. Men heeft ons, Vlamingen, een paar mythische etiketten opgekleefd : wij zouden een combinatie zijn van het vleselijke en het mystieke, van Jan Van Eyck en Pieter Bruegel met zijn boerepensenkermissen, van Ruusbroec en Reinaert. Timmermans zou mede en vooral verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van dat mythische Vlamingenbeeld in het buitenland. Maar ook in dat opzicht werd zijn werk en natuurlijk vooral de overal vertaalde Pallieter eenzijdig gelezen : Pallieter kan toch geen realistische kopie van een Lierenaar rond 1900 zijn; Pallieter en zoveel andere teksten rond 'schoon Lier' zijn idealiserende projecties. Pallieter moet in het domein van de mythische droomschepping van wat zalig zou moeten kunnen zijn, gesitueerd en geëvalueerd worden, en niet in de realistische afbeelding van wat is of was in Vlaanderen. Bekend is het verhaal van de duitse dame die Pallieter gelezen had en na de tweede wereldoorlog naar Lier kwam om er de 'blauwe Begijnebossen' te bekijken en die zeer teleurgesteld was omdat daar geen blauwe Begijnebossen te bekennen waren.


    Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Zo lijkt me ook die zogezegd negatieve beeldvorming van de Vlaming in Timmermans' werk een overtrokken en fout geïnterpreteerd gegeven. Timmermans is natuurlijk door en door als Vlaams herkenbaar, gelukkig maar, maar wie hem voor een realistische copi-ist van het reële Vlaanderen zou verslijten, heeft toch wel een paar wezenlijke dimensies in z'n oeuvre gemist.

     

         Het derde cliché is dat van de folklorist, heimatschrijver en streekromancier. Nu werd er van de streekroman, die nochtans een eerbiedwaardig literair verleden heeft, in de literatuurgeschiedenis en literatuurkritiek, onder meer met betrekking tot Timmermans, vaak een karikatuur gemaakt. Een karikatuur kan intelligent zijn, maar ook dom. Laat me vlug een robotfoto maken van de heimatroman zoals je hem in de kritiek tegenkomt. Hij vertelt over streekgebonden materies en liefst nog uit een verleden dat nog glorieuzer en lieflijker, nog ecologisch zuiverder was dan onze tijd. Een zekere retro-weemoed is hem niet vreemd.

    Denk maar aan de begijnhoven, de processies, de pastoors uit de bloeiende wijngaarden, de krabbekokers, de minneke-poezen bij Felix Timmermans. Wij kunnen dat allemaal lekker folkloristisch invullen waarom zouden wij dat ontkennen ? Denk aan teksten van Timmermans die de lof spreken van het gezonde, kuise platteland of van de beloken provinciestad als contrast met de verderfelijke grootstad. Het dialect zorgt niet alleen voor couleur locale, het is ook een teken van volkse vitaliteit - zeker bij Timmermans. Het einde van zo'n verhaal bevat niet zelden een positieve levensles : denk aan Leontientje en Symforosa. Kop op, zo luidt de boodschap, het geluk gloort achter een mist van tranen.

    De streekroman als een peppil voor wensdromers. Als Conscience kon zeggen dat hij nooit ene maagd heeft doen blozen, dan mocht Timmermans over zijn werk getuigen dat hij nooit ene maagd heeft ontmoedigd.

     

         Natuurlijk is zo'n karikatuur van de heimatliteratuur geen Nobelprijs waard. Nobelprijswinnaars als Knut Hamsun, Wladislaw Reymont, John Steinbeck of Willam Faulkner moeten andere streekromans geschreven hebben. Er zijn immers soorten streekliteratuur. Zoals soms gezegd wordt dat alle gedichten gelegenheidsgedichten zijn, zo kan elke min of meer in herkenbare geografische ruimten gesitueerde vertelling streekgebonden genoemd worden. En dan? Alles hangt af van wat een auteur met zijn streekgebonden materies doet. Er ligt weliswaar een hele scala van gradaties tussen de licht consumeerbare lectuurtekst en de tekst die wij tot de literatuur rekenen, maar inworteling van een roman of zelfs van een heel oeuvre in een streek staat niet meteen gelijk met schilderachtige folklore en betekent geen beletsel voor een authentieke literaire creatie.

         Kan men zich Hoe het groeide van Knut Hamsun elders inbeelden dan precies in het barre Noorden van Sellanraa? Of de romans van Jean Giono elders dan in de Provence? En moest De Vlaschaard zich niet precies afspelen waar Streuvels (naar hijzelf zei) hem had zien liggen en zien 'bedricht' worden onder zijn venster? En Selma Lagerlöff, en Ramuz en Zola, de auteur van La Terre, zijn dat streekromanciers?

     

         Timmermans als folklorist en als chroniqueur van de Lierse folklore (en van 'Lierke   Plezierke') doodverven is te gemakkelijk om waar te zijn. Dat is even misplaatst als in Lier naar blauwe begijnebossen komen zoeken, die er niet zijn.

    Ik wou het vanavond hebben over een andere Timmermans : over de stille Timmermans zoals ik die in zijn werk heb ontmoet. Het motief van de stilte hoort bij de drang naar verinnerlijking die Westerlinck heeft beschreven. Op mijn beurt zal ik dat motief even aanraken - om een typisch Timmermansbeeld uit het motto van Adagio te gebeuren - als een snaar op een harp die zoveel andere klanken van motieven en thema's in zijn werk in beweging kan brengen.

     

         Immers, 'Er is geen belangrijk boek van Timmermans te noemen waarin de stilte geen belangrijke rol speelt'. Bijna 'al de profane en religieuze figuren uit zijn werk (zijn) op de hoogste en innigste momenten van hun leven "stil" ' - ik zal er een paar voorbeelden van geven; en wij weten hoe het verlangen naar verstilde innerlijkheid een nog 'uitdrukkelijker, vollediger en religieuzer zin' gekregen heeft in Adagio, de laatste verzen die geschreven werden met een pen in stilte gedoopt.

    De jonge Timmermans kan dat subtiele zintuig voor de waarneming en de waardering van de stilte in zijn vormingsjaren als schrijver geërfd hebben van Maurice Maeterlinck, bij wie hij moet gelezen hebben : 'La parole est du temps, le silence de 1'éternité', of : 'la vie véritable, et la seule qui laisse quelque tracé, n'est faite que de silence'. Maar misschien hoefde hij dat niet van anderen te erven; dat zintuig van de stilte was hem aangeboren.

     

         Ik lees toch bij iedereen die Felix Timmermans van dichterbij gekend heeft, dat de auteur van Pallieter zelf, aldus Gerard Walschap,'niet de luide wildebras (was) die Pallieter overigens ook niet is, maar een mens vol behoefte aan innigheid, stemming, atmosfeer, vrede, gezelligheid'. Althans uiterlijk was hij een kalme en rustige natuur, eerder schuchter en vreesachtig dan zelfzeker en durvend, meer aarzelend, schroomvol en weemoedig dan impulsief agerend of energiek tegenover het leven staand. In tegenstelling tot de incarnatie van zijn wensdroom na zijn ziekte en operatie, is hij 'een rustige, huiselijke man' geweest, zo schreef Gaston Durnez,'wat bang en voorzichtig, maar openbloeiend in gezelschap van goede vrienden en 'volksmensen' waar hij van hield. De goede dingen des levens kon hij onvoorwaardelijk bewonderen, maar dat mochten gerust meteen de eenvoudigste zijn : een bloem in de tuin, een kleurrijke prent aan de muur, een pot zelfgemaakte bessenjam'.

         Z'n vrouw zei ooit in een interview met José de Ceulaer : 'Mijn man had helemaal niets van de uitbundigheid van Pallieter', hij was 'geen Pallieter geen pessimist en ook niet uitgelaten zoals velen hebben gemeend'. Zo schreef Jan van Nijlen destijds in Groot-Nederland dat men in Nederland ontgoocheld was als men Felix Timmermans te zien kreeg : men had hem te veel als een Uilenspiegel gezien, terwijl hij niet zo uitbundig van aard bleek te zijn. Zijn Nederlandse uitgever Van Kampen getuigde precies hetzelfde : als Timmermans naar Nederland kwam voor een lezing, verwachtte zijn publiek een feestelijk-leutige Vlaming, maar die was er niet - zoals er evenmin blauwe Begijnebossen waren. En hoe eenvoudig, nederig en oprecht bescheiden heeft hij zich gedragen tegenover de toen toch maar nauwelijks dertigjarige Albert Westerlinck, toen zij in het najaar van 1946 tezamen de verzen van Adagio regel na regel keurden voor publicatie ; Westerlinck getuigde dat Timmermans een der 'eenvoudig-schoonste mensen' was die hij ooit ontmoette. Het motief van de stilte lijkt dus wel een geschikte ingang te zijn tot Timmermans' geestelijk universum.

     

         In de Schemeringen van de dood, een door literaire voorbeelden belast debutantenprobeersel, wordt 'stilte' doorgaans negatief geconnoteerd als : doods, beklemmend, kil, klam, bang, zwaar, wreed.

    Hij spreekt hier nog wat overtrokken literair van de 'stille eendigheid' op een kerkhof of van 'een ijzeren stilte' - kwalificaties die weldra helemaal zullen verdwijnen. In die verhalen, die toch voor een deel on-eigen van inspiratie geweest zijn, gebruikt hij nog de samenstelling 'grafstil', die later praktisch niet meer voorkomt. Het avondmotief, duisternis, herfst en regen, evenals eenzaamheid, eentonigheid of 'eendigheid' en klamme kilte liggen nog als schimmels over het zo kostbare gegeven van de stilte dat zich weldra in authentischer teksten, dichter bij Timmermans' kern, in zijn echte gedaante zal ontbolsteren.

     

         Later wordt de stilte veruit overwegend positief geladen, met - natuurlijk - enkele uitzonderingen die de context opdringt, zoals in dramatische situaties in Ik zag Cecilia komen, Boerenpsalm, Pieter Bruegel, De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt en De familie Hernat. Zo naiëf of zo vastgevroren in zijn clichés was Timmermans nu ook weer niet. Maar vanaf Pallieter,ja vanaf Pallieter wordt stilte in de meeste gevallen een fluwelen geluideloosheid die alleen nog maar positieve, zalige aspecten vertoont. Stilte wordt steevast geassocieerd met vrede, vredigheid, vreedzaamheid, innigheid; de stilte is 'aandoenlijk' innig, maar ook in harmonie met de grootheid van de nacht. Stilte is bij Timmermans vaak een signaal van iets groots dat gaat komen. Zo staat er in De harp van Sint Franciscus als Franciscus het woord gaat nemen voor zijn volgelingen : 'Het wierd stil. Elkendeen voelde dat het een groot ogenblik was'. Op zulke ogenblikken is de stilte 'geweldig' of 'goddelijk'.

         In de stilte wordt 'iets schoons verwacht'. Een 'ontzaglijke stilte' gaat de geboorte van Jezus vooraf in Het kindeken Jezus in Vlaanderen en tijdens de aanbidding der Wijzen heerst er 'een enorme stilte' in de stal. In de stilte verwacht je wonderlijke dingen, dan wordt de stilte 'plechtig' genoeg om er Drie Koningen in te ontvangen.

     

         Positief is de stilte ook als afwezigheid van Stoornis. In De harp van Sint Franciscus staat letterlijk : 'En alleen in die stilte, nooit van genen mens gestoord' - wat Westerlinck graag zal gelezen hebben. Boer Wortel in Boerenpsalm zegt dat 's zondags alles 'stiller, zachter (is), zelfs de kiekens worden het gewaar en de beesten in de wei', hij zaait zijn 'peekens bij asemstil weer' en het is gedurig een zwijgend gesprek tussen mij en het veld - wat als samenvatting van het hele boek zou kunnen dienst doen. Zo'n cultuur van de stilte (geen cultus, maar een cultuur van de stilte) - wat ik als een fundamentele cultuurwaarde beschouw - heeft voor ons nu in 1986 een ecologische bijbetekenis gekregen. Vrij ademen in een biologisch-zuivere lucht, op het land, door geen industrieel gerucht gestoord, wonen in een onbezoedelde ruimte van stilte - wat een wensdroom van natuurgezond leven! Ook in dat opzicht is Timmermans' oeuvre een in de mythe geprojecteerde oase van pre-industriële arcadische vredigheid en gezondheid.

    Een gezonde vrede in een dorp dat zal duren - wat een zaligheid!

     

         Geen wonder dat stilte bij Felix Timmermans praktisch altijd met momenten van inkeer verbonden wordt. Als Pieter Bruegel zich na de begrafenis van Jan Nagel in de heide  terugtrekt, staat er met reduplicerende nadruk : 'het was hier stil, stil', en met Pallieter gebeurt op zulke momenten van verinwendigde vrede precies hetzelfde : 'Pallieter zijn hart ging open voor den vrede van het land. En zo stil lijk het was rond hem, was het in zijn hart'.

         De stilte komt bij voorkeur 's avonds en 's nacht, dan kan ook Pallieter de stilte horen aanwandelen en dan keert hij innig in zichzelf of plooit hij op zichzelf terug en zingt, musiceert of bidt hij. Op dergelijke ogenblikken van verstilling en verinnerlijking, bij voorkeur in een zachte avond, valt bij Timmermans dat andere, zo vaak miskende register open. In de structuur van Pallieter, van Pieter Bruegel en Adriaan Brouwer, van De harp van Sint Franciscus kont de typische alternering voor van geweldig lawaai en ingetogen stilte, van overdadig zonlicht en gedempte schemer, van overvloedig tafelen en verstilde ascese.

         In zijn werk is er een afwisseling van schetterende samenscholingen van veel mensen in stoeten, processies, feesten, waar zij tesamen muziek maken, zingen, luid bidden, 'overvuldig' eten en drinken, en aan de andere kant, van veel inniger momenten waar die mensen fysiek en psychisch tot rust komen. In Pallieter staat er : 'en hij werd stil zoals een mens na diep gebed'. Op zulke momenten is de avond 'kalm lijk fijn olie' een verrukkelijk beeld dat alleen maar een begenadigd dichter kan vinden en dat voor mij bijna de hele Timmermans samenvat. Bij Timmermans is er de beroezing van met velen in stoeten op te stappen, maar er is even essentieel de weemoedige verinwendiging en vertraging van het levensritme, en dan vallen óók Timmermans-werkwoorden als : aarzelen, verwijlen, glijden, drijven...

         En zou het toeval zijn dat Timmermans in zijn tekeningen en schilderijen zo veel stillevens of taferelen van gestolde tijd heeft nagelaten? Het aandeel en de structurele betekenis van het stilleven in zijn teksten zou eens kunnen onderzocht worden.

     

         Van de inkeer is het maar een stap naar de koppeling van stilte en religieuze stemming. Lia Timmermans citeert in het Voorwoord tot de omnibus Met Felix Timmermans door Vlaanderenland : 'Wie stil is zal U horen en zal zichzelf erkennen als een klank van Uw lied. Dat staat ook ongeveer in het motto van Adagio :

     

    Ik ben een snaar op Uwe harp

    en wacht naar 't roeren van Uw vingren,

    om ook mijn klank doorheen 't gerank,

    van Uwe symfonie te slingeren.

     

         In de stilte maakt de mens zich gereed voor de eenklank met een Symfonie die religieus geïnterpreteerd wordt. Er wordt in dit oeuvre steevast, bijna als een onwillekeurig cliché, een verband gelegd tussen stilte en oneindigheid, verte, eeuwigheid, heiligheid, zuiverheid, vroomheid, ingetogenheid, mysterie. In de drie luiken van Driekoningentryptiek bij voorbeeld is de stilte de voorwaarde om Gods mysterieuze aanwezigheid gewaar te worden. God komt voorafgegaan door een geweldige heilige stilte. Hier zegt Timmermans niet meer 'grafstil ' maar 'kerkstil'. ' 's Nachts wordt het stil in uw hart, zegt Boer Wortel, en ge denkt aan dingen waar ge anders geen tijd voor hebt. Aan Onzen Lieven Heer...' ; als hij die handen en voeten van zijn houten Christus beziet, houdt hij soms stil te midden van zijn 'gepruts' en komt hij tot 'een vorm van gebed'. Heel karakteristiek is deze zin uit Pallieter :'deze avond was zo zoet en stil, zo overweldigend van innerlijken vrede, dat hij zich kalm voelde en zuiver als een heilige'. En de stilte is toch bijna voelbaar of hoorbaar aanwezig in De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa Begijntjen , een tekst die ik in de loop der jaren ben gaan beschouwen als een verleidelijke uitnodiging tot vermoeide pensioengerechtigde intellectuelen om zich in de zalige vrede van het Liers Begijnhof terug te trekken.

     

         Natuurlijk legt Timmermans ook het verband tussen stilte en muziek. Na de dood van Cecilia, wanneer de ik-persoon buiten in de sneeuw God hoort 'ruisen in de oneindige stilte', zegt hij in de laatste zin van het boek : 'Dan zullen wij één lied en éne stilte zijn'. Muziek kan schoon en stil zijn, en ook in verband met muziek kan de stilte een signaalfunctie hebben, zoals in het begin van De harp van Sint Franciscus : 'Het was stil, zodanig stil, alsof er muziek verwacht werd' . Al kan Pallieter zoveel instrumenten bespelen dat hij op z'n eentje een fanfare zou kunnen bemannen (en vergeten we niet dat hij ook een orgeltje in zijn buik heeft!), toch is er in het hele boek een opvallende 'correlatie tussen muziek en stilte' zoals Louis Vercammen schreef; stilte en avondschemer zijn ook daar 'het natuurlijk dekor van zang en melodie '


    Afbeelding op volledig scherm bekijken 

         Stil wordt een zó volstrekt positieve eigenschap dat zij een ideale persoon gaat karakteriseren. Zo droomt een wat bedaagder geworden Pieter Bruegel ervan te mogen leven in de 'stille en kinderlijke aanwezigheid' van Bertha, 'een stil zacht bedeesd vrouwke'.

    In Het kindeken Jezus in Vlaanderen lezen we : 'Verder was het goed en stil onder die eenvoudige mensen', (die) 'vergroeid waren van lijf en ziel naar de rustige stilte der velden'.

    Ook Leontientje uit De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt wordt voorgesteld als een 'zacht, stil, teder' en daarom ideaal-beminnelijk wezen, en ze wil altijd weer 'den vinger Gods door de stilte (door haar stilte) horen boren'.

    De idealisering van de stilte, ook in de intermenselijke relaties, blijkt overduidelijk uit de tegenstelling die Boer Wortel maakt tussen zijn eerste vrouw, 'ons Fien', en de zoveel jongere en onrustiger Frisine : 'Ik en ons Fien konden uren bijeenzitten, zonder dat het nodig was één woord te zeggen. Die stilte hinderde ons niet. Die gaf kalmte. Maar bij Frisine kan ik geen stilte verdragen. Als ik haar niet in mijn armen pak, dan weet ik niet wat te zeggen. (...)

    Er is iets dat hapert tussen ons'.

    Is dat niet veelbetekenend : als het niet stil kan zijn tussen mensen, schort er iets?

     


    07-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een pen in stilte gedoopt - Marcel Janssens (deel2)

         En is er een vrediger dood denkbaar dan die van Pieter Bruegel : 'En met zijn grote, koude bruine hand in haar witte handekes, met zijn brekende ogen dankbaar naar de hare, glimlachte hij stillekens dood, doofde uit lijk een kaarske, zonder snik of rochel, zacht als een bloem die verslenst'. Die sterfscène kan gelegd worden naast het slot van Adriaan Brouwer.           De stervende Brouwer filosofeert aldus over de epifanie der dingen die alleen in de stilte en in het aanschijn van de dood mogelijk is : 'Kom, laat het nu stil worden. Wij kletsen te veel over die dingen. 't Komt omdat wij er niets van af weten. Wij zien, om zo te zeggen, alleen de waterspiegeling van de bomen en de huizen. Het water rimpelt, golft, kabbelt, en we denken dat zo de huizen en de bomen zijn. De echte huizen en bomen zien wij niet, zien we nooit. Slechts als het water heel stil kan zijn, zodat g'er kunt op schrijven, kunnen wij ons een gedacht beginnen te vormen, hoe de echte huizen en de echte bomen zouden kunnen zijn. Maar dan moet het heel stil zijn, heel stil in het hart, zonder rimpel, zonder gebabbel...

         Zo tegen de dood aan begint het stil te worden. En als die stilte komt, ik voel ze als drup voor drup immer voller in mijn geest opstijgen... Dat is iets anders dan brandewijn en Belladona! Dat is brandewijn en Belladona in 't écht! Ik heb maar één wens; zo zachtjes kunnen uitdoven, met de hand van Isabel in mijn hand...' .

    In Anna-Marie ten slotte staat de zin die dat allemaal samenvat : 'Ach wat moet het schoon zijn in een ziel waar stilte is'

         Vanzelfsprekend levert het motief van de stilte in de teksten van Felix Timmermans een vracht typische metaforen op, Timmermans is onze metaforen-dichter bij uitstek, en hij was dat lang - en van nature - vóór de Vijfenvijftigers en de Zestigers er een literair procedeetje van maakten. (Onze metafoorkramers waren dat.) Het lijkt wel alsof de Fee ook voor metaforisch taalgebruik een speciaal zintuig had. Zou je niet zeggen dat hij in beeldspraak zag, rook, voelde, smaakte, betastte? Hij heeft kennelijk heel spontaan verrukkelijke beelden 'gevonden', die hij niet hoefde te construeren. Je moet maar eens iemand anders in de Nederlandse letterkunde zoeken die zó oernatuurlijk kan waarnemen én zeggen dat de avond kalm is lijk fijn olie of dat, zoals in de eerste zin van Juffrouw Symforosa, 'de lucht natzilver (is) als de rug van vis'. Dezelfde verrukkelijke beeldvondsten begeleiden zijn natuurgetrouwe beleving van de stilte.

         (Tussen haakjes gezegd : is het niet godgeklaagd dat onze kinderen in het secundair onderwijs zouden moeten leren wat een metafoor is uit teksten van Kees van Kooten of van Raymond Van het Groenewoud, terwijl een goudmijn van kunstzinnig Nederlands als het werk van Felix Timmermans voor dat pedagogisch doel onaangeboord blijft en uit onze schoolboeken wegzakt? En dat terwijl het Insel-Verlag ter gelegenheid van de honderdste geboortedag een Felix Timmermans een jubiläum-ausgabe van de belangrijkste romans en vertellingen in vier banden brengt? Zou het dan toch waar zijn dat wij door een gemis aan zelfrespect op het thuisfront onze klassieken te weinig in ere houden, zodat wij er niet moeten van verschieten dat het buitenland ons niet voldoende kent en waardeert?

    Felix Timmermans hééft echter het buitenland veroverd, dat staat vast. In zogenaamde progressief-literaire kringen staat het goed, op dat succes geringschattend neer te kijken, maar waarom zouden wij daar niet fier mogen over zijn, en zouden wij niet wat minder nonchalant of minder hautain omspringen met het beste van onze bodem?)

     

         Felix Timmermans' beeldspraak hangt natuurlijk samen met het alomaanwezige animisme in zijn waarnemingen waarmee hij alles wat er is met een eigen leven begiftigt en bezielt en waarmee hij dan ook alles, ook levenloze en abstracte dingen, kan verpersoonlijken. Dat uit zich in het bijzonder in bewegingswerkwoorden, waar het van krioelt in zijn stijl. Alles, tot en met de meest onbezielde zaken, kan in Timmermans' dynamische visie wandelen, huppelen, dansen, slenteren, lopen, werken, slaan. Bovendien vermengt zich die animistische al-bezieling in zijn waarnemingen met het zo karakteristieke, wonderlijke vermogen om synesthetisch waar te nemen, dat wil zeggen dat gewaarwordingen van verschillende zintuigen vermengd worden. Zo is het bij Timmermans heel normaal dat een geluid gezien wordt, of dat licht als tastbaar of hoorbaar wordt waargenomen. Zo steekt Pallieter op 'een fijne morgend in de mei' zijn vinger in een klad zonlicht, likt hem af en zegt : 'het smaakt naar honig'. Dat gebeurt allemaal ook in de waarneming van de stilte.

     

         Normaal is, zoals gezegd, de visualisering van een geluid, zodat Pallieter het gegalm der hoornen in de bomen kan zien; maar nog verwonderlijker is de visualisering van de afwezigheid van geluid, waar Timmermans schrijft : 'De stilte blonk', de stilte zweefde, de stilte drijft. De stilte kan opgevouwd worden en een distelvink kan er gaatje in tikken.

    De avondstilte, die heel anders is dan de stilte bij dag, kan door een huis sluipen, ze kan neerploffen of aan het behangselpapier plakken, ze kan de straten vullen of als een vogel over de wereld hangen.

     

         Een metafoor die je met betrekking tot de stilte in het oeuvre van Timmermans gerust een obsederende metafoor mag noemen, is het overdrachtelijk gebruik van het werkwoord aarzelen, een typisch Timmermans-sleutelwoord, dat tot en met in Pallieter gebruikt wordt voor een wolksken, een mat gouden streep zonlicht in 't westen, voor uitkomende plantjes in de lente en voor 'een trage, malse, aarzelende regen'. Zelfs in dat overwegend euforische boek wordt de extatische opvlucht van emoties of fysieke krachtpatserijen met een typische ritmeverandering neergelegd in een verstilte beweging vol wijfeling en aarzeling - een beweging die Timmermans zo eigen is als een vierklauws gestoei.

    Ik mag het nog wel eens onderstrepen : dit tweede ritme van de verinwendiging in stilte werd al te zelden als een even essentieel Timmermans-ritme aanzien als die levensgenieting in galop waarmee dan Pallieter geredelijk en al te lichtzinnig vereenzelvigd wordt.


               Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Een voorbeeld van zo'n ritmeverandering is het hoofdstuk Het vogelenbezoek dat de twee kanten van Pallieter in de lente laat zien. Het hoofdstuk begint in een sfeer van uitbundigheid, waarbij de 'peekens' van plezier zwellen in de grond en het koren zienderogen groeit.

    Het klimaat in die eerste bladzijden is euforisch uitgelaten en de hyperbolen zijn in die context van overvloedig genot niet te tellen. In die context komt de al vermelde passage voor waar Pallieter, als een reus (!), mee gaat 'touteren' in het topje van een populier.

    Maar naarmate de zonnetriomf in het Westen uitsterft en de avond nadert, gaat er een mysterie over het landschap liggen, dat Pallieter stilmaakt 'tot in het klokhuis van zijn ziel'. Het beeld van de twee overvliegende reigers, die Pallieter waarneemt als 'roerloos en zwijgend', vormt een betekenisvol contrast met het begin van het hoofdstuk :

    « 't Was hier te schoon om naar beneden te gaan. Maar 't witte licht verguldde, en de zon wierd groter en groter, en rood. Het rood jubelde de wolken in en rolde over de wereld.

         En achter verre blauwe bossen zakte de zon in een chaos van rustige, hel verlichte reuzenwolken. De schaduwen schoten lang uit en namen de klaarte weg. Beneden was de wereld in de schemering, maar op Pallieter plakte het zonnegoud nog lijk rood papier.

    Hij had zijn eigen willen bestrelen. Heel ver zag hij twee reigers zweven. Zijn ogen verlieten ze niet, want ze waren groots in den wassenden avond. Hij volgde mee de grote lijn die ze met wakken vleugelslag door de toesluitende avondlucht trokken. Soms bleven ze 'n helen tijd met wijduitgestrekten vleugel en schoven dan roerloos voort op het donkerende blauw. Ze waren vol mysterie en gaven een diepen indruk. En even roerloos en zwijgend als ze gekomen waren verdwenen ze in de purperen schemering van den tegenover gestelden einder.

    Als ze weg waren was er als iets van hunne ziel in de lucht gebleven. De zonnetriomf was uitgestorven ; er flakkerde ten westen nog een vage klaarte en in het veld brandde ievers een lichtje. Dat was de avond.

    Toen daalde Pallieter af, en ging met de gauwte naar huis, want zijn beer grolde in zijn lijf. Maar hij zweeg, want hij was aangedaan tot in het klokhuis van zijn ziel.»

     

         Timmermans ziet en kleurt stilte, zoals gezegd. Stilte kan wit zijn of blauw, van satijn of van fluweel, van glas of van steen. Hij maakt met dergelijke zichtbare stilte verrukkelijke samenstellingen zoals : steenstil, kristalstil, pluimstil en natuurlijk muizestil, of nog : tapijtenstilte of krimpstilte. Met zijn vergelijkingen is hij dan ook helemaal in zijn sas : Zuster Clara luistert naar iets dat heel, heel stil tikt, 'lijk een meelwormke'; als Pieter Bruegel in Antwerpen binnenkomt, is het 'zo stil als op pantoffels'; ergens hangt iets als 'een perzikwaas van stilte' ; of de stilte staat 'lijk lood over de wereld'.

         Even karakteristiek is dat stilte gehoord kan worden. In de Krabbekoker wordt er over het personages Cicero gezegd : 'Hij kan dan soms blijven staan luisteren naar de stilte. "Luister eens", zegt hij dan tegen zijn hondeken, zijn Mizorke, "hoor, dat is nu stilte !" Dan denkt hij aan God en aan de Romein Cicero'. De stilte zucht over de landen, zodat de maan of 'heel de zondag' er kunnen naar luisteren, ze gonst, of ze suist, wat een echt cliché is bij Timmermans. En wat allicht nog het verwonderlijkst van al is : je kunt niet alleen naar de stilte luisteren, maar de stilte luistert op vele plaatsen bij Timmermans naar zichzelf. Omgekeerd kan de stilte zelf naar iets anders luisteren, zoals wanneer 'het brandend hout (iets) vertelt tegen de stilte'. Je kunt zelfs van de 'aandoenlijke stilte' verschieten, zoals dat jong haantje dat plots van op de mesthoop begint te kraaien als iedereen een ogenblik zwijgt voor het gebed bij het begin van 'De feest' in Pallieter.

     

         Laat mij dit afronden met nog even iets te zeggen over ons motief in de dichtbundel Adagio, die ik nu nog kort kan voorstellen als een verzameling van al de aspecten die ik heb trachten te beschrijven en zonder meer als de - haast mystieke - bekroning van Timmermans' cultuur van de stilte.

     

    Ik herinner nog even aan het activerend animisme dat de schrijver Timmermans eigen is als een tweede natuur in de beroemd geworden verzen uit De herfst blaast op den horen :

     

    De stilten weven gobelijnen

    van gouddraad over 't woord,

    met reeën, die verbaasd verschijnen

    uit varens en frambozehout,

    en sierlijk weer verdwijnen.

     

    Het verband tussen stilte en inkeer, dat ik vermeldde, wordt al in het eerste gedicht opgeroepen :

     

    De blaadren rijzen door den stuggen nevel,

    er zijn geen klanken meer, er is geen lied,

    slechts in het dorre riet een vroom geprevel...

    Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet.

     

    Het stille, schemerige en nevelige seizoen van de herft dus als de geschikte tijd voor de in-keer. De stilte in de avond, de herfst of de winter laat toe bepaalde dingen te horen ; de stilte fungeert als mogelijkheidsvoorwaarde tot het beluisteren van Gods roep :

     

    Een ganzendriehoek in de luchten;

    nu komt de wintertijd.

    Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.

    Ik ben bereid.

     

    Stil zijn betekent beschikbaar zijn voor een stem uit den hoge :

     

    Dit is de stilte, die 't geluk laat naadren,

    het ver geluk, dat iets van God bevat,

    maar telkens als een zeepbel openspat

    bij al 't gedruis dat wij in ons vergaadren.

     

    Nu 't stil is, wordt mijn ziel de zeekinkhoren

    waarin ik God, die door de Heemlen bruist,

    beluister, en zijn hoog bestaan kan horen!

     

    Dan kan de dichter de sferen horen 'zoemen'.

     

    Over dat moment van inkeer dat natuurgetrouw in een religieuze stemming verglijdt, ligt ook hier meestal de patine van weemoed. Het broze geluk van de inkeer tot God wordt 'uit wat stilte en weemoed' geboren.

    De gedichten van Adagio vertonen bijna allemaal een kenmerkende drietrapsontwikkeling : van avond-, herfst- of winterstemming over vrede en stilte naar geborgenheid in God.

    Waar de zon is heengetogen (één), blijft de stilte 'om d'hoge bomen staan' (twee), zodat de dichter op de derde trap van dat stemmingscontinuum kan zeggen :

     

    'k Voel mij diep in God verdrinken.

    Ach, hoe heilig is de nacht.

     

    Dezelfde driefazenstructuur kenmerkt het gedicht De dag ging als een bloem verslensen, met weer eens, uitgaande van een avondimpressie, de ervaring van vrede en rust :

     

    De vrede nevelt over ’t land,

    de rust dauwt op de mensen.

     

    En daar gaat de deur open die uitzicht biedt op de laatste dingen :

     

    Uit de stilte en uit sterrenlicht

    wordt dan een altaar opgericht.

    En luister nu, hoe alle dingen zingen

     

    'Hoe alle dingen zingen' : het doet mij altijd denken aan het vers van Rainer Maria Rilke :

     

    Die Dinge singen hör ich so gern.

     

    De uitkomst van die driefazige geestelijke oefening in de stilte van de avond is in Adagio onveranderlijk een godservaring :

     

    O zalig uur, waarop de ziel, gerijpt

    van zangen, zonder beeld of woorden

    Gods wil begrijpt!

     

    Of elders :

     

    Door de neevlen van den avond

    pint de horen van de maan.

    'k Wacht hier op de lege baan

    om met U, stil in Uw schaduw

    mee naar Emmaüs te gaan.

     

    We hebben al eerder gezien hoe stilte geïdealiseerd en lawaai met het kwade geassocieerd wordt. Adagio zegt dat nog eens in het gedicht De eremijt, waar een hele hel met woedend getier probeert de ziel uit de stilte die naar Gods Geest voert, weg te halen.

    De dichter zegt dan ook :

     

    Ik kan slechts zwijgend knielen.

     

    De cultuur van de stilte is hier ten slotte mystiek van de stilte geworden:

     

    De kern van alle dingen

    is stil en eindeloos.

    Alleen de dingen zingen.

    Ons lied is kort en broos.

     

    En donker zingt mijn bloed,

    van heimwee zwaar doorwogen.

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte tegemoet.

     

    Laten wij dat allemaal, dames en heren, lezen, opnieuw lezen, proeven en overdenken, en de rest, ja, de rest is stilte.

     


    *********

    06-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De andere kant van een vermaard verteller

    De andere kant van een vermaard verteller.

    Felix Timmermans als tekenaar en schilder

     

    Uit Enkhuizen Corona  -  11/02/1956.

     

    Schepper van Pallieter schreef zichzelf bezwerende brief.

         De schrijver (Felix Timmermans) had sedert maanden geen bladzijde meer geschreven. Hij is bezeten door het schilderen. Hij ziet in dat het zo niet verder meer kan gaan, doch de lust tot schilderen is sterker dan elke verstandige redenering. Wat nu?...

    Op zekere dag schrijft hij een brief aan een zekere Felix Timmermans, wonende daar en daar, frankeert hem en werpt hem in de brievenbus. De volgende dag — natuurlijk staat hij voor de schildersezel en schildert — wordt de brief afgegeven. Hij opent hem en leest :

     

     

    Beste Felix,

    Ge hebt nu waarlijk lang genoeg tot uw vermaak geschilderd en getekend. Het wordt hoog tijd dat ge ook eens aan de anderen denkt, uw Marieke en de kleine meisjes... en eindelijk weer begint te schrijven... Ge hebt lieve kinderen maar ge zult u nog duchtig moeten inspannen eer ze op eigen benen zullen kunnen staan. Ge moet hun muiltjes open houden.

    En niet enkel dat alleen!... Ge moet ook iets op tafel brengen om erin te stoppen. Dus, wees niet boos op mij dat ik zo tot u spreek, beste Felix, en u in uw liefhebberij stoor om u aan uw plichten te herinneren. Span u geducht in en alles zal in orde komen...

     

     

         Het staat zwart op wit. De schrijver roept de schilder tot de orde. Hij spreekt hem kordaat aan. Daar valt niet meer op terug te komen. Hij werpt het penseel weg en begint eindelijk met zijn werk. De brief speldt hij op het doek. Want zodra het hem lokt valt de vermaning hem in de ogen. De brief bewerkt wonderen!

    "Merkwaardig", besluit hij deze geschiedenis. "Om te schilderen heb ik nooit moeite moeten doen. Dat gaat altijd vanzelf.... "

     

         Dit verhaal leert, dat Felix Timmermans, de grote Vlaamse verteller, niet alleen schrijver, maar ook nog tekenaar en schilder was. Menigeen zal trouwens weten, dat hij veel van zijn eigen boeken - en vele ook van zijn goede vriend Ernest Claes - zelf heeft geïllustreerd.

    Maar toch, in onze contreien is "de Fe" zoals zijn vrienden hem met een zekere innigheid in hun stem nog steeds noemen, in hoofdzaak als schrijver bekend en populair.

         Felix Timmerman de begenadigde verteller, in wiens werk - of dat litteratuur dan wel beeldende kunst was - het Vlaamse volk steeds ten voeten uit werd getypeerd, in wie de fakkel van de Vlaamse humor brandde. Het prachtige klankbeeld dat Tom Bouws op kerstavond over Felix Timmermans de Nederlandse ether instuurde, heeft in niet geringe mate er toe bijgedragen, de schrijver van Pallieter opnieuw in de belangstelling te plaatsen.


                     Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

    Prachtig boek van Denijs Peeters

         Voor wie de figuur van Timmermans werkelijk interesseert, heeft Denijs Peeters een prachtig boek geschreven : "Felix Timmermans, tekenaar en schilder", dat bij het Davidsfonds te Leuven is verschenen. Het boek - dat voor Nederlandse begrippen misschien wat breedsprakig is - belicht de niet zo bekende aspecten van "de Fe". Het is een werk, waaraan een zeer uitgebreide studie ten grondslag heeft gelegen : de schrijver heeft zich uitzonderlijk goed georiënteerd, waardoor men honderden citaten en uitspraken van befaamde kunstenaars, over het werk van schilder-tekenaar Timmermans te lezen krijgt.

         "De tekenaar, de schilder en de schrijver zijn één in hem", zo betoogt Denijs Peeters.

         "Ze zijn onafscheidbaar van elkaar. Heeft de roem van zijn prozawerk de betekenis en de kracht van zijn plastisch oeuvre overschaduwd? Volstrekt niet. Want velen zagen in Timmermans naast de letterkundige, ook de tekenanr en de schilder. Zij, die zijn boeken lazen, lieten hun aandacht gaan naar zijn sobere en rake tekeningen, die de vruchten zijn van zijn scherpe opmerkingsgeest en verbeelding, anderen ontdekten zijn tekeningen in de boeken van andere schrijvers en zo ontwikkelde Felix Timmermans zijn talent om met de eenvoudigste middelen tot de hoogste uitdrukking te komen.

         Overal tekende hij, thuis, op straat, op de markt van Lier, op alle plaatsen. Waar hij iets aantrekkelijks zag, haalde hij zijn tekenboek te voorschijn. Hij tekende alles zoals hij het zag, zoals niemand het voor hem had gezien. Eenvoudig met enkele lijnen, maar sprekend tot de mens, die onmiddellijk ieder onderwerp kan begrijpen. Hij illustreerde zijn boeken, steeds op een verschillende manier, telkens aangepast aan het verhaal. De tekeningen zijn voor de lezer een aantrekkingskracht om zijn interesse te laten gaan naar de talrijke beschrijvingen, die overvloeien van picturale aspecten.

    Hij tekende als schrijver voor jong en oud, voor gans zijn volk".

     

    Spiegeling van dagelijkse leven.

         Maar Felix Timmermans was niet alleen illustrator. Hij beheerste tal van technieken. Ook schilderde hij, en uiteraard is ook in zijn schilderijen het "volkse" karakter sterk sprekend.

    "Bij hem geschiedt alles spontaan" aldus Denijs Peeters. "Er is geen bezorgdheid naar vormen, alles is werkelijkheid, zoals het iedere dag in het leven voorkomt. Daarom is het schilderwerk van Felix Timmermans niet los te denken uit het dagelijkse leven van de mens. Het is er de uitbeelding en de weerspiegeling van."

     

    *****

    05-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het voetspoor van Timmermans - Jules Kockelkoren

    In het voetspoor van Felix Timmermans.

     

    Door Jules Kockelkoren - uit De Limburger 6 januari 1973.

     

         Zaterdagmiddag om 4 uur zal in de Redoute, de foyer van de Maastrichtse Schouwburg, een tentoonstelling geopend worden van 57 schilderijen, vele gekleurde vignetten en (in vitrines) van boeken met hun vele vertalingen van de beroemde Vlaamse romancier Felix Timmermans uit Lier.

         De tentoonstelling, welke op initiatief van adj. directeur Schrammen onder auspicieën van de directie Limburg Algemene Bank Nederland in de hal en gangen van het bankgebouw ABN, Bredestraat 10 te Maastricht, gehouden wordt, zal in de Redoute ingeleid worden door José de Ceulaer uit Lier, voorzitter van het Felix Timmermans Genootschap en leraar Nederlands aan het Atheneum te Lier. De weduwe, de drie dochters en de zoon van Felix Timmermans zullen deze opening bijwonen.


               Afbeelding op volledig scherm bekijken

        
    José de Ceulaer liet reeds vele studies over leven en werken van Felix Timmermans verschijnen. Zo o.m. licentiaatsverhandeling voor de universiteit van Leuven; een boek "De mens in het werk van Timmermans" in 1957 voor Uitgeverij van Kampen geschreven; voor Uitgeverij Orion boekjes over Timmermans in de reeks Ontmoetingen. Een korte biografie. Ook een bloemlezing van citaten en aforismen "Gedachten van Felix Timmermans". In 1967 het boek "En toch..." met de onder titel "Spiegelbeeld van Felix Timmermans''.

         Dit spiegelbeeld steunt op interviews, die José de Ceulaer had met Felix Timmermans, aangevuld met interviews met Timmermans-vrienden en -deskundigen. De titel "En toch" werd ontleend aan de lijfspreuk van Timmermans "En toch zingen" blij zijn met het leven ondanks alles. Felix Timmermans maakte immers vele tekeningen met figuren, spelend of zingend.

     

         Felix Timmermans kreeg internationale naam met zijn romans en gedichten. Maar hij was, zij het met minder inzet, in zijn vrije tijd ook tekenaar en schilder en menig boek van hem werd door hem zelf geïllustreerd.

    Tot zijn beroemdste boeken behoren "Pieter Breugel" door hem reeds vanaf zijn kinderjaren zo bewonderd, en "Adriaan Brouwer", die andere beroemde schilder. Hij was een vertellende schilder en een schilderende schrijver. Vijf en twintig jaar geleden stierf hij op 24 januari 1947 op 60 jarige leeftijd.

         Zo wordt deze tentoonstelling in Maastricht een huldebetoon aan deze Vlaming, de eerste Vlaamse schrijver met internationale reputatie, die vaak in Maastricht verbleef en van deze stad hield, getuige zijn dagboek.

         Jules Kockelkoren reisde naar Lier, bezocht daar het huis van Felix Timmermans en sprak er met diens weduwe Marieke en met twee van de vier kinderen Clara en Gommair en uiteraard met José de Ceulaer. En drong zo door achter het werk naar de persoonlijkheid van deze schrijver, dichter, tekenaar en schilder, van wie wij onlangs zijn beroemde roman "Pallieter'' in feuilleton in ons blad publiceerden. Uit vele reacties, ook verrassenderwijze van jongeren, bij wie deze levenslust vitaal overkwam bleek dat Felix Timmermans' werk nog steeds na bijna 26 jaar springlevend is.

    ***

         "Het is een smalle straat, de Heyderstraat, niet ver van de grote kerk, die ik vanuit mijn venster, langs achter, groots boven de rode daken zie drijven" schreef Felix Timmermans.

     

    "Men komt er in, in die straat te Lier, en 't is of men in een corsetdoos komt. De straat is afgespannen door de smalle, spitse Kluizekerk. Ge kunt niet anders dan in die kerk terechtkomen. Maar 't is niet waar, rechts ernevens is een smal straatje, dat naar de Look voert".

    Felix Timmermans had geljjk. Als ik voor het eenvoudige huis De Heyderstraat 30 sta met de gedenkplaat met bronzen reliëfkop in de voorgevel herken ik zonder moeite de omgeving.

     

         Ook de kamer, waar weduwe Marieke (80) met dochter Clara, mevrouw Clara Wagner - Timmennans uit Lier schrijfster van kinderverhalen, en enige zoon Commair, cartoonist en schrijver uit Lier, mij ontvangt. Oudste dochter Lia, mevrouw Asperslag-Timmermans en schrijfster van het bekende en ontroerende boek "Mijn Vader", woont in Oostende, evenals dochter Tonet, de schilderes. Het is druk in de sobere, maar sfeervolle vertrekken met schilderijen aan de muur van Lierenaar baron Opsomer, die bevriend was met Felix Timmermans, en een landschap van Saverijs.

         Opsomer schilderde de schrijver in een forse portretkop met achter de goedmoedige welgedaanheid van een levensgenieter ook de wat weemoedige verstilling van een naar binnen gekeerd mens.

     

    35.000

         Op deze middag van mijn bezoek zal aan Marieke liet 35.000ste exemplaar overhandigd worden door de heer Uytterhoeven, secretaris van het Davidsfonds, van het boek, een omnibus met Felix Timmermans-verhalen "Met Felix Timmermans door Vlaanderen", dat in oktober 1972 verscheen. Wel een bewijs van de populariteit ook in Vlaanderen van deze schrijver na bijna 26 jaar.

     

    Fijne man

         Het is een intieme, hartelijke plechtigheid in deze "leefkamer", zoals Felix Timmermans ze zelf noemde. Hier leefde hij, schreef hij vaak en hier ook overleed hij op 24 januari 1947 aan een hartkwaal in de armen van zijn jongste dochter Tonet.

         Tevoren heb ik met José de Ceulaer aan zijn graf gestaan op het Lierse kerkhof, maar hier leeft "de Fe". "Hij was een heel goeje mens", zegt weduwe Marieke. "Hij was zeer geestig en had nooit moeilijke buien. Hij schreef veel 's avonds. Eindeloos schavend en bewerkend en nooit tevreden met zichzelf. Ik bleef er altijd bij, maar desondanks, ondanks dit late schrijfwerk was hij 's morgens altijd het eerste op. Schilderen en tekenen gingen hem veel rapper af, dat vond hij plezant. Toen ik in 1911 hem leerde kennen, wist ik amper dat hij dichter en romancier was. Ik was met een nicht aan het wandelen, toen Felix passeerde en met een grote zwaai zijn hoed voor me afnam.


                   Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Ik dacht dat het een misverstand was, maar een jaar laterr trouwden wij. In zijn boek "Kroniek van Felix Timmermans" memoreert José de Ceulaer, dat op 31 januari 1910 "de Fe" voor "Onze Tijd" een Lierse toneelopvoering besprak, waarin hij schreef over het optreden van Marieke Janssens, zijn latere vrouw : "Een bijzonder prijske aan de jonge mej. Janssens, haar stem is helder en vrank, zij heeft een opmerkelijke sans-gêne en dat doet veel verhopen: ik hoop die juffer in kinderrollen nog dikwijls terug te zien".

     

    Vader

         Over Felix Timmermans als vader zegt Clara: "Hij was heel aangenaam, nooit boos. Een gevoelsmens. Maar "plezant", een Pallieter was hij niet.

    Die Pallieterfiguur was niet historisch, was een wensdroom.

    Hij vertelde ons steeds verhalen, waar hij mee bezig was. En als hij op zijn grondige wijze zich voorbereidde op een nieuwe roman, b.v. "Boerenpsalm", nam hij ons mee naar de boeren en wees ons op alle bijzonderheden. Hij wenste dat wij zouden schilderen en tekenen en verschafte ons kleuren en krijtjes".

     

         "Hoe is het om als schrijfster dochter van zo'n beroemde vader te zijn", vraag ik aan Clara. Zij lacht en zegt: "Ik zal u een kinderherinnering vertellen. Ik weet nog goed, hoe in Lier van onze school een toneelopvoering bij de zusters zou zijn. Mijn twee zusters Lia en Tonet hadden een hoofdrol, maar ik moest met onze hele klas van 44 meisjes engel zijn en alsmaar hallelujah wuiven met een palmtak. Ik voelde me uiteraard niet zo gelukkig in deze nederige rol, maar na de uitvoering zei Vake: "In mijn gedacht wuifde gij beter dan de 43 anderen".

         Als ze me nu vragen wat mijn vader wel zou denken van mijn kinderverhalen, denk ik altijd, dat hij wel tevreden zal zijn, want in zijn gedacht zal ik wel beter schrijven dan die 43 anderen....

     

    Met Gommair

         Zijn enige zoon Gommair heeft in het leven van Felix Timmermans steeds een grote plaats ingenomen. En menig schilderij en tekening van "de Fe" zijn ontstaan met Gommairke op zijn knie. Schilderen en tekenen kon hij.

         Weduwe Marieke vertelt me, dat hij net zo snel een tekening klaar had als zijn handtekening. Maar hij nam dat niet zo serieus, miste daartoe ook de vooropleiding.

    "Hij kon nagenoeg alles, wat hij wilde", zegt Clara. "De UFA heeft hem zelfs in 1938 een filmrol aangeboden, maar die weigerde hij".

         Gommair vertelt me, hoe hij, die bij zijn vader nauwelijks kwaad kon doen, vaker schilderijen van zijn vader in de vernis zette. "Ik mocht zelfs verbeteren in zijn schilderijen en tekeningen", zegt Gommair.

    "Hij werd wel eens kwaad als ik met mijn kindergeknoei de boel verknalde, maar hij had altijd humor ervoor en moest toch weer lachen".

         Bekend is het schilderij "Het huisje van verlangen", olieverf op hout, in 1934 door Felix Timmermans geschilderd op aanwijzingen van kleine Gommair. In haar boek "Mijn Vader" vertelt Lia Timmermans daarover.

    "Die donderdag had Gommair al een heel palet verf opgeschilderd : hij was altijd zo blij, dat hij zijn verf zo rap kon opkrijgen: dat was een teken van hard werken. Hij gaf dan het schildersgerief aan vader en vroeg "Papake, teken eens iets voor mij?"

    Vader kon hem dat nooit weigeren.

         Hij nam zijn jongste op de knie, hield hem met de linkerhand vast en schilderde met de rechter, terwijl Gommair dicteerde wat er op het doek moest komen.

    "Een huizeken in het veld, een klein wit huizeken, en gij Papake zit aan het venster te schrijven, en in de bovenste venster moet de poes zitten".

         En zo kwamen achtereenvolgens de smook uit de schoorsteen erbij en Moemoe die de soep gereed maakt op de stoof, en de kraai en de mus op het dak en de geit en de vuurrode haan en mijnheer pastoor, die aangewandeld komt en een voituur op de weg met Gommair zelf en Mama erin.

    En toen de naam gegeven moest worden aan deze kinderfantasie, geschilderd door dat andere kind van de geest Felix Timmermans heeft Clara gezegd :

    "Dat is het huizeken van verlangen".

    Onder deze titel zal dit paneel ook in Maastricht te zien zijn.

     

    De Fe

         Wie was deze beroemde schrijver, die als "Pallieter" een wereldfaam kreeg, maar daardoor ook een vertekening van zijn persoonlijkheid? Die dag in Lier is hij stilaan voor mij gaan leven uit de verhalen van zijn vrouw en kinderen en uiteraard uit de deskundige analyse van José de Ceulaer.

         Hij was de 13e van veertien kinderen. Vader was handelaar en reiziger in kant en was in goede doen voor die tijd. Maar zo kon vader zich niet met de kinderen bezig houden en de moeder van Felix had ook teveel om handen om hem voortdurend in het gareel te houden. Als Felix dus geen lust had om maar school te gaan, ging hij niet. Deze vrijbuiterij heeft hem steeds gekenmerkt. Na zijn studie met zwakke resultaten aan de Rijksmiddelbare school volgde hij lessen aam de tekenschool in Lier. Maar toen er sprake van was dat hij naar de academie te Antwerpen zou gaan had hij geen zin, omdat hij dan elke morgen om half zeven met de trein moest vertrekken. Hij hielp aanvankelijk thuis in de kanthandel, ook door het ontwerpen van kantpatronen voor de huiswerksters en het atelier. Getekend heeft hij vanaf zijn kinderjaren, maar voor zijn schoolopstellen kreeg hij gewoonlijk slecht of zeer slecht.

         Hij begon vrij vroeg gedichten te schrijven en enkele romantische schetsen. Zijn eerste gedichten publiceerde hij in een plaatselijk weekblad "Lier Vooruit". Hij was toen rond zeventien jaar. De verzen waren stuntelig. Hij vond ze later zelf ook niet goed.

         De eerste uitgave van Felix Timmermans was een bundeltje van deze verzen bij gelegenheid van Nieuwjaar 1907 voor de abonnees van "Lier Vooruit". Er zijn hiervan praktisch geen exemplaren meer over. Ondertussen had hij enkele vrienden gemaakt met meer intellectuele vorming zoals de Lierse kunstschilder Raymond de la Haye. Door hem geraakte hij in contact met de theosofie en allerlei occulte geschriften, waardoor twijfels en levensangst in hem opkomen. "La peur du vivre "noemde hij dat zelf in navolging van Maeterlinck. In die tijd schreef hij (1907) een nietopgevoerd drama in De Nieuwe Gids van de Hollandse dichter Willem KIoos.

    Datzelfde blad had in 1905 reeds zijn "Begijnhofsprookjes" gepubliceerd.

    In die twijfelperiode schreef hij "Schemeringen van de dood": nogal lugubere verhalen in magisch-realistische stijl.

     

         In februari 1911 moet hij naar het ziekenhuis in Lier voor een breukoperatie. Verwikkelingen doen vrezen dat hij zal sterven. Dan beseft hij dat hij ondanks zijn pessimistische filosofie een sterke levensdrang heeft en overwint zijn twijfels.

     

    Pallieter

         Juist terug uit het ziekenhuis schrijft hij (31 juli 1911) "Pallieter": het Hooglied van een probleemloos mens, barstend van de levensdrang. Pallieter verscheen in 1912 in De Nieuwe Gids in Nederland, voordat Vlaanderen van zijn nieuw literair genie kennis kon nemen.

    Het was voltooid in juli 1914 pal voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Uitgeverij Van Kampen gaf het uit als boek in Nederland in 1916 tegen een honorarium van f 250, met een oplage van 1250 exemplaren.

         Dan breekt de tijd van de roem voor Timmermans aan. Hij is een gevierd schrijver, hij houdt door geheel Europa lezingen, hij woont voor een lezingencyclus een tijdlang in Nederland. In 1927 schrijft hij "Pieter Breughel", vertaald nadien in niet minder dan zestien talen.

         Een ander meesterwerk "Boerenpsalm" schrijft hij in 1934-1935.

    Zijn laatste beroemde roman "Adriaan Brouwer" naast een stroom van vertellingen, novelles en toneelspelen ("Waar de Ster bleef stille staan") was voltooid in 1942. Al zijn werk bewerkte hij volgens zijn gewoonte — bij deze rap gemakkelijk levende man een kenmerk van zijn verantwoordelijkheid als literator — telkens opnieuw. "Adriaan Brouwer" verscheen in 1948, dus na zijn dood. Onvoltooid bleef een roman over "Jan van Eyck".

     

    Adagio

         In augustus 1944 kreeg hij een ernstige hartkwaal. Hij was niet meer in staat om 1angdurige inspanningen te verwerken. Hij bewerkte opnieuw "Adriaan Brouwer" en schreef vele, zuivere gedichten.

         Zo werd zijn laatste werk "Adagio", een gedichtenbundel. Deze kwam uit in 1947, het jaar dat hij stierf. Deze laatste gedichten zijn zeer goed door de ontroerende menselijke toon.

    Het is een afscheid van het leven: een geestelijk testament in diepreligieuze taal, een eenvoudige taal met een volkse aangrijpende beeldspraak.

    Op zijn doodsprentje staat een van deze gedachten :

     

    De kern van alle dingen

    is stil en eindeloos.

    Alleen de dingen zingen.

    ons lied is kort en broos.

    En donker zingt mijn bloed,

    van heimwee zwaar doorwogen.

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte tegemoet.

     

    ***********

    04-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    03-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans anno 1972 - Hubert Lampo

    Timmermans anno 1972.

     

    Gazet van Antwerpen  -  vrij tribune  -  Vrijdag 7 april 1972.

    Door Hubert Lampo

     

         In uw nummer van 5 april lees ik een stuk over het ook elders reeds aangeraakte geval van de Witte Brigade, die zich blijft verzetten tegen de herdenkingsplechtigheden, die te Lier aan Felix Timmermans zullen gewijd worden. Mag ik hierop in mijn persoonlijke naam (niet als voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, die ik niet kon raadplegen) even reageren ?

     

         Het midden van de bezetting viel in 1942. Dat is de top dertig jaar geleden. Gesteld zelfs (wat ik niet aanvaard) dat er Timmermans iets zou te verwijten zijn geweest. Ieder redelijk mens zal ook dan zich ééns te meer afvragen of wij in een land van gevaarlijke gekken leven, wanneer hij over het staaltje Lierse politiek van onder de dorpstoren leest, waarvan de auteur van de Pallieter de inzet blijkt.

         Een nieuwigheid is het, dat de Witte Brigade voor zichzelf de eer opeist, destijds, in 1944, de bescherming van Timmermans behartigd te hebben. Bestaan hierover konkrete dokumenten of andere bewijzen? En indien het geen verzinsel is, waarom wordt de vroegere beschermer vandaag dan eensklaps met haast drie decennia vertraging de vervolger?

    Hoe dan ook, het is het eerste wat ik over dat humane optreden van de Witte Brigade inzake Timmermans verneem. Nochtans meen ik mij in Vlaanderen wel enigermate tot de Timmermans-kenners te mogen rekenen.

         Wat ik wel weet is, dat het de pas uit Londen weergekeerde Camille Huysmans was, die daadwerkelijk de auteur beschermd heeft tegen de heftige en niet steeds bezonnen reakties, welke inherent waren aan de mentaliteit der eerste bevrijdingsmaanden.


                          Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         Waarom was het nodig, dat Huysmans tussenkwam? Omdat voornoemde mentaliteit op zoek was naar tot de verbeelding sprekende zondebokken. Bij het Brussels gemeentebestuur bestond er een lijst van slechte patriotten, waarop niet alleen August Vermeylen, maar ook... Guido Gezelle als zware kollaborateurs voorkwamen. Als uitgesproken Vlaams kunstenaar met grote aandacht voor de typische, eigen Vlaamse aard, kon Felix Timmermans inderdaad een gedroomd slachtoffer zijn. Ongetwijfeld is het zo dat de Duitsers en de Duitsgezinden ruimschoots gebruik en misbruik van zijn naam hebben gemaakt. Ook treft Felix Timmermans mogelijk het verwijt, dat hij niet op zijn eentje en gewapenderhand heeft geprobeerd de nazi’s uit zijn schoon Lier te verdrijven.

         Wie deed dat wel?.. Ik weet ondertussen uit de eerste hand dat hij herhaaldelijk zijn gezag als plaatselijke beroemdheid heeft ingezet om een aantal mensen te helpen en zelfs te redden. Natuurlijk kwam je daarvoor bij de Duitse overheid terecht...

         Wie grondige informatie wenst over de misère, die men Timmermans heeft berokkend, leze er de politiek onverdachte herinneringen van Marc Tralbaut «Zo was de Fé» er maar eens op na. In deze herinneringen leert men van op blz 236 af wie er zoal bij de kwestie betrokken is geweest. Tralbaut was in 1947 nog diskreet met bepaalde namen (om het gerecht niet te hinderen in een geheel andere zaak?), doch in elk geval wordt grondig het doopceel gelicht van een paar personages uit de wereld van de meest vunzige centjeskollaboratie, die bij de komst van de geallieerden haastig kazak keerden en blijkbaar ook het échte verzet grondig in de luren hebben gelegd.

         Tot de maneuvers van het door Tralhaut opgeroepen stel behoorde ook de truuk, de aandacht te verleggen van de echte verraders en vulgair krapuul naar mensen, die men met wat kwade wil als «verdacht» zou hebben kunnen bestempelen. Met voor Felix Timmermans het gekende gevolg van een beslist te vroege dood als hartlijder.

    Waarbij men in geen geval uit het oog zal verliezen dat de auteur ontslag van rechtsvervolging uitvaardigde omdat er zich in Timmermans' dossier niets bevond dat enige oorzaak tot vervolging opleverde!

     

         De man, die deze ingezonden brief ondertekent, heeft zich de ganse oorlog lang tegen de nazi-bezetters gekeerd, niet na Stalingrad, maar van in den beginne en voor honderd procent. Hieraan ontleen ik evenwel het recht mij te blijven verzetten tegen fascistische geweld- en intimidatiemetodes en, na meer dan dertig jaar sedert het begin van de oorlog, met nadruk te zeggen dat de ingezette aktie tegen de schepper van de Pallieter, elke demokratische groepering, die het serieus met de demokratie meent, volkomen onwaardig is wegens haar fascistoïde karakter.

         Dat zij uitgaat van mensen, die vermoedelijk niet het minste benul van literatuur hebben en die niet weten dat Timmermans, ook vandaag de dag, ten slotte de enige Vlaamse auteur is met een autentieke, niet kunstmatig opgepepte internationale reputatie, kan eventueel bij onderontwikkelden als een ekskuus worden ingeroepen. Maar misschien kan het zelfs tot Beotiërs doordringen, dat men er de schrijver niet meer door schaadt. Men schaadt er Shakespeare niet door, als men zelfs bewijst dat hij nooit bestaan heeft. Een fatsoenlijk mens zou het echter laten omwille van Timmermans' vrouw en kinderen, die hoogstaande, bescheiden en lieve mensen zijn en hen geen nutteloze pijn berokkenen.

     

         Ik behoor niet tot de lieden die naar het Verzet spuwen. In tegendeel. Maar precies uit eerbied voor het ware, zich niet tot dorpspolitiek en nogal zielige intriges lenende Verzet betreur ik het, dat sommige overblijvende kernen ervan zich kennelijk laten lijmen tot het beoefenen van een reaktionair obskuratisme, dat met ware vaderlandsliefde niets gemeens meer heeft.

         Dezer dagen zag ik een amnestiebetoging in Herentals voorbijtrekken. Gewezen zwarten? Gewezen gestapo-agenten, S.D.-lui-verklikkers of moordenaars. Zelfs geen Oostfrontstrijders denk ik.

         Maar wel hoofdzakelijk jonge mensen, na 1945 geboren dat zag je zo, jonge mensen, die men vermoedelijk blijft schandvlekken voor daden van vader en grootvaders, waarmee ze zelf geen uitstaans hebben. Mensen echter, die gefrustreerd blijven nadat in andere landen, de U.S.S.R. niet uitgesloten, de amnestie allang tot de vaderlandse geschiedenis behoort. Laten wij toch in 's hemelsnaam met die flauwekul ophouden, zoals ik uit ervaring weet, dat heel wat rechtgeaarde lieden, die het leed van het concentratiekamp hebben gekend, het al lang doen. Zeker wanneer het een groot kunstenaar en een nobel mens als Felix Timmermans betreft, die boven onterende verdenkingen staat.

     

     

    ( Opneming van stukken in de rubriek «Vrije Tribune» betekent niet dat redaktie het met de inhoud of de strekking ervan in alle opzichten eens is. )

     

    *******

    03-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voordracht van Felix Timmermans

    Voordracht Felix Timmermans.

     

    Uit het "Rotterdamsch Nieuwsblad" van 28 april 1934.

     

         Voor een stampvolle lunchroom van de Bijenkorf — er waren 750 plaatsen bezet en velen waren teleurgesteld moeten worden — vertelde gisteravond Felix Timmermans van zijn avonturen op zijn huwelijksreis naar Italië. Het was intusschen een uitgestelde huwelijksreis, want Felix Timmermans had al kinderen en hij nam zijn zusters mee op reis. Het beste bewijs volgens den nóg dikker en nog gemoedelijker geworden Vlaamschen schrijver, dat het een uitgestelde huwelijksreis was. Bij hun aankomst te Milaan regende het en in de mineur stemming als gevolg daarvan kwamen ze op het kerkhof in Milaan: een openluchtmuseum van standbeelden. Men behoeft daar maar te sterven en men krijgt een standbeeld.

    Een bezwaar is alleen, dat men het zelf moet betalen. En Felix dacht er aan, dat ze thuis vroeger met veertien kinderen waren.

         Moeilijkheden ondervond Felix Timmermans met het Italiaansch, waarvan hii alleen het woord macaroni kent. Ik eerbiedig echter de taal van het land, aldus spr., en ik sprak dus Italiaansch, maar ik ken het niet. Daarom sprak ik Fransch, en ik zei overal ia of io achter. Om zich dan verstaanbaar te maken, spraken de Italianen Fransch tegen mij, dat ze niet kenden, en dat deden door Italiaansch te spreken zonder ia of io aan het eind.

    Zoo verstonden we elkaar!


                       Afbeelding op volledig scherm bekijken
     

         In Rome kreeg Felix Timmermans in de tram van een conducteur een lire te weinig terug. De conducteur draaide zich meteen om en hielp weer anderen. Ik kon niet zoo rap tellen, aldus spr., maar Marieke mijn vrouw zag het direct, dat er een lire tekort was. Natuurlijk tikte ik direct den conducteur op zijn rug en in mijn beste Italiaansch zei ik: conducteuro een liro tekorto! Zonder om te kijken reikte hij mij direct over zijn schouder een lire toe!

    Ik heb nog nooit zulke eerlijke menschen gezien als in Italië.

     

         In zijn "sappig taaltje"vertelde Felix Timmermans nog vele anecdoten van zijn bezoek aan Pisa, Genua, Nice, Lourdes. enz., doch het waren niet grappen alleen, die hij debiteerde; bij alle spotternij en overdrijving vond hij toch ook gelegenhed te vertellen van de schoonheid van Italië, de indrukwekkendheid van den St. Pieter, de romantiek van het volk, enz.

         Twee jaar geleden heeft Felix Timmermans in de Bijenkorf ook verteld van zijn Italiaansche reis, maar zijn avonturen van gisteravond waren toch weer nieuw, want hij ging verder waar hij gebleven was. In zijn voordracht van gisteravond kwam hii echter weer thuis in Lier, waar tot grooten schrik van hem en zijn vrouw zijn kinderen tegen de afspraak in niet aan het station waren. Met tranen in de oogen holde Marieke vooruit naar huis, al maar gillend "mijn kinderen, mijn kinderen", net alsof het ook niet "mijn" kinderen waren, aldus de verteller. Netjes opgepoetst stonden de kinderen ons gezond en wel buiten op te wachten.

    Wij hadden tranen in de oogen, maar de kinderen zeiden niet verheugd "dag moeder, dag vader", maar ze vroegen het eerst: "Wat hebde voor ons meesgebracht".

     

         Het was een schoone reis geweest en ik heb mijn vrouw moeten beloven, dat we weer naar Italië gaan, als we 25 jaar getrouwd zijn. Ik heb het beloofd en als het doorgaat kom ik u nog eens van mijn Italiaansche reis vertellen.

    Een langdurig applaus beloonde den voordrachtskunstenaar voor zijn amusante vertelling, die telkens door gelach was onderbroken, want het gaat feitelijk niet zoozeer om wat Felix Timmermans vertelt als wel de manier waarop hij vertelt en die is onweerstaanbaar komisch.

         Na de pauze las Timmermans een uitvoerig fragment voor uit zijn deze week verschenen roman De Krabbekoker, hetgeen wederom met een hartelijk applaus van het opgetogen publiek werd besloten.

     

     

    *************

    02-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans over Pieter Breugel

    Felix Timmermans over Pieter Breughel.

     

    Uit "Rotterdamsch Nieuwsblad", van 23 oktober 1929.

     

     

      In het gebouw der Handelshoogeschool heeft voor de afdeeling Rotterdam van het Algemeen Nederlandsch Verbond gisteravond Felix Timmermans gesproken over Pieter Breughel.

    Er was voor deze voordracht zoo'n groote belangstelling, dat tientallen personen geen plaats in de zaal konden krijgen en teleurgesteld naar huis moesten terugkeeren.


                                                     45wd.jpg
     

      Spreker wilde vertellen, hoe hij er toe was gekomen over Breughel te schrijven. In zijn jeugd had hij zelf graag schilder willen worden. Uit een illustratie had hij de vier negerkoppen van Rubens — later bleek, dat ze van Rembrandt waren — na geteekend. En hij was zoo voldaan over zijn werk, dat hij met een vriend hazelnoten ging plukken.

    Onderweg werden de jongens ingehaald door de huifkar van den bode tusschen Lier en Antwerpen en zij kregen zin naar de Scheldestad te gaan, die voor hen het Betoofde Land was met den dierentuin, de machtige Schelde met de schepen, de poesjenelle kelder en vooral: daar was Rubens.

      En hangende in de kettingen onder den wagen, waar de petroleumvaten werden geborgen, gingen de jongens naar Antwerpen. Timmermans schetste hoe doodverlegen hij zich voelde toen hij door de ontzaglijke zalen van het museum liep. Lang bekeek hij Rubens' meesterwerken, doch het werd een ontgoocheling, dit werk was hem te machtig. Anders was het toen hij voor Breughel's schilderijen stond. Daar zag hij uitgebeeld wat zijn vader, een kanten-koopman, hem had verteld. Zijn vader, die voor hem de Sprookjes van Moeder de Gans als iets persoonlijks had laten leven. Zijn vader, die tegen Kerstmis van de Herders en het Stalleken, van de Drie Koningen en de Vlucht naar Egypte vertelde, en dit alles op een wijze alsof het in Vlaanderen zelf was gebeurd.

     

      En in het Antwerpsch museum voor de werken van Breughel, kwamen Timmermans plotseling al die verhalen van zijn vader voor den geest en hij begreep Breughel, van wien hij tevoren nooit had gehoord, volkomen. Hier toch zag bij de feiten der gewijde historie alle uitgebeeld in het eigen goede Vlaamsche land. Een fontein van blijdschap schoot in den jongen Timmermans op. Het kon hem niet schelen dat hij, daar de tante van zijn vriend, bij wie ze op bezoek zouden gaan, niet thuis was, geen eten kreeg, dat hij thuis menigen klap om de ooren kreeg. Ik had — aldus de spreker — de groote inspiratie van mijn leven gevonden.            
    Zijn geest leeft in al mijn boeken. Na het korte levensbericht van Breughel door Carel van Mander te hebben voorgelezen, zeide Timmermans, dat bij hem de lust was opgekomen ook over den grooten schilder te gaan schrijven. Veel stof had hij niet, maar wat hij voor bijzonderheden vond heeft hij samen gelezen en tot beelden uitgewerkt.

    Zoo is het boek ontstaan. '

      De menschen moeten een kunstenaar niet willen zien als een scherp omschreven karakter met vaststaande overtuigingen, een bewuste intellectueele eenheid, een mechanisme.

    Ik — aldus spreker — beschouw Breughel als een zeer gecomplimenceerde ziel, vol tegenstrijdigheden, zooals ieder artiest. Hoewel Breughel Spaansch gezind was, maakte hij toch spotprenten op de regeering. Hij heeft liefgehad en gehaat, hij heeft gekend angst en twijfel maar ook humor. In de Renaissance-periode schilderde hij in den ouden "barbaarschen" trant. In zijn Vlaamsche landschappen zette hij Italiaansche bergen : in zijn Italiaansche landschappen Vlaamsche boeren.

     

      Bebalve St. Franciscus en Gezelle heeft niemand de natuur zoo liefgehad als hij en.... hij woonde te Brussel!

    In zijn onderwerpen zien we vaak tegenstrijdigheid. Hij hield van constrasten : strijd van engelen en duivels, mageren en dikken, vasten en carnavals-pret. Hij was niet wat men vaak van hem heeft gezegd. Hij was geen zwelger, geen melancholicus, doch vooral ook niet iemand, die van groote hoogte het menschelijk leven beschouwd.

    Hij was van alles een beetje. Breughel was een volbloed Vlaming, een, die meetrilde met het Vlaamsche volk.

     

      Felix Timmermans heeft daarop fragmenten voorgelezen uit zijn boek "Pieter Breughel, hoe ik u uit uw werken geroken heb". Na de pauze nog eenige fragmenten uit dit boek en uit zijn boek over St. Franciscus. Stormachtig applaus barstte toen de gevierde Vlaamsche schrijver eindigde en bewees hoezeer de tallooze aanwezigen voldaan waren over wat Timmermans hun in zijn sappig Vlaamsch te genieten had gegeven.

     

    *****

    01-09-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit het Timmermansjaar - Hans Vandevoorde, Jaques Lust

    Het zuinige hoofdstuk uit het Timmermans-jaar

    1940 – 1945.

     

    Door Hans Vandevoorde en Jaques Lust  -  uit De Nieuwe Maand  -  1986.

     

         'De feiten zijn bekend. Hij ontving officieren van de Weermacht als die een handtekening wilden hebben in de Duitse vertaling van Pallieter of Boerenpsalm en aanvaardde de prijs van de stad Hamburg, die door Amoon Coolen was geweigerd. Meer is niet gebeurd.'

     

         Zo omschreef Godfried Bomans in 1969 Felix Timmermans' houding tijdens de oorlogsjaren, tweeëntwintig jaar na zijn dood. De slogan 'meer is er niet gebeurd' lijkt de sleutelzin van de drie Timmermansboeken die Uitgeverij Den Gulden Engel, recent op de markt bracht: Ingrid van de Wijers Al mijn dagen. Dagboeken en archief F. Timmermans; Mijn vader de heruitgave van de memoires van de dochter Lia, en ten slotte de heruitgave van zijn dichtbundel Adagio, gegroeid in de naoorlogse sfeer.

         Buiten de intimistische herinneringen van Lia Timmermans aan haar vader, komen in de recente Timmermansliteratuur zeer weinig nieuwe gegevens over het oorlogsverleden van Timmermans aan de oppervlakte. Ingrid Van de Wijer, 'jarenlang assistente aan de afdeling Nederlandse Literatuur van de KU Leuven' richt al heel snel in Al mijn dagen een scherpe uitval tegen een welbekend televisieprogramma : 'Als het zelfs nu nog, vier decennia later, nodig wordt geacht programma's de ether in te sturen die desnoods op basis van een vertekende weergave van de feiten willen bewijzen dat de Vlaming steeds een verrader moet zijn geweest, kan het niet verwonderen dat in een rechtsloze repressieperiode zovele Vlamingen machteloze getuigen of onschuldige slachtoffers werden.'

         Inderdaad, een zeer overtuigende uitspraak, voornamelijk als de feiten op de eerste plaats ontbreken. De verhaalde gebeurtenissen uit Al mijn dagen zijn: Felix Timmermans kreeg de Rembrandtprijs toegekend en 'de tol, die Timmermans hiervoor moest betalen was zwaar, maar de omstandigheden waren dan ook uiterst slecht'. Van de Wijer verhaalt ook zijn belevenissen in de meidagen van 1940, en de oprichting van de Vlaamse Kunstenaarsfederatie in Lier, waarin Timmermans de functie van gildemeester en gouwleider zou bekleden. Een zuinige weergave van Timmermans' oorlogsjaren, waaraan wij in alle bescheidenheid, na een onderzoek van enkele weken, wat gegevens toevoegen.

     

    In correct Duits

         Felix Timmermans ontplooide al een cultuurpolitieke bedrijvigheid tijdens de eerste wereldoorlog. Op 8 november 1915 feliciteerde de Lierse Tak van het Algemeen Nederlands Verbond, waarvan Timmermans een bestuurslid was, in een brief de activisten R. De Clercq en A. Jacob, met hun acties tegen 'de despotische eisen van de Belgische Staat'.

         Even zeer kwamen ze op voor de Flamingantische eis voor een vrij en zelfstandig Vlaanderen. Een paar jaar later nam Timmermans deel aan de Vlaams-Nationale Landdag, waarop zijn vrienden F. Bogaerts, R. Kimpe en A. Thiry tot de Raad van Vlaanderen werden verkozen. Timmermans vond het raadzaam, zoals verscheidene Vlaamse kunstenaars, in november 1918 samen met zijn activistische vrienden naar Nederland uit te wijken.

    Pas in april 1920 keerde hij definitief naar Lier terug.

     

         Vanaf 1927 onderhield Timmermans een druk contact met Duitsland. Een jaar later hield hij zijn eerste spreekbeurten in Keulen, Essen, Düsseldorf en Münster.

    Ook na de machtsovername door Hitler in 1933 ging Timmermans door met zijn spreekbeurten in Duitsland, meestal over zijn gepubliceerde romans of verhalen. Men mag niet vergeten dat Timmermans als broodschrijver aan de kost kwam. Een hoogtepunt vormde de periode 1935-1938, waarin hij zo'n tweemaal per jaar lezingen hield in het Nationaal-socialistische Duitsland. De Volksgazet (6 december 1934) had zo haar mening over de lezingen in Duitsland : 'Maar Felix Timmermans heeft er nu ook een rede gehouden, het schijnt in korrekt Duitsch, wat wij moeilijk aanemen kunnen. Maar, soit laat het korrekt Duitsch wezen.

         Wat zegde onze beroemde landgenoot toen hij stond voor de leden van de Reichsschrifturkammer, den Reichsschrifturstel, het Reichsverband der Deutsche Schriftsteller en de leiders der Hitler-jugend? Een mensch, die zich respecteert zou al zeker niet door deze soort leden willen ontvangen worden, maar onze Felix zegde: "Voor drie jaar was ik eveneens in Duitschland en steeds moest ik tot mijn leedwezen vaststellen dat er kommer en druk heerschte. De zorg was de menschen van het gezicht te lezen. Thans is Duitschland misschien armer dan in dien tijd van schijnbloei, maar nu straalt de vreugde over de eenheid uit alle Duitsche oogen..."

         In 1938 stelde Timmermans zich kandidaat als lijstduwer op de lijst van het Vlaams Nationaal Blok in Lier, een lijst van Vlaams nationalisten. Opnieuw was het in de Volksgazet dat Lode Zielens een 'Gemoedelijk Open Briefje aan Felix Timmermans, Vlaamsch-Nationalistisch Politieker te Lier' schreef:

    'Beste Felix, het is niet omdat gij een politiek man zijt geworden dat ik U nu niet meer zou mogen toespreken op de wijze waarop ik het altijd heb gedaan. Want, ik wil u niet beleedigen, ik zie U niet staan in stramme heil-houding, al krijgt gij, stlillekens aan, naar den lichame, Goeringafmetingen.'

    In zijn ironische stijl merkte Zielens verder over Duitsland op: 'Ik weiger te schrijven: uw geestelijke vaderland, Felix, want het gaat er bij mij niet in dat GIJ ooit in paradetempomarsch over de Liersche Groote Markt (die geveltjes zijn verduiveld aardig, Felix) zult stappen en dat GIJ door uw Lierke Plezierke nog eens den machtigen oorlogskreet zult laten schallen : "Het natuurlijk sterfbed van den man is het slagveld.'

     

    Slecht profeet

         Toen de tweede wereldoorlog uitbrak bevond Felix Timmermans zich in Amsterdam, voor de opening van een tentoonstelling van Belgische kunst.

    Daarna zou hij als velen proberen te vluchten naar Frankrijk: hij kwam met zijn gezin niet verder dan Menen en keerde op 29 mei 1940 naar Lier terug. Zijn belevenissen zette hij uiteen in interviews in Volk en Staat van 15 juni en De Dag van 6 augustus.

         Aan de tand gevoeld over de toenmalige situatie antwoordde Timmermans voorzichtig: 'Ik ben immer een slechte profeet geweest en hou er bijna nog geen eigen mening op na uit vrees verkeerd te zijn, laat staan dat ik het dan nog zou gaan voortvertellen.' Ook van Duitse zijde was men er zeer vlug bij om Timmermans te interviewen: de Brüsseler Zeitung, de officiële krant van bezet België en Noord-Frankrijk, publiceerde op 26 juli 1940 een 'Gespräch mit Felix Timmermans'. Hij vermeed elke politieke toespeling en beloofde alleen maar 'etwas für die Brüsseler Zeitung zu schreiben.' Wat via zijn vriend en vertaler K. Jacobs regelmatig zou gebeuren.

         Wat was de cultuurpolitiek van de Duitse bezetter? Het centrale motto luidde: 'Das kulturelle leben in Belgien wird nach der Kriege in erster Linie von Deutschland aus beëinflust werden mussen' Op literair vlak wilden de Militärverwaltung en haar cultuurreferenten dit verwezenlijken door Duitse literatuur te verschaffen, met uitsluiting van 'deutschfeindliche und Emigranten-Literatur', Duitse boekhandels en -tentoonstellingen op te richten, boeken te schenken aan universiteitsbibliotheken, Duitse en Vlaamse werken te vertalen, Duitse literaire avonden in Vlaanderen in te richten en 'einzelne flämische Dichter wie Cyriel Verschaeve, Vercnocke, Ernest Claes, Felix Timmermans und Wies Moens nach Deutschland einzuladen'.

     

         In de zomermaanden van 1940 werd, in nauwe samenwerking met de Duitse Kultuurreferenten, de Federatie van Vlaamse Kunstenaars heropgericht - op 17 februari 1940 waren de standregels al eens in het Staatsblad verschenen. In september 1940 stichtte Timmermans in Lier een plaatselijke afdeling, waarvan hij voorzitter werd. Hij werd ook de 'gouwleider' van de provincie Antwerpen.

         Op een tentoonstelling in Lier omlijnde hij duidelijk de taak van de kunstgilden en kunstenaar : 'Elke kunst draagt de eigendommelijkheid van haar land. De onze is Vlaamsch. Zooals een Fransman Fransch en zijn kunst Fransch is, zooals een Duitscher Duitsch en zijn kunst Duitsch is, en zoo voor de Engelse, enz...

    (...) De kunstenaar is alzoo een produkt van zijn volk en hij werkt voor zijn volk, met dat wat hij uit de ziel van het volk meegekregen heeft.' En verder verklaarde Timmermans: 'Doch een kunstenaar moet midden in het leven van zijn volk zijn. Dan zal hij gezond werk maken dat de bloedklop van zijn volk draagt.'

    (Deze redevoering verscheen in het dagblad Het Vlaamsche Land.)

         Een andere belangrijke gebeurtenis was de redactiewisseling van het literaire tijdschrift, Volk: in het eerste nummer onder de bezetting van november 1940 vervingen Felix Timmermans en W. Moens respectievelijk V. Leemans en F Vercnocke.

    In de nationaal-socialistische krant Völkischer Beobachter, verscheen op 9 feruari 1941 een interview met Timmermans onder de titel 'In Botschaft der Lebensfreude'. Een maand later drukte het weekblad Das Reich zijn verhaal 'Zur Göttin Fortuna' af.

         De DeVlag, oorspronkelijk gesticht als culturele vereniging door J. Van de Wiele, had van de Duitse Militärverwaltung als taak gekregen de Duits-Vlaamse culturele betrekkingen te bevorderen. In december 1940 had de DeVlag samen met de Propaganda Abteilung een rondreis van vijftien Vlaamse kunstenaars in Duitsland georganiseerd : het hoogtepunt van de reis werd de ontmoeting met Reichsminister J. Goebbels. Vanaf begin 1941 organiseerde ze ook Duits-Vlaamse cultuurdagen in Duitse steden, waaronder de rondtrekkende tentoonstelling 'Flamische Kunst der Gegenwart' en 'Zeitgenössische Flämische Künstlers'.            Dit waren groepstentoonstellingen, waarop ook Timmermans met een zevental tekeningen en houtsnedes was vertegenwoordigd. Hij was zelf niet bij de openingen aanwezig.

    Op 20 april 1941 leende Timmermans zich nogmaals voor de DeVlag-diensten: hij leidde bij een DeVlag-avond in Antwerpen de film 'Michelangelo. Het Leven van een Titan' van C. Oertel in. Zijn rede werd in het juni-nummer van de DeVlag afgedrukt en beschouwde 'Michel-Angelo als mensch, als wij allen een sukkelaar, een arm menschenkind, doch als kunstenaar was hij een God'.

         Op 14 april, een week voordien, werden de derde Nationale Kultuurdagen van Mechelen gehouden. Er werd een huldebetoon gericht aan P. De Troyer en F. De Pillecijn. (F. De Pillecijn bekleedde tijdens de oorlogsjaren vooraanstaande functies in het Vlaamse culturele wereldje : lid van de Vlaamse Cultuurraad, stichter van Volk en Kunst en de Federatie van Vlaamse Kunstenaars, waarvan hij de leider van de landskamer voor Literatuur werd, inspecteur voor het middelbaar onderwijs, een tijdlang de literatuur-referent van de DeVlag, de eerste hoofdredacteur van het eenheidstijdschrift Westland).

         Timmermans deed er klare en duidelijke uitspraken op cultuur-politiek vlak. Hij riep de literatoren op voor hun volk op te komen, d.w.z. 'het zij met uw werk of uw persoon een fakkel zijn om uw volk naar het licht te brengen. Zooals deden Conscience, René De Clercq, Verschaeve, Verhulst, Wies Moens, Verriest, Rodenbach, Willems, Gezelle en andere embetante [sic] kerels, die dan ook afgezet, verplaatst of verguisd wierden.'

         Zijn flamingantische grieven kwamen naar boven, maar over De Pillecijn sprak hij zich nog openlijker uit : 'En hij is geworden een van onze beste leiders. Niet een leider die stemmen ronselt. Doch een leider die ons vooraf gaat, die met zijn werkwoord en zijn  scherpe pen, een volk aanmoedigt om zich vrij te maken uit de baden van angst en onverschilligheid. Een pamflet die zijn konfraters, die zich achter hun boekske verschuilen, doet beschamen en verlegen zijn, die de hooge pieten duchtig op hun eksteroogen trapt; en nochtans De Pillecijn zit ook aan een ministerie vast. Doch alles is een kwestie van moed en bezieling. Hij maakt ze belachelijk de papieren patriotten, hij zet ze in hun hemdslip, hij tapt moppen, peper, vitriool en jeukselpoeder.'

         En ten slotte schetste Timmermans De Pillecijns boek De Soldaat Johan : 'Daar komt nevens de dichterlijke gestalte, de gestalte van den volksverbonden strijder staven.

    Daar wordt veroverd, daar wordt het leven met geweld aangepakt, om het recht. Dat is een boek als een zwaard. Een zwaard van den geest. Dat is De Pillecijn van binnen en van buiten. Die soldaat die geven wij zwijgend een forsche hand. Die is van ons. Wij willen nevens hem staan, hem vergezellen als hij zaait, met hem meegaan als hij gaat vechten. Dan voelen wij ons sterker bij hem, vromer en met meer betrouwen vervuld. Dat is een boek dat als een bronzen standbeeld op de groote markt staat. Boer soldaat!'

    Timmermans hield op 8 juni en 19 augustus de openingsredes van tentoonstellingen van de Lierse Kunstenaarsgilde.

     

    Het 'officiële' huldebetoon

         Op 21 oktober lazen Felix Timmermans en Ernest Claes voor uit eigen werk in Berlijn, uitgenodigd door het Fichte Gesellschaft in het Studentenhaus. Timmermans las 'twee hoofdstukken tintelend van humor en fijnen spot' voor uit zijn Kempendagboek (Volk en Staat). Eind oktober 1941 vond in Weimar een Europees 'dichtertreffen' plaats.

         Twee spreekbeurten werden er berucht : H. Johst, leider van de Reichsschriftumkammer, sprak over het 'Buch und Schwert heissen die Insignien unseres Reiches' en J. Goebbels zou stellen dat 'Bücher haben Geschichte gemacht und sind die grossen Durchbrücke in der Entwicklung Europas gewesen'. De soldaat-dichters Brehm en Baumann lazen voor 'in heissen Dankarbeit und Bewundering für die Deutsche Soldaten un seiner Führer' Alles wat naam en faam had in het bezet Europa werd uitgenodigd : als vertegenwoordiger voor Vlaanderen trof men 'der hinreissende Charakterkopf von Felix Timmermans' aan. Als gevolg hiervan weidde het propagandablad Signaal een uitgebreide reportage van twee bladzijden aan hem.

         Op 12 november verscheen in het Vlaamsche Land een jaarverslag van de Lierse Kunstenaarsgilde : Timmermans deelde mee dat er een 2 à 3 tentoonstellingen voor schilders zouden volgen, maar alleen wie lid was van de Federatie kreeg er gelegenheid toe. In Das Reich van 21 december verscheen Timmermans' 'Pieter Der Maler', vertaald door K. Jacobs.

    Begin 1942 opende Timmermans een Kunst-tentoonstelling en een tentoonstelling van het Liersche Boek, beide georganiseerd door de Federatie. Op 28 maart las hij voor uit Het Jezuskind in Vlaanderen op een DeVlag-avond voor Duitse Wehrmachtsoldaten in het Paleis voor Schone Kunsten; de DeVlag had zich toen al openlijk politiek geprofileerd voor het Groot-Germaanse Rijk. Op 12 april publiceerde de Völkischer Beobachter zijn verhaal 'Der Dichter und die Kaninchen'.

         Op 9 mei 1942 kende het curatorium van de Hansa-stichting van de universiteit Hamburg Felix Timmermans de Rembrandtprijs toe. Eind juni werd een grootscheepse huldiging ingezet. Op zaterdag 27 juni werd een tentoonstelling van Timmermans' tekeningen en aquarellen gehouden in het Museum van Vlaamse Letterkunde in Antwerpen.

    Prof. Dr. Schulte-Kemminghausen stelde er volgens Volk en Staat 'dit gebeuren in het teeken der Duitsch-Vlaamsche samenwerking en wederzijdsche vriendschap en erkenning'.      'Duitschland is geen vreemd land voor de schrijver van Pallieter. Hij werd er altijd door aangetrokken als door een zeilsteen. Hij reisde er veel en hield er menig voordracht. Deze genegenheid is wederzijdsch. Timmermans is voorzeker de meest populaire Vlaamsche schrijver in Duitschland en waar U ook in Duitschland over Vlaanderen spreekt, is men met het werk van Timmermans vertrouwd.' J. Grauls bood als gouverneur van Antwerpen een receptie aan in het Provinciehotel en 's avonds werd de opera van Felix Timmermans en Renaat Veremans Anne Marie opgevoerd in de Koninklijke Vlaamse Opera.

         Zondag 28 juni werd een academische zitting gehouden in het Koninklijk Kunstverbond in Antwerpen. Het woord werd er o.a. gevoerd door A. Jacob, oud-activist en lid van de Vlaamsche Cultuurraad, die er geen cultuur-politieke doekjes om wond: 'Zoo was Vlaanderen op Duitschlands lippen, lag Duitschland open voor den Vlaamschen Naam, zoo bereidde Timmermans mede den voedbodem, voor de receptie van de Vlaamsche Gedachte in de Rijksgedachte.'

         's Namiddags sprak Dr. Teske, hoogleraar van de Hamburgse universiteit en vooraanstaand lid van de Propaganda Abteilung, over 'Die Ueberwindung des Provinzialismus in der flämischen Literatur'. De Militärverwaltung omschreef de Rcmbrandtprijs als volgt : 'Es gelang auch diesmal wieder, bei der Verleihung dieses kulturpolitisch wichtigen Preises eine offizielle Beteiligung von flämischer Seite zu erreichen und trotz gewisser Spannungen zwischen den verschiedenen national-flämischen und deutsch-freundlichen Richtungen Vertreter aus allen Lagern und auch ihre Anhängerschaft zusammenzubringen.' Felix Timmermans werd de culturele katalysator tussen het VNV en de DeVlag. Over Timmermans' dankwoord meldde de Militärverwaltung : 'Timmermans brachte zum Ausdruck, für die flämische Dichtung führe der Weg in die Welt über Deutschland.'

         Een week later werd de huldeplechtigheid verdergezet in Lier : heel wat feestredes en tentoonstellingen van zijn werk. Alle Vlaamse kranten, week- en maandbladen drukten huldebetonen af, waarbij politieke tegenstellingen vergeten werden. Volk en Staat drukte een paginagrote reportage af; Volk en Kultuur (27 juni 1942) publiceerde een thema-nummer over F. Timmermans waarin zelfs J. Van de Wiele, leider van de DeVlag, een uitgebreid artikel schreef : 'Groeit de volle waardeering voor ons kunnen, welke den Vlaming, in het Germaansche volkerencomplex dient voorbehouden te worden.

         Deze ruimte heeft Timmermans mede voor ons veroverd, in deze ruimte, waar zijn werk als werk van eigen bloed werd toegejuicht, is hij ons voorgegaan. Wie kon men beter den Rembrandtprijs toevertrouwen.'

         In het tijdschrift Europaïsche Literatur verschenen nog enkele tekeningen van Felix Timmermans : bij ons weten kwamen slechts twee Vlamingen (Timmermans en De Pillecijn) in dit nationaal-socialistisch tijdschrift aan bod. In augustus 1942 publiceerde de DeVlag een artikeltje van Timmermans over het poppenspel 'Houten Menschen'. En Volk en Kultuur publiceerde zijn hulde aan zijn oud-activistische vriend Fred Bogaerts op 31 oktober 1942.

     

    Woelingen van een jonge manneziel.

         In december 1941 schreef de Vlaamsch-Duitsche Arbeidersgemeenschap een prijsvraag voor een drama en/of een blijspel uit, onder het motto 'er bestaat geen Vlaamsche toneelliteratuur'. De schuldige was, volgens de DeVlag, de Belgische staat. Als doel stelde zich de DeVIag 'de Vlaamsch-Duitsche lotsverbondenheid op het toneel tot uiting' brengen. In de jury zetelden directeur J. Diels (KNS), J. Van de Wiele, Generalintendant Prof. A. Spring en de Intendant Dr. G. Stark uit Berlijn. De DeVlag loofde als eerste prijs 18.750 frank en als tweede 10.000 frank uit.

         Maar niet iedere Vlaming was even gelukkig met deze wedstrijd. F. Haepers, voorzitter van de Amateur Toneelcentrale (ATC) en hoofdredacteur van Volk en Kultuur schreef : 'DeVlag bezinne zich, samenwerking kan alleen gebeuren op het standpunt van gelijkwaardigheid en wederzijdsche eerbied voor de eigen volkspersoonlijkheid.' Hij zag duidelijk het culturele eenrichtingsverkeer met Duitsland in. De Bond der Vlaamsche Toneelschrijvers beklaagde zich bij de DeVlag dat er wel verdienstelijke Vlaamse stukken bestonden, waarop men van DeVlag-zijde reageerde met de meeste toneelstukken af te doen als 'doodgeboren, onleefbare, volkomen vergeten of nagenoeg geheel onbekende producten' en de hoop stelde in 'een rijke oogst'.

         Eind juli 1942 meldde de DeVlag dat het initiatief een onverhoopt succes kende : 'de rijke oogst' bestond uit 49 Vlaamse en 17 Duitse toneelstukken, hoofdzakelijk historische drama's. Op 22 oktober 1942 beëindigde Felix Timmermans het eerste bedrijf van Pieter Breugel, en hij schreef aan Flor Van Reeth dat het stuk moest binnengeleverd worden op 16 november, vijf en een halve maand na de voorziene uiterste inzenddatum. Pas in april 1943 reikte de jury de eerste prijs uit aan F. Timmermans en K. Jacobs voor hun P. Breugel, de tweede prijs aan F. Demers De Weder-opstanding, een oostfrontstuk. De grote man achter de schermen van de toneelwedstrijd was de al vermelde Sonderführer P. Vogel.

         Hoewel hij geen lid was van de jury, had hij K. Jacobs benaderd met de vraag P. Breugel in te zenden voor de DeVlag-wedstrijd, omdat de overige stukken van te lage kwaliteit waren. Vanuit de DeVlag en de Propaganda Abteilung had men Timmermans opnieuw een prijs in de schoot gegooid en Timmermans deed gewillig mee.

         Dr. A. Martens, oud-activist en toneelrecensent bij de DeVlag omschreef het stuk als 'de innerlijke woelingen en wendingen van een jonge manne- en kunstenaarsziel, haar groei uit weifeling en onzekerheid tot aarzellooze zelfkennis onder den schijnwerper genomen en geprojecteerd tegen een historische achtergrond van strijd en overgang van volks verzet tegen een onvolksche Spaanse heerschappij'.

         Ingrid van de Wijer vermeldt in haar studie dat Felix Timmermans ontslag nam als gildemeester uit de Vlaamsche Kunstenaarsgilde in Lier en zich ook terugtrok uit de stedelijke Cultuurdienst vanaf 26 maart 1943.

         We vonden wel brieven terug van Timmermans, waarin hij na de vermelde datum ondertekende als gouwleider van de provincie Antwerpen. Hij bleef meedraaien in het raderwerk van de Federatie. In 1943 schreef'Timmermans verder aan zijn Adriaan Brouwer, verscheen zijn 'Prinzessin Orianda und der Domkirch' in de Kölnische Zeitung (10 december), 'Der Tag der Tiere' (25 december) en ' Die wundertätig Sabbe' (31 december) in de Brüsseler Zeitung. In 1944 had Timmermans veel last van zijn hartkwaal, ondernam hij pogingen om Boerenpsalm voor theater te bewerken en zijn studie A. Brouwer af te werken.

     

    Kultur-fokkers

         Op 4 september 1944 trok het Engelse leger Lier binnen. Felix Timmermans lag ziek te bed. Leden van het verzet wilden hem arresteren, wat door de Procureur des Konings in Mechelen na het voorleggen van een medisch attest verboden werd.

         Er brandde in de eerste fase van de repressie een hevige polemiek los rond de figuur Timmermans. F. Toussaint van Boelaere, medelid van de Koninklijke Vlaamse Academie verwonderde er zich over dat geen enkel lid hieruit werd geschrapt wegens culturele collaboratie: 'Maar ergerend en in ons hart het rechtvaardigheidsgevoel krenkend en fnuikend is het feit dat er ook kritiekschrijvers, schrijvers en kunstenaars zijn die, omdat zij de kunst verstaan met den elleboog te werken, - jouer des coudes - thans voortgaan, zooals onder de nazi-bezetting, met het hooge woord te voeren, met leidende posten te bekleeden.' (Zondagspost, 20 januari 1946)

         Op 24 januari 1947 stierf Felix Timmermans aan een nieuwe hartcrisis, terwijl zijn dichtbundel Adagio bij de Nederlandse uitgeverij Van Kampen in druk was. Twee dagen later schreef Toussaint Van Boelaere in het Parool: 'Zeker, van Timmermans is in Duitse vertaling uitgegeven, vooraleer het nazisme aan het bewind kwam. Maar de nationaal-socialistische propaganda heeft het werk van Timmermans, waarin het nazisme zichzelf weerspiegeld zag, in haar methodisch geweld opgenomen. En het zozeer onder de nazistische volkselementen, buiten de grenzen zelfs van het Derde Rijk heeft verspreid, dat Goebbels heeft kunnen uitschreeuwen dat, na Goethe, Timmermans de grootste schrijver ter wereld was.'

    In een rechtstreeks antwoord vroeg Maurice Gilliams zich in Het Handelschblad (10 februari 1947) af : 'Is het gewenscht dat er om Felix Timmermans een strijd zou ontbranden ?

         Hij probeerde de vinger op de literaire wonde te leggen : 'Wat sommigen dwars zit en waar trouwens al de herrie om Felix Timmermans door ontstond, het is zijn succes in het buitenland. Ja, zijn boeken waren eens een zeer geprezen export-artikel.' R. Herreman vatte in het Parool (2 februari 1947) de oorlogsjaren als volgt samen : 'Hadden de Duitsers tijdens de bezetting niet een zo luidruchtig gebruik gemaakt van zijn naam en van zijn persoon, dan zou zijn overlijden ongetwijfeld in Vlaanderen en in Nederland tot heel wat uitvoeriger necrologische artikelen aanleiding hebben gegeven.

         Het commentaar van B. van Eysselsteyn in de Haagsche Post sloot daarbij aan : 'Zijn Europeesche vermaardheid en ongelooflijke populariteit in het buitenland, met name in Duitschland, waar reeds vóór Hitler iedere boekhandelaar zaken met hem deed, maakte hem, den "Germaanschen" Vlaming en "stamverwanten" kunstenaar tot een begeerd object voor de "Kutur"-fokkers. Als een bekroonde Germaansche literatuur-stier werd hij rondgezeuld en óf zijn ijdelheid óf zijn angst speelden hem daarbij parten.'

         André Demedts schreef in Het Volk van 2 februari : 'Timmermans is overleden vóór zijn taak was volbracht en het verdriet, hem door sommigen berokkend, was overgroeid.'

    Het Pallieterke drukte deze gedachte nog drastischer uit; 'Men zegt dat hij stierf aan een hartziekte. Hartziekten zijn kurieuze dingen. Ge kunt daar in geven en nemen. De man met het zieke hart kan er wat aan geven en nemen. En ook andere menschen kunnen dat. Velen zullen denken dat de Fee vermoord werd. Ze zullen voorlopig nog niet zeggen door wie. Dat zal later allemaal wel gezegd worden.'

         In Golfslag (november/december 1947) publiceerde Manu Ruys een heftig In Memoriam : 'Wij rouwen om Felix Timmermans, de eerlijke kunstenaar en de goede mens. (...) Sinds het einde van den oorlog leefde hij eenzaam want zijn hart was ziek van het onrecht en de vervolgingen die rond hem woedden. De ware bevrijding is zacht ingetreden want voor hem was de dood slechts het laatste afscheid aan een wereld die leefde van verraad.'

         Timmermans was ook de eerste voorzitter geweest van de katholieke schrijversbond, Scriptores Catholici, waarvan hij tot zijn dood erevoorzitter was.

    Na de oorlog was Scriptores Catholici overgegaan tot het schorsen van elke schrijver met wie het gerecht zich bezighield. Timmermans behoorde, waarschijnlijk zonder dat hij het zelf wist, tot die geschorsten. De Scriptores Catholici vond het zelfs de moeite niet waard om op zijn begrafenis aanwezig te zijn. Reden genoeg voor een vooraanstaand katholiek schrijver, ons onbekend, om ontslag te nemen.

     

    Blindheid

         Zoveel is al duidelijk : Timmermans heeft in de tweede wereldoorlog niet stilgezeten.

    De publikaties van boeken als De Familie Hernat (1941), Minneke Poes (1942), Vertelsels 1 en 2 (1942-1944), het toneelstuk Pieter Breugel( 1943), het scenario Antoon De Fierefluiter (1942), Een lepel herinneringen (1943), evenals de vertalingen in het Frans, Duits, Servisch-Kroatisch, Sloveens en Tsjechisch hebben we niet vermeld. Er is een diepgaand onderzoek nodig naar de levens- en kunstenaarsopvattingen die erin vervat zitten. In hoeverre is de 'volksverbondenheid' van Timmermans verwant met hee 'Blut und Boden'-ideeëngoed?

         Ook is er nog onderzoek nodig over de receptie, de populariteit in Vlaanderen, Duitsland en andere landen waar zijn boeken in talrijke vertalingen verschenen, van die en vroegere werken. Over Timmermans' populariteit in Vlaanderen bestaat er weinig twijfel. Al in 1925 betitelde Paul Van Ostaijen hem in een voetnoot bij een artikel over F, Jespers als 'notre harlequin national, de mascotte van Vlaanderen.

     

         Was Timmermans het slachtoffer van een misververstand ? Maurice Gilliams suggereerde het door te wijzen op de melancholische ondertoon van Timmermans werk. Ook i.v.m. zijn houding in de tweede wereldoorlog ziet men Timmermans vaak als een naïeve speelbal voor de duistere, Duitse machten of - zoals ook van zovele anderen wordt gezegd - als een flamingantistisch idealist. Uit de feiten blijkt dat Felix Timmermans zich bewust als flamingant engageerde, zich zelf verkiesbaar stelde voor een vlaamsnationale partij voor de tweede wereldoorlog. Dit politiek engagement trok hij slechts op cultuurpolitiek vlak door tijdens de tweede wereldoorlog. Merkwaardig genoeg startte hij voorzichtig : hij deed weinig politieke uitspraken, hoewel hij veel publiciteit kreeg in de Duitsgezinde pers.

         Terwijl anderen naarmate de oorlog vorderde en het tij voor Duitsland keerde, zich meer en meer als attentisten opstelden, begaf Timmermans zich steeds duidelijker in nationaal-socialistisch vaarwater. Zijn dienstverlening aan de DeVlag is daar een bewijs van, maar zij blijft altijd zuiver cultuurpolitiek, in tegenstelling met bijvoorbeeld die van Cyriel Verschaeve en Filip de Pillecijn.

         Uit zijn activiteiten blijkt dat Timmermans niet uit arrivisme handelde, noch met de bedoeling anderen te benadelen. Hij kwam zelfs tussen voor kunstschilders H. Dirickx en H. De Bruyn, die opgeëist werden voor verplichte tewerkstelling in Duitsland, evenals voor zijn gedeporteerde vriend Dr. L. Van Boeckel. Maar waarom hield Timmermans zich niet zoals Stijn Streuvels, of zeker Herman Teirlinck op de vlakte en liet hij zich meer en meer door de nationaal-socialistische DeVlag inkapselen ? Is dit inderdaad politieke naïviteit en idealisme?      Timmermans moet geweten hebben waaraan hij meewerkte op ideologisch vlak, daarvoor ligt de propaganda in de bladen waarin hij publiceerde, er te dik op. Over de praktische consequenties van deze ideologie zal hij - zoals zovelen - niets geweten hebben; of was hij er blind voor. Kan het zijn dat de eerbetuigingen die Timmermans tijdens de tweede wereldoorlog werden verleend zijn hoofd op hol joegen - de prijsuitreikingen waren de eerste officiële eerbetuigingen na zijn staatsprijs van 1922 - of was het er hem gewoon om te doen financieel te overleven ? Dat kan, gezien de oplagecijfers, nauwelijks het geval geweest zijn. Natuurlijk blijven die cijfers niet zo maar hoog.

    Hij moest daarvoor in elk geval zijn populariteit op peil houden.

     

    *****

    30-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Minnezangers-leven

    Een Minnezangers-leven.

     

    Hoe de Vlaamsche verteller het met warmte en liefde beschreef

     

    Verbeeldingeskens

         Er is een essentieel verschil tusschen de tastbare, zinnenzware Vlaamsche vreugde voor het boordevolle leven, die in Pallieter trilde, en de troubadouriale, Provençaalsche levensmin, zooals ze Franciscus doorzong in den tijd, toen hij zijn hart nog aan de glansen der wereld verpand had.

         Men moet zich dit verschil in levensplan van den gullen, boerschen, met den grond en zijn vruchten verbonden "dagenmelker", en den zwlerigen, hoofschen levensminnaar, die dichterlijke en ridderlijke idealen najoeg, bewust maken om de tekortkoming van den ouderen en zeer zeker verinnerlijkten Timmermans te begrijpen, die getracht heeft de figuur van een der grootste heiligen, tevens een der grootste levenskunstenaars van alle eeuwen, in zijn nieuwste boek te benaderen.

         Want zooals de Pallietersche roes, hoe uitbundig ook, begon en eindigde met zich zelf, zijn bevrediging vond in het nabije, en zich, wijl hij niet als de levensroes van den jongen Franciscus een streven, een begeeren in zich had, nergens aan onbereikbare verten versmeet, zoo zijn ook Timmermans' latere leven en kunst immer begrensd gebleven door den Vlaamschen horizont, misschien zelfs door den horizont der kleine Vlaamsche stad.

         Door een bewust-gecultiveerde primitiviteit behield hij in zijn taal en voorstellingswijze al de kleurrijke oorspronkelijkheid van het Vlaamsche volkseigen, in zijn levensaanvoelen de naïeviteit, de innigheid, de gemoedswarmte van het Vlaamsche karakter, zonder dat echter dit karakter in hem iets verkreeg van den strevenden en strijdbaren kant, die het hebben kan in zijn groote figuren, als b.v. de Arteveldes waren of Albrecht Rodenbach.

         Daarmee werd ook Timmermans' positie als kunstenaar bepaald; hij werd verteller, verteller met een ongemeene schilderachtigheid en raakheid van zeggen, die in zijn "Kindeke Jezus in Vlaanderen" door de charme van een innige primitiviteit bekoren, in de "Pastoor van den bloeyenden Wijngaard" door de zuiverheid en volheid van zijn Vlaamsch sentiment ontroeren kon, en die den Vlaamschen kant van Pieter Breughel goed wist te verbeelden, zonder hem in de kosmische en tragische accenten, die zijn innerlijkste wezen uitmaken, diep genoeg te kunnen peilen.

         Zoo is hij ook in zijn boek over St. Franciscus gebleven: een idyllische verteller van dit wonderbare leven, een, die met warmte en liefde vertelt — al is het soms merkbaar, dat zijn vertellen zelf hem bijna even lief is als het onderwerp — die kleur en verve weet te geven aan zijn verhaal en ook wel te ontroeren weet, omdat zijn primitief-gehouden verteltrant zich soms bij de simpele Gods- en menschenliefde van dezen heilige zoo zuiver aanpast, maar die anderzijds de psychische bewogenheid mist om de diepe en heilige, de ontembare drift, waardoor dit grandioze liefdeleven gedreven werd, in zijn kern aan te voelen.


        ris5.jpgtgfq.jpg
     

         Want als er één leven is geweest, dat zich niet door smalle, zelfs niet door verre horizonten liet inperken, dan is het 't leven geweest van Francesco Bernardone. Niet door die van zijn stad of land, niet door die van zijn staat en stand, zelfs niet door die van zijn menschelijkheid, waarboven uit hij steeds naar een mystieke vereeniging met God heeft gestreefd.

         Reeds zijn bruisende jeugd wordt bezeten door het streven naar het groote: niet de feesten, die hij viert en vieren laat, zijn van deze jeugd het diepste kenmerk, maar de drang naar het troubadour-, naar het dichterschap, naar den krijgsmansroem en de glorie der Graalridders.

     

    Joseph von Görres heeft voor het eerst erop gewezen, dat Franciscus zijn leven lang dit troubadouriale ideaal, ontstaan in de Provence, waaruit zijn adellijke moeder stamde, behield en de hooge, onzelfzuchtige verlangens der wereldsche minnezangers in een hooger en onzelfzuchtiger geestelijk verlangen omzette.

         En Chesterton in zijn "St. Francis of Assisi" heeft ons misschien den sleutel tot de verklaring van dit wonderlijke en aantrekkelijke bestaan het zuiverst gegeven: "Hij was, tot in de uiterste kwellingen der ascese, een Troubadour. Hij was een Minnaar. Hij was een minnaar van God en hij was werkelijk en waarachtig een minnaar der menschen, mogelijk een nog zeldzamer mystieke roeping. Bezie zijn leven als het verhaal van een der troubadours en van de onstuimige dingen, die deze voor zijn Vrouwe zou doen, en het heele raadsel, dat dit leven voor den modernen mensch inhoudt, verdwijnt".

     

         Felix Timmermans heeft dezen trek van grootschheid, welke den meest roekeloozen en meest verheven minnaar, die ooit heeft geleefd, kenmerkt, niet voldoende aangevoeld en uitgebeeld.

    Het was niet te verwachten, dat Timmermans, die allerminst psycholoog is, ons de psychologie van dit mooiste aller heiligenlevens zou geven.

         Maar in de "verbeeldingeskes, die hij zich zoo heeft voorgesteld, nadat hij de boeken gelezen had, die de geleerden over zijn schoon leven hebben geschreven" en die in een lange reeks van aan de bronnen ontleende tafereelen het leven van Franciscus van de geboorte tot aan den dood ontrollen, had toch iets meer verklaard kunnen worden van de innerlijke zielsprocessen, die eerst Franciscus' omkeer, daarna de hooge dwaasheden zijner mystieke liefde bewerkten.

     

         Thans zijn vele dezer verbeeldingen — vooral in de eerste helft van het boek — wel erg uiterlijk gebleven en heeft Timmermans soms zelfs weinig anders gedaan dan de bronnen herschapen in zijn eigen plastische taal.

    Zoodoende zijn z'n verbeeldingen tot een reeks van schilderijtjes geworden, die de weelderigheid van kleur en de scherpte van lijn hebben, welke voor Timmermans karakteristiek is, maar die voor ons gevoel toch vaak te Vlaamsch-pittoresk zijn, dan dat zij den zwier kunnen hebben van Franciscus' dichterlijke leven.

    Want met al zijn pijnen en ontberingen en ziekten en teleurstellingen is dit leven een dichterleven geweest.

     

    Het tokkelen van de Harp

         Timmermans heeft Franciscus gezien als het "arme bedelaarke" en zijn tot het uiterste doorgevoerde nederigheid en dienstbaarheid rechtvaardigen voor een deel deze visie.

    Voor een deel, want de blinde nederigheid en dienstvaardigheid, die deze heilige minnezanger zich zelf had gewonnen (was dienen, zich zelf wegcijferen ook niet het ideaal der troubadours?) vereischten een koninklijken geest en een koninklijke liefde, dien koninklijken geest en die koninklijke liefde, die alleen in staat waren een Zonnelied te scheppen, den minnezang, die tot de mooiste aller tijden altijd zal blijven behooren, maar die in Timmermans' vertaling op rijm helaas ook iets van zijn machtigen zwier verliezen moest.

         Er is in Timmermans' schilderijtjes iets van de gewilde kinderlijkheid der plaatjes, waarmee hij zijn boeken illustreert, het is soms, of hij de dingen door een verkleinglas bekijkt, waardoor zij het karakter van een idylle krijgen en de echtheid van het werkelijke leven missen.

         En toch ontwapent hij ons critische gevoel telkens en telkens weer door de naïeve charme van zijn vertellen en zijn zien. Er zijn in dit boek tal van prachtige brokken, prachtig niet alleen door de directe en rake manier van zeggen maar ook door hun teederheid en een zuiver en ontroerend sentiment. Daar is b.v. dat "heilig liefdelieken", dat de mystieke samenkomsten van Franciscus en Clara Sciffi beschrijft en dat eindigt met Clara's aanneming tot de verheven armoede:

    "In de heiligste stilte zei Franciscus :

    — Zuster, hier is uw hemelsch kleed van de armoede.

    — Dank u, zei Clara. De tant hielp Clara haar de juweelen afdoen, en 't wit, zijden kleed uittrekken.

    Franciscus deed haar de pij aan, een grove bruine pij, hier en daar gelapt, en met een dikke koord in de lenden.

    — Uw schoenen, Zuster, zei hij. Ze deed haar roode, zijden schoentjes uit, en hare witte kousen. Ze kreeg houten sandalen aan die witte voeten.

    En...... hij zei het niet. Maar een Broeder gaf hem een scheer. Zij bezag hem vol geluk, omdat hij haar zooveel ontnam, want hoe meer hij haar afnam, hoe rijker zij wierd aan verdiensten.            Zij schudde haar haren los, ze golfden als een gouden mantel over haren rug, en ze boog zich voorover. Hij nam die wondere haren met zijn donkere, magere, lange hand. Hij zette de schaar open en knip, knip, zoo een keer of vier. Zijn hand ging open, en het haar viel slordig bij haar zijden kleed, zilveren gordel, perelen kapje, juweelen en schoenen op den grond, dat daar allemaal lag gelijk een hoop verslenste bloemen".

         Zoo is er meer : Franciscus' verschijnen voor den geweldigen Innocentius III, zijn preek voor de vogels, zijn bidden bij den stervenden Paus, als wegens besmettelijke ziekte niemand anders hem durft te naderen, de kapittels, zijn missiereis, zijn vechten voor het behoud van den zuiveren Franciscaanschen regel, zijn twijfelingen, zijn ziekten en pijnen, en tusschendoor telkens de vlugge typeering der bijfiguren als Broer Hoed, Broeder Elias, broer Lam, broer Jeneverzak en vele anderen, dit alles boeit en sleept mee, zonder dat men nog aan tekortkomingen denkt.

         Zoodoende moet men in dit tokkelen der ,"Harp van Sint Ftranciscus" niet zoeken naar de innerlijkste bronnen van dit met zulk een vaart geleefde heiligenleven: Timmermans heeft die niet opengelegd. Noch moet men hier een verklaring verwachten van het wonderlijk-snelle om zich heen grijpen van het Franciscaansche ideaal, van dien wonderbaren groei der Franciscaansche beweging in het begin der 13e eeuw. Sabatier heeft een deel der verklaring gevonden en getypeerd in een tijdgeest, die als reactie op de weeldezucht der eeuw, onafhankelijk op vele plaatsen tegelijk doorbrekend, de armoede zocht.

         Een roman over Franciscus had kunnen trachten naast deze uiterlijke, historische oorzaak (die bij Timmermans niet tot uiting komt) de innerlijke, psychologische oorzaken van Franciscus' suggestieve optreden te bepalen, die naast de genade zeker op den snellen groei der beweging hebben ingewerkt. Ook dit heeft Timmermans niet gedaan.

         Maar hij heeft in een aantal "beeldekens", die vol warmte zijn en vol kleur en vol innigheid, het leven van Franciscus herschilderd naar zijn eigen levenden trant. Anders van toonaard en kleurengamma, anders van techniek, anders van geest dan Laurence Housman in zijn "Little plays of St. Francis" maar met hetzelfde doel en dezelfde liefdevolle toewijding heeft hij dit leven uit zijn rijke teederheden opgebouwd: en de boelende vertelkracht, die Timmermans' groote verdienste is, zal velen, simpele menschen zoowel als hoog-ontwikkelden, nader brengen tot dezen mensch, die in zijn bovenmenschelijke liefde de meest roekelooze offers met een glimlach bracht, en die ons, boorlingen van een nuchter, zakelijk en zelfbewust geslacht, de hooge waarde van het minnezangerschap te leeren heeft: dat wij slechts Harpen zijn, waarop de Eeuwige speelt, en dat, hoe nederiger en zelfvergetener de harp, hoe zuiverder en hooger het Eeuwige liefdeslied, dat van haar weerklinken moet.

     

    wb2o.jpg

    *******

    18-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans litterair debuut

    Felix Timmermans’ litterair debuut.

     

    Uit Zondagsblad van 7 11 1926.

     

         In Lier, Felix Timmermans' geboorteplaats, leefde in 1903 'n uitgever A. v. Hoecke geheten die 't op een goeden dag in z'n hoofd kreeg om 'n "kunstblaadje" uit te gaan geven.

    Hij zette zijn plan door en onder den titel "Lier Vooruit", zag het tijdschrift inderdaad het licht. De inhoud bestond uit wat wetenschappelijke artikeltjes en bijzonderheden over tooneel- en schilderkunst. Waar het nu aan den toenmaals jeugdigen, thans zoozeer bekenden Vlaamsche schrijver ter oore kwam, dat het nieuwe orgaan met vele oudere zusjes deze kwaal gemeen had : te lijden aan chronisch copy-gebrek — reden waarom het meestal met zeer groote letters gedrukt werd — en hijzelf, die zijn vrijen tijd gebruikte voor het schrijven van "versjes", de tijd gekomen achtte om de eerste schreden op het doornige pad te zetten, besloot hij ook eens wat in te zenden.

     

         Onder den schuilnaam Polleke van Mher stuurde hij de redactie een paar gedichtjes, die — tot zijn groote blijdschap en verwondering — "wierden aangenomen."

    Polleke van Mher had al dadelijk succes. Zijn poëtische ontboezemingen schenen door de lezers van "LierVooruit" hoogelijk geapprecieerd te worden en met graagte gelezen, want toen de uitgever van het tijdschrift in 1907 rondzocht naar een geschikt nieuwjaarscadeau voor zijn abonnees, wist hij niet beter te doen, dan hen te verrassen met Polleke van Mher 's verzamelde verzen.

         Onder den titel "Indrukken van Polleke van Mher" zag het boekje dat — zooals Timmermans zelf zegt — "zoo dun was als een sneeke kaas" het daglicht.

    De schrijver kreeg als honorarium 50 present-exemplaren !


                             leoev.jpg
     

         Dit was de eerste, doch tevens de laatste uitgave van Timmermans eerste werk.

    Het boekje maakte een vrij pooveren indruk : op het rose omslagblad stond de titel en onmiddellijk daarna volgde de gedichten. Ze volgden elkaar alle 24 "zonder asem te laten halen", zoals Timmermans ’t weer zoo leuk uitdrukt, op en hadden, 't vertoon van menschen die rap en dicht opeengedrongen op Aschwoendag een kruisken gaan halen.

    En 't boekske had dan ook geen 24, doch slechts twintig bladtijden!

         De gedichtjes, waarvan alleen het opschrift met een ander lettertype was gedrukt, bestonden uit "alleen maar geziene" en "te arm weergegeven" "berijmde voorstellingen" van Sneeuw, Jacht, Kerstmis, Allerzielen, Oud, enz...

    Het eerste heet "Dageraad" en begint zoo :

     

    "In 't Oosten hangt een witte

    streep, die langzaam openrekt:

    't lijkt een plas van troebel nat waar

    rooden inkt wordt ingelekt."

     

         Ook is er een gedicht over een schoenmaker, die zonder er zichzelf wellicht bewust van te zijn, de feitelijke aanleiding was tot Timmermans schrijver-worden. Door de verhalen, die hij tusschen zijn ouwe schoenen aan Timmermans deed, spoorde hij hem aan om 't plan om "glasraamschilder" te worden er aan te geven en aan 't schrijven te trekken.

    Aan hem heeft "Polleke" de volgende regels gewijd :

     

    "Bij het raam zit hij te werken

    op een lage pikkelstoel,

    nevens hem en voor en achter

    ligt een oude lederboel.

     

    Hij hermaakt een waterleers, en

    boort met een gekromde pin,

    gaatjes door de zool en slaat er

    dan een stalen nagel in.

     

    En hij trekt de breede heuvlers

    met een pekdraad, dicht en straf,

    neemt zijn mes en snijd er zuinig

    hier en daar een stuksken af.

     

    Over 't vlamken van een keersken,

    op een wrijver smelt hij was,

    vaagt hem aan de zij der zolen

    dat het blinkt lijk spiegelglas.

     

    Dan heft hij de leers in d' hoogte

    en bekijkt ze om en rond,

    mompelt van tevredenheid en

    speekt een kladken op den grond."

     

         Dit en de andere gedichten waren geheel geinspireend door de schrijfwijze van K. Omer de Laye, wiens werk Timmermans erg bekoorde en dien hij ook in het artikeltje, dat hij zelf eenige jaren geleden schreef in het "orgaan van Vlaamsche vereenigingen van Bibliothecarissen en Bibliotheekbeambten" de Bibliotheekgids — (waaraan bovenstaande bijzonderheden zijn ontleend) nog dankbaar herdenkt.

         Bovengenoemd artikel, geplaatst in een tijdschrift met een uit den aard der zaak zeer beperkten lezerskring, is nagenoeg heel onopgemerkt gebleven. Om die reden leek het ons goed er op deze plaats een en ander over mede te deelen.

         Velen zullen het betreuren dat dit jeugdwerk niet meer in den handel is. Timmermans zelve gelooft, dat van het boekje, waarover hij "alhoewel het gebrekkig is" toch blij is "dat 't als een kreupel; gemankeerd madeliefke op de wereld is komen piepen", geen tien exemplaren meer zullen bestaan ...

     

    *********

    12-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Macht en onmacht van Felix Timmermans - F. Morlion

    Macht en onmacht van Felix Timmermans.

     

    Door F. MORLION -  uit Kunst en Letteren.

     

         De schoonste boeken van Felix Timmermans heeten ongetwijfeld Anne Marie en Breughel: de twee laatste werken hebben aan dat feit nog niets veranderd.

    De twee leerzaamste boeken voor wie zoekt de echte maat van Timmermans te kennen zijn echter misschien wel de twee laatste nu: Pijp en Toebak (Die Bunte Schutsel) en de Krabbekoker. Want we zien hier klaarder en klaarder de macht en de onmacht van den schrijver en dat zicht is zeer leerzaam voor litteratuurliefhebbers (en ook wel voor den schrijver zelf ).


         Afbeelding op volledig scherm bekijken   Afbeelding op volledig scherm bekijken

        
    De novellenbundel « Pijp en Toebak » bevat vier verschillende soorten proza, twee humoresken : Gustaaf uit de « Roode Kat », de moedwillige zwijnskop, zijn zuivere meesterwerkjes, drie andere : de lange steenen pijp, de portiersplaats, het brevier voor minnende zielen, zijn het bijna.

         Geen enkele van deze verhaaltjes brengt meer dan we van den schrijver van Symphorosa, Driekoningentryptiek en van zoovele volksche humorjuweeltjes mochten verwachten. Maar de twee voornoemde stukjes brengen ons juist die sobere volheid van een meester die het genre in zijn kunst volledig rijp heeft laten worden. Hier is niets meer van die lijnsche overdaad van Pallieter, of van die beschrijvingsovermaat van vele andere werken. Gustaaf en Tist met vrouw en familie, vrienden, enz. zijn figuren welke niet vergroot, verkleind, niet verstard, verhevigd, niet verheld of verdonkerd moesten worden.

         De schrijver heeft ze in hun banale dagelijksche maat kunnen laten, waar ieder ze wel als levend, en vlaamsch en liersch moet erkennen, maar hij heeft ongemerkt de ziel uit het gebeuren doen spreken, zeer bescheiden en zeer goedgezind, zeer menschelijk, zwakmenschelijk, tragisch menschelijk. Dat is de ware humor, de humor die in alle landen en tijden tot de menschen blijft spreken, de humor die Timmermans zelf met een bizondere grondigheid heeft bepaald : « niet een oppervlakkig optimisme, maar een optimisme waaronder men de ernst en de tragiek van 't leven gewaar wordt, een ernst waarover de vreugde dan zegevol omhoogbloeit ».

     

         Herlees de geschiedemis van den schuchteren echtgenoot Gustaaf in wiens leven ongevraagd en onoverwonnen een vreemde liefde komt, die angst wordt op het stervensbed, een openbare biecht... maar het doodsgevaar verdwijnt en de strenge echtgenoote blijft...

         Dat is tragiek in klein formaat, maar herlees goed, het is groote kunst. We denken aan Ehrenburg, aan Mann, aan Tcheckow, aan Pirandello en zoovele andere die hier hun ironie, of hun pessimisme, of hun hooge volksverachting met het onderwerp zouden laten wegloopen. Geen spoor van dat alles bij Timmermans; maar bescheiden aandacht, meewarige lach, begrijpend meevoelen. Zelfs de bekoring is delikaat, en de mislukte doodstrijd.

         Er is hier geen spoor meer van dat spelen met de geloofspraktijken om schilderachtige effecten te bekomen, zooals in « Het kaarsje in den lantaarn » en elders. Timmermans weet nog: de mensch is geen held en geen heilige, hij weet ook dat er in leven en dood geheimen zijn die hij nog niet uitbeelden kan. Maar hij beeldt harmonieus, sober en beheerscht wat hij in het leven goed gezien heeft. Dat is veel.

         In denzelfden bundel vinden wij ten tweede drie strikt religieuze opstellen. « De mantel der armoede » is de geschiedenis van de H. Elisabeth. « de Heiligmakende kraai » is een fantastisch zonde- en bekeeringsverhaal. Hier is de kunst van de schrijver weer niet tot de hoogte van het onderwerp gestegen. Alles is gewoon, goed verhaald maar nergens hebben we die meerukkende momenten waar de mensch schrijver zijn heilig onderwerp nog rijker maakt met zijn eigen rijkdom. Dezen rijkdom vinden we wel in het derde stukje dat meer een meditatie dan vertelsel is: « de heilige der kleine dingen ». Er zijn weinig bladzijden in de kristenliteratuur waar de eenheid tusschen heilige en volk, tusschen St Antonius en de eenvoudige vlaamsche lui, zoo hartelijk, zoo levend, en zoo diep werd uitgewerkt.

    « De geheimenis der weiden » is een practische fantasie. Een overblijfsel uit het romantisme, en sentimentalisme der voorpallieteriaansche tijden. Een poësis die een klein beetje te poetisch is, te onwerkelijk, en te litterair.

         Het zelfportret eindelijk is een wijze en eenvoudige auto-analyse. Een gedicht over den dichter, een vertelling over den verteller. Een goede synthese der goede dingen van ons vlaamsche ras.

         De roman « Krabbekoker » bevat ongeveer al deze elementen, maar geen enkel groeide nu in zijn zuivere verhouding; en in zijn zuivere vorm. Gevolg : Krabbekoker is de minste der Timmermans-romans. Deze roman is systematisch van uit den kant der poësis ontstaan: het leven van een artist-schilder met de andere bohemers die ook artiesterig doen.

         Die poësis komt niet uit het echte leven maar uit de beschouwingen van literator Timmermans. Wij vulden er dus meer maak-literatuur en min Timmermans. Zelfs het godsdienstige element wordt er verpoëtiekt en verliteratuurd. Er is een vrede van alles, een wijding. Cicero zijn vrome ziel zuigt iets van die rust en hemelkalmte in, en hij begint te bidden : « Wees gegroet Maria ».

         Gelukkig leeft in deze roman Brigitje. een zusje van Leontientje en van Annemarie... en hier is ook, alhoewel minder, toch iets van het diepere geheim eener ziel dat God doet aanvoelen zonder over Hem te spreken.

         De humor is in dit boek ook veel armer, en de tragiek is bijna geen tragiek meer maar luid geschreeuw. Zelfs de verzoeningsscène is niet diep ontroerend spijts de ontzaglijke gevoelspotentie van het gegeven.

         Wij besluiten. De poësis is een bekoring. De psychologie is een bekonng. Het philosofeeren is een bekoring. Felix Timmermans is een groot kunstenaar alleen dan wanneer hij geduldig in de ziel van kleine, aardsche, onpoëtische menschen, de omkontroleerbare bewegingen van het leven en van God heeft gezien en eenvoudig neergeschreven.

    Misschien brengt ons dat de bijna voltooide roman « Boerenpsalm ».


    cxom.jpg
     

    ***********

    11-08-2013 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!