Inhoud blog
  • F. 22 BASILIEK (interieur)
  • F. 32. UITVALSWEG NAAR NINOVE
  • F.21 SERVAIS (ADRIEN - FRANCOIS)
  • F. 28 DE ZUIDOOSTELIJKE OMSLUITING
  • F.01 HISTORIEK
  • E. SAMENVATTING
  • D. VRAAGBAAK
  • C. VERANTWOORDING
  • B. DOELSTELLING
  • A. VOORSTELLING
    HALLE door de eeuwen heen
    HALLE (in beeld)
    23-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    34.  UITVALSWEG  NAAR  EDINGEN  via Saintes   2007 - 2008 

           ***************************************

      

     34. 1   BEVRIJDINGSPLEIN  (ill. 34.1.0)

                ------------------------------

     

    De baan naar Edingen neemt een aanvang aan de grote rotonde van het Bevrijdingsplein.

    Dit herinnert aan de bevrijding van Halle op het einde van de tweede wereldoorlog door de oprukkende geallieerde troepen, vanuit de richting Edingen, op zondagavond 3 september 1944, tevens kermisdag in Halle.

     

    De inwoners omschreven voorheen de open ruimte als de ‘Twee Bareeltjes’ of aan de ‘Baskuul’. Deze vroegere benamingen stamden uit de tijd dat het graafschap Henegouwen, waartoe Halle behoorde, en het hertogdom Brabant, dat er aan grensde, tolbarelen installeerden op de voornaamste verbindingswegen.

    Stedelijke accijnzen moesten worden betaald op de plaats waar karren en wagens met goederen en/of levensmiddelen werden gewogen (weegbrug) vooraleer één van de steenwegen naar het graafschap of het hertogdom mocht worden bereden.

     

    De kaart van Vander Maelen (1840) vermeldt op deze plaats een “barrière” (bareel) en een “bascule” (baskuul). Volgens oude kadasterplannen bevond de baskuul zich ter hoogte van de magazijnen Bricout.

     

    Halverwege de 19de eeuw kreeg het plein als volks toponiem de ‘Twee Bareeltjes’.

    Hier stonden barelen van de oude spoorlijn Brussel, Halle, Edingen, Rijsel (ill. 34.1.1), die destijds over de huidige René Deboecklaan, het Bevrijdingsplein en het Wilgenveld liep. Dit tracé staat afgebeeld op de oudste topografische kaart van 1865. Het betekende alleszins een grote hinder bij het kruisen van een zo belangrijk wegenknooppunt. Deze toestand bleef bestaan tot in het begin van de 20ste eeuw. Toen kreeg de spoorlijn een nieuw bovengronds tracé, verderop naar Lembeek toe, naar aanleiding van het verbreden van het kanaal Brussel – Charleroi.

     

    Het was tevens de terminus van de tram Brussel – Halle, die, van uit de Aug. Demaeght-laan, langs de Ninoofsesteenweg en ‘De Guukeneer’ hier toekwam om langs het centrum van de stad de terugweg naar Brussel aan te vatten (ill. 34.1.2)

     

    De benaming ‘Twee Bareeltjes’ slaat vermoedelijk op een nog oudere herkomst, nl. de aanwezigheid van twee slagbomen respectievelijk op de oude wegen naar Bergen en naar Edingen waar tol moest betaald worden. ‘De Tol’ was tevens de plaatsnaam die herinnert aan deze tolbarelen.

     

    De Hallenaren typeren het plein ook als ‘aan de Zwarte Kat’. Dit houdt verband met het hedendaagse showclub gelegen op de gaffelhoek tussen de Bergense-  en de Edingensesteenweg (ill. 34.1.3).

     

    Het is slechts in het begin van het derde millennium (2001), dat het Vlaamse Gewest besliste op dit aards gevaarlijke kruispunt van vijf drukke straten een groot rond punt aan te leggen tot opluchting van heel wat weggebruikers en dit nadat er verschillende dodelijke ongevallen te betreuren vielen.

     

    In juni 2005 haalde de wegendienst van het Vlaamse Gewest, ingevolge juridische uitspraken en uit veiligheidsoverwegingen, de betonnen boord rond de rotonde weg om hem te vervangen door een nieuwe rand in elastischer materiaal.

     

    Het jaar daarop kreeg het rond punt een omstreden kunstwerk als versiering.

    De wedstrijdjury koos voor het project van de jonge Brusselse ontwerpers Virginie Bailly (kunstenares), Rolf Vansteenwegen (ingenieur) en Roland Piffet (architect).

    Het betreft een 35 m hoge pyloon (ill. 34.1.4) vervaardigd in kunststof (glasvezelpolyester) met een diameter van 40 cm, die rechtgehouden wordt door een stalen sokkel. Het uiteinde  beweegt mee met de wind en is bestand tegen windsnelheden tot 200 km per uur. De drie meter bovenaan heeft een verlichtingselement en straalt, wanneer het donker wordt, een wit licht uit. Het definitieve prijskaartje bedroeg bijna  90.000 €.  Het kunstwerk “Blown” werd ingehuldigd op 12 mei 2006 o.m. in aanwezigheid van de buurtbewoners.

     

    Vooraf  kregen 39 verlichtingspalen in de omtrek van het Bevrijdingsplein al opvallende felle diverse kleuren, die mee onderdeel vormen van het kunstproject.

    Het lag in de bedoeling op het kruispunt een visueel spel van kleur en ritme te creëren veranderlijk naar gelang de situatie, het klimaat, het weer, de seizoenen en de overgang van dag naar nacht.

    De pyloon zelf gaat een relatie aan met de telecommunicatietoren (V.R.T zendmast) in Sint-Pieters-Leeuw en de klokkentoren van de basiliek van Halle.

     

    De sculptuur staat statisch recht, maar, bewegend met de wind, speelt zij in op de circulaire beweging van de voorbijrijdende auto’s. Zij vormt eveneens een relatie met de fel gekleurde lantaarnpalen, die, als verticale lijnen, een ritme aangeven rond het plein en de vijf omliggende straten.

    De bedoeling van het kunstwerk was niet om een rotonde te vullen met kunst maar wel om een kunstwerk in de ruimte te zetten dat aanknopingspunten had met andere punten in de omgeving. Zo overstijgt het kunstwerk de rotonde vertelt Virginie Bailly en staat tevens symbool voor de herinnering aan de bevrijding van Halle.

     

    Vele Hallenaren kunnen het kunstwerk amper appreciëren, vermoedelijk omdat de inhoud ervan hen ontgaat. Het kreeg ook al een bijnaam: de stijve van Halle. Dat zal de ‘Zwarte Kat’ als muziek in de oren klinken!

     

     

          34. 2   EDINGENSESTEENWEG

       -----------------------------------

     

    Vóór de aanleg van de huidige Edingsesteenweg in 1765 (nu rijksweg nr.7) vertrok de oude weg naar Edingen op de plaats waar nu de Beertsestraat aanvangt.

    Voorheen diende men zich van Halle naar Edingen te begeven langs lokale, aarden wegen, omdat rekening diende gehouden te worden met de bodemgesteldheid (moerassen, bossen,…), politieke grenzen (grondgebied van de graaf, hertog, heer) en verplichte doorgangen (bruggen, steden…). Als tracé werd dus niet steeds de kortste afstand tussen twee pleisterplaatsen aangenomen. Slechts op het einde van de 17de eeuw werd eindelijk een aanvang gemaakt met de verbetering van de aarden wegen.

     

    In 1554 liep het oude tracé gemeenschappelijk met het eerste gedeelte van de processieweg  om, ter hoogte van de Victor Demesmaekerstraat, langs de toenmalige ‘Groenstraat’, af te buigen naar de Edingensesteenweg en zo het gehucht Hondzocht (Lembeek) te bereiken. Hoe de weg verder naar Edingen liep is niet zo duidelijk. Vermoedelijk ging het via Saintes (Zanten / St. Renelde), Bierghes (Bierk) en Petit-Enghien (Lettelingen), zoniet, via Beert en Heikruis, van waar ongeveer het tracé van de huidige steenweg Asse – Edingen werd gevolgd. Dit laatste werd aangelegd in 1759.

     

    Vermeldenswaardig is het decreet van 08-01-1770 van keizerin Maria-Theresia tot regeling van de verzending van post langs de nieuwe baan Brussel – Halle – Edingen –Ath, i.p.v. langs de traditionele steenweg naar Bergen.

     

    Beert hoorde toen niet meer tot het domein van Halle, hoewel hiervan sporen terug te vinden zijn in het Polypticon van 1278 en in het domaniale renteboek van 1381. Bij het vermelden van de cijnswijken staan naast o.m. Scheyssingen / Elbeek ook afzonderlijk ‘Beerte’ en ‘Bierte’ vermeld. Het grootste gedeelte van het huidige Beert vormde toen een Brabantse enclave midden Henegouws grondgebied.

     

            De weg naar Edingen werd tot één van de grote middeleeuwse wegen gerekend aangezien die stad tevens de zetel was van het ‘Oude Land van Edingen’, dat de dorpen uit het zuidelijke deel van het Pajottenland omvat.

     

    De oude weg naar Edingen was blijkbaar van minder belang dan de steenweg naar Bergen, want de benaming wordt heel zelden afgebeeld op de kaarten uit de 16de, 17de en 18de eeuw.

     

    Op het einde van de 18de eeuw was de baan geplaveid en met bomen afgezoomd zoals blijkt uit de kaart van De Bouge (1789) over de omstreken van Brussel.  Het onderhoud bleef echter gebrekkig.

         Op deze van L. Capitaine (1836), hoofdingenieur van de algemene   
         kaart van de Franse
     Republiek, stond er een “barrière”, een tolboom, 
         op de steenweg naar Edingen, tussen 
    Halle en Hondzocht.

     

    Zoals dit het geval is op het merendeel van de Halse uitvalswegen wordt ook het eerste deel van de Edingensesteenweg (beneden de spoorweg) gekenmerkt door de aanwezigheid van kleine werkmanswoningen, die, na de eerste wereldoorlog, werden gebouwd ten behoeve van de werknemers van de Halse fabrieken en de vele handelsondernemingen.

     

    De laatste decennia vestigden er zich toch enkele belangrijke speciaalzaken o.m. op nr.20 V.C.D. (bureaubehoeften - informatica), nr.75  Market Home (binnenhuisinrichting) & Scapino (schoenen), nr.129  Trouchau (funerarium) – (ill. 34.2.1) en nr.196 Dolmen Industrial  Projects (informatica) – (ill. 34.2.2). Deze laatste is een dochteronderneming van de Colruyt-groep en coördineert Belgische en internationale projecten rond goederenbehandeling en diverse productieprocessen. Deze informaticadienstverlener met ± 850 medewerkers is voor vele organisaties uit diverse sectoren de vaste hard- en sofware partner geworden.

    De focus ligt op het aanbieden van geïntegreerde totaaloplossingen op basis van de noden van de klant, dit zowel op infrastructureel als op applicatiegebied.

    De zetel is gevestigd in 1654 – Huizingen, Vaucampslaan 28.


    Het uitgestrekte veld aan de rechterkant gelegen tussen de Edingensesteenweg, de Beertsestraat en de Victor Demesmaekerstraat werd reeds vóór 1754 het ‘W I L G E N V E L D’ genoemd. Het eerste hoekdeel ervan, dat nu paalt aan het Bevrijdingsplein, behoorde toe aan het personaat (kerkelijke goederen). De veldweg die er nog steeds doorloopt tot aan de Demesmaekerstraat, waar het gebouw van de vroegere bareelwachter nog steeds bewoond is (ill. 34.2.3), werd toen ook gebruikt om zich in de richting van Edingen te begeven. Het laatste landelijk gedeelte van deze straat, die verder uitmondt op de Edingensesteenweg, heette toentertijd de ‘Groenweg’.

     

    Toen in ’t begin van de 20ste eeuw de spoorverbinding Halle – Edingen verder naar Lembeek toe werd verlegd langs de nieuwe ‘ijzeren brug’ (ill. 34.2.4) over het kanaal, kruiste het nieuwe tracé ook de Bergense- en de Edingensesteenweg. Bij de uitvoering van de werken werd de ‘Groenweg’ doorklieft en langs de kant van Halle werd een nieuw traject langsheen de spoorweg aangelegd, dat nu de verbinding met de Edingensesteenweg verzekert. De benaming ‘Groenweg’ verdween en werd als verlengstuk opgeslorpt door de Victor Demesmaekerstraat.

         Het korte stukje ‘Groenweg’ dat langs de zuidkant van de spoorweg 
         overblijft kreeg als 
    officiële benaming: O U D E   G R O E N W E G.

     

    Even verder bevindt zich ook nog een restant van de  M O L E N -       S T R A A T  die, zoals de naam het aanwijst, eertijds de belangrijkste veldweg was vanaf de grens met Beert, via het Hellebroek, naar de volmolen van Rodenem. Deze was gelegen aan de Zenne, dicht bij de Bergensesteenweg.

    Dit straatgedeelte loopt nu dood op de spoorlijn Halle – Edingen en is bezijden de spoorlijn, tot aan de tunnel richting Elbeek, zonder nut geworden voor het verkeer.

     

    Niet enkel deze spoorweg heeft een volledig ander uitzicht gegeven aan zowel de Edingense-  als de Bergensesteenweg, ook de ringweg  ten westen van de stad, d.i. de verbinding tussen de E 19 (Brussel – Parijs) en de autoweg A8 / E 429 (Halle – Edingen – Doornik), zorgde voor een totaal ander landschap langs beide steenwegen ( 34.2.5).

     

    Het hele gebied langsheen de Edingensesteenweg tussen de E 429 en de spoorlijn Halle – Edingen wordt omzeggens ingenomen door de Halse firma bij uitstek nl. de

     

    Etablissementen Franz COLRUYT N.V.

     ----------------------------------------------------

     

    Het ontstaan van de firma in 1925 en haar overheveling van Lembeek naar de Bergense-steenweg in Halle in 1961 werden reeds uitvoerig behandeld onder de rubriek nr. 27

    Extra Muros:  A)  De Noordwestelijke Omsluiting.

     

    De firma nam een geweldige expansie en zag zich verplicht nieuwe magazijnen op te trekken, in eerste instantie op de site  H E L L E -    B R O E K  ten behoeve van haar distributie en technische diensten (ill. 34.2.6), aan de linkerkant van de Edingense-steenweg (nr.247). Later, iets verder aan de overkant (nr. 196), op de ‘Uilenberg’, werd het verkoopmagazijn (ill. 34.2.7) overgebracht en recenter werd het ‘Dassenveld’ ingepalmd om er de zetel van het  nieuwe distributiecentrum (ill. 34.2.8) te organiseren.

     

    In 1994 overleed Jo Colruyt, zoon van de stichter. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jef (gedelegeerd bestuurder), die nu het bedrijf runt samen met Luc Rogge, algemeen directeur.

     

    Dit familiebedrijf is de laatste decennia uitgegroeid tot een belangrijke discounter in voeding, met een unieke verkoopformule. Colruyt staat voor snel en efficiënt winkelen aan de laagste prijzen.

     

    De groep Colruyt omvat naast zijn eigen winkels ook nog andere winkelketens zoals:

    Dreamwinkels (4 stuks), DreamBaby (4 winkels), Dreamland (22), Okay (41 buurt-winkels), Bio Planet (4), Codi-France (59 winkels in Noord-Frankrijk) en Spar, waarvan Colruyt licentiehouder is in België en Luxemburg.

    De informatica en de automatisering zijn gebundeld in de dochterfirma’s Infoco, Dolmen Industrial Project en Createch Engeneering. Bovendien heeft Colruyt een eigen drukkerij (Druco), een eigen vleesverwerkend bedrijf (Vlevico) en een uitgebreide technische dienst met o.m. een architectenbureau.

     

    Om de dagelijkse in- en uitgaande goederenstroom te kunnen beheersen, is er uiteraard een goed georganiseerde logistiek nodig. Daarom worden alle goederen vanuit centraal gelegen distributiecentra verdeeld over meer dan 240 winkels in het hele land en daarbuiten. Deze centra bevinden zich in Halle (hoofdzetel), Ghislenghien (bij Ath) en Pommeroeul (Franse grens voorbij Mons).

     

    Naast voeding en niet-voeding zijn er ook aparte afdelingen voor diepvries en verse producten. Groenten en fruit worden dagelijks plukvers geleverd en onmiddellijk naar de winkels verdeeld in gekoelde wagens. Alle afval uit de winkels wordt in de drie centra gecentraliseerd en gesorteerd om het zoveel mogelijk te kunnen recycleren. Duurzaam ondernemen is het sterke punt van Colruyt. In oktober 2006 kwam zelfs prins Filip er even op bezoek.

     

    Werken bij Colruyt is ook jezelf blijven, opleidingen volgen, doorgroeien, rekening houden met mens en milieu, de lage drempel tussen medewerkers en chefs en boven alles: samenwerken aan de laagste prijzen, het logo van Colruyt.

     

    In 2006 werkten er 16.600 mensen waaronder 15.000 in België en 3.330 in Halle. De omzet bedraagt 5,21 miljard euro. Sinds 1977 heeft Colruyt een beursnotering in de Bel 20-index en werd in 2007 als vierde rijkste onderneming van België afgekondigd.

     

    De logistiek hal (10 ha) van deze distributiereus op het ‘Dassenveld’ wordt sinds 2000, van energie voorzien door een eigen windmolen  (ill. 34.2.9) 70 m hoog, met een windturbine van 1.650 kW en een vermogen van 3.200.000 kWh per jaar, wat overeenkomt met een elektriciteitsverbruik van 1.000 gezinnen, zodat de energiekosten voor het distributiecentrum omzeggens worden gerecupereerd.

    Om ook bij windstil weer zelf energie te kunnen opslaan werden in tweeduizend en zes 1.200 zonnepanelen met fotovoltaïsche cellen op het dak van het centrum geplaatst om de ruimten in de immense stapelplaatsen te koelen of te verwarmen. Het gaat om een oppervlakte van  8.000 m2, zo groot als een voetbalveld. De installatie zet invallend licht om in elektrische stroom naar rato van 250.000 kWh wat neerkomt op het equivalent van een gemiddeld jaarlijks verbruik van zo’n 80 gezinnen.

    Het hemelwater, opgevangen in een groot ondergronds bekken, wordt rechtstreeks gebruikt als spoelwater voor de toiletten en ook ten behoeve van de koelinstallatie.

    Nog veel andere green line initiatieven worden bij Colruyt sinds 1990 toegepast, zoals het transportcharter, dat ondertekend werd door alle vrachtwagenchauffeurs, ook de externen, om zich in te zetten voor meer veiligheid en hoffelijkheid in het verkeer. Alle vracht-wagens werden als eerste in België uitgerust met een dodehoekspiegel.

         Op dit ogenblik worden in Ieper nog negen windmolens gebouwd in
         samenwerking met vier andere bedrijven.

     

    Het ‘DASSENVELD’ is in feite een onderdeel van ‘DEN HOOGEN MEER’. Deze laatste benaming komt voor op de figuratieve kaart van 1754 tot vaststelling van de akkers onderhevig aan het ‘Grote of Vitse Tiende’, een jaarlijkse rente ten bate van de Halse jezuïeten. Op de topografische kaarten van de 19de eeuw worden zowel de benamingen ‘Hoge Meer’ als ‘Hoge Mier’ aangetroffen. De dialectwoorden hebben de betekenis van grenspaal, begrenzing. Het immense veld paalt trouwens in het zuidwesten aan de grens van Beert, een fusiegemeente van Pepingen.

    Conform de kaart van Vander Maelen uit 1840 (ill. 34.2.10) werd de ‘Hoge Meer’ opgedeeld in:

     

    a.       de ‘Zevenbunder’: Deze kouter is gelegen in de uiterste hoek,   
                                    tegen   Beert, langsheen de spoorlijn Halle - 
                                    Edingen. Eén bunder schommelde tussen 1ha 

                                        23ca en 1ha 43ca, in casu ± 10 ha groot.

     

    b.      het ‘Herderveld’ : paalde aan de ‘Zevenbunder’. Het was een 
                                   uitgestrekte weide, later veld, vermoedelijk
                                   oorspronkelijk gebruikt door een schapendrijver.

     

    c.       het ‘Eeckhoutveld’ :  Houdt verband met de familienaam van de
                                         toenmalige eigenaar. Is gelegen ter hoogte
                                        van de tunnel.  

                                             Een aarden weg, de Hogemierstraat, vormt
                                             nog steeds de verbinding tussen, enerzijds, de
                                             Molenstraat (Elbeek), die loopt langsheen de
                                             spoorweg en ondertussen omgedoopt werd tot

                     Pachtersweg en, anderzijds, de   
                     Edingensesteenweg gelegen achter de
                     A8 / E 429.

     

    Het ‘Dassenveld’ hoort er niet bij en is in het leven geroepen door de groep Colruyt. Klaarblijkelijk is de benaming afkomstig van het nabijgelegen ‘DASSENBOS’ (ill. 34.2.11), het bos waar dassen zich schuil hielden. Een in de buurt gelegen afspanning onder Beert droeg het opschrift ‘In den Das’.

    De oude benaming ‘Dassenbosch’ komt meermaals voor in de rekeningen van de stad, de goederen van de Armen, de kerkgoederen,… Vroegere teksten duiden deze plaats nochtans aan met ‘d’Aschembosch’ (1774), wat zou kunnen verwijzen naar ‘Askenbosch’. Het toponiem ‘Asken (Ask – heim) was gelegen aan de grens met Saintes. Het is een klein laagplateau van 200 op 600 m. In 1185 stond er een houten vestiging Van Asch genaamd (Van Asca in het Latijn), die door bendes  in 1356 werd platgebrand. In 1182 werd er nog een steekspel georganiseerd. Ask of es betekent speer, die gemaakt wordt van essenhout. De esdoorn (acer) is van ’t plantengeslacht Aceraceae.

     

    Het ‘Dassenveld’ is onderaan de helling gelegen en vormt aldaar een inzinking in het landschap en kreeg als toponiem de ‘ZINK’, een veel voorkomend woord op de vroegere kaarten en kadasterplannen. De nieuwe toegangsweg tot het bedrijvencentrum  van Colruyt kreeg dan ook de toepasselijke naam  Z I N K S T R A A T  toegewezen.

              

    De rechterkant van de straat is volledig ingenomen door de Groep Colruyt, terwijl aan de overkant van de baan verschillende autobedrijven (garage, carrosserie, automatie, banden, verhuizing), een wasserij, de autocontrole en een gespecialiseerde firma in boekenvervoer zich hebben geïnstalleerd.

    Deze laatste haalt over gans het land boeken op bij de uitgevers. Sinds 2004 worden er in Halle ’s nachts samengestelde pakketten van gemaakt, die dagelijks worden geleverd aan de boekhandels, scholen of grootwarenhuizen.

    Distribution Books & Paper (DBP) is een familiebedrijf en is in België enig in zijn soort. Het heeft tot doel om in elk Europees land een platform te organiseren om van daaruit ook boeken rechtstreeks te kunnen leveren aan Belgische boekhandels.

     

    Ter hoogte van de Zinkstraat werd op de Edingensesteenweg een rotonde gemaakt om het verkeer, enerzijds teweeggebracht door de bezoekers van het verkoopcentrum van de groep Colruyt vlotter te laten verlopen en anderzijds, de op- en afrijdende vrachtwagens van de firma’s gevestigd op het ‘Dassenveld’ een veiliger in- en uitrit te verschaffen.

    Zij geeft tevens een directe verbinding met de A8 autoweg en uiteraard ook met het Lembeekse gedeelte van de Edingensesteenweg, die bij de aanleg, de ‘UILENBERG’ heeft doorklieft.

     

    Gans de linkerzijde van de steenweg, van aan het Bevrijdingsplein tot aan de Molenstraat, stond in 1754 geboekstaafd onder het toponiem ‘DE BLOUW(E) CAUSSE’.

    Voor de herkomst van het woord blauwkous dient verwezen te worden naar van Dale, die als omschrijving geeft: ‘spotnaam voor een vrouw die geleerd is en daarvoor wil doorgaan en een zekere minachting toont voor huishoudelijke zaken’.


    Volgens de Winkler Prins is de term afkomstig uit Engeland, waar, rond 1750, door drie dames een club werd opgericht waarvan de leden over literatuur praatten i.p.v. te kaarten, wat toentertijd gebruikelijk was. Eén van de mannelijke leden (Benjamin Stillingfleet) droeg altijd blauwwollen kousen. Om deze reden werd de club “Blue Stocking Society” genaamd.


    Vermoedelijk dient een verband gezocht te worden met de eigenares van deze enorme kouter, die blijkbaar als blauwkous door het leven ging. Het huis nr 4 in het begin van de Beertsestraat in Halle, nabij de hoeve van de familie Nerinckx op de Bergensesteenweg, waar de betrokkene woonde, werd bedacht met dezelfde spotnaam. Trouwens, het eerste deel van de Beertsestraat, tot aan de huidige August Demaeghtlaan, werd destijds als de ‘Blauw Kousestraat’ bestempeld.

    Zoals op het Wilgenveld viel ook een vierkantig stuk land van de ‘Blouw Causse’ onder de personaatsgoederen. Het ‘Vitse Tiende’ was gelegen langs de Edingensesteenweg, iets lager dan de huidige spoorlijn Brussel – Halle – Edingen.

     

    Juist vóór de spoorweg werd, ter gelegenheid van het Mariajaar in 1954 een grote KAPEL  (h. 3,70 m, br. 2,00 m, d. 1,20 m) opgericht. In de nis (h.1,75 m, br. 0,65 m) prijkt een wit beeld van  ONZE-LIEVE-VROUW van HALLE  (ill. 34.2.12). De opdracht luidt als volgt: Mariajaar 1954 – Onze wijk aan Onze-Lieve-Vrouw – BL Leroi & RM Tordeurs.

     

    Op enkele stappen links van de kapel, achter de parkingruimte, bevindt zich nog een strategisch opgestelde  BUNKER (ill. 34.2.13) uit de tweede wereldoorlog. Goed verscholen achter groen en klimop wordt hij aan het oog van de voorbijgangers onttrokken.

     

    Voorbij de spoorweg liep de Molenstraat verder langs het ‘Hellebroek’ naar de Bergensesteenweg toe. Dit toponiem is een vervormde  schrijfwijze van het ‘Hallebroek’, het moeras van Halle.

     

    De site langsheen de Edingensesteenweg (nr. 247) wordt volledig ingepalmd door de n.v. Colruyt (ill. 34.2.14), die er haar distributiecentrum en technische diensten heeft ontwikkeld en er op dit ogenblik, (2008), een groot gebouw (ill. 34.2.15) optrekt met de bedoeling er nieuwe toonzalen voor de collyshopprodukten te bouwen om de winkel van op de Bergensesteenweg in het centrum van Halle naar ‘t ‘H E L L E B R O E K ’ over te brengen.

    Een tiental arbeiderswoningen moesten hiervoor worden afgebroken.

     

    Even verder werd een korte afrit van de A8/E429 aangelegd, die rechtover de ingang van de Colruytparking van het verkoopmagazijn uitkomt. Naast de afrit werd zoveel mogelijk parkeerruimte gecreëerd, maar de carpoolparking heeft tot op heden slechts een bezetting van 4%.

     

    Onmiddellijk voorbij de overbrugging van de steenweg door de autoweg bevindt zich aan de linkerkant het hoogste punt van de ‘Uilenberg’, die, naar beneden toe, aansluit op ‘t Hellebroek en, richting Hondzocht, halverwege de 18de eeuw, paalde aan het ‘PRINCENBOSCH VELDT’.

    Het was het laatste veld dat lag op het grondgebied van Halle langsheen de oude weg naar Edingen die toentertijd aldaar de ‘Labstraet(e)’ heette en de kouter het ‘Oude Galghevelt’ werd genoemd. Hier zal ooit een galg gestaan hebben. Reeds in een tekst van 1401 werd hiervan melding gemaakt. Galgen werden altijd geplaatst aan de grens van het domein.

    De naam ‘Labstraet(e)’ houdt waarschijnlijk verband met het Lembeekse toponiem ‘LABBEEKVIJVER’, reeds vernoemd in 1480. Deze werd gevoed door de ‘Labbeek’, een vervorming van ‘Labeek – Laakbeek’ Een laakt is een verzamelnaam voor het geheel van plassen en poelen, een benaming die regelmatig opduikt in oude teksten.

     

    Op de figuratieve kaart van 1754 komt het toponiem ‘Huylenbergh’ voor, wat meteen de oorspronkelijke betekenis ervan verduidelijkt.

    Het ging hier over een ruim en open landschap, in casu op een hoogte gelegen, waar de wind loeide, gierde, huilde, hevig te keer ging. De benaming heeft absoluut geen uitstaans met uilen (vogelsoort) die aldaar zouden vertoefd hebben.

    Een dusdanige vernederlandsing van de benaming is dan ook onterecht. Trouwens het adres van Griet Colruyt, die, boven op de berg een prachtige villa bezit, is ter plekke aangeduid als ‘Heulenberg’ nr. 455.

     

    Tot in 1930, toen een grenscorrectie tussen Halle en Lembeek – een van de oudste Belgische gemeenten -  werd doorgevoerd, strekte het ‘Princenbosch veldt’ zich uit tot aan de ‘Carenberg / Karenberg’, die de grens vormde tussen beide lokaliteiten, maar ondertussen tot                P R I N S E N B O S   werd omgedoopt.

    De benaming spreekt voor zichzelf. Het betreft het bos van de prins, i.a.w. van de heer van Lembeek.

     

    In 1571 kwamen de heerlijkheden Galmaarden en Lembeek, dat vroeger een leen van Edingen was, in handen van de ingezetene Jean Grusset, die de familienaam van zijn moeder (Marguerite) Richardot aannam.

    Richardot, heer van Lembeek, was een van de belangrijkste diplomaten en staatslieden. Hij was voorzitter van de Privé Raad, de Geheime Raad van de Nederlanden en vertegenwoordigde zowat het opperste gezag in de regio. Hij liet in Lembeek een kasteel bouwen, maar het werd verwoest op het einde van de 16de eeuw,

    Tussen 1618 en 1624 werd het kasteel (ill. 34.2.16)heropgebouwd in Lembeeks cambrium  (scheursteen) door prins Willem Richardot, kanselier van Dworp, baron van Lembeek en zijn echtgenote Anne Margriet de Rye.

         De heerlijkheid bleef in hun familie tot in 1701.

    Na de dood van de laatste baron Claude Richardot, tevens prins van Steenhuyse, ging de eigendom over naar zijn vrouw, later naar haar familie de Bournonville.

     

         Uiteindelijk kwam de heerlijkheid in handen van de familie d’Ursel.

    De tweede hertog d’Ursel (1717-1775) trouwde met prinses Eléonore van Lobkowicz. Zij kregen als schoonzoon de bekende kaartontwerper maarschalk Ferraris. Zijn zoon, derde hertog d’Ursel (1750-1804), generaal majoor, huwde met prinses Flore d’Arenberg.

     

    In 1853 werd de heerlijkheid door Paul Claes aankocht en verder doorverkocht in 1904 aan de Broeders der Christelijke Scholen, de Congregatie van Jean-Baptiste de la Salle, die er hun administratieve hoofdzetel vestigden tot in 1936.

    In 1969 verkochten zij de volledige eigendom aan de firma Colruyt die het prachtige kasteel liet slopen in 1972. Achteraf  kon de stad Halle het eigendomsrecht verwerven.

     

    Even verder lag weleer de ‘PRINCENBOSCHDRIESCH’, een schapenweide, nu het Kriekenveld geworden.

     

    De heuvelflank tussen ’t Prinsenbos en de  A R T U R   P U E S -       S T R A A T  stond bekend als de “Vignoble”, de ‘Wijngaard’, waarvan de opbrengst slechts afhankelijk was van GOD en van de ZON. Dit typisch gezegde komt uit de oorkonden waarbij de vrije heerlijkheid Lembeek aan geen enkele feodale hiërarchie was onderworpen.

    Een klein bebost gebied voorbij het Prinsenbos kreeg als toponiem ‘STERRE BOSCH’, het bos van de ster, ‘sterre’ in het Middelnederlands. De huidige Sterrestraat herinnert nog aan deze vroegere benaming.

     

    In de tweede helft van de 20ste eeuw werd er een grote villawijk aangelegd met straatbenamingen van diverse boomsoorten (beuken, olmen, populieren, esdoorn en kriekenveld).

     

    Aan de overkant van het ‘Princenboschveldt’ kreeg de E 429 / A 8 een oprit van en een afrit naar de Edingensesteenweg. 

     

    H O N D Z O C H T

    - - - - - - - - - - - - - - -

     

         was in 1565 een leengoed van de grondheerlijkheid van Ottignies. Het centrum was een grote hoeve, die, in de documenten van de 17de en 18de eeuw, “La Cense Rouge” werd genoemd. In de loop van de 17de eeuw ging de heerlijkheid een aantal keer op een andere familie over, tot ze in 1665 werd gekocht door Henri Lemire en, via zijn kleindochter, terechtkwam bij de familie de Giey.

    Guillaume baron de Giey de Hondschot (?) en zijn dame Eléonore-Henriette Lemire bezitten een prachtige grafsteen achteraan in de Paterskerk te Halle. Betrokkene (1649 – 1733) was lange tijd als kapitein in dienst van Lodewijk XIV en werd bevorderd tot luitenant en gouverneur van het graafschap Henegouwen en van de stad Mons (Bergen).

     

    Door erfenis, huwelijk en aankoop werd het domein de daaropvolgende generaties aanzienlijk uitgebreid.

    De laatste heer van Hondzocht was Theodore–Ghislain–Nicolas de Giey, burgemeester van Lembeek van 1816 tot 1825. De baron woonde op het kasteel, waar niets van bewaard is gebleven. De rest van het domein werd verpacht. Hij overleed ongehuwd in 1846. Hij werd als eerste begraven op het toenmalige nieuwe kerkhof van Lembeek gelegen aan de ‘Kerkhofstraat’, nu de Sterrestraat en liet zijn kasteel van Hondzocht met al zijn bezittingen over aan burgemeester Ch. Claes. Op dat ogenblik omvatte het domein ± 58 ha.

    De kasteelhoeve kreeg de volksnaam ‘Margaille’ naar de bijnaam van een der nakomelingen van de eigenaars – pachters.

     

    In de ontwikkeling van Hondzocht speelde de aanleg van de nieuwe steenweg van Halle naar Edingen, in de tweede helft van de 18de eeuw, een belangrijke rol. Lembeek was een vrijheerlijkheid en haar inwoners konden hun koopwaar vrij van tol- en accijnsrechten vervoeren. Met de moderne infrastructuur verliep het transport heel wat vlotter en de Lembeekse jenever stroomde naar Halle en Edingen. Langs de weg rezen herbergen, hoeves en jeneverstokerijen uit de grond. De aanleg van de baan liet twintig jaar op zich wachten omdat er geschillen waren met Edingen over de belastingsheffing op de herbergen. Edingen wou ze kost wat kost aan belasting onderwerpen, maar dit was voor Lembeek uiteraard onaanvaardbaar. 

     

    De Lembeekse nederzetting Hondzocht was in 1830, ten tijde van de Belgische Onafhankelijkheid, belangrijker dan de nederzetting langsheen de Steenweg naar Mons (Bergen). Zij was de tweede aangelegde steenweg in het gebied rond Halle en dateert van 1765. Doch reeds voorheen was Hondzocht (Handshochte, Hondzocq en andere varianten) dermate belangrijk, dat deze benaming voorkomt op de meeste  kaarten uit de 16de, 17de en 18de eeuw.

     

    De meest aanvaardbare uitleg voor de naamvorming zou zijn: hond = huisdier, maar is ook een oude vlaktemaat gelijk aan honderd vierkante roeden.

    Zocht is afgeleid van de Middelnederlandse woorden ‘socht / sucht’ van waar het werkwoord zuchten afkomstig is. Een zucht is niet enkel een sterke uitademing maar heeft ook de betekenis van ‘sterke begeerte’ en van ‘zeer hevig verlangen naar’.

    De benaming Hondzocht zou derhalve kunnen slaan op een plaats waar gestreefd werd naar landontginning. Legendes hieromtrent zijn uit den boze.

    Opvallend zijn alleszins de vele grote akkers en hoeven die benevens de baan naar Edingen liggen: ‘Het Princenboschveldt, ’t Kriekenveld, de Kruysschen Heyde, ’t Kapellenveld, het Limbourgsveld en het Krokemveld’, zonder dan nog gewag te maken van ‘Den Hoogen Meer’ met het ‘Dassenveld’ als uitschieter.

     

    Was in 1830 het gehucht Hondzocht nog belangrijk als entiteit gegroeid uit de heerlijkheden Hondzocht en Termeeren, dan werd deze dorpsuitbreiding uitgebouw als centrum (postgebouw, oud gemeentehuis, gemeentelijk onderwijs, handelsstraat,…) zelfs ten koste van het historische dorpscentrum van Lembeek.

    Drie typische hoeves, waaronder het Hof Cottom, zijn beschermd als monument. Ook de omgeving van de hoeves is beschermd als dorpsgezicht.

     

    De vele herbergen die er vroeger hoogtij vierden zijn ondertussen gereduceerd tot het typische café ‘Hondzocht’ (nr. 696 – ill. 34.2.17)

     

    Hoewel het gehucht Hondzocht volledig op het grondgebied van de deelgemeente Lembeek ligt is het toch gepast melding te maken van enkele bijzondere hoeves en andere merkwaardigheden, die langsheen de Edingensesteenweg uit historisch oogpunt van groot belang zijn.

     

    Vooraf enkele historische gegevens.

     

    In 1680 kocht de familie Claes een hoeve op het gehucht Hondzocht om ze als brouwerij in te richten. Op het einde van de 17de eeuw was zij de eerste om hun boerderij - brouwerij om te bouwen tot jeneverstokerij.

    Een distilleerketel had in die tijd dezelfde vorm als een brouwketel. Om te stoken werd er    enkel een ‘hoed’ opgezet. Het was dus eenvoudig om een brouwerij om te vormen tot stokerij en vice versa.

    Dank zij het accijnsvrije regime van de vrije heerlijkheid Lembeek was de fabricatie van jenever een groot succes.

    Bij de aanleg van de nieuwe steenweg naar Edingen in 1770 moest de brouwerij – stokerij afgebroken worden. Nieuwe gebouwen werden langs de steenweg opgetrokken. Een gedeelte ervan bestaat nog steeds.

     

    De aanhechting bij Frankrijk in 1794 luidde echter de doodsklok over de brouwerijen en de stokerijen. Lembeek was trouwens tot in Frankrijk gekend als ‘stokershol’. De gemeente werd verkeerdelijk “village des alambics” (= distilleerketels) genaamd. Met de Franse schrijfwijze “Limbecq/Lambecq/Lembecq” we

    23-06-2008 om 00:00 geschreven door rogier

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (65 Stemmen)
    >> Reageer (4)


    Archief per week
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 09/07-15/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 09/10-15/10 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Zoeken in blog



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!