Schuinschrijfsels
Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Zoeken in blog


    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    inktlekken uit mijn pen
    02-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DURVEN VERANDEREN VAN KOERS

    DURVEN VERANDEREN VAN KOERS

    Voor mij is nieuwjaar een moment waar ik niet echt naar uitkijk. Het geeft me een dubbelbodemgevoel: nieuw en tegelijkertijd oud. Je spreekt tegelijk van Oudejaar en Nieuwjaar. Enerzijds is het terugdenken aan het voorbije jaar. Ik heb een paar goede vrienden en familieleden verloren, de meesten geveld door een niets ontziende ziekte. Anderen zijn zomaar ineens weggegaan, zonder dat ik nog kon afscheid nemen. Het maakt me iedere keer weemoedig en ik voel de behoefte om aan diegenen die achterbleven nog eens te vragen hoe het met hen gaat. Zo denk je ook aan diegenen die er niet meer zijn. Naarmate je ouder wordt, is het volgende nieuwe jaar nog onzekerder. De weg naar de eigen laatste rechte lijn is dat ook. Onbewust schrijf je minder of weinig ijkpunten, doelen en verwachtingen op je te-doen-lijstje.

     

    Het is een feestdag waarop heel veel zogezegd moet en waarbij heel veel traditie komt kijken. Is nieuwjaar wel echt zoals als het lijkt of voorgesteld wordt? Hoe eerlijk en gemeend zijn geformaliseerde wensen of zijn het woorden in de wind? Krijgt de verpakking van de eindejaarscadeautjes wel het respect die zij verdient? Heel wat energie, moeite, geld en extraversiering wordt geïnvesteerd en daarna grofweg verscheurd om liefst zo vlug en zo ver mogelijk van het feest in de vuilbak te belanden. Soms is het zelfs te veel om die restanten ecologisch te sorteren. Samen met confetti, rolbandjes, kurken stoppen en gekke hoedjes zijn zij de stille getuigen van overdadig gevier. Krijgt de champagne wel de kans om in alle rust zijn kwaliteiten te laten proeven in plaats van vlug gedronken te worden als een doodgewone bubbelfles? Waar ligt de grens van genieten?

     

    Zijn de cadeautjes niet belangrijker geworden dan de intentie die er achter zit? Is het niet omdat we zelf niet meer kunnen zeggen in onze hebberige overvloed wat we nog kunnen wensen. Is gewoon wensen wel goed genoeg? De waarde van de cadeaus wordt uitgedrukt in euro’s, niet in echtheid of gemeendheid… En met die cadeautjes zijn we niet altijd content, tenzij we echt weten met welke intentie ze gegeven zijn. Alles bij mekaar geven al die nieuwjaarsernstige dingen aanleiding tot een geestelijke en lichamelijke indigestie die maar een paar dagen duurt. Het beste moment van oud- en nieuwjaar komt, als het allemaal voorbij is.

     

    We zijn slachtoffers geworden van gewoontes, van hoe het moet en van wat er allemaal nodig is. Van ‘mogen’ is stilaan meer ‘moeten‘ geworden. Vroeger kenden we het ‘doordoen’ of langer opblijven en verder feesten tot het licht weer in de lucht zat. Van een moderne nieuwjaarskater krijg je geen haarpijn maar wel een opgepompt gevoel, opgepimpt met verboden vuurwerk en knallers waarvan je helemaal geen goed gevoel krijgt en waar honden en paarden ook niet zo tevreden mee zijn.

    In tijden van smartphones en tabletcomputers is er gelukkig nog één traditie overeind gebleven: de nieuwjaarsbrieven. 1 januari blijft de dag waarop duizenden kinderen hun wensen voorlezen aan ouders, grootouders, peters en meters: een typische Vlaamse aangelegenheid, enig in de wereld. In Wallonië bestaat die gewoonte niet. De oudste sporen ervan vinden we terug in de 16de eeuw. Toen waren het nog Latijnse brieven, in dichtvorm geschreven. Van oorsprong situeerden die schrijfsels zich in de hogere kringen. Vanaf de 20ste eeuw schrijft men de wensen in de klas. Voor de 'groteren' is deze brief het eindresultaat van ettelijke lessen 'schoonschrift'. Vlekken,vegen of nog erger, dt-fouten, betekenden in de vorige eeuw onherroepelijk opnieuw beginnen, want die mochten niet met tintenkiller of met een gum uit de wereld worden geholpen. Tot in dehelft van de jaren '70 werd een verzameling holle frasen gecreëerd, maar nu zijn er pareltjes van emotierijke eenvoud bij die traantjes kunnen uitlokken, zowel bij zender als bij ontvanger. De opvallendste opmerking die ik een paar keer heb gemaakt bij de nieuwjaarsbriefing van mijn kleinkinderen was: 'je ziet dat ze allemaal een beetje groter beginnen te worden.' Ook die geneugte zal binnen een paar jaar afgelopen zijn.

    Vandaag wil ik een welgemeend proficiat sturen aan elke politieker die zich zo noemt en die toegeeft dat hij af en toe zelf iets fout doet. Ze zwemmen dungezaaid in de uitgestrekte zee. Dat ze zich al eens vergissen is menselijk, maar blijven volharden is ‘des duivels’.De oudere Cicero (106-43 v. Chr.) zegde ooit waarop het stond: “Heren volksvertegenwoordigers, als er vergissingen zijn begaan door het feit dat wij op een schandelijke wijze in onze verwachtingen werden bedrogen, dan moeten we terug naar de juiste weg. De veiligste haven voor iemand die zijn vergissing inziet, is hierin gelegen dat hij een andere koers gaat varen, dat hij verandert van inzicht.” De echte Cicero’s onder ons zijn soms ver te zoeken. Nog weinigen kunnen zo praten en bij dergelijke uitspraken lopen ze de kans om verbannen te worden naar de rust van de Europese asielcentra van Brussel of Straatsburg of in de coole vergeetput van een of andere afgedwaalde gemeente. Politiek is een bezigheid van lijntjeshouderij geworden. Hopelijk krijgen we nu toch een regering die de ernst van de situatie inziet en die een grotere taart bakt voor meer mensen, in plaats van ineens taartstukken van een kleine taart uit te delen zonder te weten hoe men ze zal bakken. De echte problemen worden eerst gecreëerd en dienen opgelost door diegenen die na ons komen. Dat heet negatieve toekomstwaarborg.

     

    Nieuwjaar is te weinig nieuwjaarke zoete: teveel feest voor onszelf en minder voor de anderen. De economie heeft zich de feestdagen toegeëigend en zowel kerst als nieuwjaar opgedragen aan de commerce. In die poppenkast mogen wij als poppen bewegen aan de draden die boven ons geregisseerd worden. We verzuipen de warme sfeer in smulpartijen en cadeauregens. Daarna blijft er meestal de ontnuchtering over, letterlijk en figuurlijk. We hebben het feestvieren verleerd en herleid tot flessen en schotels, confetti en vuurwerk en kunstmatig lawaai.De gekoesterde kater van het uitbundige feestje moet het dikwijls afleggen tegen de eenzaamheid van het menselijk hart. Het gewone leven en de ratrace kunnen niet vlug genoeg herbeginnen. De koers van de boot is niet zo belangrijk. Dat hij al bijna een heel jaar blijft varen, vinden we al genoeg!

    Marcel Huysmans

    02-01-2020, 15:39 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    18-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN

    DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN

    In een groot donker bos groeide een kleine dennenboom. Die wilde alleen maar groter worden. Hij keek op naar zijn grote broers en maakte zich geen zorgen over een warme zon of een frisse wind. Hij zag de kinderen niet die bosbessen plukten en riepen ‘kijk eens wat een coole kleine dennenboom!’. Dat wilde hij niet horen. Alle dagen groeide hij een beetje. Er kwamen regelmatig takken bij maar hij bleef zuchten: ‘was ik maar groot, dan kon ik de blauwe hemel voelen en de vogels nesten laten bouwen in mijn hoogste tak.’ In de winter kwam Piet Konijn en sprong zomaar over het boompje. “Niet doen, konijn”, riep het boompje verdrietig. De volgende winter had hij zo zijn best gedaan dat Piet niet anders kon dan een omwegje maken.

    Drie seizoenen later kwamen houthakkers met hun scherpe zagen en hakten de grootste bomen om. Die vielen met een doffe plof neer en iedere keer leek het grote dennenbos zijn adem in te houden. De vogels durfden niet meer zingen en de wind stopte met waaien. Alle takken werden weggezaagd, de rechte stukken op karren gelegd en zonder poespas afgevoerd. Ze wisten niet waar ze naartoe gingen en wat er verder zou gebeuren.

     
    In de lente vroeg het boompje aan de zwaluwen waar de grote bomen waren, maar zij gebaarden van krommenaas en zegden: ‘zorg maar dat je hier in het bos gelukkig bent!’ Een ooievaar die voorbij vloog klepperde naar beneden: ‘ver van hier heb ik schepen gezien met grote sterke masten en ze roken naar dennenhout.’ En het kleine dappere boompje antwoordde: ’ik wou dat ik ook zó groot was om ver over zee te kunnen varen!’ Kleine Sparremans bleef maar dromen over zee en grote masten en jammerde als de kinderen over zijn takken aaiden. De vogels kwetterden: ‘wees blij dat je niet wordt omgehakt.’ De wind fluisterde: ‘je weet niet hoe goed het is jong te zijn’ en de zon troostte: ‘je hebt een luxeleven in het bos’. Maar het boompje verstond het niet en bleef ongelukkig.
     
    Toen werd het december en de sneeuw bedekte de grond en de takken met een pelletje koude sterretjes. Tegen kerstdag kwamen de houthakkers terug, keurden deze keer de kleine boompjes en hakten de mooiste om. De sneeuw werd van hun takken geschud, ze kregen een groen netjasje rondgeschoven, werden op een kar gelegd en verdwenen langs het bospad waar ook de grote dennen vertrokken waren. Het voelde zich nog eenzamer en klaagde: “waar gaan zij naartoe? Ze mogen hun takken houden en worden misschien ook masten voor een schip!”. Hij begreep er niks meer van, schudde zijn takjes en verstond niet waarom ze hem niet gekozen hadden. De mussen aan zijn wortels hadden in de stad door de ramen gekeken en gezien hoe mooi versierd ze waren: “ze worden in de mooiste en warmste kamer van het huis geplant en omhangen met kleurige ballen, gouden slingers en honderden lichtjes. Aan hun voeten liggen de mooiste pakjes met rode en groene strikjes aan!” Het boompje vond meteen dat zoiets misschien nóg beter was dan als mast naar verre landen te varen, hoewel het zich afvroeg wat er later met die boompjes gebeurde. Ook dat wisten de mussen niet en raadden hem aan toch maar te genieten van de frisse lucht in het bos. Het boompje treurde en bleef triestig.

     

    Twee jaar later was het dennetje al een beetje den geworden en de kinderen kwamen voorbij en riepen: “opa, kijk eens wat een mooie boom!” Hij voelde zijn naalden strak omhoog komen en tegen Kerstmis voelde hij zich gelukkig toen hij werd uitgegraven. Maar dat geluk duurde niet lang, want na een doffe plof voelde hij zich meteen een beetje triest. Hij was helemaal niet gelukkig, kreeg grote schrik en besefte dat hij zijn vrienden moest achterlaten. Toen rolden er dikke harstranen over zijn takken bij de gedachte dat hij de bloemen en vogels nooit meer zou terug zien.

    Hij kreeg een prijskaartje aangebonden en een fiere man met een mooie groene jas droeg hem voorzichtig een groot huis binnen. In een prachtige kamer met grote vazen, zetels en tafels vol speelgoed werd hij zomaar in een grote pot geplant met zand aan zijn voeten. Toen versierden kinderen hem en omdat hij nu kerstden was geworden trilde hij van vreugde terwijl hij alsmaar mooier werd. Hij kreeg slingers, kleurige ballen en meer dan 100 lampjes netjes over zijn takken verdeeld. Onderaan lagen mooi ingepakte cadeautjes, ook met groene en rode strikjes en ’s avonds werden al die lampjes aangeknipt. Zo fel had hij nooit geglinsterd en gefonkeld en voelde zichzelf keigelukkig omdat de kinderen in de handen klapten en de grote mensen zagen dat het goed was.

    Heel de familie gourmette met zelfgemaakte sausjes, taart en ijs en toen zongen ze rond de boom heerlijke liedjes. De kinderen mochten pakjes openen en brieven voorlezen. Iedereen was tevreden met zijn geschenkjes en niemand bekommerde zich nog om de kerstboom. Opa vertelde leuke verhaaltjes bij de open haard en toen het nog later werd, gingen de kleintjes naar bed en stilletjes hoopte het dennenboompje dat het de volgende dag opnieuw snoepgoed en pakjes zou krijgen.

    Enkele dagen later belandde hij in een zwarte zak in een stoffige hoek op een zolder en toen ging de deur dicht. Hij vroeg zich af waarom hij niet in de mooie kamer mocht blijven en hoopte om in de lente weer naar buiten te mogen. De eerste dagen zag hij niemand meer tenzij een kleine muis die hem troostte door te vertellen dat zij het daar wel gezellig vond. Maar het boompje hield niet van muizen en vond vogeltjes veel vriendelijker. Het voelde zich triest en droomde over hoe groen het bos wel was en hoe lekker het gras kon ruiken na een frisse regenbui…

    Midden in de zomer werd de zolder opgeruimd en hij belandde buiten. Hij werd in mootjes gehakt en daarna in brand gestoken. Toen bleef er alleen maar een hoopje as over…

    Marcel Huysmans

    18-12-2019, 17:03 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    30-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NU KAN IK HET WEL VERTELLEN

    NU KAN IK HET WEL VERTELLEN

     

    Ogen toe! De wind waait door de bomen en ik staak mijn wild geraas. Ik lig moe languit in de zetel… Mijn flatscreen wordt waziger, krijgt bibberende strepen en zachtjes dommel ik in. Het glaasje sangria deed me soezen. Veel dingen tegelijk doen, is moeilijk. De volgende week ga ik weer losjes over de kindertongen en ik ben weer een jaartje ouder. Bij tijd en wijle wil ik veel voorkomende vragen in één zak stoppen en ze gezamenlijk beantwoorden. Zoals kindervragen. Daarom verklap ik in deze brief een aantal Sinterklaasgeheimpjes die anders te veel tijd vragen om gedetailleerd uit te leggen. Ik schreef ze op en mijn opstel presenteer ik nu op de achterkant van enkele papiertjes die nog in mijn Sinterklaasboek parkeerden om over te schrijven. Maar... eerst wil ik jullie mijn antwoorden toevertrouwen want... Volgende vrijdag is het weer zover en dan moet alles op paardenvoetjes lopen.

     

    Vóór ik zwaar nadenk, zet ik altijd mijn mijter af, sta rechtop achter mijn bureau, haal diep adem en schuif mijn pantoffels weg met de kousen erover om te vermijden dat iemand er tersluiks cadeautjes in achterlaat. In Spanje maken we alles klaar. Dat vraagt tijd en voorbereiding en iedereen die daarbij helpt, is gelijk. Toen ik zo'n honderd jaar geleden in Vlaanderen kwam om kleine kinderen jaarlijks met cadeautjes en lekkers een feest te bezorgen, legde ik gewoon de geschenkjes voor de deur. Dat was niet leuk, te simpel en helemaal niet spannend. Toen ik op een avond zag hoe de maan door de bomen en achter een schoorsteen scheen, had ik een inval. Ik moest en zou door de schoorsteen komen. Maar de weg tussen wens en werkelijkheid is geplaveid met scheve gevaarlijke daken. Meteen besefte ik dat ik daarvoor onvoldoende lenig was. Spaanse vrienden wilden me helpen. Let wel, het waren witte vrienden. Na één klim- en daalpartij viel mijn frank. Ik noemde mijn vrienden Pieten maar ze gingen wit in de schouw en kwamen er zwart uit. 's nachts vielen ze niet op, ook niet in de maneschijn. Ik besloot meteen om het voortaan altijd zo te doen. Vóór ze het dak opgingen, maakten ze zich een beetje zwart als startkleur en na een paar op- en neertochtjes waren ze helemaal donker. Zo kwamen de Zwarte Pieten aan hun eretitel. Ik geef hen de pakjes aan en zij leggen ze binnen bij de schoorsteen. Vooraf leren ze noklopen, schoorsteenklauteren en fluisterstappen. Zij vullen de zakken vullen en lezen de dakenkaarten. Omdat het wel spannend is, blijven we dit zo doen.

     

    Heb je mij al echt op mijn wit paard over daken zien rijden? Dat is mijn groot geheim. Ik heb nog nooit met Slecht Weer Vandaag aan dakrijden gedaan! Zoiets gebeurt alleen maar in verhaaltjes. Het is altijd glad als het regent of sneeuwt. Antislipschoenen helpen niet en het is pikkedonker. Ik blijf liever met vier paardenbenen op de grond, maar voor tekeningen of beelden is dakrijden mooier. Vertel het nooit verder, want dit is een beroepsgeheim! Iedere keer dat ik dit vertel, steek ik ook mijn rechter wijsvinger in de hoogte: absoluut top secret! In het buitenland laten ze een verhaal, een verzinsel of een legende gewoon voortleven en dat moeten ze in de Europese Gemeenschap ook maar doen. Niet discussiëren, maar doen! Denk je dat ze in Amerika de Kerstman willen veranderen? Klaagt er iemand over rendieren die 's nachts en in de kou moeten vliegen? Of dat die rendieren geen vliegopleiding hebben gehad? Neen! In Europa zijn er te veel mensen die het beter weten of het denken te weten, of die zich vervelen en dan maar iets geks bedenken. Wij noemen zoiets bemoeizucht. Zij kennen dat niet. Het echte Sinterklaasverhaal is onbekend en kinderen willen zij ook met opzet 'negeren'. Sommigen vinden dit werkwoord zelfs racistisch...

     

    Het is heel moeilijk, om geen feest van hebberigheid te creëren. Cadeaulijstjes opstellen is fijn, maar ik kies liever zelf. Dure dingen geef ik liever niet. Wat me wel pleziert, is dat kinderen 's avonds bij de haard het hele Sinterklaasrepertoire zingen. Ik hou vooral van klassiekers, ook al zitten daar soms bange zinnetjes in. Zoals in Zie ginds komt de Stoomboot: 'zijn knecht staat te lachen en roept ons reeds toe. Wie zoet is, krijgt lekkers, wie stout is de roe.' Die laatste zin is helemaal niet waar en de kinderen moeten van mij altijd zingen 'wie stout is, tralaloe'.  

     

    Ik moderniseer al een tijdje, al ben ik een traditieman met rode jas en mijter. Ik kom met de stoomboot en rijd op een paard in plaats van de auto te nemen. Ik gebruik mijn groot boek, maar heb wel een laptop. Daar loop ik liever niet mee te koop. Mijn nieuw systeem om te weten waar alle kinderen wonen, heet Piet-Piet. Je tikt een adres in en kees is klaar. Vroeger kon ik ook iedereen vinden.Ik hoef door de crisis geen Zwarte Pieten te ontslaan. We hebben geen arbeidsovereenkomst en werken enkel met witte kassa's. We zijn er gewoon, maar niet altijd met evenveel.

     

    Ik wil eindigen met een privénoot. Dat doe ik niet zo gemakkelijk. Ik ben een wat oude man en maak me bijna nooit zorgen en ben gewoon leeftijdloos. Ik ben wijs als het me uitkomt, maar tegendraads als dat beter lijkt. Belangstelling heb ik graag en word graag aardig gevonden, om niemand schrik aan te jagen. Volmaakt ben ik zeker niet. Ondeugden heb ik wel. Zo ben ik dol op snoepen en houd van een goeie Duvel met het kroonkurkje er nog op. In mijn jonge jaren ben ik een paar keer verliefd geweest. Over Esmeralda is zelfs een verhaal geschreven. Ik durf het niet meer lezen want iedere keer krijg ik tranen in de ogen en word heel triestig. Nog één goede raad van Sinterklaas zelf: één van de weinige manieren om te laten zien dat je meedoet met de 'jeugd van vandaag' is het feit dat je geloof in Sinterklaas, ondanks alle hindernissen van de tijd, intact is gebleven. Het weze zo, bij het donkerzwarte roet van Zwarte Piet.

    Marcel Huysmans

    30-11-2019, 22:11 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    23-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN

    VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN

     

    Toen ik nog lijfelijk naar het voetbal ging kijken, voelde ik mij als een geremde voetbalanalist anno 2019. Toen bestond dat woord nog niet, nu haalt men daar oude en oud-voetballers voor uit de kast om minutenlang over een match blabla te voeren voor al diegenen die in slaap gevallen zijn, of na de reclame zijn wakker geschoten. 21 jaar was ik een verwoed supporter van Germinal Ekeren. Je weet wel, de roodgele ploeg die uit het Veltwijckpark verdween omwille van een burenruzie en die Beerschot nog een aantal keren van de ondergang redde tot een Judasgreep van Vanoppen voor de uiteindelijke begrafenis zorgde. Vanaf dan (2013) haakte ik af als supporter. Sinds 6 jaar heb ik geen live-voetbalmatch meer gezien. ‘Lijfelijk’ voetbal kijken was voor mij een private bezigheid in het openbaar waarin ik meegezogen werd, vooral door mijn tribuneburen. Dribbelde een voorspeler doelbewust het zestienmetergebied binnen, gaf hij een gemillimeterde pas naar een wuivende collega en liet die knullig de bal van de voet lopen, dan zegde mijn buurman steevast: “hij had beter zelf geschoten!" Ik moest hem gelijk geven. Die spits kwam even later weer in een vergelijkbare situatie en schoot nu zelf op doel, maar metershoog over. Dan sprong diezelfde buurman met de twee handen in de lucht en brulde overtuigend: "hoe is dat toch mogelijk? Staan daar nog twee spelers vrij en toch schiet hij zelf!". Dan schoof ik eventjes ongemakkelijk over mijn tribunezitje, zegde niets, dacht een en ander in stilte en maakte me niet druk, want van de match wilde ik geen seconde missen... Supporters kunnen altijd overtuigend een fase beoordelen, vooral wanneer ze het resultaat al gezien hebben. Zo is het heel gemakkelijk om gelijk te krijgen! Dat kun je proberen tijdens de halftime.

     

    De Griekse God Prometheus (letterlijk de vooraf-denkende) en zijn broer Epimetheus (de na-denkende) moesten van Zeus ooit de mens fabriceren. Zij maakten een man, maar omdat die doodongelukkig was, stal Prometheus een brandende toorts uit de Olympus en schonk het vuur aan de mens om zich te verwarmen. Zeus was razend en vond het verraad zo erg dat hij de twee broers wilde straffen. Om hen niet te beledigen gebruikte hij een omweg. Hij vroeg aan vuurgod Hephaistos om uit water en aarde een vrouw te vormen en vroeg aan de andere goden om haar goede eigenschappen te schenken. Hij noemde haar Pandora. Van Athena kreeg ze intelligentie, talent, goede tafelmanieren en ook de chicste kleding. Aphrodite zorgde voor de bevalligheid en schoonheid van een godin, de kwaliteiten van een miss en heel veel aandacht. Ze kreeg gouden kadootjes en bloemvlechten in het haar omwille van haar ontelbare schone kwaliteiten.

     

    Hermes, de laatste resterende god, gaf haar niet alleen een prachtige stem maar smokkelde ook schaamteloze gedachten en bedrog in haar binnenste. Zo kreeg zij een gave die geen enkele sterveling had: nieuwsgierigheid. Zeus wilde haar aan Prometheus schenken, maar die wist vooraf dat je zo maar geen geschenk van de goden mag aannemen. Hij weigerde Pandora en verwittigde zijn broer. Prometheus werd voorgesteld als leraar en uitvinder die mensen wederzijds respect bijbrengt en hen leert vooruit te zien. De domme Epimetheus, die de raad van zijn broer in de wind sloeg en te laat nadacht, nam haar tot zijn vrouw en was blij omdat Pandora ook een mooi gestrikte doos meetorste. Niemand kende de inhoud ervan en zeker niet dat alle ongelukken van de wereld erin zaten. Pandora kon haar vrouwelijke nieuwsgierigheid niet bedwingen en lichtte héél voorzichtig aan één kant het deksel op. Alle rampen, ziekten en zorgen verspreidden zich over de aardbol en maakten een einde aan het zorgeloze bestaan van de bewoners. Kommer en kwel kwamen in de plaats. Zij wilde nog gauw het deksel dichtklappen, maar alleen de hoop bleef nog achter in de doos. Ook Prometheus werd voor zijn hoogmoed gestraft want hij werd aan de berg Kaukasus gekluisterd waar een adelaar elke dag stukjes uit zijn lever kwam pikken. En elke nacht groeide die lever weer aan. De 'wrekende gerechtigheid' moest voor hem eeuwenlang duren, maar Herakles bevrijdde hem terloops tijdens een van zijn werken. Zo zie je maar dat mensen die in die tijd ook stommiteiten deden maar soms nog konden rekenen op compassie en geen jarenlange schorsing opliepen.

     

    Auguste Rodin produceerde aan het begin van de twintigste eeuw 21 afgietsels van zijn beroemd beeld ‘de Denker’. Het 72,5 centimeter hoge kunstwerk is wellicht de duidelijkst herkenbare expressie voor de menselijke activiteit die denken is. Persoonlijk zag ik maar weinig andere mensen zo intens in die houding denken. Meestal denken wij op zeer banale plaatsen gewoon in onze dagelijkse activiteiten, maar zeker minder getormenteerd. Denken is soms de tijd laten werken tot een oplossing vanzelf dichterbij komt (zegde mijn vader). Denken betekent meestal na-denken of achteraf denken. Men denkt vooral na over dingen die zijn mis gegaan. Achteraf terugblikken is altijd gemakkelijker dan vooraf weten wat er zal gebeuren. Dat noemt men ‘het verleden voorspellen’. Politici, die wij kiezen, zijn regelrechte specialisten in het achteraf bekijken van wat er gebeurd is. Zonder blikken of blozen verkondigen zij dan dat de maatregelen die ze bij een vorige misser uitdachten, in een zeer nabije toekomst zouden gestemd worden om dezelfde debacles in de toekomst te vermijden. Een 'voordenker' werkt vooraf een beginsel uit, staat dikwijls alleen en laat dan dat beginsel door anderen aan de praktijk toetsen. Dat zijn dan verlichte geesten en die zijn eerder zeldzaam.

     

    Knowhow, inzicht en weten zijn eigenlijk synoniemen van ervaring en wie op een bepaald terrein veel ervaring heeft, mag zich expert noemen. Ervaring is wat je bezit kort nadat je beseft dat je ze nodig had. Verstandige mensen spreken meestal uit ervaring. Nog verstandiger mensen spreken uit ervaring niet. Je doet ook ervaring op als je een Ikea-kastje bijna niet in elkaar krijgt omdat je de gebruiksaanwijzing niet gelezen hebt. Mijn grootmoeder zei vroeger: “ge moet zelf naar de markt gaan om te weten wat de boter kost.”

    Ervaring is het leren van je fouten. Sommige mensen hebben veel ervaring...

    Marcel Huysmans                                                                           

     

    23-11-2019, 23:17 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    10-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

     

    Een quizvraag. Veronderstel dat je in Echternach, aan de oostgrens van het groothertogdom Luxemburg, een ge-eurode brief met actuele postzegel op de bus doet. Hoeveel weken zal het dan duren eer die in de thuisbrievenbus valt? Dan moet je met heel veel dingen rekening houden. Sinds de middeleeuwen kent Echternach haar fameuze springprocessie met drie stappen vooruit en twee achteruit, wat tot een chaotisch gedoe leidde… Begin dus voor die Echternachbrief maar met de miserie van twee vooruit en één achteruit. Maar denk ook aan de overgebleven kennis van statistiek, de restgrootte van het vertrouwen in bpost en de postbelangstelling van onze politici. Het antwoord is onvoorspelbaar en kan dus enkel dienen als schiftingsvraag bij gelijke puntenscore in de quiz. Het resultaat van een vergelijkbare studie ken ik wel. Vorige week dinsdag werd een aan mij niet-prioritaire brief in de rode brievenbus van de post in Aartselaar geschoven. Exact 6 dagen later vond ik de rode briefomslag al tussen de rest van de postbedeling. Hij had geen merkbare reisschade ondervonden.

     

    De voorbeeldfunctie van de postduif is in zo’n geval alleen nog maar herinnering en dus geschiedenis. Postduiven werden via kunstmatige selectie gefokt als postbodes door weer en wind ze werden naar ‘ergens’ vervoerd om toeval uit te sluiten. Losgelaten konden ze – dat snapt niemand op volledig begrepen wijze - de weg naar hun oorspronkelijke verblijf terugvinden. Ze waren meermaals inzetbaar, net zoals de gewone postbodes. Tijdens WO I dienden de postduiven op grote schaal om boodschappen van het front naar gebieden ver achter de linies over te brengen. Daarbij bleken ze soms betrouwbaarder dan de telefoonverbindingen, die door de grote artilleriebombardementen vaak mankeerden. Misschien nog een idee voor bpost, vermits je telefonisch niet meer naar je eigen postkantoor kunt bellen, maar enkel je klacht via 022/012345 in het mandje van een zelfvertragend belcenter kunt deponeren. Bij bpost heet dat callcenter. Bekt natuurlijk beter en het mandje is gewoon gezellig om te laten liggen. Klachten worden na enige tijd vergeten en zijn dus voor bpost eigenlijk opgelost volgens de slogan ‘laat de tijd zijn werk doen’.

     

    Nationale, internationale en aangetekende zendingen vormen het volgende bpostwagonnetje in de sukkeltrein. Brieven en kaarten moeten met een postzegel of met een frankeervignet gefrankeerd zijn en je mag die in alle brievenbussen van bpost deponeren of afgeven aan het loket van een postkantoor of postpunt. De barcode doet dan vermoeden dat de brief vlugger ter bestemming zal zijn, maar het tegendeel is waar. Het oogt modern, maar werkt als een beschermde ABS. En die brieven vertragen zeker als de nood het hoogst is.

    Pakketten worden door de post met de glimlach besteld, maar dan moet je wel snel zijn. De snelheid van mijn traplift wordt telkenmale afgestraft en beloond met voorafgedrukt briefje waarmee ik naar het postkantoor mag reizen. Dat wordt een minitrip, maar kan niet onmiddellijk. Ze moeten zich minstens één dag kunnen voorbereiden op het moment dat je je gemist pakje komt afhalen. Verwijzingen naar buren via officiële documenten en andere informatie die je meermaals hebt verzonden, worden maar eerst verwerkt nadat je al minstens drie keer heb gereclameerd. ’t Is erg, maar moedeloosheid overvalt me alleen dan, wanneer ik niet langer op het toeval kan rekenen.

     

    Zijn er nog andere slachtoffers van deze afgang? De loketbedienden en de postbodes zijn uiteindelijk de slachtoffers en tegelijk reddende engelen. Zij vangen de kletsen op en blijven spijts alles toch vriendelijk. Rotsen in de branding, onderbetaald voor zoveel werk… maar wel goed beveiligd! Letterlijk en figuurlijk. Je kunt ze enkel benaderen via oogcontact met driedubbel gewapend glas en via schuiflades waarin je documenten zomaar kunt uitwisselen. Safety first. Pakjes afhalen gebeurt door een ‘safe’ waarvan de binnen- en buitendeurtjes enkel afzonderlijk en achtereenvolgens kunnen openen. Als toegift krijg je daar een geketende balpen in bruikleen om schriftelijk te bewijzen dat jij het bent. Voor thuisleveringen moet je wel heel handig zijn voor een contractuele handtekening: met je stompe wijsvinger dien je een leesbare kribbel achter te laten op een tablet… Soms heb ik compassie met de mobiele postbodes die tegenwoordig op hun ronde tot 500 keer in en uit hun auto mogen/moeten stappen. Goed voor hun lijf en leden hoor ik je zeggen, terwijl onder het computerklavier van de topmensen een bankje en een vijfarmige bureaustoel met Rolls-Royce-achtig gezoef over het tapijt glijdt.

     

    Ik weet het. Economie en efficiëntie zijn vooral belangrijk voor managers en aandeelhouders. Volgens het nieuwe beheersplan van vadertje post zal vanaf maart volgend jaar de postbode nog maar twee keer per week brieven in je bus droppen. Alleen voor brieven met een (duurdere) priorzegel, kranten en pakjes maken ze nog een uitzondering. Dat noemen ze ‘de tering naar de nering’ zetten. Maar van zulke dingen krijg je eerder de tering, dat wil zeggen de opbrengst van de handel. Deze zomer test bpost de nieuwe werkwijze uit in enkele kantoren. De klanten gaan daar nog niets van merken. Het moet spannend en verrassend blijven. Het onderzoek gebeurt echt achter de schermen: hoe organiseren we rondes, hoe bundelen we welke briefwisseling? Hoe kunnen we onze economie en efficiëntie nog verbeteren?

     

    Brieven zijn unieke documenten die je vast kunt houden en kunt door geven. Maar Whatsapp en mail vliegen sneller weg dan een papieren brief. En nu al helemaal.
    Binnenkort zetten we alles in de cloud, want dan leef je op wolkjes. Wat zou je zeggen als dat brievenlief alleen maar in de cloud zit? Dan heb je niks meer om te voelen, te ruiken, te strelen en lief te zijn. Dan zijn brieven minstens echt en tastbaar aanwezig. Een brief vraagt je om tijd te nemen. Dan kun je nadenken over formuleringen. Dat kan alleen met de nodige aandacht voor je zinnen, voor wat je wil vertellen en hoe je dat genuanceerd wil zeggen. Wat is er mooier dan een postzegel met het gekleurde hoofd van onze koning er op of dat van onze toekomstige nu al volwassenen koningin? Zo’n brief kun je bewaren en hoeft niet onmiddellijk in de prullenbak. Gewoon een vertraagd cadeau van bpost.

    Marcel Huysmans

    10-11-2019, 10:55 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KUN JE MIJ DE WEG NAAR HET HIERNAMAALS VERTELLEN?

    KUN JE MIJ DE WEG NAAR HET HIERNAMAALS VERTELLEN?

     

    Als je sterft, dan ben je dood voor heel je verder leven. Dat dacht Louis Verbeeck. Zo denk ik ook. Zou je mij de weg naar het hiernamaals kunnen vertellen? Is het een lange weg, wanneer moet je eraan beginnen en heb je een visum of ander bewijsmateriaal nodig? Hoe dichter een mogelijk hiernamaals nabij komt, hoe meer de interesse ervoor groeit of je meer vragen stelt. Is het er of is het er niet? Dat vroeg Shakespeare zich ook af. Het wordt heel moeilijk als je niet weet waar het hiernamaals juist is. Je weet evenmin welk vervoermiddel je kan kiezen. Speed pedelecs bollen vlugger als er files onderweg zijn en zeker als je doodop bent. Zijn er onderweg ook A12’s met drukke kruispunten en dwarsverkeer? Hoeveel keer moet je onderweg je batterij opladen en zijn er voldoende oplaadpunten?

     

    We denken altijd dat het een plaats is waar iedereen wil komen en waarover niemand ooit iets vertelde. Niemand kan je raad geven over het proviand, het vervoer en de tijd die je erover doet om er te geraken. Ook over eventuele wegenwerken, omleidingen en GPS-details is weinig bekend. De meesten die al eens onderweg waren, kunnen enkel details vertellen over de verlichting onderweg, de maximum snelheid die je er mag halen en het gelukzalige gevoel door de snelle reistijd. Naar verluidt is het vertrekpunt superbelangrijk om alle details te kunnen registreren in je smartphone voor het geval je ooit wil terugkeren, gewoon al om waze-gewijs te kunnen weten waar de files en omleidingen zijn en hoe je ze via sluipwegen kunt omzeilen. Ach, het zijn allemaal domme mensenredeneringen en veronderstellingen. We moeten het dus elders zoeken.

     

    Het is duidelijk dat ‘hiernamaals’ gevormd is met de woorden hier, na en maal, waarvan alleen het laatste een verklaring vraagt. Je vindt dit terug in et-maal. De oorspronkelijke betekenis van ‘maal’ is: ‘tijd’ en die is ook in hiernamaals belangrijk. Het betekent gewoon: na deze tijd, later. Heel vroeger eindigde een brief met de woorden: het overige hiernamaals (de rest schrijf ik later wel). Maar nu gebruikt men het alleen in de bijzondere betekenis van ‘na het leven hier op aarde’, dus: in het eeuwige leven, in een volgend leven, na de dood, in de toekomst. Eigenaardig is dat je hiernamaals, dat taalkundig een bijwoord is, ook als zelfstandig naamwoord kunt gebruiken. Men zegt ‘in het hiernamaals’ en denkt dan: in de hemel! Maar het gaat over een tijd en niet over een plaats. Daarin zijn we dus echt mis. Eén-nul! 

     

    In het hiernamaals moeten we ons dus niet bekommeren om materiële zaken zoals een eigen wolkje en àls er rijstpap zou zijn, hoef je zeker geen gouden lepeltjes, al staat het wel netjes en bekt het prima. De hel en het vagevuur zijn geen plaatsen maar omstandigheden van de tijd na ons vertrek hier. Wij zijn zo gewoon dat al het goede moet beloond worden en denken zelfs dat het anders de moeite niet is om die hemel na te streven. Over de hel zijn de verhalen ook legio. Daar moet onnoemelijk veel personeel zijn om al die gestrafte ellendelingen te kunnen laten afzien en vuurke stook te houden.

     

    En dan komt ‘leven’ aan de beurt. Leven is een eigenschap van organismen die de mogelijkheid hebben om zich in stand te houden en voort te planten. Leven tegenover de dood: de staat van een vroeger levend wezen dat zichzelf niet meer in stand kan houden. Als je dood bent, heb je geen echt leven meer. ‘Leven’ in het hiernamaals kan dus ook niet. Er zijn kan wel ,maar over de omstandigheden hoe en wat er te beleven is (wéér verkeerd…) weten we niks. Eeuwig voortleven bij anderen kan wel. Het mysterie blijft dus even groot, maar nu weten we tenminste waarover we denken iets te weten en waar we opnieuw verkeerd zijn. Twee-nul dus…’

    Om onszelf te troosten hebben we de hemel, het vagevuur en de hel uitgevonden. De verdoemden in de hel zijn beroofd van het onuitsprekelijk geluk God te aanschouwen en worden gefolterd door een knagend geweten, door onblusbaar vuur in het vooruitzicht van eeuwig lijden. Da’s straffe kost. Vroeger was de hel één van de belangrijkste middelen om kinderen het goede te leren. Het was de werkplaats van een met hooivork getooide duivel met horens. Ze roosteren er met groot plezier de zondaars als golden het miljoenen wienerschnitzels op een barbecue. Je zou voor minder niet wenen, klagen, tanden knarsen en wanhopig vloeken. Daar mag dat dus wel. 

    Steven Hawking, één van de grootste breinen van de laatste eeuw, gebruikte de wetenschappelijke definitie van leven. Hij zegt dat er geen leven na de dood is, maar zegt er wel bij dat we onze mogelijkheden op aarde moeten invullen door goed te leven. Dat moet gebeuren door die hoogste waarde te zoeken. Hij vreesde niet voor het einde en leefde zoveel jaren met het vooruitzicht op de dood. Dat heeft ertoe geleid dat hij niet bang was, ook al wilde hij nog niet gaan, omdat hij hier nog héél veel wilde doen. Hij zei: alles wat je moet doen, is aanvaarden dat de dood is wat het is en een deel van het leven. Dan zal je begrijpen dat je niet bang hoeft te zijn. Als je dood bent, “that’s it”, dan is het gedaan. Voor hem is het brein een soort computer die stopt met werken als de onderdelen het begeven.  Er is geen hemel of hiernamaals voor kapotte computers. Dat is een sprookje voor wie bang is in het donker. Als dàt in de hemel zou bestaan, wil ik er graag heen, want dan zou ik er mijn bezigheid en hobby hebben. Helaas…

    Mij goede vriend Jan Hillen zei ooit: “een goed mens worden begint met iets goeds te doen. Eens daarmee bezig: het niet moe worden. Volhouden. Blijven geloven dat het echt goed wordt, niet alleen voor jezelf maar ook voor alle mensen. Weet je, dan ben je op de weg van die onvergetelijke Jezus.” Toen heb ik besloten om de lijn en de zin van zijn leven verder door te trekken: mensen op weg helpen naar geluk. Daar word je trouwens zelf ook gelukkiger van. En dan ben je onderweg naar die onvergetelijke Jezus en word je nooit vergeten.

    Marcel Huysmans

    01-11-2019, 08:22 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    26-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NOSTRADAMUS, ZIENER OF CHARLATAN

    NOSTRADAMUS, ZIENER OF CHARLATAN?

     

    Elke keer als er gebeurtenissen in onze wereld een of ander kookpunt bereiken, willen mensen dringend de roddelbladen, boekskes of het internet raadplegen om te zien wat de beruchte 16de eeuwse 'profeet' en apotheker Nostradamus er over te zeggen had. De sceptici zeggen dat zijn uitspraken veel te vaag zijn en dat je met een beetje kunst- en vliegwerk gemakkelijk om het even welke uitleg kunt geven die past in de wereld van vandaag. Een goede 'uitlegger' kan veel verklaren! Ze zouden wel eens gelijk kunnen hebben… Was het een echte ziener of was hij niet meer als een charlatan? Zo iemand is een speciale oplichter die voorziet in zijn behoeften door mensen te bedriegen over zijn afkomst, vaardigheden, intenties of prestaties. Hij maakt daarbij gebruik van zijn charme. Die sluier wil ik hier een tipje lichten…

     

    Nostradamus werd op precies 516 jaar geleden op 14 december 1503 in St. Remy, in Frankrijk, geboren als Michel de Nostredame. In zijn jonge jaren was hij de favoriet van zijn opa die hem veel over talen, wiskunde, astronomie en astrologie leerde. Hij bezat van jongsaf één opmerkelijke gave: Michel hoefde maar éénmaal een tekst te lezen om die voor de rest van zijn leven te kunnen citeren. Hij studeerde kunst, apotheker én arts aan de Universiteiten van Avignon en Montpellier. Hij werd de letterlijke bestrijder van Le Charbon, een gevreesde variante van de builen- of longpest. Later ontpopte hij zich als een energieke pestdoktoor die de ziekte bestreed met rozenbladpillen. Later maakte hij ook parfums en lanceerde huismiddeltjes en brouwsels voor lichaamsverzorging met producten uit de apotheek van de goede God. De meeste mengsels die hij voorschreef waren destijds even vreemd als veel toenmalig toegepaste behandelingen. Ook werd hij bekend door de uitgave van een volksalmanak à la De Druivelaar met prognoses over het weer, de oogst, oorlog en vrede maar ook over komeetverschijningen voor het jaar daarna. Met die jaarlijkse almanak oogstte hij zo'n succes dat hij van 1547 tot 1559 als ziener en schrijver van profetieën aan de slag kon aan het Franse koninklijk hof. Hij voorspelde zijn eigen dood op 2 juli 1566. Op die dag liet hij ook zijn laatste adem en werd nog diezelfde dag, samen met zijn geschriften, begraven in het klooster van zijn woonplaats.

     

    Was hij de man die alles wist?Zijn beroemde voorspellingen pende hij neer in zijn ‘Profetieën’ en dan nog wel in mysterieuze kwatrijnen. Die wemelden van verborgen betekenissen met coderingen en symbolen waarmee je alle kanten uit kon. Zogenaamde ‘experts’ zoeken nog altijd naar geforceerde aannemelijke verklaringen om hun interpretaties toch maar kracht bij te zetten. Bij nader inzien hebben de verzen van Nostradamus veel weg van een helderziendentruc: formuleer je voorspellingen zo vaag mogelijk en je krijgt vroeg of laat wel gelijk. Maar het gebeurde ook dat voorspelde gebeurtenissen niet uitkwamen omdat de voorspelling te ernstig werd genomen en voorzorgsmaatregelen verhinderden dat zij uitkwam. In één van zijn kwatrijnen werd de moord op de broers Hertog en Kardinaal De Guise voorspeld voor 1576. En door die maatregelen ging het feestje niet door. Later gebeurde de moord in 1588 toch, maar op een andere wijze. Zoiets heet 'de parallelle toekomst’. Afgezonderd van zijn leven en werk vormen de Profetieën van Nostradamus een gemakkelijk doelwit van kritiek. Soms vergeet men dat hij ook kaas gegeten had van astrologie en astronomie en bovendien én arts én apotheker was.  

     

    Volgens zijn aanhangers voorspelde hij de wereldoorlogen, Napoleon, Hitler, het vallen van de atoombom, het communisme, terrorisme in Europa, het einde van de wereld in 2012 en nog vele andere zaken. Hij voor-zag de ‘uitvindingen’ van de onderzeeër, het vliegtuig, de ballonscheepvaart, de radio, de lamp, ruimtestations en nucleaire oorlogen. Het rijtje gaat verder met de grote brand van Londen, de moord op Kennedy en de eerste mens op de maan. Voor 2050 voorspelt Nostradamus het einde van de veeteelt. De huidige populaire vleesleveranciers als koeien, varkens, schapen en kippen zullen er tegen 2050 niet meer zijn. De ziener denkt dat op dat moment deze dieren – tot grote vreugde van Gaia en de klimaatplanners – niet langer zullen gefokt worden en, dus zullen uitsterven. Een paar eenzame stuks vee zal je dan nog kunnen bewonderen in verblijven die op de huidige dierentuinen lijken. De Franse ziener gaat er van uit dat tegen dan de mens er in geslaagd zal zijn om op vlees gelijkende producten van planten te halen. En dan zal de boer zijn vlees kunnen zaaien en oogsten!

     

    In het begin van de jaren 2020 zullen we de middelen hebben om levensverlengende behandelingen te ontwikkelen. Hiermee kunnen we een einde maken aan ziekte en veroudering. Computers worden zo snel en zo krachtig, dat wij precies het gedrag van geneesmiddelen in de cel en het lichaam kunnen voorspellen, en ook geneesmiddelen ontwerpen die precies datgene doen wat wij willen. Tot nu toe waren geneesmiddelen toevalstreffers. In het decennium 2020 kunnen we het DNA van cellen veranderen zonder dat de lichaamscel wordt beschadigd, en bijvoorbeeld genen die ouderdomsziekten veroorzaken repareren.

    Ik denk dat Nostradamus en zijn voorspellingen een beetje hetzelfde zijn als het geloof: je gelooft het of niet. Als je er wel in gelooft, dan zie je heel wat voorspelde dingen en als je er niet in gelooft, zie je meestal de dingen waarin hij er naast zat. Dan kun je lachen om wat ‘toevallig’ lijkt alsof hij het zag aankomen. Vijf eeuwen na zijn dood, waarvan hij de datum voorspeld had, kun je je nog altijd afvragen: was de dokter, pillendraaier en astroloog een echte profeet zoals velen nog geloven of was hij een lepe charlatan en een dief van het werk van anderen? Verwierf hij misschien roem en rijkdom door beide eigenschappen te combineren? De wandelende jood – een van zijn bijnamen - was in ieder geval hoogst intelligent en had bovendien een fotografisch geheugen. Maar er moet meer geweest zijn dan dat. Al tijdens zijn leven bleken heel wat van zijn voorspellingen heel accuraat, niet alleen in zijn eigen tijd maar ook in de toekomst. Hij was dus even onduidelijk als zijn voorspellingen…

    Marcel Huysmans

    26-10-2019, 11:13 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    17-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SPROOKJES ZIJN VERHALEN DIE DE MENSEN WIJS MAKEN

    SPROOKJES ZIJN VERHALEN DIE DE MENSEN WIJS MAKEN

     

    Een paar jaar geleden bezocht ik in Odense (Denemarken) het huis van een van mijn lievelingsschrijvers. Je vindt er het museum over sprookjessprokkelaar Hans Christian Andersen en alleen op maandag is het gesloten. Het wàs toen maandag én 2 april. Pech dus. Maar soms moet je in het leven wat geluk hebben en anders helpt chance ook wel. Er is maar één uitzondering op die maandag: het museum is wél geopend op zijn verjaardag. Tweede keer chance dus: de brave man was jarig op 2 april en dus heb ik alles wat over hem is nagebleven in levende lijve kunnen ervaren. Het is een een lijvige tentoonstelling waarin geen enkele wetenswaardigheid of kleine kantjes van de gevierde sprookjesschrijver niet uit de doeken werden gedaan. Bovendien was de inkom gratis en kreeg ik een boek over de brave man zomaar cadeau. In enkele uren ontdekte ik de merkwaardige figuur achter een supercreatieve man. Sprookjes fascineerden me altijd en daarom stapte ik in de leefwereld van de sprookjesschepper in het tweede grootste Deense stadje Odense.

     

    Hans Christian Andersen, de eeuwige sprookjesverteller, werd in 1805 in de achterbuurten van Odense geboren. Hij had echt geen sprookjesleven. Zijn vader was schoenmaker, had tuberculose en stierf toen de kleine Hans 11 jaar was. Zijn moeder, een wasvrouw die meer aandacht had voor de drank dan voor haar zoon, liet hem op 14-jarige leeftijd vertrekken naar Kopenhagen… om er beroemd te worden, zoals hij dat altijd wilde. Daarvóór werd hij op school echt gepest. Voor zijn tijd was hij letterlijk een grote jongen: hij had overzetboten van 33 cm lang, een lange neus en bovendien een slungel eerste klas. Op de pesterijen reageerde hij vijandig en agressief. Bijna iedereen meed hem en hij maakte zo weinig vrienden. Hij voelde zich echt een buitenbeentje en men vermoedt dat dit de basis vormde voor zijn sprookje ‘Het lelijke eendje’. Het lelijke eendje werd daarin een mooie zwaan. Ook in het echte leven werd Andersen van 'zwakkeling' een ‘beroemd schrijver’. In Kopenhagen probeerde hij zijn passie voor toneel, acteren en dansen vorm te geven. Met weinig talent, maar dank zij het jarenlang zwoegen en het geloof van zijn moeder en sommige ‘medekunstenaars’, ontwikkelde hij zich toch. Toen al kreeg hij de smaak te pakken om verhalen te schrijven. De eerste tien jaren produceerde hij vooral proza. Ondanks zijn povere afkomst integreerde hij vrij vlug in de burgerij van de hoofdstad en werd een graag geziene gast op Deense landgoederen en paleizen in Europa. Hij legde contacten in de culturele wereld en hield er een moderne samenlevingsvisie aan over. Met sterk psychologisch inzicht combineerde hij zijn sociale ervaringen, fantasie en schrijftalent in een rijke verzameling van pennenvruchten.

     

    En toen ontstonden de sprookjes. Pas in 1835 begon Andersen sprookjes en vertellingen te schrijven. Hij schreef er 191. Hij mikte op een volwassen én op een jonger publiek. Dank zij die sprookjes wipte hij ook over de landsgrenzen, want zijn toneelstukken, novellen, gedichten, reisverhalen en autobiografieën raakten buiten Denemarken weinig bekend. Met dieren en voorwerpen die konden praten mikte hij op een jong publiek, maar stilaan nestelden zich ook volwassen thema’s en sociale vraagstukken in zijn verhaaltjes. Hij ontdekte de fantasie in het dagelijkse leven, terwijl tevoren vertellingen vooral educatief en niet puur vermaak mochten zijn. Andersen stampte tegen gevestigde schenen en bleef verhalen schrijven in zijn expliciete spreekstijl zoals hij ze ook aan kinderen vertelde. Sprookjes en vertellingen werden toen hoofdzakelijk mondeling overgeleverd. Omdat Andersen dieren en voorwerpen liet spreken, kon hij de alledaagse werkelijkheid verwerken waarbij hij fantasierijke discussies niet uit de weg ging.

     

    Als reisjournalist H.C. Andersen maakte meer dan 30 reizen als sprookjesverkoper. Hij schuimde Europa af en ontmoette o.a. Robert Schumann, Edvard Grieg en Charles Dickens. Hij was een graag geziene maar bovenal graag gehoorde gast aan het hof van Queen Victoria. Tijdens zijn verteluurtjes was hij ook een meester in het schaarknippen van sprookjes- en andere figuurtjes in gevouwen papier. Dat resulteerde telkens in figuurtjes die hij kleurde en waarvan ik talloze wonderlijke voorbeelden zag. Het toont het gemak waarmee hij zijn creativiteit vleugels kon geven in een vlucht uit de realiteit. Altijd keerde hij terug naar pen en papier. ‘Reizen is leven’ werd zijn lijfspreuk. Heel Europa trok hij rond met zijn vale valiezen, zijn hoedendozen en ook een touw om bij een eventuele brand zo snel mogelijk zijn kamer te kunnen verlaten. Andersen leerde overal beroemde schrijvers kennen die raar opkeken van die ‘lange, magere Deen’, maar gaandeweg won hij sympathie. Op 4 augustus 1875 stierf hij aan leverkanker en liet een erfenis van hartverwarmende sprookjes na: ‘Het lelijke eendje’, ‘Het meisje met de zwavelstokjes’, ‘Duimelijntje’, ‘De nieuwe kleren van de keizer’, ‘De prinses op de erwt’, ‘Het tinnen soldaatje’, en nog veel meer. In een tuin naast het Andersenmuseum ligt het cultuurhuis voor kinderen Fyrtojet, waar kinderen een reis door de sprookjeswereld van Andersen kunnen maken.

     

    Men zegt dikwijls: het is maar een sprookje! De mens is het enige wezen op aarde dat meer kan dan hij denkt, spijts zijn beperktheden. Ik ondervond dat sprookjes schrijven aartsmoeilijk is: het lijkt eenvoudig, tot je eraan begint! Ik heb er dan ook heel weinig geschreven, maar veel geprobeerd.

    Sprookjes worden van generatie op generatie doorverteld. En zoals bij ieder kunstwerk is de diepere betekenis van een sprookje heel persoonlijk. Dat hangt af van behoeften, belangen en stemming van mensen die het sprookje lezen of horen. Hoewel sprookjes geen verhalen zijn uit het werkelijke leven, vertellen ze toch de binnenste waarheid van de mens. Dat verhaal confronteert de mens met zijn fundamentele noden. Het neemt bang zijn serieus. Sprookjes zijn verhalen, waar zelfs een kind zich in herkent. Een kind begrijpt intuïtief de symboliek van de taal. Een sprookje spreekt de taal van het onderbewuste. Leugen en list worden duidelijk gesteld tegenover waarheid en eerlijkheid. Het verhaal laat de gevolgen zien. Dat kon H.C. Andersen. Zijn ‘sprookjes’ zijn kinderverhalen met levenslessen.

    Daarom bewonder ik die man zo fel. Voor hem was het leven het mooiste sprookje.

    Marcel Huysmans

    17-10-2019, 17:09 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    06-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GEBOEID DOOR DE GESCHIEDENIS

    GEBOEID DOOR DE GESCHIEDENIS

     

    Geschiedenis is de vakdiscipline die zich bezig houdt met de studie van chronologische ordening van gebeurtenissen. De bedoeling is inzicht te verkrijgen in culturen en volkeren uit het verleden. Door mijn opleiding (Latijn-Grieks) werd  ik bijna twaalf jaar aan één stuk geconfronteerd  met het vak geschiedenis dat ik nooit met extra hoog enthousiasme heb beoefend. Toch ben ik mij bewust van het feit dat door die geschiedenisvorming heel wat cultuur, inzicht, wereldinformatie en studie van de menselijkheid door de eeuwen heen in mijn leven is binnengekomen. Van één ding ben ik zeker: geschiedenis is een ernstige vakdiscipline die haar plaats in de algemene ontwikkeling meer dan waard is. In de loop van mijn leven heb ik dikwijls de draak gestoken met gebeurtenissen uit het verleden die ik dan op losse blaadjes schreef of op mijn eerste schrijfmachine tikte. Die tikmachine had ik van mijn vooruitstrevende vader gekregen voor mijn plechtige communie in plaats van een wijwatervatje. Het was een ‘Japy’ die toen nog een onbekend lettertype printte. Later (1983) liet ik de computer het altijd maar beter wordende schrijfwerk opslaan. Om te corrigeren, hoefde je immers niet alles opnieuw in te tokkelen. Al die geschriften zijn in een groene afgeleefde map beland waarin ik nog altijd met genoegen verdwaal. Ik vond een geschrift terug uit 1963 waarin ik ronddoolde met de geschiedenis, zoals ik later ook met politiek, kunst, godsdienst en zeker met wetenschap op een niet conventionele manier ben omgegaan. Gelieve me dus te ‘pardonneren’ indien ik sommige toestanden in 1963 verkeerd heb ingeschat. Het was mijn manier om ernstige dingen te verwerken.

     

    In het begin van de geschreven geschiedenis was Europa in nevelen gehuld. Zoals de rest van de wereld. De vroegste geschiedenis is verborgen in ondoorgrondelijke mythen. Volgens één ervan werd ons werelddeel genoemd naar Europa, een meisje dat rondreed op een stier die Zeus heette. Eigenlijk was het geen stier, maar een god die ons een indruk gaf van de onzekerheid in die vroegste tijden. Misschien is het onwaarschijnlijk, maar de wieg van de Europese beschaving parkeerde in het Middellandse Zeegebied met als belangrijkste land Egypte. Het land werd eeuwenlang geregeerd door de farao’s die een manie hadden voor het bouwen van piramides. Die hadden geen enkel nut, behalve voor het begraven van farao’s. Voor de Egyptenaren was dat amusant, want nu konden ze vaststellen dat zij eeuwenlang onderdrukt waren door farao’s die op hun beurt eeuwenlang werden onderdrukt door piramides. Die antieke bouwwerken zouden later een geliefde achtergrond vormen voor toeristen van middelbare leeftijd of ouder die daar poseerden in de hoop dat ze er veel jonger zouden uitzien.

    De Grieken en de Romeinen leerden ons ook levenslessen. Het hoogtepunt van de Griekse kunst werd bereikt onder Perikles. Het was de tijd dat alle kunstenaars klassieken waren en ieder kunstwerk klassiek was. Om prestigeredenen noemde men die periode de ‘gouden eeuw’, hoewel toen bijna alles van waarde uit marmer was gecreëerd. De mannen op de Griekse beelden waren, zonder uitzondering, gekleed in het eenvoudige klassieke vijgenblad. De kunst om een vijgenblad te dragen zonder bretellen is met de Grieken verloren gegaan. De grootste van de Romeinse keizers was Julius Caesar die ook over Gallië zijn legioenen leidde. Die verovering plezierde hem. Hij verdeelde Gallië in drie delen: Veni, Vidi en Vici, iets was Jonathan Legear zelfs tattoogewijs verkeerd op zijn arm liet schrijven. Caesar had deze spreuk gebruikt toen hij voor het eerst de Champions League had gewonnen na de operatie propere handen. Alleen schreef Jonathan VINI, vidi, vici. Dat is géén regionaal dialect, maar wel de genitief van vinum, de wijn. Legear was dus ‘van de wijn en helemaal van de wijs. Na de gevierde Julius Caesar kwam Marcus Antonius die onderging met Cleopatra, wat waarschijnlijk gezelliger was dan op zijn eentje.

     

    Als de Noormannen er niet geweest waren, hadden we het waarschijnlijk zonder Denemarken, Noorwegen en Zweden moeten stellen. Wie onder hen avontuurlijker was aangelegd, noemde zich Viking en mocht vanaf dan in eigenaardige zeilboten, die wij snekken noemden, de buren verkennen. Een extremist – ook in die tijd hadden ze die al – zeilde als klimaatoptimist helemaal naar Rusland, vestigde zich daar en noemde zich Erik de Rode. Als de Vikings stierven, gingen ze recht naar het Walhalla, dat vrij populair was ondanks de aanwezigheid van de Walküren, zwaarlijvige dames met hoogblonde vlechten en longen die vol zaten met aria’s van Wagner.

     

    Om de Middeleeuwen te begrijpen, moet je op de hoogte zijn van de ridderlijkheid, een systeem waarbij de man, nadat hij tot ridder was geslagen, er op uit ging om een jonge dame in moeilijkheden te brengen. Andere geliefde bezigheden waren: steekspelen en vrijen met de koningin. De steekspelen werden gehouden tijdens tornooien, waar hoog te paard gezeten ridders elkaar ‘ridder te voet’ probeerden te maken. Vrijen met de koningin werd enkel gedaan in afwezigheid van de koning en van Barend Leyts, Brigitte Balfoort en Marc Van den Wijngaert, hoewel de afwezigheid van de biografen niet  betekent dat het niet zo gebeurd is.

     

    Tegen de duisternis van de vroege Middeleeuwen was iedereen onwetend. Dat zou zich later nog wel eens herhalen. Op het einde van de Middeleeuwen draaide iemand de verlichting aan en toen herleefde de kennis. Universiteiten openden hun deuren. Waar scheikunde werd onderwezen, werden ook deuren en ramen opengezet. De moderne tijd werd ingeleid door oorlogen en oorlogsgeruchten, welke meestal ongegrond bleken te zijn. Dat was de periode waarin Napoleon zijn hand tussen zijn vest stak en hogerop arriveerde, ondanks zijn uiterlijk. Hij was al generaal toen de mensen hem nog altijd ‘de kleine korporaal’ noemden. Hij was zo klein dat hij nooit een parade zou gezien hebben als hij er zelf niet bij was. Vanaf het begin zette hij zijn steek dwars op zijn hoofd en niemand sprak hem daarover ooit aan…

     

    In 1814 begon dan de restauratie van de Franse Troon, toen Napoleon werd afgezet en naar de club Méditerranée op het eiland Elba mocht verhuizen. Voor het vervolg van mijn geschiedenisblaadjes zal je helaas geduld moeten oefenen, want om door te dringen tot al die geheimen van de geschiedenis zijn meer woorden nodig.

    Marcel Huysmans

     

    06-10-2019, 12:24 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    26-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET GEBEURT OP SINT JUTTEMIS

    HET GEBEURT OP SINT-JUTTEMIS!

     

    Sint-juttemis is een van de bekendste heiligen in onze contreien en toch weet bijna niemand welke successen hij op zijn palmares heeft. Dat weet men tegenwoordig ook niet meer andere heiligen, als men ten minste nog weet wat een heilige is. Van het katholieke zuiden tot het calvinistische noorden kent men zijn naam, of minstens toch in een aantal uitdrukkingen. Dan staat sint-juttemis voor iets wat toch niet zal gebeuren, dat altijd maar wordt uitgesteld. "Wanneer gebeurt het? Met sint-juttemis!". Meestal klinkt dat negatief! Eeuwig zonde, want deze heilige heeft heel wat uitspraken op zijn kerfstok. Helaas weet bijna niemand in welke periode hij heeft geleefd, waar hij woonde en wanneer hij geboren en gestorven is. Niemand kent zijn feestdag maar dat mag de pret niet bederven.

    In de archieven is er één verwijzing naar een ‘Jutems’, een bedelmonnik uit de zuidelijke Nederlanden. Hij zwierf rond tussen 750-790 na Christus. Het bleek dat hij een soort ‘heilige van het volk’ was die nooit officieel door het Vaticaan heilig is verklaard. Ooit verscheen een klein boekje met zijn schelmenverhalen, geschreven door een onbekende troubadour. Sint-juttemis was een boerenzoon. Hij kwam al vroeg in een klooster terecht en promoveerde meteen tot rondzwervende bedelmonnik. De opsluiting in het klooster vond hij niet erg. Hij was een eenvoudig man met een grote afkeer van alles wat onecht was of leek. Tegen pracht en praal van adel en geestelijkheid kon hij niet tegen. Een aantal anekdotes vertellen dat Sint-juttemis belangrijke ridders en geestelijken voor gek zette, door ze op een grappige manier te wijzen op hun vrome gebeden tegenover hun werkelijk gedrag. Voor Sint-juttemis was een Franse ridder het symbool voor de rijke, opgedofte adel die niets liever deed dan hoofse gedichten schrijven aan zijn jonkvrouwe en ongevaarlijke toernooien organiseren om toch maar zijn beschaving te bewijzen. Volgens een andere variant zou de naam een verbastering zijn van ‘jodenmis’. Dat kan ook niet, want joden kennen geen mis.

    Wil je hem zien, dan moet je in Breda zijn waar zijn standbeeld dromerig de lucht in staart. Vrolijk sint-juttemis! De uitdrukking werd in 1577 voor het eerst vermeld in de Kroniek van Roermond en sint-juttemis valt op 17 augustus. Jutte is een koosnaampje van Judith, en hààr naamdag valt op dezelfde dag. De volledige uitdrukking luidde: “met Sint-Juttemis, als de kalveren op het ijs dansen”. In augustus ligt er natuurlijk geen ijs, en kalveren kunnen niet dansen, vandaar de betekenis ‘nooit’. Dezelfde inhoud vind je terug bij “als de klaver uit 't veld is”, “als daer twee sondagen in een week comen” en “als Pasen en Sinksen op één dag vallen”, met andere woorden “nooit, nooit, nooit en te nimmer!” Ook in andere landen heeft sint-juttemis een soortgelijke betekenis. In Duitsland noemt men die dag Sankt Nimmerlein, in het Engels Saint Glinglin (een denkbeeldige Franse heilige) en in het Latijn ad Kalendas Graecas, want de Kalendae duidden dagen in de Romeinse kalender aan en niet in de Griekse. Dus even noppes!

     

    Judith is een van de weinige verhalen uit de bijbel waar de macht van de vrouw die van de man overstijgt. Een ander is de geschiedenis van Samsom en Delila. Michelangelo schilderde Judith in een hoek van het plafond in de Sixtijnse Kapel en ook Botticelli en Caravaggio  portretteerden haar. Alessandro Scarlatti schreef in 1693 La Giuditta, een oratorium dat voor het eerst in Napels werd opgevoerd en Antonio Vivaldi (met zijn vier jaargetijden) componeerde in 1716 Judita triumphans. Volgens het woordenboek van de Nederlandse Taal wordt sint-juttemis met een streepje en kleine letters geschreven, omdat niet (meer) wordt verwezen naar een bestaande heilige. Het WNT vermeldt bij jut dat er in een oud boek melding wordt gemaakt van een heilige Judit (feestdag: 17 augustus), maar het is onduidelijk wie daarmee wordt bedoeld. Waarschijnlijk is het de heilige Guda/Guida/ Jutta van Arnstein, die halverwege de twaalfde eeuw in Duitsland leefde, en die dezelfde feestdag heeft. Er zijn nóg meer heilige Jutta's/Judits, zoals Jutta van Sangerhausen (feestdagen: 5 en 12 mei) en Judith van Niederaltaich (feestdag: 29 juni). Van deze drie wordt Guda van Arnstein het meest genoemd als stand-in voor sint-juttemis.

     

    Op sint-juttemis betalen alle mensen hun schulden af, doen politici wat ze beloofden, zijn alle leraren redelijk en begripvol en doen industriëlen iets voor het milieu of het klimaat. In het jaar 486.170.170.746 vóór Christus nam de rechtlijnige triangel een geplooide vorm aan, in 1492 roeide Christoffel Colombus naar Cuba en terug. In 2023 wordt het Koninkrijk Wallonië gesticht naar aanleiding van de splitsing van België. Dan heeft men ook een nieuwe regering. In 2028 zal ZKH Prins-Admiraal Laurent van de Nationale feestdag gebruik maken om een staatsgreep uit te voeren, in een poging om het Koninkrijk Wallonië om te vormen tot een republiek, naar het voorbeeld van Vlaanderen. Maar dàt zien we nog niet gebeuren, tenzij op de dag dat we aardappelen uit de bomen kunnen plukken!

    Marcel Huysmans

          

     

    26-09-2019, 00:00 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IK BEN EEN SOPWEIKER

    IK BEN EEN SOPWEIKER

     

    Spotnamen, spotverhalen, domme gezegden en geestigheden hebben de mensen door de eeuwen geboeid. De mens heeft altijd heel graag met zijn nabuur gespot. De na-ijver en jaloezie tussen de verschillende gemeenten waren de hoofdoorzaak van de gecreëerde spotnamen. Onze voorouders kwamen bijna niet buiten de eigen gemeente en ze hadden weinig contact met de buurdorpen. Ze beschouwden elkaar een beetje als vreemdelingen. Zo kwam er vanzelf wederzijds wantrouwen en onderlinge vijandschap. Om met de verre buren te schimpen, liet men geen kans onbenut. Het kleinste feit, de kleinste gebeurtenis werd verdraaid, anders geïnterpreteerd, vergroot en meteen uitgetoeterd. En daar kwamen spotnamen en miserie van. Met de keuze was men zeker niet kieskeurig. Sommige schimpnamen waren plat en realistisch, Eens die spotnaam er was, begon de overlevering zijn werk te doen, van het ene geslacht naar het andere. Er vanaf geraken kon je nooit.

     

    Zo heeft elke gemeente zijn spotnaam gekregen, verdiend en door de eeuwen heen verder gesjouwd. Als er iets is waar ik fier over ben, is het feit dat ik een Mollenaar ben. Vraagt men mij van waar ik ben, dan zal ik nooit antwoorden ‘van Antwerpen of Aartselaar’, maar wel ‘van Mol’. Die fierheid is me blijkbaar aangeboren en bovendien terug te vinden bij heel wat Mollenaars. Mollenaars zoeken mekaar ook op en je komt ze overal tegen. Ik ben in Mol-Rauw geboren. In de kelderkamer (kamer op halve verdiepinghoogte boven de kelder) van de beenhouwerij van Rikus Janssens – mijn grootvader aan moeders kant - werd ik geboren. Daar lag de kiem van mijn roots. Mol is de enige gemeente in België die het predicaat van ‘van purperen hei tot atoomstad’ ten volle verdient. Het studiecentrum voor kernenergie (SCK), waar ik trouwens een ingenieursstage deed, werd gesticht in 1952 en daar werd de eerste Belgische kernreactor gebouwd en getest. Jarenlang – tot aan de grote fusie van Antwerpen – was Mol de gemeente in België met de grootste oppervlakte waar je in vogelvlucht een rechtdoorafstand van 26 km kon afleggen. Ze heeft trouwens 11 gehuchten en een echte Mollenaar kan ze zomaar uit het vuistje reciteren. Mol heeft niks met een wroetende zwarte mol, maar verwijst naar het ‘mulle’ zand (Molle). Daarom is het witte zand van Mol over heel de wereld gekend.In dat zand heeft mijn grootvader langs vaders kant zijn boterham en zijn karakter verdiend.

     

    De handen van mijn grootvader en peter zijn me altijd bijgebleven. Al jong leerde ik wat werkmanshanden zijn. Hij werkte met de zandschop tijdens zijn 'werkuren' op de glasfabriek en daarbuiten creëerde hij zijn eigen onbetaalde 'overuren' die hem vele jaren ook veel opbrachten. Hij bewerkte stukken land in 't broek', een zompig gedoe langs de Molse Nete, waar de groenten dankzij noeste arbeid goed gedijden. Zijn vingers waren kromgegroeid en als kleine jongen kon ik maar niet verstaan dat hij geen van beide handen plat op de tafel kon leggen, want die beweging hadden ze in de loop der tijden afgeleerd. Voor hij zijn schop in de grond plantte, spuwde hij eens goed in zijn handen om het hout van de schopsteel beter aan te voelen en zijn werk vlugger te laten vooruitgaan. Zo kreeg hij meer grip en bleven eelt en blaren achterwege.Wat die handen allemaal wilden zeggen, heb ik maar véél later leren ontdekken en ze hebben de waardering voor mijn peter en zijn werk maar doen toenemen. Waar een werk is, moest een wil zijn en gepland werk moest tegen het geplande uur gedaan zijn. De Nete speelde ook een rol in de keuze van de spotnaam.

     

    Ik mag mezelf een ‘sopweiker’ noemen. Rond 1300 graasden duizenden schapen op de Molse heide. Die schapenwol werd gebruikt om kleding te maken en Mol werd bekend als centrum voor lakenstoffen. De Molse wol werd in het kabbelende water van de Nete (de Neet) te weken gelegd. Er was al eens wat vuile ‘shitwol bij’ van de flanken van de schapen.

    Het gevolg was dat de Mollenaars in het omliggende de spotnaam van ‘sopwaëkers’ kregen.

    Aan de Wandelweg naast de Nete staat trouwens nog altijd het Solferkotje, waar wolfabrikant Peten in 1879 een wolwashuisje bouwde. Eeuwenlang werkten de wevers op hun houten weefgetouw en de bruine of blauwe Molse lakens overleefden vele troebele tijden. Dat heeft dus niks met ‘soepweikers’ te maken. Misschien komt dat door het verhaal van de jonge haas die verdronk in de Kleine Nete. De wijzen van ‘Molle’ gaven de raad om het dier tweemaal vierentwintig uur in ’t water te laten weken, omdat, na dat tijdsverloop heel de Nete in ‘vleessoep’ zou veranderd zijn. De brave en vooral arme Molse mensen die met potten en pannen soep kwamen scheppen waarin een beetje vlees had gezeten, zorgden desalniettemin voor een heerlijke legende om tussendoor ook eens te vertellen. Maar eigenlijk is dat is larie en hazenbout en doet de waarheid geweld aan. Sinds 1886 heeft Mol wel de wekelijkse konijnenmarkt op het Rondplein.  

     

    Eén van mijn eerste ‘openbare optredens’, waarvan ik mij nog vaag iets herinner, is de kleuteroptocht in de Sint-Jansstoet van Mol over de Rozenberg. Vol bewondering keek ik naar het likkend kaarsenvlammetje in mijn lantaarntje en had helemaal geen oog voor de mensen die traditiegetrouw de tweejaarlijkse kinderstoet zagen voorbijtrekken. Dat keerske was het middelpunt van mijn wereld. Het gebeurde altijd op de zondag vóór de feestdag van Sint-Jan (26 juni). Tot 2004 was hiervoor nog geld voorzien in de Molse begroting. Helaas, daarna was het vat en de portemonnee leeg en nu bestaat de Sint Janstoet niet meer. Uitgedoofde traditie noemen ze dat. De leerkrachten die er vroeger aan meewerkten, wisten welke grote voorbereiding dit vroeg en waren ervoor niet meer warm te krijgen. Wel ligt er nog heel wat kleding van deze stoet op de schoolzolder. Dat “keerske in de lantaren” heeft me altijd gefascineerd omdat geen wind en geen regen vat hadden op het oude supergezellige magische ding…

     

    Apropoo. Beroemde Mollenaren en leeftijdsgenoten zijn Guy Mortier en Jef van Uytsel (+). Later kwamen daar nog Tom Boonen en Jasper Philipsen bij. Zij kregen medailles en onderscheidingen. Ik ben altijd maar een gewone Molse sopweiker gebleven. Onderscheiding heb ik ooit wel gehaald.

    Marcel Huysmans

    13-09-2019, 10:07 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    03-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE ARK VAN NOACH

    DE ARK VAN NOACH

    De Amerikaanse professor Jared Diamond (81) geeft onlangs landen in crisis een sprankeltje hoop: ze kunnen uit het dal kruipen, als ze zich maar tijdig aanpassen. Maar voor de wereldwijde klimaatcrisis ziet hij het somber in: ‘De manier waarop we onze planeet uitputten, is onhoudbaar. We trekken het nog wel een paar decennia, maar moeten dringend duurzamer gaan leven’. En dat betekent dan de ondergang van onze aardbol. Een verwittigde man of vrouw is er twee waard. Ze nu niet meer dat we het niet weten…

     

    De Maya’s kenden het fabelachtige van de sterrenhemel. Ze hadden uitstekende astronomen en konden zons- en maansverduisteringen eeuwen vooraf voorspellen. Hun kosmische cyclus telde 12.000 jaar en bij de overgang van de ene naar de volgende voorspelden zij speciale natuurrampen waarbij het voortbestaan van elke beschaving wankelt. Bij de vorige transformatie – rond 10.000 voor Christus – ‘verdween’ het legendarische Atlantis. De eerstvolgende zondvloed werd dus verwacht 12.000 jaar later, als ons zonnestelsel in één lijn kwam met het Melkwegcentrum. Dat gebeurde op 21 december 2012. De rekening 10.000 + 2.000 klopte zo … Het zou een doemdag met zonnestormen, zware aardbevingen en een scheuring van de magnetische aardvelden met als uitroepteken de totale vernietiging worden. Maar het werd noppes! Al goed! Misschien was het verdwijnen van Atlantis wel de grote zondvloed waarover sprake was in het boek Genesis en dat was dus de tijd dat de oude Noach, die toen al 500 jaar oud was, op aanraden van God zijn ark bouwde. Tijd voor een flashback naar Noach en zijn primitieve scheepswerf die honderd jaar actief was…

     

    De toenemende verloedering van de wereld na de hof van Eden sterkte God in zijn besluit om ‘al wat leeft en waarin een ziel zit’ te vernietigen door een grote overstroming. Hij was wél bereid in zijn goddelijke bestraffing een toegeving te doen, zoals hij tevoren en later nog wel eens deed. En toch noemde hij zichzelf een goede God. Eén man, Noach, vond genade in de ogen van Jahweh, want iedereen kende hem onder die naam als een rechtvaardig en onberispelijk man. Met hem en zijn familie zou de mensheid opnieuw kunnen resetten. God vertelde de oude man dat hij een woonboot moest bouwen waarin zijn familie en ten minste één mannetje en één vrouwtje van elke diersoort zouden passen om na de zondvloed een complete herstart van de wereldbevolking te kunnen lanceren. Zowel van de reine dieren als de onreine en van elke vogelsoort moest er een stelletje mee. De vissen kwamen niet in het kapittel voor omdat ze zich als waterbewoners geen problemen moesten maken en ongegeneerd snorkelloos konden blijven voortbestaan. Noach was een beetje verbouwereerd, zag het ontzaglijke van zijn opdracht en realiseerde zich ineens dat hij het wel aan anderen moest vertellen om voldoende bouwvakkers en materialen bijeen te krijgen. Hij trok zijn kemelharen sloffen aan, krabde eens in zijn haar, stak zijn schrijnwerkerpotlood achter zijn oor en slofte weg om hulp te zoeken.

     

    De mensen lachten in het begin tranen met tuiten. Mijlenver van het water een ark bouwen aanzagen zij als een stunt, maar ze vergaten, omdat ze zoiets nog nooit hadden meegemaakt, dat de zondvloed de boot ten gepaste tijde zou wegdrijven. Later zou het lachen hen wel vergaan. De plannen waren duidelijk: geen klein bootje, maar een schip met drie verdiepingen, 150 meter lang (1,5 voetbalveld lang), 25 meter breed en 15 meter hoog (een flat van 6 verdiepingen). Het zou een kolossaal schip worden ter grootte van een middelgrote cargo. Er was een grote lichtopening en maar één deur, zodat niemand kon ontsnappen. De hokken en vakken voor de dieren en de binnen- en buitenkant werd gepekt. Dat wist hij nog uit zijn boek met eeuwenlange wereldervaring. Met zijn achten zouden ze mogen meegaan: Noach, zijn vrouw en hun drie zonen en hun vrouw. Ze waren met weinigen, maar ja: buiten zijn gezin luisterde er toch niemand!

     

    Hoe kwamen al die dieren in zijn ark? In gedachten zie ik de oude Noach. Hoe zouden de olifanten de muizen niet verpletteren? Maar, hij deed het! Ze waren nog niet binnen of hij kreeg al mestoverlast en moest GASboetes uitschrijven. Nog erger morden leeuwen, tijgers, luipaarden, wolven en vossen die zin kregen in een malse bout van schapen, lammetjes of koeien. Hooi, vlees, voederbrokken en ander eten moesten voorradig zijn om de commerce te blijven runnen. Maar toen de zondvloed kwam, was het voor de anderen te laat. De deur was toe en ze ging niet meer open.

     

    Het was een lange reis. De tocht begon op de 17de dag van de tweede maand toen Noach 600 jaar oud was. Het goot 40 dagen aan één stuk en 150 dagen was de aarde niet zichtbaar. Ongeveer 9 maanden na het vertrek liet Noach een raaf vliegen omdat die een vleeseter was en dierenkadavers zou vinden. Hij kwam niet terug naar de ark. Dan was het de beurt voor een duivenvlucht. Die eet geen vlees en kwam iedere keer terug tot er voor haar weer voedsel groeide. Zo wist de oude man dat de aarde weer droog was. Het was ongeveer 1 jaar en 10 dagen later. Noach deed de enige deur van zijn ark open en overschouwde de nieuwe aarde. Toen beseften ze alle acht dat de ark wel degelijk veilig was en dat God zijn woord had gehouden, zoals altijd. Van contentement stuurde hij een danksignaal naar God in de vorm van een offer van een aantal dieren die ondertussen in de ark waren geboren. En God zag dat het goed was!

     

    Geologische of archeologische bewijzen over dergelijke zondvloed die mens, plant en dier vernietigden, behalve de inhoud van de ark van Noach, zijn er niet. Je zou dan een hele sedimentlaag uit die tijd moeten vinden met beenderen en resten van die arme wezens. Dat bewijs is er niet.

    Lokken de klimaatvoorspellingen een nieuwe zondvloed uit? Is deze keer Anuna De Wever op tijd begonnen te verwittigen? En doe jij er iets aan?

    Marcel Huysmans

    03-09-2019, 20:40 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    26-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MUZIEK EN OORWORMEN

    MUZIEK EN OORWORMEN

    Als ik alleen thuis ben, kan ik soms intens genieten van de televisie die niet ingeschakeld is. De tegenprestatie is dan wel een CD of DVD in de muziekinstallatie of via de computer. Spijts alle ritme of sfeer brengt zoiets rust, laat werken en genieten maakt me ook beter gezind. Het is een sprekend bewijs dat muziek wonderen kan doen, zelfs als je het niet verwacht. Het tegenovergestelde zijn liedjes die tussen je oren, en dus in je hoofd blijven hangen. Het begint heel onschuldig, maar na een tijdje krijg je de indruk dat je een 'muzikale oorworm' op je trommelvliezen hebt gekregen. Hoewel het beestje er in werkelijkheid helemaal niet genesteld zit, is er toch een onmiskenbare getuigenis van zijn frivole aanwezigheid. Van waar komt dat liedje, deuntje of moderne tune? Hoe heeft het zich 'spiritueel' ontwikkeld met een repetitieve kracht en volhoudendheid die sterker zijn dan de eigen wil om er van af te geraken? Dan heb je een liedje in je hoofd en geraak er dan nog maar eens van af...

     

    Naar het schijnt hebben vrouwen meer dan mannen last van die muzikale ondingen. Ze manifesteren zich blijkbaar ook meer bij muzikanten dan bij andersgezinden. Waarschijnlijk heeft het te maken met het ritme en de eenvoud van melodie of van de tekst. Wie moe is of last heeft van stress, kan dus sneller een oorworm krijgen. In het begin vrolijkt hij je op: je moet er bijna geen moeite voor doen en dan zijn ze nog te verduren. Maar eens ze in repeat-stand in ongeremde hoeveelheid in iemands hoofd spelen, worden ze opeens behoorlijk irritant. Insectenspray is er geen afdoend middel voor en bij verkeerde prijs-kwaliteitsvergelijking zelfs gevaarlijk. Het is of deze muziekjes een afwijking in hun genen hebben waardoor je hersenen ze niet volledig kunnen verwerken of corrigeren. Daardoor blijven ze zichzelf herhalen. Het is verdomd niet het hele liedje dat je beheerst, maar dikwijls maar een bepaald stukje of een paar zinnen. Als het een akoestisch nummer is, neurie je dan bij gebrek aan tekst gemakkelijk mee.

     

    Hoe los je zoiets op? Een voor de hand liggende oplossing is wachten tot het vriendelijk ambetant melodietje vanzelf uit je hoofd vertrekt. Maar dat is vaak makkelijker gezegd dan gedaan. Eens je erbij begint na te denken, is het helemaal naar de filistijnen. Dan is het nog moeilijker om het liedje buitenshuis te krijgen. Soms probeer ik dan een ander irritant liedje op te vissen, maar da's ook moeilijk, want die komen niet zomaar na een vingerknip. En bij echt verkeerd opgedrongen keuzes zoals de Vogeltjesdans, Bohemian Rhapsody, Viva La Vida of The Lion sleeps Tonight treden dan weer andere randverschijnselen op waar je nog langer en meer last van hebt. Bij nader inzien heb ik dan ook ingezien dat verdringen niet de juiste oplossing is. Je verruilt dan het ene probleem voor het andere en zo heb je een weer een schoolvoorbeeld van de Wet van behoud van ellende.

    Een tijdje geleden koos ik voor het stimuleren van het verdomde liedje door via de computer de tekst (lyrics) ervan op te zoeken. Vooral bij oorwormen waarvan je de tekst of de melodie niet volledig kent, blijkt dit een goede keuze. Je kunt het vergelijken met een plaat die blijft hangen, wat bij CD's veel minder gebeurt. Door de ontbrekende informatie op te zoeken en te herstellen zorg je ervoor dat je hoofd het liedje wel tot het einde kan afspelen en daardoor geraak je het kwijt.

     

    Kun je ook bij iemand anders een oorworm vangen? Het is me al gebeurd dat ik me plots realiseerde dat iemand anders duidelijk last had van een oorworm, en dat ongewild naar buiten manifesteerde. Tikken op een tafel, een melodietje gezwind en herhaaldelijk fluiten of meeneuriën zijn de exponenten van zo'n evenement. Die dingen gebeuren ook meestal onbewust en als je dan vraagt waarom die persoon zit mee te tikken of iets dergelijks doet, volgt dikwijls de bewustwording en de vlucht van de oorworm. Als laatste zou je kunnen overwegen om je oorworm te visualiseren terwijl hij je hoofd via je oor verlaat. Dan komt het er op aan creatief te zijn en te verzinnen wat je allemaal met zo'n beestje kunt doen: opsluiten, verkeerd voedsel geven of extreem hem doorsturen naar iemand die je niet mag. Als je daar inderdaad in slaagt, verdwijnt het resetdeuntje vanzelf, ben je creatief maar belast je ongeweten iemand anders met je muzikaal probleem. Dat was oorspronkelijk niet de bedoeling. Ooit ben ik iemand tegengekomen die het verschijnsel vergeleek met een 'cognitieve jeuk': hoe langer je krabt, hoe meer jeuk je krijgt: hoe langer je met het liedje bezig bent, hoe langer het blijft hangen.

     

    Het plezante van muziek is dat je er de ene keer kippenvel van krijgt en de andere keer lopen de tranen over je wangen. Muziek is emotie en gevoel zonder de remmende censuur van het verstand. Het is altijd al een deel van onszelf geweest. Veel mensen verraden zich bijna automatisch: met de voet meetikken bij een aanstekelijk hitje. Sommigen vinden van zichzelf dat ze geen ritmegevoel hebben of geen toon kunnen houden, en concluderen dan dat ze niet muzikaal zijn, maar dat is een begrijpelijk maar hardnekkig misverstand. Iedereen heeft een talent voor muziek. Dat talent laat zich niet alleen zien in het virtuoze van het muziek maken, maar ook in het beluisteren en waarderen van muziek. Muziek is een van de meest opmerkelijke facetten van het mens-zijn. Elke bevolking, stam of cultuur ter wereld kent (een vorm van) muziek. Muziek lijkt wel een sleutel te zijn tussen de 'fysieke' en de 'spirituele' wereld. Muziek kan je emoties veranderen, bepaalde ervaringen of gebeurtenissen terughalen en je prestaties beïnvloeden. Vrij regelmatig kun je zelfs aan de hand van iemands muzieksmaak al een vrij kloppend beeld schetsen van wat voor iemand het is... zelfs als hij met een kanjer van een muzikale oorworm zit!

    Een oorworm vormt maar een nevenprobleem, is bijkomstig en de moeite niet om lang bij stil te blijven staan. En de laatste redplank is soms de Zoo…

    Marcel Huysmans

      

    26-08-2019, 15:39 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN ZESDE ZINTUIG

    EEN ZESDE ZINTUIG

     

    Statistiek is een van de vakken waarvan ik vroeger intens kon genieten. Voor sommigen was het een aangename hindernis waar je toen voorbij moest maar voor anderen een onoverklauterbare muur. Later doken de praktijkvoorbeelden in diverse quizzen op als snelle kwelduivels met eindeloze variaties op de vragen met x aantal rode ballen en y aantal witte ballen. Het rijtje bespiegelingen werd constant afgesloten met de zin: wat is de kans dat twee ballenpakkers A en B in elk 4 beurten, zonder teruglegging van de getrokken ballen 4 witte (A) en 4 rode ballen getrokken hebben… Met het nodige gezond verstand en vooral met het nodige geduld kun je dergelijke puzzel oplossen omdat het gewoon een manipuleren is van de nodige eenvoudige regeltjes die redelijk snel tot een wondere oplossing leiden. Er is maar één oplossing mogelijk en wanneer die zich dan nog manifesteert in de vorm van 1 kans op 672 dan lijkt dit een wonder van de veertiende macht. En toch is het eigenlijk simpel!

     

    Ben je zeker dat je ze nog alle vijf hebt?… Bij deze uitspraak kun je nog denken aan de vijf vijzen die je nog altijd op de juiste plaats dacht of tenminste nog bezit, of anders aan de 5 zintuigen waar we zomaar van voorzien zijn en die in meer of mindere mate meer verfijnd of rudimentair bij elk van de kinderen van de schepping werden achtergelaten. Zien, horen, proeven, ruiken en voelen zijn de werkwoorden die Aristoteles rubriceerde om de sensoractiviteiten van het oog, het oor, de smaakpapillen, de neus en de tast weer te geven. Je wordt iets gewaar en je interpreteert de signalen van dat bewust zintuig in de grijze mengelmoes van je brein. Je kunt je zintuigen ontwikkelen en als het ware een ‘specialist’ worden in een van deze ‘gewaarwordingen’. Als alle bereikbare grenzen van alle ‘zinnen’ niet meer volstaan, hebben we mogelijk nog een zesde zintuig, hoewel dat zesde zintuig voor iedereen niet hetzelfde is. Intuïtie en telepathie seinen ‘gevoelens’ of ‘energieën’ van diverse pluimage door. Het moederinstinct is er een voorbeeld van. Je kunt het onmogelijk vorm geven; je kunt niet uitleggen waar het vandaan komt, je kunt er geen diploma in halen, maar van één ding ben je wel zeker: het moederinstinct is er! Je hebt er geen taal voor nodig, want je zendt geen woorden door, wel de gevoelens die ermee gepaard gaan: en die zeggen meer dan honderdduizend woorden samen.

     

    Mijn zoon kocht ooit een maandagsportkrant in een krantenwinkel, bladerde op een bank door die krant en dwaalde even over de horoscoop, een rubriek waaraan ik zelf een hoog ‘kwatchgehalte’ toedicht. Hij las op die frisse meimorgen de aansporing dat het die dag ‘zijn geluksdag’ zou zijn, vooral financieel. Hij keerde terug op zijn stappen, kocht één kraslot en kwam buiten met zomaar 250 euro. Eigenlijk waren het Belgische Franken, maar ik heb hier de moderne transitie meteen gemaakt. Echt gebeurd! Als bij ons in de familie iemand een lotje mag kiezen, wordt heel dikwijls met een dikke wijsvinger naar dezelfde gewezen omdat geld blijkbaar vaak bij dezelfde wil zijn. Zo’n afwijking heb ik zelf niet.

     

    Het gebeurde 36 jaar geleden. Toen mijn vader zaliger zijn laatste dag ‘thuis’ was, viel de klok in de living stil. Voor hem heb ik nog altijd een grenzeloze bewondering en ik noem hem nog altijd mijn grootste technoloog van de twintigste eeuw. Die avond stelde hij de klok opnieuw in op 22.40 u. Daarna vertrok hij voor het laatst, op eigen kracht, naar zijn bed, zijn laatste rustplaats thuis, waar hij onverwacht geveld werd door een longembolie. Toen ik overhaastig thuis kwam, was hij in alle drukte al opgehaald door een ziekenwagen, waarvan mijn moeder zich enkel nog de loeiende sirenes en de twee verplegers herinnerde. Ze waren zich duidelijk bewust dat het ging om het leven van een ‘levende ‘ mens. Maar de klok stond stil en is niet meer vertrokken. Het was en het bleef 22.40 u. Ik heb ze ook nooit meer ‘in gang’ gekregen. Klokken repareren was wèl een erfelijke afwijking van me. Veertien bange dagen later kwam de verpleegster in het UZA zeggen dat we best naar huis konden gaan. Door een onzeglijk gevoel zijn moeder en ik toch blijven zitten en die avond vóór Moederdag is vader gestorven. Om 22.40 uur! Dit kon geen toeval meer zijn: noch het tijdstip, noch de goddelijke ingeving van boven… Daar stel ik me nog altijd vragen over.

     

    Doodgaan en anderen onrustig maken is er ook nog een voorbeeld van. In rusthuizen ervaar je dikwijls een opvallend verschijnsel. Wanneer iemand doodgaat, gebeurt het soms dat de andere mensen in de buurt van de stervende ook onrustiger worden naarmate de dood van hun buur nabij komt. Die onrust verdwijnt wel na een paar dagen en toont aan dat woordeloos angsten, emoties en gewaarwordingen kunnen worden doorgegeven, niet gehinderd door muren, vloeren of soorten materie. Dan kun je spreken van buitenzinnelijke waarnemingen die te maken hebben met intuïtie, met de indruk hebben dat, met plots iets weten of een ingeving krijgen, of met een beklemmend gevoel.

     

    Niet alles moet gezegd worden. Ik heb een goede vriend, collega, naam- en dorpsgenoot die ook naar het Antwerpse is uitgeweken en zelfs jarenlang dezelfde vakken heeft gegeven binnen dezelfde school. Wij werden dikwijls voor een vergadering uitgenodigd die voor de andere bedoeld was; wij hebben op die ‘verkeerde’ vergadering soms beslissingen genomen voor de andere omdat we wisten hoe de andere zou gereageerd hebben…Zelfs op restaurant – in eten én drank én dessert – hebben we meestal dezelfde keuze en wij hebben ontelbare keren aan de telefoon gezegd: ‘ik wilde je juist opbellen…’ Dit is energieoverdracht, telepathie en intuïtie die je niet voor mogelijkheid houdt, maar die helemaal niet verzonnen is. Als je zelf begint na te denken, zul je zeker ook van die ontoevallige toevalligheden kunnen bovenhalen. Dat zesde zintuig is zonder meer een van de grootste raadsels voor de mens. Voor sommigen bestaat het echt, anderen vinden het vooral verbeelding. Maar het geeft altijd stof tot nadenken.

    Marcel Huysmans

    17-08-2019, 22:16 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.POSTKAARTJES EN GROETJES UIT VERRE LANDEN

    POSTKAARTJES EN GROETJES UIT VERRE LANDEN…

     

    Droom je er nog van? Van overal kwamen ‘ze’ via de brievenbus binnengedwarreld: in alle maten, met onder- en opgaande zonnen, met felle golven van bruisende of stille zeeën, zorgvuldig volgeschreven en met onderaan altijd enkele namen om te vertellen hoe heerlijk zonnig en nat het water en de luchten waren, gewoon om de thuisblijvers jaloers te maken. Je hebt het natuurlijk wel door dat het over ‘ansichtkaarten’ – dat staat ook een beetje internationaler – gaat. De mens maakt reizen om zich te verbazen hoe hoog de bergen wel zijn, hoe geweldig en wit de golven van de zee klotsen en hoe lang de onnavolgbare kronkels van de rivieren zijn. Hij wil verstomd staan door de uitgestrektheid van de oceanen en de eeuwige kringloop van de sterren. Ondertussen gaat hij dikwijls aan zichzelf zonder verbazing voorbij. Mijn eerste zin van deze schrijvelarij begon wel met ‘kwamen’, de verleden tijd van wat nu niet meer komt of toch veel minder. Het aantal vakantiekaartjes is schrikbarend afgenomen. Is het de crisis, is het de prijs van de postzegels? Is de digitale spreek- en schrijfwereldje de oorzaak, of is de mens gewoon veranderd? Wie zal het zeggen? Eén ding staat vast: het is zo! Tel maar eens na. Spijtig toch, hé!...

     

    Wie verre reizen maakt kan veel vertellen… Er zijn meer vakantiebestemmingen dan vakantiedagen en dus bestonden er toen ontelbare vakantiekaarten met allemaal bezienswaardigheden, dingen die je moest gezien hebben omdat anderen ze ook ooit hadden gezien. In de oudheid ging men nooit op ontspanningsreis en als je heel oude geschriften gaat napluizen, zul je ontdekken dat alle grote reizigers profeten, apostelen, zakenlui, kunstenaars of geleerden waren: Paulus, Rubens, Marco Polo, Columbus en vele anderen. Reizen op grote schaal en voor het plezier zijn een creatie uit de vorige eeuw en het gevolg van de groeiende techniek in de transportwereld. Volgens wijlen Godfried Bomans gaan de meeste mensen niet op reis omdat ze daar plezier in hebben, maar wel om achteraf onomstotelijk te kunnen aantonen dat men ergens ter plaatse, in levenden lijve en fotografisch, aantoonbaar is geweest. Hoe meer bewijsstukken je meebracht, des te sterker de indruk die je maakte op degenen die achtergebleven waren. En film is nog overtuigender dan (kleuren)foto’s. Daarom jakkeren zulke reizigers een geweldige uitgestrektheid en grote afstanden na die dikwijls nog bekroond worden met een hoge frequentie van museum- en kerkbezoek.

     

    Allemaal nostalgie! Je kon er op uit trekken met een uitgebalanceerde rugzak voor een meerdaagse tocht overal waar het mooi was: te voet door de Himalaya, het geschiedenisspoor van de Inca’s of de Maya’s verkennen in Zuid-Amerika of het spoor van de Bokkenrijders in Limburg met de B&B-formule volgen. Je kon ook met de fiets de Alpen- en Pyreneeëncols verkennen van oost naar west of jodelend langs de Glossglockner hossen. Of misschien bleef je te voet thuis in de eigen Ardennen. Was ook niet mis. Sommigen wandelden de lange weg naar Santiago de Compostela om zichzelf een beetje tegen te komen vooraleer te arriveren bij Sint Jacob en zijn schelp. Voor anderen betekende vakantie de kleine wereld en de onvergetelijke natuur leren kennen via een kamp back to basics met zelfbereid eten op geblutste kookpotten die aangevuurd werden door een eigengemaakt vuur maar mét respect voor de veiligheid van natuur en de mensen die erin leven. Of misschien was je ooit te vangen voor een leef- en speelbivak in de minder en minder toegankelijke bossen van Vlaanderen of Wallonië? Nog dichter bij huis betekende reizen voor heel wat kinderen met de autobus naar de vakantiespeelpleinen trekken en iedere avond weer in het eigen bed slapen….

     

    Kaartjes sturen én ontvangen gaf iedereen wel een prettig gevoel. Waarom stuur je nu nog aan je (klein)kinderen op bivak of op kamp een kaartje ter ondersteuning: kaartjes van je eigen gemeente krijgen wanneer je zelf elders op vakantie bent is énig, belangrijk, deugddoend en dat kan je niet zo dikwijls beleven! Vakantiekaartjes van je vrienden in de wijde wereld in je brievenbus krijgen maakte de wereld kleiner en bracht de vrienden dichterbij. Of misschien kon je ook wel plezier beleven door van op je vakantiebestemming een zonnig kaartje te sturen naar iemand waarvan je zeker was dat die bijna nooit kaartjes kreeg. Als je vooraf zijn of haar adres noteerde, moest je op reis niet te hard meer nadenken en kon je je zeker niet verschuilen achter het feit dat je het adres niet bij de hand had. Zoiets heette: met voorbedachten rade werken.

     

    Weet je ‘nog? Met een slaapzak om je rug kampvuurliedjes zingen onder de blote hemel vol sterren. Je wist zelfs waar de Grote Beer, Orion en de Jager aan het firmament logeerden. Wat was er gezelliger om, in een klein stationnetje, ’s morgens in de vroegte te vertrekken in één van de zeven wagentjes van een trein en samen naar de kampplaats te treinen op het ritme van de spoorstaven. Wat was er leutiger, romantischer, warmer en eindelozer dan rond een kampvuur – voor zover het nog toegelaten is natuurlijk – een meerdaags samen-leven samengevat te herbeleven door samen gek te doen en ondeugende liedjes te zingen, begeleid door zelfgemaakte instrumenten met schorre stemmen die een schuurpapierenboodschap meegaven? Intens gelukkig zijn met gewone dingen en met leeftijdsgenoten onder mekaar was en is nog altijd onbetaalbaar en blijft je leven lang meegaan. Zingen van Piet Paaltjes en zijn fiets of van Jan Brouwerszoon met zijn bobbel op zijn been bracht schwoeng en was zalig als Drie Japanezen met een contrabas voor de begeleiding zorgden totdat de zon helemaal in de zee was gezakt in alle mogelijke variaties, volgordes en met aangepaste bewegingen. En dan werd het stil en mocht je nog blijven staren in de fascinerende gloed van een smeulend vuur. Weten dat het morgen helaas weer voorbij zou zijn. Maar jong zijn was ook weten dat het allemaal nog wél eens kon gebeuren: je moest het alleen maar willen en zelf de gelegenheid scheppen.

    Profiteer nog van de laatste dagen vakantie en… stuur eens een kaartje!

    Marcel Huysmans

    04-08-2019, 20:58 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TWEE TEENTJES

    DE TWEE TEENTJES

     

    Elk jaar op 20 juli word ik eraan herinnerd via radio, televisie, internet en alle andere media dat het in 2019 50 jaar geleden is dat goudgele Eddy Merckx voor de eerste keer de Tour de France won op de vooravond dat de eerste mens voet zette op de maan. Dan denk ik: is dat al zo lang geleden? Eddy Merckx is 50 jaar ouder geworden. Neil Armstrong verwisselde in 2012 zijn astronautenhelm voor een plaatsje in de eeuwige ruimte. Buzz Aldrin kampte na zijn terugkomst van de maanmissie met Apollo 11 met manische depressies. Vijftien jaar lang was hij alcoholist, maar zocht professionele hulp en genas, trouwde voor de derde keer en is ondertussen 89 jaar oud. In 2007 bekende hij dat hij een facelift had ondergaan. Michael Collins, die even oud is als Aldrin en niet op de maan landde maar rondjes bleef draaien, deed het heel wat rustiger, en vindt dat de Amerikanen het brood van hun kaas laten eten. Dat moet je tegen Donald Trump geen twee keer zeggen. Die beloofde prompt dat het beste, schoonste, veiligste en blufferigste land ter wereld tegen 2024 weer iemand op de maan zal zetten. Het eerste wat hij zou doen is er een muur bouwen tegen indringers en waarschijnlijk betaald door een van de andere wereldmogendheden… Maar dat tweette hij niet meteen.

     

    Voor zover die twee feiten uit de wereldgeschiedenis. Voor het derde heb ik zelf gezorgd. Toevallig vielen al die gebeurtenissen samen. In de maand juli van het gele maanavontuur deed ik als jonge kandidaat-ingenieur een stage bij VEW, de Vereinigte Elektrizitätswerke Westfalen. Ik hielp bij de herstellingen aan het elektriciteitsnet in de lucht en in de grond. Tijdens de weekends zochten mijn maat en ik een beetje ontspanning na de noeste arbeid. In de namiddag van zondag 20 juli wilden we een frisse plons nemen in het zwembad aan het Rote Erde Stadion in Dortmund. Nu is dat de thuishaven van het tweede voetbalelftal van Borussia Dortmund, terwijl de eerste ploeg sinds 1974 in het funkelneue Westfalenstadion speelt. Het water was nat en verfriste en daarna wilden we nog een wandelingetje maken in het park. Het was heerlijk en op blote voeten kuierden we rond terwijl Eddy Merckx ondertussen zijn gele trui voor het eerst in Parijs op de Champs-Elysées over de meet reed. Op een wei in dat park in Dortmund trapte een tiener met zijn opa balletjes…

     

    Ineens rolde de ‘verloren’ bal naar mij. Omdat vriendelijk zijn voor de mensen toen al hoog in mijn vaandel wapperde, trapte ik de bal terug. Het onding vloog vooruit, tegen een boom en kaatste terug… Omdat ik van mezelf wist dat je in dat geval anders tegen de bal moet trappen, probeerde ik met een effectbal deze keer een draai te geven met de buitenkant van mijn blote rechtervoet. Vermits het toeval op een uitermate klein plekje toeslaat voelde ik de pijn van de fausse queue onmiddellijk. In het Duits betekent dat ‘ein falscher Schwanz’. Dat wist ik toén nog niet. Een klein straaltje bloed liep tussen mijn twee kleinste teentjes naar mijn voetzool en verdween ogenblikkelijk in het malse gras. Ik pikkelde verder en dacht ongerust: ik denk dat er iets niet juist is… Ik zocht naar een bordje Rotes Kreuz en dat was vlakbij. Een lieve dame bekeek mijn voet, drukte hier en daar, deed er een verband rond en zei: “ik zal een Krankenwagen oproepen. Dat is werk voor de kliniek”. Ik voelde me stoer genoeg om zelf met mijn oude blauwe Opel Olympia 1957 naar het Krankenhaus te rijden. Hopelijk was het allemaal niet te erg.

     

    Met mijn beperkte middelbare Duitse taallessen bereidde ik me voor op de aankomst bij de dokter. Ik wist bij god wel dat een teen ‘ein Zeh’ was, maar het meervoud kende ik helemaal niet. Ik kende wel zehn voor tien, dus was ik zeker dat het geen ‘Zehne’ was. Aan de kliniek werd ik ontvangen als een zwaar geblesseerde, op een brancard gelegd en regelrecht naar de RX gepiloteerd. Er werden foto’s genomen en dan was het spannend wachten. De dokter kwam de kamer binnen en zei: “zwei Zehe kaputt”. Meteen was het taalprobleem opgelost. Omdat zo’n kleine teentjes niet in het gips kunnen worden, werden ze zorgvuldig bij elkaar geïmmobiliseerd om te kunnen genezen. De boodschap daarna luidde: niet meer werken en de tenen afschermen. Daar zat ik dan: niksen op 250 km van thuis en mijn stage naar de maan.… Figuurlijk dan. Beteuterd droop ik af naar mijn logement en werd enigszins opgefleurd door de esbattementen van gele Eddy.

     

    Het werd een lange avond en er stond nog een tweede item op het programma: de landing op de maan. Tussendoor kon ik plannen maken om de rest van mijn stage zinvol in te vullen. Om 20.17 u. drongen de schotelvormige uiteinden van de landingspoten in de maanbodem. Om 02.56 u. én op de Belgische nationale feestdag maakte Armstrong zijn eerste stap op de maan en deed zijn beroemde uitspraak. 456 miljoen mensen maakten het mee. Met een grote ‘oef’ en een knagende pijn zocht ik mijn matras op.

    ’s Anderendaags tapete ik mijn voet en tenen goed in en schoof ze voorzichtig in mijn hoge werkschoenen met stalen veiligheidstip. Met mijn gedachten bij de exploten van Eddy Merckx en die mannen op de maan heb ik daarna mijn stage gewoon afgewerkt… Een mens moet af en toe hard zijn voor zichzelf!

     

    50 jaar later voel ik nog altijd de gevolgen van die domme sportieve breuk. Elk jaar heb ik twee maanden last van een eksteroog tussen die twee kleinste teentjes. Die staan niet helemaal zoals ze zouden moeten functioneren en door de ontstane druk ontwikkelt zich telkens een kanjer van een likdoorn. Alle methodes heb ik al geprobeerd. Wegsnijden, laten wegbranden, inpakken met stukjes groene preiblad, bevriezen of een zorgzame pedicure zorgen er ieder jaar voor dat ik steeksgewijs moet terugdenken aan Merckx, aan de eerste maangangers en aan de mistrap in Dortmund. Allemaal op diezelfde dag in 1969.

    Ondertussen is mijn Duits wel beter geworden. Nog een geluk!

    Marcel Huysmans

    29-07-2019, 18:25 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET LIED VAN DE BRAVE ZOON

    HET LIED VAN DE BRAVE ZOON

     

    Op 21 juli is het nationale feestdag. Voor de meeste Belgen is het alleen nog maar een extra dagje vrij waarbij de meesten niet weten wat er gevierd wordt. Als lid van een volk van feestvierende Bourgondiërs feesten we praktisch elke dag, behalve juist dan. Meestal vieren de dappersten aller Galliërs hun feestdag op stille wijze. Voor de onwetenden of voor diegenen die het absoluut willen weten: op 21 juli vieren we de eedaflegging van onze eerste koning Leopold I in 1831. Nu hebben we nog een koning, maar zonder kroon en met een paleis zonder troon: echt niets om fier over te zijn! Wie ons nationaal volkslied uit volle borst ooit heeft meegezongen, behoort tot een zeldzaam Belgisch ras. O, ja, de meesten kennen nog wel “o, dierbaar België”, maar dan schakelen ze meteen naar een spottekst over een ezel die fameuze moeilijkheden heeft met zijn stoelgang. Hoewel de Rode Duivels daar voor enige verandering hebben gezorgd. Toen ik een tiental jaar geleden uitgenodigd werd op een etentje van een vaderlandslievende vereniging, schrok ik me bijna een tricolore hoedje toen de voorzitter “leve de Koning, vive le Roi!” riep en meteen alle aanwezigen moreel verplichtte om de nationale hymne mee te zingen. Dàt heb ik daarna niet meer beleefd…

     

    De Rode Duivels, het Atomium en Sabena met de veertien oranje bolletjes en het koningshuis zijn bijna nog de enige echte Belgische symbolen. Helaas, de vaderlandse symboliek – compleet met leeuw en klauwen - lijdt aan sclerose. De Rode Duivels hebben zelfs een Spanjaard nodig om niet alleen met de mond maar ook met de voeten te scoren. Sabena trekt in de toekomst samen met Lufthansa-Duitsers op pad en het koningshuis mag enkel van stal voor onschuldige bezoekjes en voor vaderlandse ‘hoogdagen’ zoals 21 juli en het koningsfeest op 15 november. Ook dat weet ondertussen geen kat meer, laat staan een leeuw. De enige Belgische vlag die ik nog in huis heb, ligt grijpensklaar maar die dient enkel als de Rode Duivels of Nafi Thiam eremetaal verzamelen of als één van onze tennissers wereldschokkende back-hands produceert. Denk zelf maar eens na waar je nog ergens een driekleur hebt verborgen; haal ze maar boven en schraap je keel voor de Brabançonne en zijn verleden.

     

    Horum fortissimi sunt Belgae (van hen zijn de Belgen de dappersten). Dat zei Julius Caesar 2.000 jaar geleden voor het eerst in zijn werk over de Gallische oorlog. Toen was er van een volkslied nog geen sprake. In 1830 kwamen de Belgen in opstand tegen Willem van Oranje. Een groepje studenten verzamelde zich na de gevechten in café “L’ Aigle d’Or” in de Brusselse Greepstraat (rue de la Fourche). Louis-Alexandre Dechet (Jenneval), een acteur van de Munt, zong daar voor het eerst zijn revolutionaire tekst na de ‘Stomme van Portici’, wel geprepareerd door een overvloed aan bier en gejend door de aanwezigen. Jenneval nam later dienst in het leger van de revolutionairen en sneuvelde op 18 oktober 1830 in gevechten bij Lier. In de loop van zijn leven paste hij, onder druk van de politieke evolutie, zijn tekst aan en maakte zo drie versies. Daaróm weten wij nu niet meer welke versie we moeten zingen!

    Later werd er een Nederlandstalige en Duitstalige versie geschreven. Eerst in 1938 werd de Nederlandstalige officieel goedgekeurd. Een rondschrijven van de minister van Binnenlandse Zaken in 1926 vertelde dat enkel de vierde strofe als de officiële versie zou worden beschouwd. Nu is de tekst van de eerste strofe ons volkslied. Dat betekent dus vooruitgang maar omgekeerd.

     

    Over het Brusselse Surlet de Chokierplein (genoemd naar de baron die als voorlopig regent in 1831 het eerste Belgische staatshoofd werd) staat een standbeeld van een vrouw, met Belgische vlag. Ze ‘verzinnebeeldt’ de provincie Brabant. Op haar sokkel vind je in de drie officiële landstalen de eerste drie alinea’s van de Brabançonne terug. Van één ding zijn we zeker: de Brabançonne haalt vaker het nieuws dan dat hij in Vlaanderen gezongen wordt. Ook het huwelijk tussen nationale hymne en rode duivels is broos, stormachtig, wisselvallig, maar er zit verbetering in. Alle ogen zijn gefocust op welke duivels - deels – volledig – in welke taal - meezingen of opgelegd wouwelen. Maar de zangers zin in de meerderheid. Toen de nationale voetbalploeg op 6 september 2008 tegen Estland aantrad, werd voor het eerste een tragere versie van de Brave Zoon gespeeld. Nationale trots wijlen Toots Thielemans bewerkte hem en begeleidde op de mondharmonica. Maar pers en publiek kregen er een wrange nasmaak van en daarom besloot Toots een snellere versie te spelen. Toen kon niemand nog meezingen. Ook deze versie kon niet door de spreekwoordelijke beugel en nu kiest men nog enkel voor de traditionele uitvoering met véél meer emotie!

     

    De Belgische vlag telt drie verticale strepen in zwart, geel en rood. Ze verwijzen naar het wapenschild van het vroegere hertogdom Brabant: een leeuw van goud (geel), op achtergrond van sabel (zwart), geklauwd en getongd van keel (rood). Maar de leeuw staat nog enkel op het wapenschild. En nooit meer vergeten: zwart aan de stok, geel ernaast en rood als laatste! Dan mag je nu als goede Belg perfect zwaaien en onze nationale leus scanderen: “Eendracht maakt macht”. Dat dachten we vroeger. Nu denkt men dikwijls anders. Behalve voor het koningshuis en een hele sliert hovaardigheidsbekleders, is de nationale feestdag – met défilé, straaljagers, helikopters en bereden zwaantjes – in principe een vrije dag. De klassieke TD’s (Te Deums en niet Thé Dansants…) waren een relikwie waaraan sommigen zich graag vasthielden en dat zal zo nog wel een tijdje blijven. De ‘gestelde lichamen’ betuigen dan hun trouw aan de koning. Ze doen mij altijd denken aan Gunther von Hagens en zijn minutieus uit elkaar gehaalde lijken van Körperwelten. Het gaat niet om een ‘lijf’, maar wel over ‘mensen die bij wet zijn aangesteld’.
    Van één ding zijn we zeker: op 21 juli hebben 11.431.406 inwoners van België een vrije dag.  Van koning Filip verwachten we zeker een toespraak. Het is nu eenmaal zijn feestje…

    Marcel Huysmans

    19-07-2019, 20:03 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    09-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PETANQUE OF TOCH LIEVER JEU DE BOULES?

    PETANQUE OF TOCH LIEVER JEU DE BOULES?

     

    Wie sport zegt, denkt aan gespierde lijven, harde wedstrijden, slopende competities, bekers met grote oren en eeuwigdurend blinkende medailles. Maar die zijn meestal voor jongeren. Het aantal petanqueterreinen neemt elk jaar toe, samen met het aantal enthousiastelingen van de glimmende of kunststofballen. In het kader van de emancipatie is het zelfs een vrouwensport geworden. En zeg eens eerlijk: wat is er héérlijker dan op een terrein – echt of geïmproviseerd - en met een aantal vrienden en lotgenoten louter voor de fun, op zeer onregelmatige basis en met alleen een pintje als inzet, een balletje te gooien? Nog beter wordt het als je zelf wegdroomt naar een idyllisch pleintje in de Provence met een lommerrijke plataan, een frisse pastis op het tafeltje naast een rustieke bank en het getik van de metalen ballen op de baan. Dat is pas een voorbode van de vakantie waarvan je zelfs thuis van kunt genieten: alleen al het gedacht!

     

    In het grafmonument van een Egyptisch mummiekind werden ooit zowel ballen als een mikballetje gevonden. Grieken en Romeinen waren naar het schijnt verwoede petanquespelers. Het spel kwam bij ons opnieuw te voorschijn in de 13de eeuw. In Engeland en Vlaanderen werd het razend populair zodat Karel V het onder zijn soldaten probeerde te verbieden. Al vlug zag hij het dwaze en nutteloze van zijn beslissing in. Het huidige petanquespel ontstond in het begin van vorige eeuw. Jules Le Noir woonde in het Zuidfranse dorp La Ciotat en leed aan reuma. Omdat hij door zijn ziekte niet meer bij zijn vrienden kon zijn bij het ‘jeu de boules’, bedacht hij een nieuwe variant: het gooien vanuit een vaste vertrekplaats met de voeten bij elkaar. Hij demonstreerde de idee vanuit zijn stoel en noemde die variant ‘pieds-tanques’ (met de voeten samen). Sindsdien zijn de regels niet meer veranderd. De spelers wel.

     

    Romeinen en Grieken speelden vroeger stoer en onverzettelijk met metalen kanonskogels. Bij ons werd eerst met houten ballen gespeeld. In 1911 werden de eerste metalen boules gedraaid. Daarvoor zorgde Jean Blanc die zelf een legendarische petanquespeler was. In het Zuiden van Frankrijk is jeu de boules tot op heden de derde sport. Eigenlijk is ‘jeu de boules’ de officiële naam, maar het is ook een verzamelnaam voor een aantal verwante sporten, waarvan petanque de belangrijkste variant is.

     

    Petanquen (ik petanque, ik petanquete, wij hebben gepetanquet) was bij ons vroeger weinig gekend. Misschien had het eerst weinig succes omdat het Frans was, ofwel dachten we te veel dat het gereserveerd was voor ‘senioren’. Petanque is in elk geval ideaal voor recreatieve beoefening, juist omdat het niét aan leeftijd gebonden is. Denk maar even aan de plage of op de campings waar jong en oud hun kunsten kunnen laten zien. Je kunt het op veel verschillende terreinen spelen en het materiaal is helemaal niet duur in aanschaf. Maar het kan ook een serieuze wedstrijdsport worden, waarbij vaardigheid, tactiek, concentratie en teamgeest centraal staan. Omdat zo’n partij soms lang duurt, speelt ook de lichamelijke conditie een belangrijke rol. Regelmatig een slokje al dan niet alcoholische drank kan daarbij helpen.

     

     

    De spelregels zijn poepsimpel. Discussies achteraf zijn hevig, van lange duur en opzwepend. Het rode butje of cochonnet (varkentje) wordt tussen de 6 en 10 meter weggeworpen. De metalen ballen moet je zo dicht mogelijk bij dat klein houten balletje (de but) werpen of rollen. Wie het dichtst ligt, wint een punt, ook al komt het soms op één millimeter aan. Wie het eerst 13 punten haalt, is de winnaar. Hoe je gooit – gekunsteld of onhandig, geborsteld of bruutweg – is niet belangrijk en alles mag, zolang je maar met je twee benen achter de lijn blijft staan met pieds-tanques! Het puntensysteem, de juiste spelregels en de spelsfeer kan je best leren en opsnuiven door zelf mee te doen met ‘vakspecialisten’ want zo leer je vlugger. Heel vlug zal je ervaren dat jeu de boules een ideale kans is om vrienden te ontmoeten en samen bezig te zijn. Een Olympische sport is het tot nu toe nog niet, maar wat niet is, kan nog komen.

    Het ergste wat je kunt meemaken is verliezen met 0-13, want dan moet je de billen van Fanny kussen! Fanny was in WO I serveerster in een café in het noorden van Frankrijk. Zij liet zich uit compassie omhelzen door verliezers die geen enkel punt behaalden. Deze omhelzing was een schrale troost maar tegelijk een schadevergoeding die kon tellen! Op een dag kwam de burgemeester bij Fanny om te worden getroost. Ze klom op een stoel, trok haar rokken omhoog en hield hem haar andere wangen voor… De burgemeester was meer gewoon, gaf geen krimp en deelde haar zonder blikken of blozen twee dikke klapzoenen uit. Zo werd Fanny een idool uit de Franse historie.De meeste voldoening proeft men wanneer dit het geval is bij een geoefende en in hoog aanzien staande speler.  'Il a fait Fanny' wordt er dan geroepen. Als het spel gespeeld wordt in een plaatselijk café of in een al wat oudere boulesclub, rinkelt op dat moment ergens een bel. In eerste instantie denk je dan dat de verliezer aan een tournée generale toe is. Maar wie schetst je verbazing wanneer één van de spelers naar een schilderij of plaquette wijst waarop een wulpse dame is afgebeeld die twee gave bolle billen toont. Zo was dat het begin van een lange traditie. Sindsdien, omdat de spelers niet altijd een lieve Fanny bij de hand, of liever gezegd aan de lippen hebben, bezitten veel verenigingen een namaak-Fanny die ze op een ereplaatsje hebben staan en waar de winnaars hun slachtoffers mee naar toe nemen. Ze verplichten de onfortuinlijken dan om met een kniebuiging een kus te geven op de billen van Fanny. Ondertussen wordt hij dan wel omringd door de overwinnaars. Zo wordt de nederlaag toch nog een beetje zoeter en zachter.

    Meestal wordt daarna een glaasje gedronken, omdat de gehele ambiance daar nu eenmaal om vraagt en daarna wordt er heel wat afgelachen. Het mag toch ook plezant zijn!

    Marcel Huysmans

    09-07-2019, 21:09 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    29-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LEVE DE BARBECUE ... EN SINT-LAURENTIUS

    LEVE DE BARBECUE ... EN SINT-LAURENTIUS

    Gisterenavond hebben we het heilige vuur nog eens laten branden en we hebben de bovenliggende producten ervan kunnen bewonderen, koesteren en smaken. Mooi weer, vakantie, terrasjes en lekkere warme hapjes op het witkolkende houtskoolvuur: allemaal dingen die laten dromen van twee maanden zomerse zomer. De weerkwaliteit van de vakantie is meestal rechtevenredig met het aantal barbecues dat we in juli-augustus kunnen meemaken en bij nazicht in mijn agenda duidt die barbecueteller tot nu toe heel weinig aan. De barbecueschort, de inox tangen en grijpijzers, de sluitbare grillroosters, de kruiden en niet te vergeten het kleine waterspuitbusje voor de veiligheid hebben zich niet al te veel moeten inspannen. Met nog enkele dagen voor de boeg kunnen we officieel zeggen: we hopen dat we het beste van de zomer nu gaat komen. Misschien mogen we zelfs stiekem van een nazomertje dromen…

     

    In de derde eeuw na Christus erkenden de Romeinen het christelijk geloof nog niet. Keizer Valerianus vaardigde een bul uit waarop stond te lezen: ‘de geestelijken die geen afstand willen doen van hun overtuiging, zullen onthoofd worden’. Aartsbisschop Laurentius van Rome en vertrouwensman van paus Sixtus V ontsnapte niet aan deze fameuze heksenjacht. Hij werd opgepakt en berecht in de tempel van Antonius en Faustina op het beroemde Forum Romanum. Hij stierf de vuurdood en bovendien werd hij op 9 augustus 258 nog eens onthoofd: opgeruimd staat netjes en verhoogt de zekerheid.  Dat hoofd bevindt zich nu nog in de San Lorenzokerk in Florence. In de witte patersabdij van Averbode hangt een schilderij met daarop Sint Laurentius, zowaar de beschermheilige van de barbecue. Hij staat daar afgeborsteld naast een wulpse engel met een braadrooster in zijn mollige polletjes. Laurentius werd boven het vuur gemarteld omwille van zijn geloof. Volgens de overlevering riep hij halverwege het proces: ’draai me maar eens om, dan ben ik aan de andere kant ook mooi gegrild!’. En sindsdien is hij officieel de patroonheilige van alle barbecues.

    Een barbecue (afgekort BBQ) dient om vlees en andere voedingsproducten te roosteren. Wij noemen het ‘barbecuen’ maar Zuid-Afrikanen spreken van ‘braaien’ of ‘de braai’, wat duidelijk aan ‘braden’ doet denken en bovendien Nederlandser klinkt. Andere culinaire specialisten spreken dan weer van ‘barbeknoeien’, omdat sommigen er niet in slagen om zwartgeblakerde vleeslapjes, visjes of worstjes op hun roosters te vermijden. Barbecuen is feitelijk een sociaal gebeuren geworden. Dikwijls nodigt men gasten uit. De combinatie van buiten eten, zomers weer en bewegingsvrijheid bij dat eten zorgt ervoor dat met een héérlijk glaasje wijn of met een pintje bier de tongen loskomen en straffe verhalen opborrelen of vertrouwelijke gesprekken stilletjes het leven zien.

     

    Bij de oudste vleesbereiding liet men vlees boven een open vuur roosteren om het langer houdbaar te maken. Hoe barbecuen echt ontstond is even moeilijk uit te leggen als proberen een stuk vlees te identificeren na het té vergevorderde grillen door een beginneling. De Fransen zeggen dat bij hen de barbecue geboren werd door het proces van ‘barbe-a-quene’, wat betekent van de baard tot de staart. Zij overgoten hun gebraden vlees overdadig met een buitensporige saus. Soms verbindt men ‘boekanier’ met ‘barbecuer’. Boucaniers (Fr) waren eilandbewoners van Hispaniola en Tortuga die op wilde runderen en zwijnen jaagden. Ze bereidden het vlees op een frame wat in het Frans een ‘boucan’ is, een rooster en vandaar… Later maakten ze het nog ruiger door het te verbinden met de ‘boekaniers’ die regelrechte zeerovers waren. Anderen zeggen dat de Caribbean Arawak Indianen het barbecuen leerden aan Spaanse zeelui. Zij plaatsten vlees aan houten pennen boven een kampvuur en noemden het Barbacoa, wat ook de naam van die houten pennen was. Maar de échte verklaring is toegeschreven aan Peter Guanikeyu Torres van de Taino Indianen die spraken van de Ba van baba (vader), Ra van Yara (plaats), Bi van Bibi (begin) en Cu van Guacu (het heilige vuur) ofwel ‘vader van het begin van het heilige vuur’. Barabicoa werd dan ’de stookplaats die op vier poten staat met veel houten stokken boven de plaats waarop het vlees wordt bereid, kortweg ‘de heilige vuurplaats’. Van daar komt misschien ook de misvatting dat barbecuen rituele vleesverbranding is.

     

    De grotschilderingen van Lascaux (15.000 jaar geleden) werden gemaakt met als penseel de afgekloven botten van een bijzonder geslaagde barbecue en als pigment de houtskool en het vet van net opgegeten runderen en herten. De tekeningen gaven bovendien een duidelijk beeld van welke dieren destijds geschikt waren voor de barbecue. In de Ilias (boek 9) besloot Homeros om 12.000 jaar v.C. met zijn goede vrienden Odysseus en Ajax een barbecue te houden op het strand van Troje. Achilles voelde zich de volgende dag zo lekker dat hij de Trojaanse held en helmboswuivende Hector aan stukken hakte, het lijk achter zijn karretje bond en er een paar rondjes mee rond de stad toerde. In 64 n.C. demonstreerde keizer Nero in het oude Rome wat een overdaad aan spiritus of alcohol bij het aanmaken van de barbecue vermocht waarbij ongeveer 2/3 van de stad opstookte. En in de 13de eeuw n.C. roosterde de Spaanse Inquisitie mensen met een andere geloofsovertuiging in plaats van een lekkere barbecue in te richten in een achtertuin met een glaasje Rioja. Die laat zich door zijn uitgesproken, volle en lichtzoete smaak met fruitige afdronk lekker wegdrinken bij de moderne barbecue.

    Terwijl er vroeger heuse scoutstechnieken om de hoek kwamen kijken om een barbecue aan te maken, gebruikt men tegenwoordig al dan niet milieuvriendelijke witte of bruine aanmaakblokjes. Sommigen proberen zelfs – misschien om keizer Nero eer aan te doen – om met spiritus of brandgel de houtskool aan te steken met een bezoek aan de spoedopname als onvoorzien gevolg. Door een gasbarbecue te gebruiken primeert de braadsnelheid boven de klassieke romantiek en de elektrische barbecue is binnen enkele minuten opgewarmd. Het is wel de gemakkelijkste roosterwijze om geen verkoolde stukken te moeten serveren. En… dan is bij dat model van barbecue – na het eten – ook even snel afgekoeld als de teleurgang van het hoogfeest van de warme hemelse romantiek. Probeer maar te genieten: je hebt nog een hele vakantie om het braaivuur aan te steken!

    Marcel Huysmans

     

    29-06-2019, 16:18 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE HELD VAN DE VAKANTIE

    DE HELD VAN DE VAKANTIE

     

    Er was eens een klein jongetje dat al zo oud was dat hij heel intens van zijn eerste vier maanden peuterschool had genoten. Maar toen de vakantie - de eerste echte grote schoolvakantie uit zijn leven - al een beetje dichterbij kwam, was hij een beetje bedroefd. Alle dagen vertrok hij bijna fluitend naar ‘zijn school’. Fluitend was een beetje overdreven, want eigenlijk was dat een kunst uit de grote mensentaal die hij op dat moment nog niet onder de knie had, maar die wel aangeeft hoe graag hij elke morgen met de auto of met de fiets naar school trok om er zich enthousiast op de groene beertjes die op de speelplaats geschilderd waren present te melden. Hij was duidelijk klaar voor het grote klaswerk. Het schoolleven was mooi, zijn klasje was leuk en op de speelplaats leerde hij vele nieuwe vriendjes kennen. Hij leerde er schilderen met zijn kleine vingertjes, iets wat hij thuis nog nooit gedaan en gemogen had. Hij vertelde uitgebreid over zijn eerste turnlessen met een echte turnjuf waarbij ze mochten lopen, leren springen als kikkers en rollebollen over de vloer van de turnzaal. Maar op een dag vertelde hij dat er een vriendje jarig was en dat die een kroon had gekregen van meester Jan. Volgens zijn directe en betrouwbare informatie kon die alles, wist alles en kon heel goed vertellen en liedjes zingen. En hij vroeg aan mama, aan opa en oma en aan zijn tantes en nonkels wanneer het zijn beurt zou zijn om te verjaren. Zijn opa die eerder een realist dan een dromer was, vertelde hem dat hij spijtig genoeg op 31 augustus jarig was en dat die datum qua verjaren niet zo ideaal was met het oog op kronen en verjaardagsfeestjes in de school. Toen was hij een beetje bedroefd. Jarig zijn, juist één dag voor de school opnieuw begint na een lange grote vakantie, is immers zowat de slechtste dag die je trouwens niet mag kiezen om jarig te zijn. Dan is het eerder uitkijken naar nieuwe vrienden in de volgende kleuterklas dan naar feesten met de vriendjes uit de kleinere jaren. Kleuters zijn trouwens tóch groter dan peuters…

     

    Toen hij thuis kwam bij zijn mama, bevestigde die meteen de tegenvaller die opa hem ‘geboodschapt’ had. Ze vertelde er dadelijk bij dat ze dan thuis wel iets extra's zouden doen. Hij vertelde aan iedereen dat hij géén kroon zou krijgen van meester Jan, dat hij géén feestje zou krijgen in de klas en het ergste was nog dat hij dan ook niet ‘op de stoel van meester Jan’ zou mogen plaatsnemen voor het feest dat hij nooit zou krijgen. Het was een eremoment dat hem leek te ontsnappen. Op die stoel van meester Jan mogen zitten, was in zijn binnenste zowat het hoogst mogelijk bereikbare in zijn peutercarrière. Maar kleine hummeltjes vergeten gauw, zeker als er zich nog belangrijke gebeurtenissen in hun eerste schooljaar aankondigen. Zo'n gebeurtenis was de jaarlijkse schoolreis: met een echte autobus naar een grote speeltuin en met alle 150 kleutertjes van de hele school. De bestemming was leuk. Reizen met een autobus zoals de grote mensen doen was ook heel plezant en wat ze meemaakten was zo vermoeiend dat hij van contentement op de terugweg voldaan in slaap viel op de bus. Hij werd eerst wakker toen die weer aan de school stopte…

     

    Een paar dagen later presenteerde hij een brief van meester Jan aan zijn mama. Daarop stond te lezen dat alle vriendjes uit de eerste klas, die in de grote vakantie jarig waren, de woensdag daarop vijf curryworsten mochten meebrengen. Die dag zou het ‘frietjesdag’ zijn en op die manier zou iedereen mogen meegenieten van het ‘geschenk’ van de vakantieverjaarders. Fier als een gieter vertrok hij die morgen met zijn tractatietrofee naar school voor het aangekondigde feest. Toen zijn opa hem die middag afhaalde in de peutergang van meester Jan, kwam het kleine jongetje heel triomfantelijk door de klasdeur. Hij was opgetoeterd met een rood-blauw-paarse verjaardagshoed met gekartelde bochtige bovenstukken die hem op slag 30 cm groter maakten. Hij schreed plechtstatig over de speelplaats, zoals alleen koningen en andere gekroonden dat plachten te doen. En hij verklaarde meteen met een smile die bijna zo breed werd als de hele speelplaats dat hij ‘op de stoel van meester Jan’ had mogen zitten. Dat ‘monument van de peuterklas’ had zich wel degelijk gerealiseerd dat hij een drukke halve dag zou beleven, want niet minder dan 7 kronen, 7 troonsbestijgingen, evenveel toejuichingen en 35 curryworsten zouden zijn deel zijn. Toen opa aan dat kleine jongetje vroeg of hij ook frietjes had gegeten, antwoordde hij ‘ja, maar niet veel!’. De kronen en uitgebreide eerbetuigingen hadden het gehaald op de curryworsten en frietjes en dat geeft wél aan hoe tevreden dat kleine jongetje wel was met de onverwachte gebeurtenissen. Curryworsten en frietjes bakken zijn niet zo goed voor het klimaat en misschien niet zo gezond, maar daar heb je op die leeftijd nog helemaal geen last van.

     

    Daarom wil ik nog juist voor de grote vakantie een eresaluut brengen aan al die grote mensen die voor al die kleine mensjes een heel jaar dag voor dag hun best doen om hen een aangename schooltijd te bezorgen. Ze bezorgen hen zoveel keren een ‘kers op de taart’ waar die kleine wereldveroveraars jaren later nog aan zullen terugdenken. Met alle dingen die zij uit hun grote hoed toveren scoren zij wonderwel, maar in die termen rekenen zij niet.

    Voor iedereen die nu vakantie heeft, wensen we een deugddoende vakantie, een stralende zon, leuke mensen onderweg, lekkere frietjes met een curryworst, heerlijke fietstochten of wandelingen en denk eraan: af en toe eens iemand op een verhoogje zetten, doet haar of hem op slag groeien. Zo word je vanzelf groter. We hopen dat je er evenveel deugd aan beleeft zoals dat kleine jongetje aan zijn onverwacht feest.

    Prettige vakantie!

    Marcel Huysmans

    21-06-2019, 10:41 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    09-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BIJGELOOF BIJ DE EXAMENS

    BIJGELOOF BIJ DE EXAMENS

     

    ‘Het’ komt twee keer per jaar terug. Rond Nieuwjaar en een tweede keer begin juni voel ik na zoveel jaar nog altijd de omknelling van het examenspook. Binnen een beperkte tijd wordt een student door een docent of prof op de rooster gelegd. Dat gebeurt vooraleer iedereen tijdens de vakantie van een gemarineerd spiesbrokje op een echte rooster kan genieten. Vroeger betekende examentijd dat heel veel studenten in amuletten, gelukspoppetjes, klavertjesvier en alle doordeweekse heiligen in de hemel begonnen te geloven als onfeilbaar middel om door de examens te geraken. Ook nu bestaat het nog, want als het aan de honderden kaarsen zou liggen, die tijdens de examenperiode in rook opgaan om de goedertierenheid van God en al zijn heiligen af te smeken, dan zou geen student nog gebuisd zijn. Je zou er van opkijken hoeveel moeders en grootmoeders hun nazaten in stilte proberen te bevoordelen door een vlammetje te laten opklimmen ter ere van de patrones van de hopeloze zaken, de heilige Rita. Zelfs nu ervaart men dat nog bij de paters in Kontich dankzij vrome moeders of peperkoeken oma’s. In straffe situaties moet een noveenkaars uitkomst bieden. Ze brandt negen dagen en nachten voor speciale intenties. Soms aarzelen moeders niet om hun hartsvriendinnen te overhalen om het stearine- en paraffinegehalte in het groter wordende ozongat met een klein percentje te laten stijgen. Tot meerdere eer en glorie van wie het misschien in de loop van het jaar niet zo nauw nam met de studies. Vooral in juni groeit het bos met ongelovigen die ineens in bovennatuurlijke krachten en uitingen van overdreven godsdienstigheid geloven.

     

    Het zijn zware tijden voor de Kerk en het geloof in het algemeen. Altijd maar minder mensen vinden zondags kerkbezoek nog belangrijk en jongeren zien het eerder als een overbodig tijdverdrijf. Maar tijdens de examens verandert zo'n student ineens in een bijgelovige fanatiekeling in de hoop om de grote valbijl te ontwijken. Niet onder een ladder lopen, geen zwarte kat kruisen en elke dag met hetzelfde favoriete liedje op de mp3-speler inzetten, zijn er voorbeelden van. De krankzinnigste voorbeelden van bijgeloof en geluksbrengers heb ik zelf meebeleefd. Alles wat examens positief kan beïnvloeden wordt gebruikt: altijd hetzelfde eten voor een examen, geluksarmbandjes dragen vol met onleesbare examenwijsheden in het Chinees, speciale geluksthee drinken voor het slapengaan. Ook eigen 'examenalaam' was belangrijk. Altijd dezelfde gele balpen, hetzelfde plastic potlood, een flesje plat 'examenwater' en een pakje papieren zakdoekjes kunnen in tijd van nood een gevoel van veiligheid en vasthoudendheid geven. Hoe meer geluksbrengers, hoe beter! Voor een buitenstaander kan het misschien raar klinken, maar voor een ernstige bijgelovige helpt het. Sommigen geloven zelfs dat een nacht slapen met je cursus onder je kussen de examenleerstof geruisloos transcendeert naar je hersenpan. Er zijn er zelfs die zich drie weken niet scheren om er voor een frisse prof examenoververmoeid uit te zien en om grenzeloze compassie op te wekken. Maar dat lukt niet altijd.

     

    Sommigen kropen de eerste dag van de blok, spijts hun aversie voor biologie en plantkunde, op handen en voeten door het gras om nederig een klavertje vier te ontdekken tussen de boterbloemen. Een zelfgevonden magische klaver op de eerste dag van de blok stond borg voor examensucces. En met telkenjare vers materiaal lukte het! Wie zich gereserveerd vier jaar van hetzelfde klavertjevier bediende in een medaillon of tussen twee vloeipapiertjes in zijn portefeuille zag zijn slaagkansen zienderogen dalen. Dat betekende eigenlijk minimale inzet. In noodgevallen werden zelfs klavertjes met snelwerkende actie ingeslikt. Wie last had van chronische exameneenzaamheid deed een hangertje rond de nek met foto van lief of geliefde, maar dan moest je al heel sterk geloven om bovendien nog actieve medewerking van de examinator tegen te komen.

     

    Er waren er die enkel op de gele stenen van het voetpad stapten en zo verwonderde blikken trotseerden. Anderen kamden tijdens de examens hun haar nooit in een spiegel want dat bracht ongeluk, maar wel in een vensterruit. Een voorbijrijdende trein met dikke metalen buizen was een onmiskenbaar ongeluksvoorteken en kon alleen afgewend worden door heel vlug de gordijnen en vensters te sluiten. Voor mij was ‘het weer’ een bondgenoot: tijdens het studeren waren dreigende luchten en regen mijn geluksbrengers. Regelmatig regengetik maakte me rustig en deed mijn blokrendement stijgen. Als ik ging slapen met regen was het volgende examen al gelukt. Zwoel weer betekende een verzwaringfactor voor zweten en zwoegen, hoewel dat ook al een beetje aan vakantie deed denken. Bijgeloof is belangrijk voor studenten maar van één ding mag je zeker zijn: puffen en blokken op je kot of op een zelfgekozen asielplek kan nog altijd en helpt meer!

     

    We zeggen ‘ik zal voor je duimen’ als we iemand veel geluk toewensen bij een spannende gebeurtenis zoals een examen. Duimen voor geluk doe je terwijl je aan iemand denkt die er niet is en het zeker nodig heeft. Het is een 'modern geloof'. Het gebruik van de duim speelde als teken van geloof en bijgeloof ook bij onze voorvaderen. De duim is al bij al de krachtigste vinger van de hand en sommigen zeggen zelfs dat de kracht van de hand vooral in de duim zit. Daarom kan men 'iemand onder de duim houden'. Voor de Romeinen was de duim onderdeel van het overwinningsteken. Gestrekte duim-, wijs- en middelvinger is het teken van de overwinnaar en later ook het teken van Christus. De duimstand besliste over dood en leven. In de Romeinse arena vroeg een gladiator om de strijd te mogen staken door zijn vinger op te steken. Het publiek antwoordde 'nee' met de duim omlaag en 'ja' met de duim omhoog. En daarom betekent die duim omhoog nog altijd dat je iemand geluk wenst. Weest getroost, zwoegers en zweters in het bad van leerstof en kennis: nog enkele weken en de bijgeloven mogen weer in de kast tot december. Tot dan wens ik je good luck in je lucratieve bezigheid om studenten en hun bijgeloof in het oog te houden. Daarna mag er weer 'geloofd' worden.

    Marcel Huysmans

     

    09-06-2019, 10:30 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    06-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DENKEN DAT JE TE HARD WERKT, IS NOOIT GOED

    DENKEN DAT JE TE HARD WERKT, IS NOOIT GOED

     

    Er was eens een landje waar iedereen noest aan de arbeid was en zeker dacht dat het zo duidelijk was. Ze werkten er alsof ze een echte cao hadden. Je weet wel: dat is een schriftelijke overeenkomst waarin afspraken rond arbeidsvoorwaarden tussen werkgevers of werknemersorganisaties met werkgeversorganisaties zijn vastgelegd. In een cao kunnen dezelfde soort afspraken staan die normaal in een arbeidscontract staan. Daarin gaat het onder andere over de werkduur, de loonschalen, de overwerkregeling, de arbeidsomstandigheden en de pensioen- en ontslagregeling. Iets belangrijks vergeten is wel héél erg en dan gaan de poppetjes aan het dansen.

    Eigenlijk is het een overeenkomst met saaie inhoud en zolang iedereen content is, blijven de blauwe wolkjes aan de hemel drijven. Elke wijziging moet de grote onderhandelingsmolen doordraaien en één van de belangrijkste motto’s luidt: wat ooit verworven is, geven we even nooit meer af. Je kunt er dus alleen maar op vooruitgaan. Wat enigszins nadelig kan zijn, moet je te allen tijde bestrijden en wie het aandurft te raken aan wat iedereen als een recht beschouwt, riskeert pek, veren en dood getwitterd te worden. Keizer, koning of kardinaal en zelfs de eerste minister of president zijn zelfs niet meer untouchable.

    Binnenkort is de verlenging van de pensioenleeftijd weer aan de dagorde. Testballonnetjes moeten tussenin de aandacht gaande houden. Ieder gaat op zijn achterste poten staan, scherpt zijn grootste en dreigende messen en bezweert zijn huid duur te verkopen. Niet alle werken en opdrachten zijn even belastend en dus begint het ondergronds te morrelen. Die het aandurven concrete voorstellen te doen zijn klungelaars en knoeiers die prutsen die je bijna zou moeten stenigen omdat zij zelf nog gauw de eigen en vroegere voordelige pensioenvoorwaarden hebben bevestigd. Ze noemden zichzelf politici en schoven het welvoeglijkheidshek van de pensioenleeftijd geruisloos van de dam. De publieke opinie gromde en grolde en als toegeving probeerden de heren politici de beoogde reglementering niet zomaar voor iedereen gelijk toe te passen door het produceren van een vergulde pil met diverse versierselen.

    Ineens werd het begrip ‘zwaar beroep’ ingevoerd, zonder iets van gewichten te kennen en in die richting ook nooit fysische inspanningen fitnessgewijs te hebben ervaren. Maar toch schijnt die woordcombinatie de ideale oplossing te vormen. Volgens de democratische principes heb je voor hiervoor verkiezingen nodig. Ofwel moet je het aan de mensen zelf vragen. Dat eerste kon niet meer, want die waren net voorbij. Dan moet het maar gebeuren door navraag of in moderne vorm een referendum organiseren. Woorden trekken en voorbeelden trekken, dus op zoek naar voorbeelden. Uit het brexit-referendum blijkt dat het verkeerd formuleren van de vraag fataal is. Daarom lijkt de vraag ‘ben je voor of tegen het erkennen van de zware beroepen’ een risicovol antwoord te herbergen waarover je bovendien extra lang kunt blijven discussiëren. Omdat men vermoedt dat het antwoord toch ‘ja’ zou zijn, is een andere soort vraag meer aangewezen.

    Statistieken hebben uitgewezen dat de Belgen gemiddeld 1570 uren per jaar werken. Vraag daarom aan alle potentiële werkers in België dat ze één jaar opschrijven hoeveel uren ze werken voor hun werkgever. Alle extra verplaatsingen en bijzondere opdrachten mogen ook meegeteld worden. Vraag dan de resultaten binnen, maar geef de goegemeente nog een half jaar de tijd om de eigen resultaten met die van anderen te vergelijken. Het resultaat zal verbluffend zijn. Zoiets is al op grote schaal geprobeerd in diverse sectoren met verrassend effect. Heel wat werknemers haalden vlot de 1570 uur. Spijtig genoeg waren er anderen die ‘uren te kort kwamen’. In hoeken en kanten zochten zij amechtig naar toegelaten surplus-uren. Na een stevige inspanning vonden ze die goddank. Wie vlotjes het doel haalde, las belangstellend de urenlijst van wie extra arbeid leverde. De commentaar was belangrijk: ‘als dat meetelt, dan kan ik ook nog wel wat aanvullen’; ‘ik zou dom zijn als ik zo’n dingen niet noteerde’, enz. Vindingrijkheid was troef, maar veroorzaakte wrevel en onrust of rust bij beide partijen. Kantjeslopers en werkpaarden fronsten de wenkbrauwen. De urenzoekers waren tevreden dat ze het gehaald hadden en bij de harde werkers werden de lijsten ook langer en dachten velen dat ze te hard werkten. Het grootste deel van dat jaar werd geklaag en gezeur over hard werken erger en erger en stak ook de ‘pseudo- burn-out’ de kop op.

    Je zou het ook gewoon aan elke werknemer kunnen vragen, maar dat is hetzelfde als het zwareberoepenvat van de Danaïden vullen. Dat was ook bodemloos, maar toen had men nog niet van dode mussen gehoord. Iedereen zou tevreden zijn, vinden dat hij/zij een zwaar beroep had en dus toch nog vroeger met pensioen kunnen gaan. Dat dreigt zich af te spelen in de ambtenarenwereld. De overheid stelde al een lijst met zware beroepen voor de ambtenaren op. De helft van de ambtenaren kan ervoor in aanmerking komen. De pensioenleeftijd moet voor hen niet stijgen en zo zouden ze twee vliegen eensklapsgewijs vangen. Of je zou ook de betreffende sectoren kunnen aanduiden. Dat gaat rapper en unanimiteit is daar vlugger te vinden. Werken in wisselende ploegen, in onderbroken diensten of met nachtregime leidt zeker naar een zwaar beroep. Dat is ook eenvoudig, hoewel daar ook nog jobs bij zijn waar je niet moe van wordt. Chansards zijn er altijd geweest.

    Binnen de privésector verloopt het proces der zware beroepen veel moeilijker en complexer. Vakbonden en werkgevers zien het niet meteen zitten om een lijst van zware beroepen op te stellen, wegens veel te ingewikkeld. Ze willen liever werken met criteria. Aan de werknemers zelf moet je het niet vragen, want die weten zelf hoe zwaar hun werk is en dat is niet aan politici voorbehouden. Regeringen van lopende zaken kunnen zoiets niet oplossen en dus blijft het Damocleszwaard van de zware beroepen boven alle goeddenkende werkers hangen. Ondertussen kunnen de politici verder zoeken naar een placebopil die de pseudo-burn-out moet tegenhouden. Alsof dat geen zwaar werk is in een zwaar beroep.

    Marcel Huysmans

     

    06-06-2019, 11:50 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TWEE DINGEN TEGELIJK

    TWEE DINGEN TEGELIJK

     

    Mijn moeder kon iets wat wij nu multitasken noemen. Ze kon klappen en breien tegelijk. Naar het schijnt kunnen vrouwen twee of meer dingen tegelijk, terwijl dit bij mannen veel stroever verloopt. Door het feit dat een moeder nog wel meer dingen tegelijk moet kunnen kun je besluiten dat 'tegelijk' geen sprookje is, maar realiteit. Het is zeker geen verzinsel en misschien wel wetenschappelijk aantoonbaar. Of niet? Volgens mijn menselijke evolutieleer - gelijklopend met die van ene Darwin - waren mijn voorvaderen jagers. Zij moesten soms heel lang hun dierlijke prooien achtervolgen en waren heel goed in het zich fixeren op langetermijndoelen. Dat ene doel was het belangrijkste en bijzaken werden in functie daarvan gewoon geliquideerd. Moeder de vrouw moest zich wel op verschillende dingen tegelijk kunnen concentreren. Ze beschermde het huishouden en was beducht voor mogelijke gevaren. Zij kookte de grote eetketel en zorgde behoedzaam voor haar kinderen. Zij was een voorbeeld van orde en maat en was sociaal heel actief. De door Darwin beschreven mensen van beider kunne hebben dat in de verdere geschiedenis meegedragen.

     

    Vandaag de dag is het echt een hype geworden: hoe meer dingen je gelijktijdig kunt doen, hoe stoerder je bij de goegemeente overkomt. Het begint al bij het ontbijt. Je kunt perfect een boterham eten en synchroon de krant lezen. Eten en slikken is zo ingebakken in onze grijze cellen dat je om ook nog te lezen niet meer moet nadenken. Lezen is het belangrijkste geworden op het ritme van calorieën binnenspelen als dagkrachtvoer. Zodra je je op twee dingen tegelijk écht moet concentreren, is het al wat moeilijker. Autorijden en ondertussen telefoneren is een voorbeeld maar helaas verboden. Zolang je met hart en ziel belt, is autorijden een automatisme en vice versa. Misschien wil je wel twee dingen simultaan doen, maar door je gebrekkige concentratie loopt er iets mis en dan krijg je er een derde taak bij: je moet namelijk je verse fouten zelf oplossen. Het verspreide bedrog zit in het feit dat je eigenlijk switcht tussen simpele dingen. Dan krijg je de indruk dat je meerdere dingen tegelijk doet. Je kunt routineus een mailtje tikken, ondertussen een telefoonoproep beantwoorden en op de achtergrond naar de radio luisteren. Met hersenscans is aangetoond dat mannen praktisch doof zijn als ze lezen. Probeer maar eens een vraag te stellen aan een man die de krant leest en de kans is groot dat je geen antwoord krijgt. Natuurlijk kan hij 'selectief' doof simuleren, maar dat valt moeilijker te bewijzen. Elke nieuwe taak voor de hersens heeft een herstartperiode van die hersens nodig. Meerdere taken uitvoeren gaat altijd ten koste van kwaliteit. Vrouwen kunnen alleen beter en sneller schakelen...

     

    Ook in de Bijbel stond het: "niemand kan twee heren dienen".  Als je als man echt wil laten zien dat hij ook - zoals de vrouwen - twee dingen tegelijk kan doen, komt het dikwijls geforceerd over en dat is het ook. Mijn streekgenoten aan de Rupel, het Reetse Jeu de Boules, zingen al jaren: "Wij zijn echte venten, ja wij zijn toch echte venten. Twee dingen tegelijk... al is 't maar bij momenten". Zij tonen aan dat straffe venten tegelijk kunnen klarinet spelen en een regenstok (percussie) kunnen laten stijgen en dalen, op twee blokfluiten tegelijk een verschillende melodie spelen of  kunnen duvel drinken en tegader xylofoon spelen. Ze hebben voor dat laatste wel den duvel op het hoofd gemonteerd en drinken gulden gerstenat door een plastic slangetje... Maar ze bewijzen tenminste iets! Onze hersenen hebben een linker- en een rechterhelft met specifieke functies. Links zit het denkwerk en het verbale (alles met taal) zoals denken, dingen waarnemen, kennis opdoen en communiceren. De rechterhelft zorgt voor het emotionele, non-verbale zoals ruimtelijk inzicht, vrolijkheid en verdriet, kunstzin en verbeelding. Een andere activiteit betekent dan ook overschakelen tussen de twee kanten.

     

    Met een geleerd woord uit de informatica noemen ze dit dus multitasken, parallel verschillende taken uitvoeren. Mannen ordenen liever en vrouwen hebben het gemakkelijker om over te schakelen. Het is ook opvallend dat vrouwen gemakkelijker bandwerk verrichten waarbij ze zelfs verschillende dingen doen met elke hand. Piano spelen is ook zo'n voorbeeld. Probeer eens met je ene hand een cirkelbeweging in wijzerzin te maken en met de andere in tegenwijzerzin te draaien... Echt multitasken kan bijna niet. Een bellende en voorbijstekende multitasker op de snelweg sluit een minder goede zakendeal af én voert een minder goed inhaalmanoeuvre uit. Nog een paar testjes... Je kunt gemakkelijk handtekeningen zetten terwijl je tot twintig telt, maar je kan bijna niet tegelijk tellen en je naam in spiegelschrift schrijven. Als vrouwen zeggen dat ze beter twee of drie dingen tegelijk kunnen, antwoord ik altijd: ik kan geen drie dingen tegelijk, maar ik doe ze wel onmiddellijk na elkaar en dan heb ik nog tijd over om uit te rusten... Meer dingen tegelijk doen, is veel minder efficiënt dan ze snel na elkaar te doen. Schrijf maar eens 'scheenbeenbeschermer' en dan onder elke letter een cijfer van 1 tot 20. Doe dat nog eens, maar afwisselend een letter en een cijfer. Wat duurt het langst? Nog niet overtuigd?

     

    En toch heb ik nog een paar pluimen voor een paar vakspecialisten. Terwijl een leraar basisonderwijs lesgeeft, draagt hij zijn leerstof over, ziet of de kinderen het snappen, 'managet' hij de sfeer in de groep en zorgt dat zijn aanpak aansluit bij hun interesses (zomaar 4 dingen). Ons moeder, een vakspecialist bij uitstek, zei altijd als we veeleisend waren: "héla, ik heb maar twee handen en kan niet alles tegelijk!". Maar ondertussen had ze ogen op haar achterhoofd en zag ze alles wat we achter haar rug uitspookten. Tijdens het koken kon ze telefoneren en op de kleinkinderen letten. Als ik alleen maar met koken bezig ben, kunnen de kleinkinderen ongestoord achter mijn rug de snoepdoos plunderen. Diezelfde kleinkinderen kunnen tegenwoordig alles tegelijk: internetten, telefoneren, twitteren, beelden en teksten versturen en chatten... En dan maar zeggen: “opa, had je iets gezegd?” De nieuwe generatie!

     Marcel Huysmans

    29-05-2019, 20:49 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALLE MENSEN WORDEN BROEDERS

    ALLE MENSEN WORDEN BROEDERS

     

    Zowat 195 jaar geleden, op 7 mei 1824 om precies te zijn, mocht een uitgelezen publiek in Wenen de eerste uitvoering bijwonen van de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven. Merkwaardig genoeg dirigeerde de inmiddels stokdove componist zelf zijn meesterstuk. Het deftige publiek was laaiend enthousiast. Na afloop bedacht het hem met een stormachtige ovatie, terwijl hij zich niet eens omdraaide om zijn publiek te danken. De oude notentovenaar hoorde het applaus niet. Een van de solisten greep hem bij de mouw en wees op de klappende handen die bleven applaudisseren en op de wuivende hoeden en zakdoeken... Sinds 1816 leefde Beethoven in een geluidloze wereld, terwijl de tonen enkel nog klonken in zijn geest. De Negende Symfonie is ongetwijfeld zijn beroemdste en meest omstreden werk. Tot op de dag van vandaag en vanaf de eerste uitvoering ervan is deze symfonie de lieveling van het publiek en kan iedereen de melodie van “Ode an die Freude” meeneuriën. Bij de val van het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur in 1989 kon men geen geschikter muziekstuk vinden om de euforische gevoelens van broederschap en bevrijding de vrijheid te geven. Het is tegenwoordig het volkslied van Europa: de Ode aan de Vreugde.

    Het oorspronkelijke gedicht werd in 1785 door Friedrich Schiller, een Duits dichter en historicus neergepend. In 1823 voegde Beethoven, met de goedkeuring van Schiller, drie regels toe aan het begin van het gedicht: O vrienden, niet deze klanken! Maar laten wij aangenamere aanheffen, en vreugdevollere!” En dan volgde de gekende tekst: “Vreugde, schitterende godenvonk, dochter uit Elysium! Wij betreden met vurige hartstocht, hemels wezen, jouw heiligdom! Jouw toverkrachten verbinden weer wat gewoonte strikt verdeeld heeft. Alle mensen worden broeders waar jouw zachte vleugel zich welft.” Toen Paulus indertijd vroeg om de oude mens en zijn gedragingen achter zich te laten, was dat spectaculair. Voor wie zich met de nieuwe mens had bekleed, mochten de oude verschillen en grenzen tussen mensen en groepen niet meer bestaan. 1800 jaar later vinden we diezelfde uitspraak terug in Beethovens negende!

     

    Nu noemen ze zoiets uitsluiting. Mensen kunnen geen normaal menselijk leven leiden omdat ze geen werk vinden, te weinig financiële middelen hebben, op de vlucht zijn of door de maatschappij worden uitgesloten. Mensen mogen niet binnen omdat ze niet de juiste kaart hebben of een “verkeerde” huidskleur. Jongeren vinden hun plaats in de maatschappij niet of te laat omdat ze niet slim of niet handig genoeg zijn. Vrouwen worden niet meegerekend of achtergesteld en hun kinderen komen op straat terecht omdat ze geen normale thuis hebben. Dat is de lange onvolledige litanie van mensen die anno 2019 nog altijd geen broeders en zusters geworden zijn. In veel gevallen is uitsluiting het gevolg van moeilijk be-grijpbare mechanismen, van de markt, van het onderwijssysteem of van het systeem van de sociale zekerheid. Als je daar iets wilt aan doen, kan dat alleen maar door als goedmenende mens een beetje een luis in de pels en het vervelende keitje in de schoen te zijn om het onrecht niet alleen aan te klagen maar er ook daadwerkelijk voor op te komen.

      

    Dikwijls vinden we die ongelijkheid in de geprezen Bijbel terug. Op de eerste bladzijden van het Aards Paradijs begon de Goddelijke discriminatie al met de vrouw het ondergeschikte hulpje van de man te maken. Hij liet de hele mensheid verdrinken behalve het gezin van Noë, want dat zou de laatste “rechtvaardige mens” op aarde geweest zijn. Dat alle mensen gelijk zijn en dus ook gelijk behandeld dienen te worden is beslist geen principe dat volgt uit de context van de Bijbel.Wel vinden we natuurlijk getuigenissen van het tegenovergestelde terug: “gij zult de vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken, want gij zijt zelf vreemdelingen geweest in Egypte.” En ook in de Bijbel stond: “doe niet aan uw naaste, wat je aan jezelf niet zou doen!” Waarvan akte.

     

    We hebben nu volksliederen à la carte. In 1972 koos de Raad van Europa de "Ode aan de vreugde" van Beethoven als zijn eigen volkslied en vroeg Herbert von Karajan drie arrangementen voor piano, harmonieorkest en symfonieorkest te schrijven. Hij vertolkte zonder woorden, in de universele taal van de muziek, de idealen van vrijheid, vrede en solidariteit waarvoor Europa staat. In 1985 maakten de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie van deze muziek het officiële volkslied – het staatssymbool  - van de Unie. Er bestaat ook een trance- en hiphopversie, een rapsodie en een bigbandversie maar een Nederlandstalige versie niet. Is dit geen uitsluiting?

    De meeste volksliederen dateren uit de 18de eeuw. Het Wilhelmus is het oudste ter wereld, maar het werd pas in 1932 officieel het Nederlandse volkslied. Volksliederen kunnen meestal gemakkelijk gezongen worden en hebben dikwijls een opzwepende melodie. Die melodie is bijna altijd een mars. Weinig zijn geschreven door bekende auteurs, al zijn er uitzonderingen. De volksliederen van Duitsland (Das Lied der Deutschen) en Oostenrijk zijn door Haydn en Mozart gecomponeerd. Mozart toverde dan weer talloze variaties op het Wilhelmus om de Hollanders te plezieren. Volksliederen zijn meestal gezongen in de belangrijkste taal van het land zodat in België de Brabançonne zowel in het Nederlands, het Frans maar ook in het Duits kan gekweeld worden. Die Duitse versie kent bijna niemand. Dan waren de Spanjaarden beter bij de pinken: de Marcha Real heeft helemaal géén tekst. Het volkslied van Oeganda is het kortste ter wereld (het heeft maar 6 maten) en dat van Uruguay heeft de langste melodie terwijl de langste tekst te vinden is bij de Grieken (158 coupletten). De tekst van God Save The Queen verandert zodra er weer een mannelijk staatshoofd is in het Verenigd Koninkrijk en dan wordt het God Save the King.

     

    Alles is relatief, zelfs broeders. Godfried Bomans zei ooit: “Mensen zijn onze broeders. Maar men is wel eens moe van die familie.” Confucius bekeek het breder: “Van nature zijn we broeders, door de opvoeding worden we vreemden”. En de Franse filosofe Simone Weil mag hier de boeken toedoen: “Al onze broeders hebben op deze wereld niets anders nodig dan mensen die in staat zijn aandacht aan hen te schenken.”

    Marcel Huysmans

    08-05-2019, 17:07 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    23-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE STOEL VAN LOWIE

    DE STOEL VAN LOWIE

     

    Als ik over mijn terras naar buiten kijk, kom ik onwillekeurig terecht bij het tuinhuis dat vele jaren geleden in mijn hofje belandde. Een vrachtwagen laadde destijds een immens houtpakket in plastic folie af in de voortuin. Al die balken, planken, roofing en ander toebehoren stelden dat houten meccanohuis voor. Elk deeltje werd zorgvuldig tot achter in de tuin verhuisd, wachtend op de werkers van het eerste tot het laatste uur. Het waren er niet veel. We hebben ook niet veel reclame gemaakt. Bovenop dat pakket glorieerde het detailplan te om uitdagend te zeggen: zo moet het worden! Een eerste tuinhuisfan was Louis, mijn achterbuur die al rond 1970 voorbestemd was om mijn achterbuur te worden. Zonder Louis-voorkennis kwam ik in 1978 zijn tuingrens tegen. Het gebeurde zonder veel plichtplegingen maar het klikte wel vanaf het eerste moment. Met hem heb ik in 1997 de eerste studie van dat tuinhuis gemaakt. In die grote puzzel was het eerste probleem: welk stuk hoort bij welk tekeningdetail? Wat hebben we nodig, hoe doen we het en hebben we nog hulp nodig. De leidraad daarbij was dat geplastificeerde mapje met daarin het plan.

     

    Naast dat tuinhuis was er juist genoeg plaats voor een paadje dat, mits het overschrijden van twee witgeschilderde betonnen afsluitbalkjes, naar de tuin van Louis leidde. Dat wegje was vanaf dan de bezoekersweg, het communicatiekanaal, en in noodgevallen de vluchtweg tussen de twee buren. Toen was dat zo, en nu blijft dat leek nog eeuwen te blijven. De symbolische waarde van dit smalle paadje was immens. Het miniproject leek eerst immens, maar toch niet te groot voor mensen die van bouwen niet zo veel afwisten. Van puzzelen, knutselen en bricoleren des te meer, al konden de gereedschappen en materialen ook van de concurrerende gamma afstammen. Samen hadden we veel gereedschap en wonderlijk genoeg alles wat we nodig hadden.

     

    Louis was klein van carrure maar groot in ideeën. Hij was de man waarop je kon rekenen. Hij kon graven, aangeven, waterpassen, nagelen, meten en alle technieken bespelen die in ruime mate voorkwamen. Het was dan ook normaal dat bij de plechtige inhuldiging ‘en petit comité’ namens de leidende organisatie een plechtige oorkonde ten name van deze ‘duivel-deed-al’ werd overhandigd. Daarop stond vermeld waarin zijn uitmuntende bijdrage tot het project bestond. Ten eeuwigen titel zou die oorkonde de getuige zijn van de waardering en de inzet voor de volgende dertig jaar en waarschijnlijk nog veel langer. Dat dit mini-diploma voor beiden belangrijk was is duidelijk dat we méér dan twintig jaar elk nog over een exemplaar van dit A4-tje beschikken.

     

    Toen kwamen de jaren van intens gebruik tot zowat tien jaar geleden de tuin opnieuw werd aangelegd. De leilinde voor het tuinhuis, het geklinkerde wandelpaadje ervoor, het afdakje aan de voorzijde en de toevallige passanten nodigden uit tot meer. Het werd de verbindingsweg tussen twee buren. Heb je iets gehoord, iets gezien of heb je hulp nodig, dan leidt de weg tot de oplossing via dat tuinhuis. Zowat acht jaar geleden kreeg ik van mijn huisgenoten voor mijn verjaardag een heel bijzonder cadeau dat niet alleen voor mezelf bedoeld was. De set zwartgelakte, weerbestendige tuinstoelen en een dito rond tafeltje dat van alle zijden kon ‘aangezeten’ worden was super onverwacht. Ze waren gehard tegen weer en wind en als een perpetuum mobile eeuwig afgespoeld en vernieuwd door de regen: iets zoals ontoeregenbaar, want er zijn ‘weergaatjes’ in.

     

    Wie eerst koos, kon zich eerst zetten. Vanaf dan werd het de ‘babbelstoel’ van Louis. Als zijn eega hem weer eens kwijt was, werd eerst deze site geraadpleegd. Dikwijls was de oplossing zo meteen gevonden. Met de nabije A12 op de achtergrond, ademde je daar niet alleen lucht maar vooral rust, geborgenheid en tijd om te koesteren en niet te vergeten. De vuil met fijn stof besmogde lucht was ver af en werd regelmatig op natuurlijke wijze gepoetst door een fikse regenbui. Wat er in die stoelen ooit is verteld, behoort tot het ongeschreven deel van het 21-eeuwse nieuwe testament en is even emotioneel en symbolisch als het opgezette stoelenproject. Feitelijk was de stoel van Louis een meervoudstoel. Omdat je ook niet wist welke stoel van hem was. Een beetje zoals een koninklijk meervoud (pluralis majestatis) dat de verbondenheid suggereert en tegelijk eerbied opwekt. Vergelijk het met het Frans, waarin men elkaar ‘vousvoyeert’ (u-zeggen). Het komt ook niet zo dikwijls voor. Het zijn eigenlijk twee stoelen, maar je weet niet welke van wie is…

     

    Maar tijden veranderen. Mensen worden wijzer en ouder en helaas: toen Louis zijn vrouw overleed, vertrok hij, na de verkoop van zijn huis, naar een kleiner appartement. Dat kostte bloed, zweet en tranen. Maar de twee stoelen en de tafel staan er nog altijd. Want Louis komt regelmatig op bezoek en is het plekje onder de leilinde niet vergeten. De stoelen staan altijd klaar, voor als hij weer eens komt. Niet meer langs achter, want personaliteiten mogen langs de grote poort binnen. De eerste keer dat wij daar zaten na zijn verhuis, was tegelijk emotioneel en vreemd. Je zou er uren kunnen zitten, want de stoelen zijn mobiel. De zon doet de babbeldeugd van plaats veranderen. ’s Morgens staat de zon nog hoog en is er schaduw. Gaandeweg is ze rond de middag ver genoeg opgeschoven van links naar rechts om een zon- en schaduwkant te genereren. Voor mezelf betekenen de stoelen een rustpunt bij het weinige tuinieren dat ik nog kan. Tuinieren betekent dan héél rustig en af en toe iets doen, maar vooral veel zitten. Of een koel drankje drinken, veel nadenken en fantaseren. Of gewoon van de zon genieten en kiezen waar ze op dat moment het aangenaamste aanvoelt.

    Aan die tafel met de twee stoelen mag er gezeverd worden, gelachen en gefilosofeerd. Ze staan alle dagen klaar, wachtend tot het volgende bezoekmoment. Echte vrienden moeten bij mekaar de deur niet platlopen, alleen weten dat ze er zijn. Weten dat je verwacht bent op elk moment van de dag, is genoeg.

    De stoel van Louis: één voor de vriendschap, één voor mezelf voor de rustige momenten en het tafeltje voor het gezelschap.

    Marcel Huysmans

    23-04-2019, 14:59 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    12-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SODA,(GROENE)ZEEP EN AZIJN

    SODA, (GROENE) ZEEP EN AZIJN 

     

    De relieken van woensdag 25 juni 1952 staan nog altijd op de eerste twee vingers van mijn rechterhand getekend. Maar zij worden binnen een of andere religie niet vereerd. In de lente van dat jaar had mijn peter, wiens idool ik was als oudste kleinzoon, mij een echte fiets cadeau gedaan voor mijn eerste communie. Hij kocht die op de vogeltjesmarkt. Het was een tweewieler met een vaste pion die men gewoon in het vakjargon een ‘doortrapper’ noemde. Je moest dus altijd vertraagd blijven trappen tot je stil stond. Afstappen betekende in de vlucht letterlijk van de fiets springen. Toen besefte ik nog niet dat de glimmende pistefietsen van toen en later allemaal om veiligheidsredenen die merkwaardigheid meedragen. Daarom worden ‘pistiers’ om af te stappen door hun verzorgers met open armen ontvangen en afgeremd. In één woord: het waren fietsen waarvan de trappers bleven rondgaan tot je stil stond. En daarmee mocht ik naar het eerste leerjaar fietsen.

     

    De ontluikende nieuwsgierige technoloog in mij speelde me toen al parten. Experimenteel wetenschappelijk werk boeide mij enorm. Mijn cadeau belandde dus ondersteboven op de grond, gesteund op het stuur en het lederen zadel met eerbied voor de verchroomde fietsbel. Spelenderwijs liet ik de pedalen draaien en de ketting volgde merkwaardig en uitdagend de tanden van het voorste en achterste tandwiel. Toen gebeurde het onvermijdelijke. Mijn rechter wijs- en middenvinger namen deel aan het proces en met een lelijke gil hingen de twee vingertopjes te bengelen aan de hand. Het alarm was compleet en het gebleit navenant. Ons moeder nam po(o)lshoogte en belde ondertussen de dokter. Mijn sirene bleef doordraaien tot het ogenblik dat zij riep dat Rik Van Steenbergen de eerste rit van de Ronde van Frankrijk had gewonnen en tegelijk de eerste gele trui mocht aantrekken. Dat was in Brest en op die bewuste datum. Op dat moment viel mijn hemeltergend achtergrondgeluid stil en ging de deurbel. De dokter haalde toen zijn beste wapens boven om de vingerrestanten weer op hun plaats te monteren. Alles werd netjes ingepakt en als medisch advies kreeg ik de raad mee om drie keer per dag die vingers in warm water met Sunlightzeep (we spraken het uit als in sunlicht) te baden. Volgens hem was dat het beste om ontstekingen tegen te gaan en te genezen. Later zou ik beseffen dat in een veranderende wereld van onnoemelijk veel pilletjes en zalfjes de basismiddelen dikwijls nog de beste zijn. Tegenwoordig schijnt men dat te vergeten.

    Dat was het begin van mijn creatieve loopbaan die eruit bestond problemen doelmatig op te lossen. Onmogelijke oplossingen bestaan niet. Soms zijn die toch te overwegen en tonen aan dat we soms te ingewikkeld denken en doen… Die littekens van een ongelukje van bijna 67 jaar geleden herinneren me daar dikwijls aan.

        

    Huismiddeltjes van moeders en grootmoeders zijn enkel voor voor oudere mensen want internet staat vol moderne huishoudadviezen. Het gros zijn gesponsorde mededelingen van marketeers die hun spullen aan de man willen brengen en vooral veel onzin verkopen. Om een stevige tomatensausvlek van een fleece te verwijderen wilde googelen. De merknamen en merkwaardige producten vlogen me rond de oren. Huismiddeltjes doen het blijkbaar nog best, dank zij de gouden raad en het baanbrekend werk van Tante Kaat en andere boekjes die in erfenissen dreigen te verkommeren. Uit mijn verkennende studie bleek dat er toch een simpele oplossing bestaat. De oude Grieken wisten dat alle stoffen opgebouwd waren uit vier elementen: water, aarde, lucht en vuur. Zo zijn alle vlekproblemen blijkbaar op te lossen met vier oerontvlekkers: soda, groene zeep, azijn en een beetje kennis van zaken. Zo vermijd je keuzestress in de supermarkt en bespaar je bergen geld. Het is beter voor het milieu en bovendien wèrken ze!

     

    Groene zeep is een goeie allesreiniger. Je krijgt er ook vele vlekken mee weg. Chocolade, make up, balpen, ketchup en grasvlekken verdwijnen als sneeuw voor de zon. Eén keer om de paar maanden je wasmachine op 90° laten draaien met alleen wat soda erin verlost alle leidingen van zeepresten en bijkomende geurtjes. Voor een verstopte afvoer hoef je geen bijtende producten te gebruiken. Gooi er ’s avonds wat soda in met een liter kokend water en alles is ’s morgens opgelost.

    3 gelijke delen azijn, appelsap en afwasmiddel gemengeld in een plastieken potje houden de fruitvliegen weg. Azijn verwijdert ook kalkvlekken op kranen en badkamertegels en houdt de kalk uit je douchekop. Zo help je ook roestvlekken ribbedebie. En azijn laat lijm- en stickerresten beter verdwijnen dan Mister Proper. Azijn is ook een milieuvriendelijke, goedkope wc-reiniger. Chloor is daarentegen niet goed of gezond, maakt niet schoon en maakt alleen alles dood.

     

    De moeilijkheid om te kiezen blijft wel. Maak ik het erger? Probeer het eerst en neem geen risico’s. Misschien is het vierde element ‘kennis van zaken’ nog het belangrijkst. Ondertussen werd de gewone wereld geruisloos ingewikkeld dankzij de veelzijdigheid en de grote keuzemogelijkheden van de computer. Het regelen van bankzaken en huishoudelijke hulp is voor heel wat mensen niet vanzelfsprekend meer. Men staat niet te wachten om je te helpen en hulp moet je zelf durven vragen. Iets simpels als het reizen met het openbaar vervoer houdt mensen al tegen. Alles moet je via internet regelen. Zonder dat wereldwijde net word je een digitale analfabeet die door de rest wordt overrompeld en verge

    We worden verplicht om kant en klare oplossingen te gebruiken. Creativiteit wordt wel geapprecieerd als vaardigheid van de 21ste eeuw, maar niet meer als vanzelfsprekend ervaren. Toch is er in het onderwijs en in de maatschappij te weinig aandacht voor het ontwikkelen van deze kunst. Creativiteit betekent alert zijn voor wat er gebeurt en dat toelaten, maar vooral voorzichtig zijn. Als ik nu een technoloog in spe zijn fietsje op de kop zie zetten, kan ik nog altijd niet nalaten te waarschuwen voor de bijtende ketting en de tandwielen. En als ze me dan nog niet geloven, kan ik nog altijd die twee streepjes op mijn vingers laten zien. De theorie over de Sunlight-zeep hou ik wijselijk voor mezelf.

    Matrcel Huysmans

    12-04-2019, 11:23 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZWARTER DAN ZWART

    ZWARTER DAN ZWART

    Sinds veertien dagen heb ik een nieuwe hobby. Je hebt er een pseudo autostrade voor nodig, heuse zijbanen en hier en daar, tegen alle verwachting in, kruisende straten. Zoiets vind je op de A12 in Aartselaar met ergernispunten ofte zwarte kruispunten. Het wordt een dagelijkse observatie van de pogingen om het wereldrecord in de rij staan over zo kort mogelijke afstand te verbeteren. In twee richtingen dan. Het zwart van die kruispunten verwijst naar de dodelijke verkeersslachtoffers. Zwart is ook de zware schaamte van de overheid om effectief iets te doen en het geweten weer rust te geven. Maar het lichtzwart werd alleen maar donkerzwart en alle licht in die duisternis dreigt maar eerst een schijnbeginsel te vertonen over twee jaar.

     

    Vroeger had je nog een ‘toevallige’ file. Je weet wel… Met een automatische versnellingsbak viel het nog mee in een file. Met een schakelbak, liep je de kans op kramp in de benen door het alsmaar koppeling indrukken, loslaten, indrukken, loslaten en zo voort. Op zo’n moment gaat steevast je blaas opspelen met hoge waterstand. Je denkt aan honger en de laatste Suzy wafel is sinds gisteren al pierewaaien of sneuvelde twee dagen geleden in een andere file. Je probeert nog te ritsen naar de andere baan, want die lijkt altijd sneller en zorgt ervoor dat je twee minuten later weer dezelfde ingreep wil uithalen. Je verveelt je, want het is zo zinloos. Maar hier op de A12 is het nu al dagelijks werk.

     

    Als je zegt: ik sta in de file, dan bedoel je eigenlijk ‘ik ben de file’ en dan heb je ‘het’ zitten. Ik bekijk het tribunegewijs, gezeten aan de Langlaarsteenweg op een groot zwaar betonblok met een reclamevlag. Zo neem ik afstand van het gewriemel. Tegelijk maak ik ter plekke het voornemen om die A12 tussen en A en W niet meer met de auto te consumeren. Dan staat er al minstens één auto minder in de file. Achter het stuur zitten zuchten dat de overheid niks tegen files onderneemt, is hetzelfde als in een brandend huis staan, schande spreken dat de brandweer niet komt blussen en intussen nog een jerrycannetje benzine uitgieten en meedoen. Op dat betonblok zie ik de autowereld voorbij schuifelen en kijk hoe de kruising maximaal conflictvrij op papier is uitgedacht. Conflictvrije kruispunten zijn eigenlijk vals veilig en nodigen uit om gekke toeren te doen… Groen is toch zo duidelijk, maakt de andere kleuren ook langer, ambetanter en doet veel tijd verliezen. Wie meer verkeersveiligheid wil, moet er de langere wachttijden bijnemen. Tot nu toe kon je er bijna ongebreideld onverantwoord ritsen, maar nu staat alles stil. Het ritsen is dood.

     

    Eerst de zwakke weggebruikers… Ze zijn eigenlijk niet zwak, maar sterk. Ze bewegen zich voort op eigen kracht. Maar ze worden zwak als ze via een tussenkomdrukknop zo kort groen krijgen dat ze amper tot in het midden geraken. Op dat middeneiland staan ze onbeschermd op een veel te smal strookje. Met een bakfiets kun je het zeker vergeten. Als dan tegen honderd per uur een ijzeren harnas komt aangereden of gekke toeren doet, is de verzwakking fameus. Valse verkeersterm dus die ‘zwakke weggebruiker’.

     

    Wat nu gerealiseerd is en nog dikwijls zal dienen aangepast, is het antwoord op een luidruchtige eeuwige halo om van die zwarte punten af te raken. Wie die oplossingen bedacht, hinkt op drie gedachten. Eén: minder conflicten betekenen minder ongevallen, tenzij de wet van de sterkste, snelste en vindingrijkste automobilisten geldt. Twee: hoe veiliger, hoe meer nieuwe risico’s, uitwegen en sluipmiddelen er worden gevonden. Drie: middenbaan en zijwegen zijn perfecte communicerende vaten. Hoe trager in de ene, hoe langer is de file in de andere.

     

    En dan de veldpraktijk. Langlaarsteenweg liet de eerste week maximaal 7 auto’s door bij groen en liet zo de ergernistemperatuur toenemen. Afslaan naar Schelle of terug naar Boom gaf de vrijheid aan hoogstens 4 voertuigen. Om van Hemiksem tot aan de Mac Donalds te geraken (1,5 km), heb je maar 1 uur meer nodig én stalen zenuwen. De busbaan is het geliefkoosde terrein om zoals vroeger toch naar links te ritsen, terwijl alles stilstaat en ritsen niet meer kan. Autoterroristen zoeken de gaten in het uitgedachte net. Als er geen zijn, worden ze gecreëerd en dat resulteert in onveilige situaties die alleen voor hen voordelig zijn. Voor alle anderen zijn ze nefast. Laat de rest er maar voor opdraaien, ik ben ribbedebie…

     

    Eigenlijk doen we er allemaal zonder het te weten een beetje aan mee. Enkele dagen geleden werden fietsende kindjes per fiets aan de schoolpoort afgezet. Die kregen van de directeur een waarschuwing want het was blijkbaar “Veilige Verkeersweek” en ze droegen geen geel hesje. Tien meter verder stopte een ouder met een fikse 4x4, nota bene op de stoep. Daar stapten twee kinderen mét hesje uit en toen zei diezelfde directeur: ‘Proficiat mannen. Jullie zijn goed in orde!” Tegen de moeder zegde hij niks.

     

    Bij een probleem als dit kun je geen eieren bakken zonder schalen te breken. De roep om veiligheid is groot en de file is als cholesterol: een gevolg van te weinig beweging! Het onderzoek kostte véél geld en de bedenkers deden hun best. Vooraf zeggen, het heeft geen zin en het haalt niks uit, leidt nergens toe.

    Nu kan het systeem verbeterd worden en de mensen moeten ervaren dat het inderdaad betert. Zwarte kruispunten kunnen stilaan minder zwart worden en wie gek doet of niet horen wil, moet voelen. Twee politieagenten zouden gedurende twee maanden aan één kruispunt Pv’s moeten uitschrijven voor roekeloze chauffeurs. Na twee dagen dienen zij afgelost door twee verse schrijvers. Elke ploeg riskeert een RSI (schrijfspierletsel), twee volle schrijfboekjes en de dreiging van een burn-out. De studie- en realisatiekosten voor het kruispunt zouden er ook mee kunnen betaald worden. De 5 betrokken kruispunten kenden in 4 jaar 97 verkeersongevallen. In meer dan driekwart van de gevallen was een onoverzichtelijke verkeerssituatie één van de bepalende factoren. Als ooit de 3 kruispunten ondertunneld worden, zullen ze zeker de gevreesde ‘banaan’ nodig hebben om dan het verkeer van de A12 weg te houden. Ik wil niemand op ideeën brengen.

    Daarom rijd ik met de fiets ook knarsetandend van woede over de A12, om zoveel verkwanseld belastinggeld…

    Marcel Huysmans  

    02-04-2019, 10:52 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GELOOF JE IN BIJGELOOF?

    GELOOF JE IN BIJGELOOF?

     

    Ooit leerden we op school dat Jezus over het water kon lopen en dat geloofden we. Omdat we het niet konden uitleggen – tenzij met precies verborgen Genesarethstenen – was dat een mirakel. Maar als een heks over water loopt, is dat gewoon bijgeloof. Is er een verschil tussen geloof en bijgeloof? Diegenen die deze verhalen vroeger opschreven of vertelden, geloofden waarschijnlijk beide soorten verhalen. Geloof is vertrouwen in de waarheid van iemands woorden, maar het is altijd met een zeker risico – omdat we nooit hélemaal zeker zijn – aanvaarden als waar en het dan de moeite vinden om erachter te gaan staan. Als we spreken van  geloven dan hebben we het over geloof dat op gods-dienst is gebaseerd, of het nu om het christelijk, islamitisch of ander godsgeloven gaat. Of je nu gelooft in God, in Allah, in Krishna, in Wodan, in Zeus, in natuurgeesten, in spoken, in mediums, in sjamanen, in gebedsgenezers of in mensen die kunnen toveren... het zijn allemaal vormen van geloof. En niemand kan objectief uitmaken wat het ware geloof is.

     

    Wie aan bijgeloof denkt zal meteen voorbeelden paraat hebben zoals het ongeluksgetal 13, een hoefijzer boven de deur, een klavertje vier, een gebroken spiegel en een zwarte kat. Voorbeelden genoeg dus, maar ook heel wat minder gekende, zoals die rond de paraplu. Een paraplu binnenshuis uitklappen brengt ongeluk en hem laten vallen leidt onmiddellijk tot verstand- en geheugenverlies. Een gevallen plu raap je best zelf niet op en een dame die dit doet dreigt een oude vrijster te worden. Geef je een regenscherm cadeau en open je hem als de zon schijnt, dan krijg je gegarandeerd miserie. Sommige voetballers trekken heel bewust eerst de rechterschoen aan en dan pas de linker, of andersom. Anderen strelen het gras even als ze op het veld komen of kussen de doelpalen. Meer en meer eisen ze speciale rugnummers op en het is wel héél speciaal om altijd dezelfde onderbroek aan te trekken.

     

    Dieren spelen soms een rolletje in bijgeloof. Vleermuizen schijnen met vampiers, heksen en boze geesten om te gaan, maar als je er eentje – in pre-Gaiatijden -levend vastnagelde op een staldeur naast een hoefijzer, dan zweren zij het kwaad af. De leilinde, zoals in mijn tuin, werd bij de Germanen als een heilige boom aangezien en beschermde huizen, bronnen en kerken. Een tak van een lindeboom helpt tegen tandpijn en in amuletvorm beschermt hij tegen heksen en ander ongedierte.

     

    Het getal 13 heeft zo’n slechte naam omdat het 12 + 1 is. Twaalf is het getal van ‘perfectie’ (12 apostelen in het Nieuw Testament). Meer dan perfect, dat kan natuurlijk niet, dus het getal dat volgt op twaalf, dertien, brengt ongeluk. Het geloof is zo sterk dat in veel hotels er geen 13e kamer is en soms zelfs geen 13e verdieping. Ook is er bij vliegtuigen bijna nooit een 13e rij.Er zijn zelfs mensen die een fobie hebben voor het getal 13, dit heet triskaidekafobie (drie en tienfobie). Op de staart van het eerste vliegtuig van SN Brussels stond destijds een kleine letter b gevormd door 13 rode bollen. Onmiddellijk werden die vervangen door 14 rode bollen, want…     Heksen zouden graag vergaderen met zijn dertienen. Het raadsel rond 13 achterhaal je nooit. Sommigen, zoals de grote schrijver Gabriel Garcia Márquez, denken dat 13 juist een geluksgetal is. Het zou als ongeluksgetal enkel dienen om de rest van de mensheid zand in de ogen te strooien zodat 13 meestal vrij blijft voor die slimmeriken die weten dat 13 een geluksgetal is…   

     

    Bijgeloof is een vals en misleidend geloof. Zorg er wel voor dat je bij het lezen van deze blog geen schimmen begint te zien, een permanente schrik opdoet of roze olifantjes tegenkomt. Bijgeloof is oeroud en toch van alle tijden en plaatsen. Oude gezegdes en gebruiken duiken vandaag de dag nog altijd op, ook al weten we dikwijls niet meer wat de oorsprong ervan is. ‘Scherven brengen geluk’. Het rinkelend glas van die scherven weert boze geesten af en daarom trapt bij een traditioneel Joods huwelijksfeest het bruidspaar een glas in gruizelementen. Op haar huwelijksdag was en is de bruid soms gesluierd om de kwade geesten op een dwaalspoor te brengen. En om diezelfde reden draagt de bruidegom zijn bruid over de drempel van hun nieuwe woonst. Bijgeloof is dikwijls gebaseerd op angst. Waar ligt de grens? Geloof, bijgeloof, culten en riten hebben elkaar in de loop van de tijd beïnvloed.

     

    Verhalen over spoken, heksen, tovenaars, weerwolven, kabouters zijn sagen omdat ze mondeling werden verder verteld. Geloof geeft een waardeoordeel: sagen zijn nièt wààr en staan dus voor bijgeloof. Volgens diezelfde christelijke geleerden waren de verhalen uit de Bijbel geen sagen, maar wàre verhalen. Dat Noach een koppel pinguïns heeft gelogeerd in zijn ark, dat Jonas in de walvis heeft gezeten, dat Jezus water in wijn heeft veranderd, brood en vissen heeft vermenigvuldigd, zieken heeft genezen, overledenen uit de dood deed opstaan, duivels heeft verdreven en zelf uit de dood is herrezen, dit alles moest men liefst toch voor waar aannemen.Marokkanen kunnen veel djinns en djinnies - geestenverhalen - uit hun dagelijks leven vertellen, maar ze maken wel onderdeel uit van hun moslimgeloof als geheel. Bovendien komen djinns en djinnies ook in de Koran voor, en zo loopt het ene geloof naadloos in het andere over.

     

    Onder een ladder doorlopen brengt ongeluk want een opgestelde ladder vormt een natuurlijke driehoek met de muur en de grond. Een meisje dat onder een ladder loopt, zal nooit binnen het jaar getrouwd geraken, tenzij de jonge dame haar vingers kruist of een wens doet. In het uiterste geval kan je van onheil gespaard blijven door op je schoenen te spuwen en te wachten tot het mengsel opgedroogd is. Bij regenweer heb je dus dubbele pech: dan blijven je schoenen nat en kan je het bijna niet goedmaken. Misschien kan je beter écht geloven dat iemand die op de ladder staat per ongeluk een emmer of gereedschap kan laten vallen want dat geeft bij confrontatie onmiddellijk een waarlijk geloof in blutsen en builen en daar helpt geen bijgeloof tegen!

    Marcel Huysmans

    22-03-2019, 10:54 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    15-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE KLEINE PRINS

    DE KLEINE PRINS

     

    Het gebeurt niet dikwijls dat ik een boek twee maal op mijn boekplank heb staan. Dat gebeurde wel met Le Petit Prince (De Kleine Prins), een miniboekje dat door zijn auteur geschreven werd in een New Yorks hotel en gepubliceerd in 1943. Antoine de Saint-Exupéry was niet alleen schrijver maar ook gevechtspiloot. Hij tekende zelf de illustraties voor De Kleine Prins. Het is zijn bekendste boek en werd het meest vertaalde boek uit de Franse letterkunde. Hij groeide op in een oude, adellijke familie en had drie zussen en een broer. Toen hij vier was, stierf zijn vader en geraakte het gezin in financiële moeilijkheden. Hij woonde op diverse plaatsen in Frankrijk, maar in de vakanties verbleven ze dikwijls in de buurt van een vliegveld. Zo besloot hij om piloot te worden. Na zijn middelbare school in Zwitserland volgde hij een pilotenopleiding en werd vrachtpiloot in Afrika en later in Zuid-Amerika. Hij was ook journalist en volgde de Spaanse burgeroorlog van nabij. Ooit stortte hij in Afrika neer in een woestijn. In 1940 werd hij vlieginstructeur bij de luchtmacht. Na de Franse nederlaag trok hij naar Amerika tot hij in 1943 zich aansloot bij het Franse verzet in Noord-Afrika. Van daar uit maakte hij verkenningsvluchten maar op 31 juli 1944 kwam hij niet meer terug naar zijn basis. In 2004 vond men zijn vliegtuig op 60 m diepte in de zee voor Marseille.

    Op het eerste gezicht is De Kleine Prins een kinderboek, maar het gaat diepzinnige en schoonmenselijke gesprekken niet uit de weg. Een neergestorte piloot komt in de woestijn een buitenaards prinsje tegen. Dat prinsje woonde op een kleine planeet met één roos en drie vulkaantjes, waarvan er maar twee werken. Hele dagen is hij bezig met zijn miniplaneet en met het uitroeien van apenbroodbomen die door hun wildgroei uit de grond schieten en de planeet dreigen te laten scheuren. Op een dag wil de prins de rest van het heelal verkennen en bezoekt andere planeetjes. Op elke planeet komt hij een volwassene tegen die er de baas is  en die zich op een of andere manier belachelijk maakt.

    Er is een Koning die denkt dat hij baas is over de sterren, omdat hij hen dingen beveelt die ze anders ook wel zouden doen. Op een tweede planeet woont er een Stoeffer die door iedereen graag wil gezien worden, maar die helemaal alleen op zijn planeetje zit. Op de derde zit een Zatlap die drinkt om te vergeten dat hij beschaamd is over het feit dat hij drinkt. Eentje verder is een Manager druk bezig met het tellen van sterren. Hij denkt dat die van hem zijn en wil ze gebruiken om meer sterren te kopen. Een Lantaarnmannetje woont op een klein planeetje dat elke minuut draait. Lang geleden moest hij 's avonds de lamp aansteken en 's morgens weer doven. Toen draaide de planeet nog gewoon en kon hij tussenin slapen. Maar daarna begon hij altijd maar sneller en sneller te draaien. Maar hij weigerde te stoppen met werken en nu ontsteekt en dooft hij de lamp elke minuut en is er geen tijd meer om te rusten. Op de zesde planeet zit een Geograaf die altijd maar kaarten maakt en niet buitenkomt om zijn terrein te ontdekken. Daarom vraagt hij aan de prins om zijn planeet te beschrijven en die vertelt van de vulkanen en de roos. Maar de geograaf noteert geen bloemen omdat die na een tijdje verwelken. Dat vindt de prins heel spijtig want dat betekent ook dat zijn roos ooit zal vergaan en dat doet hem pijn. Daarom geeft de geograaf hem de raad om de planeet aarde eens te bezoeken.

     

    Hij ontmoet op aarde een Wisselwachter. 'Goedendag', zei de kleine prins. 'Goedendag,' zei de wisselwachter. 'Wat doe jij hier?' vroeg de kleine prins. 'Ik sorteer de reizigers in groepjes van duizend', zei de wisselwachter. 'De treinen waarin ze rijden stuur ik om de beurt naar links en naar rechts.' Een verlichte sneltrein kwam met donderend geraas langs en het seinhuisje stond ervan te trillen. 'Wat hebben ze een haast', zei de kleine prins. 'Wat zoeken ze eigenlijk?' 'Dat weet de man op de locomotief zelf niet', zei de wisselwachter. En een tweede verlichte sneltrein donderde in de andere richting langs. 'Komen ze nu al terug?' vroeg het prinsje... 'Nee, dat zijn niet dezelfde', zei de wisselwachter. 'Ze ruilen van plaats.' 'Vonden ze het niet prettig, daar waar ze eerst waren?' 'Men is nooit tevreden, waar men is', zei de wisselwachter. Toen raasde een derde verlichte sneltrein voorbij. 'Zitten die de eerste reizigers achterna?' vroeg de kleine prins. 'Ze zitten niets achterna', zei de wisselwachter. 'Ze slapen daarbinnen of ze gapen. Alleen de kinderen drukken hun neus plat tegen de ruit.' 'Kinderen alleen weten, wat ze zoeken,' zei de kleine prins. 'Ze verdoen hun tijd aan een pop van oude lappen en die wordt dan heel belangrijk. Ze huilen als de pop hun wordt afgenomen...' 'Die zijn dan goed af', zei de wisselwachter.

     

    Daarna ontmoet de kleine prins nog een slang, een vos en ten slotte de piloot die gestrand is in de woestijn. Met iedereen voert hij diepgaande gesprekken die opvallen omdat ze zo eenvoudig zijn.

    De kleine prins en de gevechtspiloot sluiten vriendschap en praten graag met elkaar. De piloot vertelt zijn eigen visie over de eigenaardigheden van de mensen en geeft ook blijk van veel gezond verstand dat de volwassenen schijnen kwijt te spelen en te missen als ze opgroeien. Het lijkt wel een modern sprookje over kind zijn, over vriendschap en over de dood. Maar hun verhaal zit ook vol met kritiek op volwassen mensen. Daarom is het spijtig dat de prins weer verder moet...

     

    Als je dus ergens een klein boekje vindt op een verloren boekenplank met daarop een klein bedeesd mannetje met eenvoudige prinselijke uitstraling, lees het dan eens en lees het daarna nog eens. Dan word je weer kinderlijk jong en lijken alle grote menselijke problemen eenvoudig te ontbolsteren in de ontwapenende antwoorden van een kleine prins. Zelfs voor een gestrande gevechtspiloot...

    Marcel Huysmans

     

     

    15-03-2019, 10:48 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    06-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE DRIE BROERTJES DOM, STOM EN DWAAS

    DE DRIE BROERTJES DOM, STOM en DWAAS 

    In mijn leven was ik al dikwijls kwaad op mezelf. Dom, stom en dwaas zijn drie broertjes van elkaar die ruziën wie de volgende aan zet is. Misschien zijn ze wel familie van de drie aapjes: horen zien en zwijgen… Ik zag ze alle drie, de ene wat meer dan de andere en meer dan me lief was. Dom is als je niet weet wat je moet doen. Stom gebruik je als je het wel weet, maar toch anders deed. Dwaas is het als je iets doet zonder te weten wat je doet. Dikwijls kan ik het wel redden met de vaardigheden die ik van thuis uit heb meegekregen of opgepikt heb tijdens mijn opleiding. Het grootste deel van mijn oplossend vermogen heb ik geërfd uit mijn beroepsleven, waar de beoordeling meestal helemaal anders was. Achteraf bekeken is het simpel: ‘had ik dat maar wel of niet gedaan’, ‘hoe kon ik toen toch zo dom zijn...’en ‘waar zat ik met mijn gedachten toen...’. Het rare is dat deze drie eigenschappen ook gesymboliseerd worden door een dier, maar onterecht!  

     

    Het is een hardnekkig misverstand dat ezels dom zijn en niet weten wat te doen. Dat misverstand is even hardnekkig als de ezel zelf: als die geen zin in heeft, dan doet-ie het gewoon niet. Hij loopt bijvoorbeeld geen steeplechase. Maar da’s geen domheid, maar eerder verstandig en voorzichtig. Een bang paard slaat op hol, een ezel legt zich simpelweg rustig op de grond. Omdat ezels goedkoper zijn dan paarden, vielen ze vroeger vaak in handen van minder betrouwbare koopmannen. Zo kreeg de ezel óók een slechte reputatie. Volgens de Griekse mythologie kreeg koning Midas als straf ezelsoren voor zijn domheid. In de Bijbel is de ezel geduldig en bescheiden. Jezus reed op een onverstoorbare ezel Jeruzalem binnen. Ezels zijn niet dom, maar hebben wel een gebruiksaanwijzing nodig. “Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen” wil zeggen dat je bij twee keer dezelfde fout dommer bent dan een ezel. De ezel is slimmer: als hij met zijn voorpoot tegen een steen stoot, doet hij dit niet meer met zijn achterpoten. Er zijn veel andere dieren die zich wel zouden stoten aan dezelfde steen als ze door de bergen lopen.  

    Ezels zijn niet altijd even gemakkelijk. Een bange ezel gaat echt niet vooruit en hem dingen leren vraagt vertrouwen en geduld. Je kunt ze veel leren, maar je moet wel leren hoe. Kun je dat niet, dan luisteren ze niet en gaan hun eigen gang. Verstandigen leren van anderen. Middelmatigen leren door schade en schande. Domoren leren niets, zij weten al alles.

      

    Een struisvogel is superstom omdat hij zijn kop in het zand steekt… zoals een klein kind de handjes voor de oogjes doet met de tekst ‘jij ziet mij niet!’ Dit 'typische struisvogelgedrag' kom je in de natuur nooit tegen. Echte struisvogels doen zoiets niet. Zij zien de realiteit gewoon onder ogen en lopen, als ze belaagd worden, liever hard weg. Als het even kan, delen ze met hun krachtige poten rake trappen uit aan hun achtervolgers. Soms verschuilen ze zich wel in het zand, maar dan niet alleen met hun kop, maar met hun hele lichaam. Gaius Plinius Secundus (23 tot 79 na Christus) lanceerde de kop-in-het-zand-mythe rond dit vogelbeest. Hij schreef een uitgebreid verhaal over een struisvogel, die zijn hoofd in het zand zou hebben gestoken toen een roofdier naderde. Het is echter bij deze ene 'observatie' gebleven, dus erg waarschijnlijk is het niet dat alle struisvogels dit rare gedrag werkelijk vertonen: één schrijver heeft iets geschreven en de hele wereld geloofde het.  Hedendaagse wetenschappers weten beter. Zij baseren zich op meer dan één enkele waarneming. Bij een bedreiging de kop in het zand steken zou in de natuur fataal zijn voor een struisvogel. In zo'n houding kan hij zich niet verweren en hij kan ook niet snel en hard wegrennen. Bovendien: met de kop in het zand is de kans groot dat hij stikt. Waarschijnlijk deed de Plinius-struisvogel niets anders dan zand en steentjes zoeken om het voedsel in zijn maag beter te kunnen vermalen. Mogelijk schuilde hij voor roofdieren, niet door de kop helemaal in het zand te steken, maar door plat op de grond te gaan liggen, met gestrekte hals… Struisvogels zijn dus niet stom!

     

    Schapen zijn dwaas omdat ze eigenlijk niet weten waarom ze iets doen. Het bijbelse schaap is een dwaas dier dat niet in staat is om heel kortzichtig zijn eigen weg te vinden. Zijn enige veiligheid ligt in het volgen van de herder, waar die ook naartoe gaat. Dwaze mensen doen altijd hetzelfde en hopen daarna dat het resultaat anders zal zijn. Pech dus.

    Uilen zijn dom en slim tegelijk en staan dan ook voor domkop én wijsneus. Daarom blijven uilen mysterieuze dieren. Hun leven 's nachts, hun geruisloze vlucht en hun vreemde geluiden wekken de menselijke fantasie op. Eens zat er een kikker op een boomstam in het water, midden een familie hongerige krokodillen. Terwijl de kikker angstig om zich heen loerde, zag hij een wijze uil in het gebladerte van een stoere boom zitten. Hij riep vol schrik: "kun je mij vertellen hoe ik ongedeerd aan de wal geraak?". De wijze uil antwoordde: "beste kikker, dat is poepsimpel. Je moet je mentaal voorstellen dat je een gespannen veer bent. Als je daarin slaagt, dan heb je de kracht om naar de oever te springen." De kikker dacht diep na, beeldde zich zo hevig mogelijk in dat hij een springveer was, lanceerde zich en... belandde recht in de muil van één van de krokodillen. Maar vooraleer de kikker tussen de krokodillentanden verdween, riep hij verdwaasd: "broer uil, waarom heb je mij zo'n idioot advies gegeven?"

    En de uil, deed één oog open én toe zoals in Fabeltjesland en zei plechtig:" Sorry, Kermit, ik ben alleen maar verantwoordelijk voor de creatieve ideeën en niet voor de uitvoering ervan." En hij voegde er nog aan toe, terwijl hij de Chinese wijsgeer Tsjwang-tse citeerde: "de dwaas ziet zijn doel aan het eind, een verstandig mens in het midden en alleen de wijze al bij de eerste stap!"

    Marcel Huysmans

    06-03-2019, 16:05 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    26-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZINGEN ONDER DE DOUCHE

    ZINGEN ONDER DE DOUCHE

     

    In een tijd waarin de energie erg duur wordt en waarin iedereen zijn steentje moet bijdragen tot verbetering en verkoeling van onze planeet, viel mijn oog op een Australisch onderzoek. Tegenvoeters die onder de douche stiekem hun stembanden oefenen, moeten op zoek naar een nieuwe repetitieruimte. De plaatselijke Engie van de Aussies vraagt iedereen om niet meer te zingen tijdens het douchen want zo zou je water én elektriciteit kunnen besparen. Volgens enkele energie-experts wordt het douchen met maar liefst 9,08 minuten verlengd als er een muzikaal intermezzo aan te pas komt. Wie het toch niet kan laten om zijn zangtalent in het stortbad bij te schaven, wordt gevraagd iets kortere liedjes te zingen. "Bohemian Rhapsody" van Queen dreigt dus uit het badkamerrepertoire te verdwijnen. Maar zeg nu zelf: wat is er héérlijker dan stiekem solo te zingen onder de douche?

      

    Zingen onder de douche kan dan wel schadelijk zijn voor je huisgenoten, voor je gezondheid doet het wonderen. De extra lucht en zuurstof, die nodig is tijdens het openzetten van je keel, is heel goed voor je bloedsomloop en helpt je tegen stress. Zelfs de zuurstofsaturatie in je bloed stijgt dan. Door het galmen van de badkamertegeltjes klinkt de slechtste stem daar nog een beetje ‘nachtegaals’. Wat je zingt, is sterk afhankelijk van je stemming: vrolijke momenten vragen Will Tura, Frans Bauer of Marco Borsato en de oude of de nieuwe André Hazes doet het goed bij eenzame of verliefde buien. Je kunt het niet wegmoffelen: 1 op 5 Belgen zingt onder de douche! Douchekwelers zijn meestal gelukkige en vrolijke mensen. Zodra anderen mee kunnen luisteren, vallen we meestal stil en schamen we ons. Als je gewoon spreekt, klinkt je stem rustig en beheerst, maar als je zingt, werkt de keel zoals bij lachen, roepen of huilen. Al zingend wordt je boodschap emotioneler en laat je even het masker vallen. Een slaapliedje voor de (klein)kinderen lukt nog juist en na een stevige borrel verlaagt ook de drempelhoogte om solo te zingen. Zelfs onze koning op rust en zonder DNA-neigingen verklapte een aantal jaren geleden in zijn kerstboodschap dat hij niet zingt onder douche, maar heel bescheiden ‘neuriet’. Het lievelingsdeuntje van onze ex-vorst is ‘Ik hou van u, je t’aime tu sais’, het melige maar walsende gelegenheidsliedje van Stijn Meuris ter ere van 175 jaar België.

     

    Een van de belangrijkste bezigheden van de mobiele Belg is het rusteloos aanschuiven in een onaangekondigde, onverwachte en zenuwvretende autofile. Op gevaar af om licht neurotisch te worden, is het een testcase voor je zenuwen en zoek je onmiddellijk naar ‘vervangingsactiviteiten’. Het favoriete tijdverdrijf in de file is muziek luisteren of bellen en sms’en, al kosten die twee laatste soms 110 euro en voor de politierechtbank meestal meer. Ook meezingen, eten, neuspeuteren en flirten zijn populair, maar enkel toelaatbaar en merkbaar binnen zekere grenzen. Ben jij ook iemand die gezellig in de file staat, uw medeautomobilisten vriendelijk groet en op volle kracht meezingt met de laatste hits? In dat geval staat je misschien ook een succesvolle zangcarrière bij the Voice te wachten en kun je voluit genieten van je solo-momenten. Soms trommel ik met mijn vingers op het stuur in de maat van de muziek op de radio en als ik de tekst ken, zing ik luidkeels mee. Want niemand kan me horen. Heerlijk! Maar onzichtbaar ben je niet in dat geval. Als je stapvoets vordert in die trein der traagheid en je kijkt eens ongecontroleerd opzij, dan ervaar je soms de kruisende blikken van een dame of heer die net als jij misschien op dezelfde zender heeft afgestemd. Dat zorgt voor een communicatief kickmoment. En dan kun je moeilijk een lachkriebel onderdrukken, misschien toch je duim opsteken en verder je verloren tijd nuttig gebruiken….


    Zingen werkt bevrijdend. Het maakt emoties los. Zingen geeft je nieuwe energie. Samen zingen betekent er nog een schepje van alle goede dingen bovenop doen. En dan denk ik eerst aan de uitstapjes met heel het gezin of met vrienden, waarbij iemand een liedje inzette en de rest één voor één volgde. Meteen werd een zijruitje opengedraaid en verspreidde de weldoende gelukzaligheid zich voor alle mensen van goede wil. Een gelijkaardig gevoel kun je hebben wanneer je met een hele ploeg aan de afwas gaat en de kampvuurliedjes van vroeger laat opborrelen uit het diepste van je heimwee. Het samenhorigheidsgevoel laat zich weer kennen en bijna vergeten liedjes verliezen hun stoflaag waaronder ze al jaren verborgen zaten. Het is bijna hetzelfde gevoel als bij het ‘patattenjassen’ in de jeugdbeweging of bij het leger, al werd er bij het leger lang niet zoveel gezongen. Hoewel ik dan onmiddellijk moet corrigeren en terugdenken aan de ‘Bridge over the River Kwai’ waar het samen-gevaren-trotseren ook muzikaal en fluitkundig de wereld werd ingestuurd. Trouwens, wijlen Willem De Meyer (wie kent hem nog?) trok destijds via de opleidingscentra van het Belgisch leger om de kersverse miliciens te leren samen zingen. En tegen alle verwachtingen in, lukte ook dàt omdat samenzingen wonderen doet!

     

    Elk jaar komen er meer samenzangavonden zoals ‘Antwerpen zingt’ en ‘Aartselaar zingt’ en na de gemeentes met de letter A komen er jaar na jaar nieuwe min of meer massa-zangstondes bij. Merkwaardig genoeg dagen hiervoor niet alleen ouderen op, maar ook jongeren worden aangetrokken door de onbevangen liedjes die op dergelijke manifestaties gekweeld worden. Schaamtegevoel verdwijnt meteen door de schwoeng van het moment en de druppel van tevoren en als je je onbekende buur ziet (en hoort) meezingen dan gooi je alle remmen los en beleef je een heel apart gevoel vanbinnen. Dan zing je mee uit volle borst: ‘Ik wil deze nacht in de stroaten verdwoalen’ of ‘Kom van dat dak af’, al moet je met dergelijke liedjes oppassen als je nog maar net ‘Aux Champs Elysées’ of ‘de torenspits van Bommel’ hebt gezongen.

    Zo zie je maar dat solozang of samen zingen een troost, een manier om je af te reageren, een manier om te ontspannen, een manier om op een originele manier iets te zeggen, een manier om tot rust te komen kan zijn… en nog veel meer!

    Marcel Huysmans

     

    26-02-2019, 10:52 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    19-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BIJNAMEN ZIJN EEN VORM VAN BEWONDERING

    BIJNAMEN ZIJN EEN VORM VAN BEWONDERING 

    Als ik nu terugdenk aan de tijd dat ik op de schoolbanken zat, besef ik ineens dat ik ooit heel wat leraars heb gekend die stuk voor stuk een bijnaam hadden. Die paste hen vaak als gegoten zoals een beeld van madame Tussaud. Het waren bijnamen die plastischer aantoonden dat iemand méér was dan zijn/haar eigen naam en bovendien niet alleen de fysische kenmerken beschreef maar ook de menselijke kwaliteiten visueel naar boven haalde. Helaas moet ik toegeven dat de meeste van die beroemde namen bijna allemaal het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld hebben. Ze zijn voorbij. De tijd dat de meeste leerkrachten een bijnaam hadden is blijkbaar even onherroepelijk passé. In Van Dale staat voor ‘bijnaam’: naam die voor de eigenlijke of doopnaam in de plaats gegeven wordt, op grond van een kenmerkende eigenschap, veelal als spotnaam. Toen was het onderwijs nog niet gemengd. Vandaar dat ik weinig vrouwelijke bijnamen ken.

    In het Woordenboek der Nederlandse Taal vond ik dat de oudste verwijzing naar het woord ‘bijnaam’ tot 1260 teruggaat. Toen heette dat een ‘biname’.

     

    Waar zijn ze nog niet verdwenen? Binnen jeugdbewegingen, sportclubs én scholen zwerven soms nog wél bijnamen rond. Dikwijls is de aanwezigheid van dezelfde voornamen of familienamen de aanleiding om aliassen te creëren die de realiteit geen geweld aandoen. In de Chiro kende ik zo de Pippe, de Pirre, den Tand, Pietje de Dood, den Tippex, de Foemp, den Bakker en  niet te vergeten de Rosse Swa. Sommigen onder hen hebben hun Chirobijnaam een leven lang meegedragen en de straffe verhalen uit die tijd draaglijker en smeuïger gemaakt om ze iedere keer opnieuw te vertellen. Ze werden alle(zon)daags. Sommige waren een verbastering van de voor- of achternaam, verwezen naar een uiterlijk kenmerk of een typisch gedrag, kruidden een grappige anekdote of vertelden iets over het beroep of de studies van het slachtoffer. Volstrekt absurde bijnamen hadden ook veel succes. Geschiedenis werd geschreven door namen met stijl.

    Leerkrachten à volonté. Pierke Just leerde me de finesses van analytische meetkunde. Het was een genie op zijn terrein maar duldde geen slordigheid: een punt vergeten op een i, een komma te kort of onvoldoende verschil tussen een r, een z of een 2 liet zijn rode bic een horizontale streep versieren met daarbij de tekst “tot hier verbeterd”. Een dt-fout was nog erger maar ik moet wel toegeven dat ik van die man heel veel heb geleerd en dat de meeste van zijn oud-studenten al de eerste keer slaagden in het ingangsexamen burgerlijk ingenieur. Den Tuur was studiemeester, heette eigenlijk Frans Van Duffel en dankte zijn naam aan het feit dat hij heel erg geleek op Arthur de Vliegende Aap die dan weer de broer van Lambik was. De Bokser gaf tekenen en had een vooruitstekende kin die hem uitermate leek te helpen bij een mogelijke bokserscarrière. Hij leerde me pilaren te schaduwen en vooral beschrijvende meetkunde met door- en kegelsneden te bedrijven. Petit Beurke was de maxi-leraar van het eerste studiejaar maar klein van stuk. Je moest hem soms zoeken tussen al die rijen van de andere studiejaren: zacht, lief en een kei in het geduldig aanleren van de eerste letters in schoonschrift en bedenker van de eerste volzin: ”de pop van an heet marleen”. ’t Patatje was onze leraar biologie. Hij had een grote rode neus en vrolijkte elk jaar zijn nieuwe leerlingen op met de omschrijving: de aardappel is een kleine knol, meestal vlezig en gezwollen. De gelijkenis kon niet groter en beter zijn. Hij hing elke keer zijn hoedje aan de vensterkruk, maar eens liep het mis: op een zomerse namiddag zwaaide hij uit gewoonte met zijn hoofddeksel naar het raam dat na een brede zwaai perfect doorgang verleende richting benedenverdieping…

     

    Het Kakske leerde ons Frans, had een scherpe hoge stem, sprak duidelijk en eiste die duidelijkheid en correctheid ook van ons. Hij werd later zelfs inspecteur. De Stier was stevig gebouwd, vooral van schouders en hals en als hij kwaad werd, kleurde zijn gezicht vuurrood als een lap op een … Stieren kwamen overal voor, zelfs op de PTS evolueerde een dergelijk exemplaar. De Pompbak had ook een vooruitstekende kin en hoe Den Blekke aan zijn bijnaam kwam, heb ik nooit geweten. De Poddingpoep had een gezicht met rozijnenpuntjes dat op een achterwerk met acne geleek. Den Dompy (verbastering van Dopey, één van de zeven dwergen van weeuwsnitje) was klein, speelde uitvoerig de scènes uit De Bello Gallico van Julius Caesar na voor de volle klas en verplaatste zich op een brommerke. Hij leerde ons basketten met de schoolploeg en wist de strategie van Juul Caesar ook in basket over te brengen. De prefect was traditioneel de Pif.

     

    O tempera, o mores! Spijtig genoeg werden nieuwe leraren niet meer voorzien van eretitels, een spijtige achteruitgang. We hebben nog wel eens een uitbundige lerares plastische opvoeding gehad die bij de minste onraad luid haar verontwaardiging kenbaar maakte en die noemden we Mie Traillet, wat we zelf een gelukkige en toepasbare bijnaam vonden.Meteen moet ik denken aan anekdotische publicaties over de haven van Antwerpen met daarin een hoofdstukje over de bijnamen van dokwerkers. Het zijn altijd dezelfde namen die terugkomen: De Neus, Schele Jos, De Leugenaar, De Cowboy,… Sommige van die namen komen ook terug bij de Poesje aan het Vleeshuis die dan hoofdvertolkers werden in de verhalen aan de Burggracht. Men gaf zelfs bijnamen aan kranen zoals bijvoorbeeld Grote Gust. Zelfs politiekers kregen ooit bijnamen waardoor ze eigenlijk eretitels kregen die zij al dan niet verdienden…Jean-Luc Dehaene werd De Loodgieter, Bert Anciaux Bertje Den Bleiter, Guy Spitaels was Dieu,  en Steve Stunt zwierf totterdood door Limburg. Bijnamen dreigen uit te sterven door de “vernummering van de maatschappij”. Tegenwoordig moeten we overal het nummer van onze sis-kaart geven of ons rijksregisternummer in plaats van onze familienaam én voornaam. Trouwens ooit vertelde Piet Theys (sportjournalist die ons veel te vroeg in 1974 ontviel) mij: een Vlaming is te weinig VOORNAAM. En hij had gelijk.

    Het is trouwens die naam die God heeft geschreven in de palm van zijn hand!

    Marcel

    19-02-2019, 20:08 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    12-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ROEIEN MET DE RIEMEN...x

    ROEIEN MET DE RIEMEN…

     

    Er was eens, zoals in alle sprookjes die beginnen, een kanoteam van een Vlaamse vzw dat elk kwartaal goede resultaten kon voorleggen aan haar CEO en aan alle mensen die het graag wilden horen. Een Japans bedrijf uit dezelfde stad deed ook gouden zaken en stelde aan de Belgen voor om jaarlijks een kanorace over 5 km te houden om de goede banden tussen de bedrijven te beklemtonen en om de lichamelijke paraatheid van de beide personeelsgroepen te benadrukken. In elke boot mochten 8 kanovaarders deelnemen.

    De beide teams oefenden alsof het om de finale van de Olympische Spelen ging. Op de dag van de race voelden beide teams zich werkelijk op hun allerbest. Armen en benen werden geolied en straffe uitspraken waren niet uit de lucht. Maar… de Japanners wonnen met 100 meter voorsprong!

      

    Na de smadelijke nederlaag was het moreel van de Belgen, die wel tweede waren, tot ver onder het absolute nulpunt gedaald. De manager van het Belgische bedrijf die aangesteld was door de Raad van Bestuur om leiding te geven, te organiseren en te controleren, kreeg van de grote baas de opdracht om ervoor te zorgen dat volgend jaar het verlies in winst zou omgebogen worden. Hij richtte een projectgroep op die het mislukken tot op het bot moest onderzoeken. Na vele testen, besprekingen, gepalaver in subcommissies en enquêtes bij de deelnemers kwam de manager tot besluit dat in het Japanse kamp 7 kanopeddelaars roeiden en één de instructies gaf, terwijl bij het Belgische team 7 kanoërs de instructies gaven en 1 ‘eerstaanwezend gevolmachtigde’ roeier de slagen precies en krachtig uitvoerde. Duidelijke taal dus.

     

    Om uit deze crisissituatie te geraken gaf het managementteam van het Belgische bedrijf meteen en weer een duidelijk bewijs van zijn leiderscapaciteiten: ze huurden even onmiddellijk een onafhankelijk adviesbureau in om de structuur van hun eigen team te verbeteren. Na heel veel maanden van hard werken kwamen de experts met hun eindverslag voor de pinnen, nadat al een gedeelte van de bevindingen in de pers gelekt waren, en daarin stond dat in hun vaderlands team teveel mensen instructies gaven en te weinig mensen roeiden. Dat was krasse taal. In hun voordeel pleitte wel dat de instructeurs het goed konden uitleggen en met de zaak begaan waren. Aan de hand van het expertenrapport besloten ze de structuur van het kanoteam te wijzigen.

     

    Er werd een keurige brochure opgesteld, met een officieel voorwoord van de minister van sport, en daarin het voorstel om in de achtboot 4 atleten op te nemen die instructies zouden geven, 2 kanovaarders die toezicht zouden houden, 1 kanoman die hoofd van de toezichthouders zou zijn. Diegene die overbleef moest zo hard mogelijk roeien, kwestie van de taken te verdelen. Er werd wel ‘gewag gemaakt’ van dwingende maatregelen om die ene roeier extreem te motiveren. “We moeten zijn werkgebied verbreden en hem meer verantwoordelijkheden geven” luidde de boodschap. Alle procedures werden vooraf intern binnen de ploeg besproken en in de kranten verschenen interviews met hoopgevende zegevoorspellingen voor de Belgische acht. Over de echte tactiek werd gezwegen.

    Enkele dagen later wonnen de Japanners weer, maar nu met 300 meter voorsprong…

     

    Het bedrijf, dat zijn eigen procedures zorgvuldig had opgesteld en liet respecteren, bezorgde de onfortuinlijke eenmansroeier onmiddellijk zijn C4 omwille van ‘dwingende redenen’, verder uitgelegd als ‘slechte resultaten op het werk’. Zonder uittredingsvergoeding. Ondanks dit smadelijke verloop kregen de toezichthouders een flinke bonus uitgekeerd voor de grote inzet en de prima groepsgeest die het kanoteam had getoond. Omdat haar taak niet helemaal geslaagd was, mocht het externe adviesbureau toch een slotanalyse formuleren waarvoor ze in regie zouden vergoed worden. Daaruit bleek dat bij die tweede wedstrijd wel degelijk de juiste tactiek was gekozen, dat de motivatie heel sterk boven het gemiddelde lag, maar dat het varend materieel dringend moest verbeterd worden. De CEO van het bedrijf gaf onmiddellijk de opdracht om een nieuwe kano te ontwerpen en te bouwen. Dan kreeg hij zijn ontslag, maar mocht nog eerst een extra hoge ontslagpremie in ontvangst nemen. Einde goed, al goed…

      

    Dom is als je niet weet wat je moet doen. Stom is als je het wel weet, maar toch wat anders doet. Dwaas is als je iets doet zonder te weten wat je doet. Dom, stom en dwaas zijn de drie absurditeiten van het management. Het trio komt overal voor in bedrijven en overheidsinstellingen en ze duiken veel vaker op dan zou moeten, mogen en kunnen mogen. Het besluit is dat manager zijn wel een heel moeilijk vak is. Bij je thuis kan je het wel redden met de vaardigheden die je van thuis uit hebt meegekregen, maar in de grote bedrijfswereld wordt het ineens kei-ingewikkeld. Achteraf redeneren is dan dikwijls de beste verdediging tegen tegenvallers en eieren en beloftes worden toch zo gemakkelijk gebroken. Je moet er zoveel doelstellingen ineens realiseren: goede verstandhouding met anderen, de verhoudingen respecteren en niemand tegen de kar rijden en vooral en zeker naar de klant luisteren. In de politiek is de klant nog meer koning, want daar heet hij ‘kiezer’ en dat is niet zo ver van  ‘keizer’.

     

    Hoe komt het toch dat het bedrijfsleven zo succesvol is, zolang het goed gaat tenminste. Waarom betekent winst voor heel wat bedrijven alleen maar méér winst maken dan het jaar daarvoor?  Over de happy winnaars wordt altijd gesproken, maar over de losers wordt minder enthousiast gedaan. Zoals in de sport zijn er binnen het kapitalisme en de geldwereld geen winnaars zonder verliezers, geen vooruitgang zonder soms stilstaan en geen successen zonder tegenslagen. Nogal een geluk dat om de financiële wereld te redden de centen véél gemakkelijker te vinden zijn dan om de koopkracht te herstellen. Wie geld heeft, denkt aan de toekomst, wie het niet heeft, moet iedere dag aan vandaag denken.

     

    Nog een geluk dat je van je fouten meer en sneller kunt leren dan van je successen. Zorg er maar voor dat je genoeg geduld hebt: alle dingen zijn eerst moeilijk voor ze gemakkelijker worden en… voor vogels die niet goed kunnen vliegen, schiep God de lage takken.

    Hou het dus maar simpel! Vraag het maar aan Yotam Ottolenghi.

    Marcel Huysmans   

    12-02-2019, 20:20 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    09-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE WET VAN BEHOUD VAN ELLENDE

    DE WET VAN BEHOUD VAN ELLENDE

     

    In mijn leven heb ik heel wat wetten doorworsteld en verwerkt. Ik bedoel wél wetmatigheden die algemeen gelden of die zich enkel voordoen onder bijzonder omschreven omstandigheden. Het zijn dus exacte wetmatigheden die in de wetenschappen worden beschreven en dikwijls vereeuwigd en onsterfelijk gemaakt met de naam van de uitvinder achteraan als uitroepteken. Zo kennen we de wet van Ohm, de wet van Boyle-Mariotte, de wet van Coulomb en in de sterrenkunde is de Perkenwet één van drie wetten van Kepler. In al die gevallen heb je te maken met nauwkeurig bestudeerde verschijnselen die in mensentaal en vakjargon kunnen beschreven worden en in alle omstandigheden kloppen. Anders wordt het als je de veilige paden van de wetenschappen verlaat en pseudogeleerd wilt doen. Zo heb je de 'wet van Behoud van Geluk': binnen een gesloten systeem blijft de totale hoeveelheid geluk constant. Als iemand gelukkiger wordt, betekent het ook dat iemand anders ongelukkiger wordt. Of heb je liever de 'Wet van behoud van ellende?' Binnen een gesloten systeem blijft de totale hoeveelheid ellende constant. Als het ene probleem wordt opgelost zal daardoor het volgende probleem de kop opsteken. Moet het nog wat duidelijker: een put vullen door er een nieuwe te maken die ook weer gevuld moet worden… In de politiek is het een veel gehanteerd systeem. Dat vraagt om meer uitleg.

     

    Een onderneming kocht voor haar Algemene Directie, met aan het hoofd een Aldi (Algemeen Directeur) een oud herenhuis aan. Die Aldi sprak vóór de verbouwing en aankleding enkele interieurarchitecten aan die behoudens het esthetisch aspect ook een hele rits aan ‘moderne’ noviteiten mochten invoeren. De prijs was een nevenverdienste maar minder belangrijk. Voor hen waarschijnlijk wel. Als het maar mooi was voor de buitenwereld. Per verdieping was er één groot landschapskantoor waarin een aantal collega’s ‘kantoor’ hielden. Met veel bubbels, toespraken en getater werd het gebouw ingehuldigd. Bij die opening viel op dat de overloop helemaal in min of meer doorzichtig glas was, wat bij het vrouwelijk personeel naar de lange broekenmode deed grijpen. Na drie dagen mooi functioneren kreeg de technische dienst de vraag of de telefoontoestellen op de diverse bureaus elk een verschillende beltoon konden hebben, want als de telefoon rinkelde, wist niemand welk toestel diende opgenomen… Dat kon dus niet. Na een maand vroeg de personeelsdienst of er geen wandpanelen tussen de werkplekken konden gezet worden, omdat bij gesprekken de privacy van de bezoekers helemaal en onbelemmerd de lucht in ging. De panelen voldeden niet en toen verschenen glazen tussenwanden, behalve aan de ingang van de verdieping. Kort daarna kwamen aan die ingangen glazen schuifdeuren want door de tocht dreigden sommigen een permanente verkoudheid te cultiveren. En toen kwam de lente en de zomer…

      

    Zodra de zon à volonté begon te schijnen werd het in die kantoren uitermate warm. De bewoners konden zich ook moeilijk concentreren. De wondere interieurvormgevers toverden blitse rolgordijntjes aan de ramen, precies in de huiskleur en dus mooi. Maar Celsius bleef bovenmatig regeren zodat in één bureau zowaar een airco tegen het plafond werd geplaatst ter verzachting van het ongemak van dat ogenblik. Dat leek de oplossing: de temperatuur zakte zienderogen en bijna iedereen was tevreden, behalve de spreekwoordelijke uitzondering die er tranende ogen en een snotterende neus aan overhield. Toch was de meerderheid er content! Dat leek iedereen het voornaamste. Daarom mochten de inventieve bedenkers van dé oplossing de andere ruimtes ook met de verfrissende elektriciteitsverslindende openbare koelkasten uitrusten. Helaas, driewerf helaas: één week na de installatie kon de hoofdschakelaar in de elektriciteitskast het niet meer houden en gaf zijn spreekwoordelijke geest. Meteen werd een verzwaring van de meter aangevraagd, maar dat bleek de eerste twee jaar Electrabelsgewijs niet te kunnen. Daarom werd een dieselgroep gehuurd die moest zorgen voor de surplus aan vermogen zodat iedereen een behaaglijk gevoel kon hebben tot de verzwaring een feit zou zijn… Die twee ontwerpers zijn later met de noorderzon verdwenen en ik weet zelfs niet of ze wijze lessen hebben getrokken uit deze ervaringen.

     

    Als de Wet van behoud van Ellende illustraties behoeft, dan heb ik die van dichtbij mogen meemaken, sterk in tijd en ruimte gevarieerd. Ik ben zo geconditioneerd geworden dat ik praktische gevolgen ervan op kilometers afstand kon opsnuiven en moest openbaren. Het is mijn lievelingswet geworden en je kan hem terugvinden in de bankenwereld (met de ene lening de andere afbetalen) en in de politiek maar ook in de wereld van de aannemers en klussers. Efficiënt is niet altijd mooi, maar mooi is ook niet altijd efficiënt. Daar koop je weinig mee. Een gebrevetteerde puttenvuller slaagt er meestal in om anderen, en liefst later, de boel te laten oplossen. Zo blijft er natuurlijk wel werk aan de winkel.

    Wat is de moraal van dit verhaal? Schoenmaker, blijf bij je leest; laat het serieuze werk aan ernstige specialisten over en graaf geen putten voor iemand anders waar je tenslotte zelf in valt! Het huidige energievraagstuk oplossen via de politici dreigt er ook een toepassing van te worden. Debacle verzekerd.

      

    Als het effe kan, gaat het mis... Er zijn dingen die ik al tientallen jaren bewaar. Als ik ze dan toch weggooi, kun je er donder op zeggen dat ik ze volgende week nodig heb. Als ik naar de spoed moet, is die altijd aan de andere kant van het ziekenhuis. Als ik op mijn laptop twee toetsen tegelijk aansla, komt zeker de verkeerde letter op het scherm. Eentje voor de NMBS: als je trein op tijd rijdt, is je aansluiting te laat; als je trein te laat is, rijdt je aansluiting op tijd. Ik heb ook iets met stropdassen: vroeger droeg ik er elke dag een, nu trekt hij altijd de soep van de dag aan. Mijn kleinkinderen helpen ook mee: ze morsen nooit op een vuile vloer! Tandpijn begint meestal op zaterdagavond en je CV valt meestal uit op een feestdag of in het weekend.

    Als je dit allemaal leest, is het nog zo niet erg! Toch zijn er nog zekerheden: degene die snurkt, zal het eerst in slaap vallen. Slaap dus wel!

    Marcel Huysmans

    09-02-2019, 10:31 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    28-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZIJN ER NOG FLANDRIENS BIJ DE POST?

    ZIJN ER NOG FLANDRIENS BIJ DE POST?

    In 2016 mocht ik van dichtbij en van op de fiets de start van de Giro d’ Italia meemaken in Amsterdam. In de marge van de proloog beleefde ik in de Brakke Grond, het Vlaamse Cultuurhuis in Amsterdam, een tentoonstelling van fotograaf Stephan Vanfleteren over het leven van de flandriens. Een flandrien is een wielrenner die een wielerwedstrijd hard maakt door voortdurend te kiezen voor de aanval en te blijven rijden tot hij doodvermoeid de streep bereikt. Het was een doordringende fotoverzameling in zwart-wit die past bij de grijze luchten die onwegblaasbaar over het echte Vlaanderen van de fiets hangen. Er waren heel sterke foto’s bij: twaalf beelden van de beklimming van de Muur in Geraardsbergen. Opvallend was de foto die verwees naar Frank Vandenbroucke waarbij op het asfalt van de Vlaamse wegen “God is terug” stond gekalkt met een ironische verwijzing naar zijn zoveelste rentree. En ergens in een verloren hoekje een beeld van een postbode die zich zwalpend op de Eikenberg hijst en waarschijnlijk door kenners als “vergeten te eten” zou getaxeerd worden. Postbodes zijn altijd een beetje flandrien geweest en dat besefte ik enkele weken later toen de postbode in mijn straat achterbleef met een achterband die zijn laatste verzuchting had uitgeblazen.

    Het leek of een coureur door zijn sponsor in de steek werd gelaten. Op datzelfde moment genoot ik van de weldoende invloed van de vernieuwing van straatgoten en voetpaden voor mijn deur. Zo’n onderneming brengt putten mee, steenpuin om de garages bereikbaar te houden, vuile voeten in de gang en dito ongemakken. Om de ongelukkige postman terug te fiets te helpen, belde mijn buurman om te vragen of ik soms het telefoonnummer van de plaatselijke post kende, maar het jarenlang gekende nummer deed het niet meer. Ongevraagd deelde een stem me mee dat voor een betere hulpverlening zou doorgeschakeld worden naar een broussecentrale in Brussel. Daar werd ik overstelpt met nummers van druktoetsen en mogelijke diensten, maar er bleek zowaar geen keuzenummer voorradig voor het melden van een postbode met een platte band. Via een nummer voor vragen over beleggingen, leidde een enerverend muziekje me gelaten naar ons postkantoor. Daar beloofde men een reservefiets voor de pechpostbode met panne die twee uur nodig had om zijn ploegbaas met het rode posthoorntje te bereiken. Een verlossend autootje van taxipost bracht de oplossing. De postman die voorbestemd was om flandrien te zijn – door weer, wind en hindernissen – stond hulpeloos aan de kant.

     

    Twee dagen later viel een brief in de bus van de bewoner van het pand dat het mijne was, waarbij ik als geachte werd aangesproken. Met deze wilden ze mij vanuit Wilrijk op de hoogte brengen dat ik gedurende de resterende tijd van de straatwerken (van begin tot einde juni) hoogstpersoonlijk mijn post mocht komen afhalen (4 km verder) bij Tante Post in Aartselaar. De veiligheid van de postbode kon niet meer gegarandeerd worden en hij mocht met de fiets zijn werk niet meer doen. De flandrien in mezelf kwam boven en vier dagen later besloot ik mijn geaccidenteerd onveilig parcours te verlaten en me met de fiets ter gemeentecentrum te wagen. Ik bood me aan voor mijn postverzameling. Toen bleek dat mijn poststukken zich al in mijn brievenbus genesteld hadden. Men vertelde erbij dat dit in de toekomst nog zou gebeuren, telkens als een reservepostbode ter beschikking was. Ik vroeg of het niet slim was om af en toe eens te bellen of er post bedeeld was of dat ik zelf moest langs komen. Ik besefte meteen dat ik toch niet naar de eigen post kon bellen en voelde mij als een postbode met een leeglopende achterband die door zijn sponsor in de steek was gelaten. Mijn flandriengehalte daalde zichtbaar.

      

    Een postbodeis iemand die de laatste handelingen van de postbestellingen uitvoert , namelijk een deel van de sorteerwerkzaamheden en het daadwerkelijk afleveren van de post in de brievenbus van de geadresseerde. Onze facteur bezorgt de mensen dagelijks veel plezier met brieven en pakjes en zelfs reclamedrukwerk hoewel je dat zo niet mag noemen. Vroeger kon je hem/haar met Nieuwjaar nog een borrel en een babbel aanbieden maar de flandriens van vroeger worden tegenwoordig regelmatig verplant en slepen alsmaar méér bagage mee. De sociale rol van de postbode is er de laatste jaren sterk op achteruitgegaan. Dikwijls is hij de enige persoon die nog dagelijks langsloopt bij sommige mensen, hoewel dat lopen alsmaar sneller moet. Bureauberekeningen krijgen de voorkeur op de dagelijkse realiteit waarbij parameters als gewicht, grootte van de ronde en sociale contacten dreigen te verzuipen door liberalisatie van de sector waarbij de overheid te weinig aandacht heeft voor een goede service voor alle Belgen.

     
    Als God nu toch terug is, moet hij zeker gezien hebben dat sommige postbodes nog altijd een beetje hebben van de typische Vlaamse renner van toen die met reservebanden om de nek, met modder in het gelaat en met een gezicht dat boekdelen spreekt, de streep overzwalpt. Zo’n facteur waar je fier mag op zijn omdat hij door weer en wind de trappers van zijn breedbandige roodwitte fiets martelt om iedereen van post te voorzien. Een postbode die een stukje mee het ritme van de dag bepaalt: als de krant is geweest kan de dag starten en als hij ‘iets’ in je brievenbus heeft gedeponeerd, heb je het gevoel dat hij je nooit in de steek zal laten… Nog één foto van Stefan Vanfleteren is me bijgebleven: een jongetje staat zich met zijn vader en zijn jongere broertje van op het schepblad van een bulldozer te vergapen aan een voorbijjagend peloton, de mond wijd open van enthousiasme voor de helden van de weg. Ze zijn een beetje te vergelijken met plichtsbewuste facteurs die zich niet laten kennen door een put in de weg, een brievenbus die wat verder van de straat staat, een mens die iets wil vragen of hulp nodig heeft, zelfs al heeft hij weinig tijd.

    Dat zijn de ware flandriens van de post.

    Marcel Huysmans

    28-01-2019, 21:49 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    22-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WIJSWEG IN DE AUTO

    WIJSWEG IN DE AUTO

    Ze staan weer te blinken met Soul Read Chrystal als modekleur. PK-motoren beloven je de hemel op aarde. Maar die hemel op aarde gaat trager vooruit dan we denken. In vele betekenissen. Onzichtbaar is de automatische filerem ingebouwd die je heerlijk laat genieten van verloren tijd en opgespaarde ergernis. Meer kilometers op minder tijd wordt een illusie en wat ooit normaal was, is nu belachelijk stilstaan geworden. De nieuwe motoren doen het klimaat ecologisch en economisch vastlopen omdat ‘de anderen’ te weinig aandacht hebben voor ‘onze’ gezondheid. En toch zie je ook files aan de kassa van de Brusselsmotorshow, het vroegere Autosalon. Daar blijven de koetswerken fonkelen nog even hard en dromen freaks amechtig van al dat innovatieve dat mensen doet kopen…

    Als de file tempo haalt, hoor je in de auto interessante gesprekken. Moeten we echt langs hier rijden? Dit zijn weggetjes waar Christus nog nooit voorbijkwam! Ik heb nergens een afsluiting gezien die afgeplakt is met gazettenpapier om het einde van de wereld aan te kondigen... Nog een geluk dat we onze GPS hebben. Of is die verkeerd? Waar zitten we nu? Waar moeten we naartoe? Zouden we dat kleine uitvindsel wel volgen of vragen we toch niet beter op de klassieke manier de weg naar Bommerskonte? Niks van dit alles ooit meegemaakt? Wie vloekte nog nooit op dat kleine onding dat iedereen wil en zo onmisbaar is. Van waar komen we? Waar gaan we naartoe?Op koers met de GPS!

    GPS (Global Positioning System) is de commerciële afkorting voor een wereldwijd satellietplaatsbepalingssysteem dat het Amerikaans leger vanaf 1967 ontwikkelde. 18 jaar geleden werd het beschikbaar voor algemeen gebruik. Sindsdien is de GPS gemeengoed. Niet alleen militair, maar ook in de landmeetkunde, de scheepvaart, het transport, de telefonie en de criminologie werd het bijna onmisbaar. Wat mensen allemaal kunnen! 24 satellieten met een eigen signaal draaien in zes banen rond de aarde. Ze roteren even rap als de aarde en hangen feitelijk stil boven hetzelfde punt op onze bol. Met vier van die satellieten bepaalt een gps zijn positie op aarde tot op ongeveer 10 m nauwkeurig. Maar het kan nog beter! 

     

    'Elk voordeel heb zijn nadeel'. Als je verkeerde gegevens invoert, is het eindresultaat ook mis, maar tunnels en hoogspanningslijnen, sterk magnetische voorwerpen, parkeergarages en hoogbouw kunnen ook roet in het gps-verhaal strooien. De verkeersproblemen bij de oude bruggen over de Rupel en het Zeekanaal leidden lang geleden (1982) tot de bouw van de Rupeltunnel. Als je met je GPS door de pijp rijdt, kunnen de satellieten je niet volgen en toch blijft het traject op je scherm, zij het dan met gewijzigde kleurtjes (blauw – grijs?). Op dat moment doet je GPS aan “dead-reckoning”, d.w.z. 'gissen' of 'positievoorspelling'. Hij vertrekt dan van het feit dat hij de lengte van de tunnel kent en ook de snelheid van het voertuig. Hij houdt zich voor de gek bij het wegvallen van de satellietontvangst en doet net of de GPS nog een tijdje dezelfde snelheid en richting aanhoudt. Kom je weer boven, dan loopt alles weer als tevoren. Er is niks slimmer dan een mens. En een GPS.

     

    Toepassingen zijn er genoeg. En ze zijn niet altijd gekend. In de landbouw rijden tractors met gps om automatisch recht te rijden tijdens het planten, schoffelen en bemesten. Abdellah Hajjab uit Boom stelde in 2011 bij de FIFA in Zürich zijn systeem van ‘bal-over-de-doellijn-of-niet’ voor. De Marokkaanse Belg plaatste een chip in de bal en via de nodige gps-software gaf die perfect aan wanneer het buitenspel was of wanneer de bal helemààl over de lijn ging. Uiteindelijk maakte men eerst in 2018 gebruik van een gelijkaardig systeem bij de eindeloze discussies over welles-nietes. Het is véél gemakkelijker is om zoiets technisch te realiseren dan de starre geesten van de voetbalbobo's te overtuigen. Soms zijn er dingen die slimmer zijn dan de mens, maar hij moet willen.

     

    En waar 'ge-menst' wordt, wordt soms en soms dikwijls 'ge-mist'. GPS creëert bij verkeersgebruikers gevaarlijke situaties en stuurt ze dan de verkeerde kant uit. Mensen volgen klakkeloos en zonder opletten de aanwijzingen van het kleine doosje. Ze voeren zelfs gevaarlijke of illegale manoeuvres uit omdat de GPS het adviseert. Als de brug van Willebroek open staat en de GPS zegt dat je moet doorrijden, rij je dan ook in het water? Maak een U-bocht moet je niet uitvoeren op een drievaksbaan... Rijdend prutsen met de GPS is levensgevaarlijk. Anderzijds verhoogt deze toepassing de veiligheid. Ooit leek de zelfsturende auto een verre droom, maar over enige tijd zoemen waarschijnlijk de eerste elektrische auto’s over de E19, gecontroleerd en gestuurd door een bos van controle-gpsjes (driemaal uitspreken). Ze zullen minder ongevallen veroorzaken dan menselijke chauffeurs, rijden energiezuiniger en kunnen zelfs blinde, verlamde of straalbezopen passagiers veilig naar huis brengen. Er bestaan ook GPS-systemen waarmee je op elk moment kunt weten waar je kind is. Ze bestaan als armbanden, uurwerken en sleutelhangers. Maar ook dan zijn we weer verplicht om zelf nog na te denken over de vraag:' zou ik mijn kind wel via zo'n systeem laten volgen?'

      

    Dikwijls zijn details belangrijk. Wie naar Berg bij Tongeren wil, kan in 'Berg' van Neeroeteren, Tessenderlo, Voeren en Kleine-Spouwen landen, maar ook in Kampenhout of Meerhout. En Aalst vind je ook in Limburg en Oost-Vlaanderen terug. In Lille (Kasterlee) wordt ieder jaar een Krawatencross (veldrijden) ingericht en één van de ingeschreven deelnemers kon niet meefietsen, want hij stond gepakt en gezakt in Frankrijk (Lille/Rijsel). Van een grensoverschrijdende vergissing gesproken.

     

    Wie weet allemaal waar ik ben, waar ik geweest ben? Het zijn allemaal vragen die met GPS te maken hebben. Het is een zegen voor wie veel onderweg is, maar soms behoorlijk irritant en neurosebevorderend. Wil jij af en toe ook op de aangegeven aankomsttijd afpingelen? Plezant en zinloos tegelijk. Blindelings volgen is niet altijd goed en eigenzinnig je eigen goesting doen maar op eigen risico is mogelijk beter. Het blijft je eigen auto. Sociaal contact vermindert, want je vraagt minder gemakkelijk de weg aan een levende mens dan gedirigeerd te worden door een bemoeizuchtige dwingende vrouwen- of mannenstem... Zo blijft de GPS toch een beetje blindvaren!

    Marcel Huysmans

     

       

    22-01-2019, 12:09 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    08-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJNHEER VAN AEL

    MIJNHEER VAN AEL

     

    Enkele weken geleden las ik in de krant een artikel over geschiedenisleraar Roeland Huys van de Steinerschool in Brugge. Er stond een foto bij van een getekende man met een grote grijze en wijze Socratesbaard om alle waardige wijzen uit de Griekse geschiedenis jaloers te maken. Het was een beeld van de eerbiedwaardige Hiëronymus van Stridon (347-420 na Chr.) Hij was een van vier grote kerkvaders van het Westen. Een kerkvader had meestal geen kinderen en het waren meestal bisschoppen die de edele schrijfkunst en de lerarenbekwaamheid beoefenden om daarna theologische geschriften te plegen. Zo kon iedereen er later van genieten. Hiëronymus was zo’n pater ecclesiae . Zijn naam betekende ‘met een heilige naam’ en hij was de peetvader voor al diegenen die wij Jeroen, Jerom en Jeroom zouden noemen.

    Van leerkrachten wordt redelijkerwijze verwacht dat ze de leerstof op een boeiende manier kunnen overbrengen op hun discipelen. Dat heeft deze geschiedenisleraar uit Brugge alvast goed begrepen. Om zijn leerlingen te motiveren voor zijn vak en de leerstof bevattelijk te maken, tovert hij iedere keer grote krijttekeningen op het bord. Zo probeert meester Roeland zijn leerlingen iets bij te brengen over het kerkvadersbelang voor de theologie, maar ook over de kenmerken van de barokkunst. Vooral uit klassieke werken haalt hij zijn inspiratie voor nieuwe geschiedenislessen. Twee jaar al doet hij het en telkens gaat zo’n tekening een nieuwe periode in de geschiedenis vooraf. Zijn leerlingen vinden het maar al te gaaf en cool, want het zijn stuk voor stuk pareltjes. Tijdens zijn lessen gaat het er belangstellend aan toe.

    Het doet me onmiddellijk terugdenken aan mijn onderwijzer uit het vijfde leerjaar. Meester Van Ael bleek de eeuwige jeugd te bezitten. Leon – want dat was zijn voornaam – was de meester van mijn vijfde studiejaar. Hij was creatief, sportief, attractief, humoristisch en derhalve héél populair. Hij was bovendien oud-midvoor van rood-wit Tubantia Borgerhout, een toenmalige derdeklasser uit het voetbal. Daarna speelde hij nog – tot ver boven de vijftig – in het  Katholiek Sportverbond. Hij presteerde niet alleen op het veld maar ook ernaast. Hij organiseerde een mini voetbalcompetitie op de speelplaats tussen de verschillende klassen wat ooit de oorzaak was van mijn verregaande sletigheid aan schoenen. Een nieuw paar hield het amper een paar weken uit. Nu weet ik hoe het komt dat mijn kleinkinderen zo dikwijls nieuwe schoenen nodig hebben. De leraars arbitreerden er op los en elke middag was  het feest voor de klassen die tegen elkaar het veld op wilden. Dat kon alleen als er  niet te veel plassen stonden en volgens ons stonden die er bijna nooit. De leraars dachten daar dikwijls anders over. Maar het was altijd spannend en zorgde voor veel commentaar.

    Elke maandagmorgen hingen zijn fans rond hem met altijd dezelfde vragen. Hoe is het geweest? Hoeveel goals heb je gemaakt? Zijn er plezante dingen gebeurd? Toch niet gekwetst zeker? Hij verstond ook de kunst om in de klas een sportloze competitie op het getouw te zetten. In september ging de voetbalcompetitie van start. Binnen de klas werden voetbalploegjes van een viertal leerlingen gevormd die individueel door goed werk (rekenen – vraagstukken – een opstel – quizzen – dictee) goals konden verdienen die dan na één week het resultaat tussen de verschillende wedstrijdploegen bepaalden. Daarvan werd een algemene rangschikking opgemaakt en uiteindelijk een kampioenenploeg gevierd. Na Kerstmis begonnen de zesdaagsen, waarbij de doelpunten werden vervangen door bonusronden op de piste. Na een zesdaagse die wel drie weken duurde was ook daar een eindoverwinnaar. En na Pasen reden we de Ronde van Frankrijk waarbij een dagelijks klassement en een algemene rangschikking werd opgesteld, compleet met een gele en een groene trui. Dé bollentrui bestond toen nog niet. Zo was de klas één grote indoorcompetitie met openluchtverwijzingen. Op het einde van het schooljaar kwam Meester Van Ael aangezeuld met een grote draagtas, gevuld met snoep en prijzen. Toen wisten we nog niet wat diabetes was. Die prijzen waren voor de overwinnaars én voor de verliezers, want ook dat was didactisch onderbouwd en verantwoord. De meester was onze grote Manitou.

     

    Ook mijnheer Van Ael, een degelijke rossige Vlaamse helmboswuivende kop met een uitzonderlijk talent, hanteerde toen al de acht kleurenkrijtjes om op het bord seizoenstaferelen te ‘schilderen’. In de lente waren dat frisgroene blaadjes aan de bomen naast een kabbelend beekje. Voor de herfst koos hij een hemels kleurenpalet van  afgevallen bladeren langs een fascinerende dreef. In de winter toverde hij een sneeuwlandschap en deed de letters van ‘winter’ helemaal besneeuwen dat je het er echt koud van kreeg. Voor elk seizoen kwam er een nieuwe tekening, behalve voor de zomer want dan was het grote vakantie. Met het puntje van de tong likte hij aan zijn krijtjes, want dan bleven de krijtpenselen beter ‘plakken’. Ergens ligt er nog een zwart-witfoto van zo’n herfstschilderij, maar ze zit te goed verborgen in mijn archieven. Leon Van Ael was een meester van de oude stempel. Hij kon bemeesteren en begeesteren en was dus een prima onderwijzer.

     

    Ooit had hij zijn adres verklapt.  50 jaar later stond dat nog in mijn geheugen gegrift. Ik googelde Van Ael, straat, huisnummer en Borgerhout in de computer. Zo vond ik een vijftal jaren geleden de naam en het telefoonnummer terug van mijn onderwijzer uit het vijfde studiejaar. Ik belde het nummer en ik kreeg zowaar de enige echte Leon Van Ael aan de telefoon. Hij wist nog wie ik was en tot slot van het telefoontje spraken we op een druilerige dinsdagmiddag af in Borgerhout. Het werd een onvergetelijke namiddag met herinneringen die bij beide partijen waren blijven hangen, of die enerzijds door de mazen van de geschiedenis waren weggesijpeld. We dronken samen een paar koffies en lieten 1956 weer een beetje herleven. Ook het tekenen, voetballen en de competitie, de Zesdaagse en de Ronde van Frankrijk kwamen weer tot leven. Het deed ons echt deugd en we spraken af om nog eens verder te vertellen.

      

    Helaas. Een goed jaar later las ik in de krant het overlijdensbericht van Leon. Het kon niet duidelijker zijn. Leo (!) Van Ael studeerde aan de bisschoppelijke Normaalschool in Sint-Niklaas. Uitgangsjaar 1943. °Zoersel 25/02/1924   +Boechout 11/04/2015. Een onderwijzer en innemende mens om nooit te vergeten. Hij werd 91 jaar.

    Marcel Huysmans

     

    08-01-2019, 01:40 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    01-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE FLEUR VAN ONZE SLEET

    DE FLEUR VAN ONZE SLEET

     

    Niet alleen een overjaarse diesel – al dan niet met laag emitterende gunstige euronorm – moet elk jaar gedisciplineerd voorrijden bij de autokeuring. Voor een technische controle op het reilen en zeilen van je lijf heb je dan weer een arts nodig. Soms zijn het er zelfs meer. Ze delen geen groene of rode kaarten uit, hebben eerder belangstelling voor je luchtuitlaat en hartenpomp, en ze schrijven hun voorschriften of suggesties op witte of groene briefjes. Door de jaren wordt dat menselijke partiële tekortenlijstje langer. Ook de ernstgraad neemt gradueel toe. Vanaf het ogenblik dat zoiets exponentieel gebeurt, gaan allerlei alarmpjes af en dienen bevoegde instanties opgezocht voor verdere controle. Na een kijk-, luister- en detectiekuur via echopeilingen en angstaanjagende scans wordt dan een verdict uitgesproken dat eerder lijkt op een vonnis dan op een aanmatigende nota. Als je tenminste de geleerde medische termen een beetje begrijpt. Zoiets komt aan als een patat om je oren, zodat je meteen beseft dat de situatie overernstig blijkt en Keulen niet zo ver meer is om het daar te horen donderen. 

      

    Mijnheer, we kunnen niet veel meer ingrijpen. Opereren is te riskant, bij kleine ingreepjes moeten we het niet meer zoeken. Het enige wat nog zou kunnen, is een transplantatie, maar daar ben je te oud voor… Na 65 is de operatie te riskant, de wachttijd te lang en de afstootmedicatie te belastend om nog veel succes te kennen. Het enige wat nog wél kan, is je elastiek proberen een beetje langer te maken. Voor zover dat nog mogelijk is. Ze noemen dat ook strijden met de wapens die je nog hebt, in de hoop dat de carrosserie en de vering de motor nog kunnen helpen met afdoende hulpmiddelen en kleine trucjes.

    Ik heb me onmiddellijk een paar bretellen gekocht en een nieuwe snelbinder op mijn fiets, want die verlengen mijn elastiek ook al. Of die alleen zullen helpen geloof ik nooit. In zo’n geval dien je de bestaande situatie te bekijken en alle hulpmiddelen die het leven draaglijker en langer kunnen maken op te zoeken.

     

    Het leven wordt aanpassen en creatieve oplossingen zoeken naar dingen waarmee je tijdens je vroeger parcours nooit geconfronteerd werd. Dergelijke zaken worden alsmaar talrijker en meer nodig. De oplossingen zijn omgekeerd evenredig met de moeilijkheidsgraad van de laattijdige ontdekking van het verse probleem. Je probeert eerst van traag sleffen opnieuw gezapig te wandelen met hopelijk een lichte looppas als uiterste doel. Een wandelstok, een heel of half paar krukken en desnoods een oudmodische toegevouwen paraplu kunnen de scheve situatie nog wat verbloemen. De garantie dat je geen scheve pas of scheve schaats meer zult rijden is daarmee nog niet gegeven. Vanaf dan ben je veroordeeld tot wankelwandelen. Dat is geen nieuwe Olympische discipline, maar wel het praktisch resultaat om de kritische situatie nog een beetje te redden en enigszins soepel nog een blokje om te gaan. Het lijkt in niets op een elegant walspasje uit het repertoire van André Rieu in zijn beste dagen. Ik vind zoiets hemelse muziek die ik heel mijn leven al bewonder, waar ik écht jaloers op ben en was, maar waarvan ik de afgemeten pasjes en het zwierige zwaaiwalsen nooit onder de knie heb gekregen.

     

    Je wordt er wel vindingrijker van en leert met je ogen stelen wat anderen vóór je hebben bedacht. Het begint met schoentje-vissen, leuninggrijpen en om voorwerpen op te rapen, laat je eerst je voeten de schraapbeweging uitvoeren. Je kousen aantrekken gebeurt niet met een schoentrekker, maar wel met een kousentruc.

    De weinige momenten dat ik nog eens met de fiets rijd, stap ik op met de methode Wyckmans. Die heb ik geleerd van mijn goede vriend Louis met diezelfde naam die amper boven de lange grashalmen reikt, maar toch zijn rechterbeen vlotjes over de hoge fietsbuis kan lanceren. Hij maakt daarbij gebruik van de truc met de verlaagde beenzwierhoogte. Je neemt daartoe plaats op het trottoir, legt de fiets schuin onder een precieze hoek van 43 graden en dan wordt opstappen kinderspel. Hoe Louis dan afstapt, heb ik nog niet gezien, maar ik weet wel dat hij altijd heelhuids thuis is geraakt. Ik vermoed dat hij dus dezelfde methode gebruikt, maar dan waarschijnlijk in tegenwijzerzin en voor het grootste deel omgekeerd. Ik denk zelfs dat hij een ‘Cancellara-motortje’ in zijn zadelbuis heeft gemonteerd, want zelfs het fietsen gaat bij hem nog vlot. Hoe later in de tijd de problemen zich voordoen, des te moeilijker worden de oplossingen.

      

    Op trappen lopen, een eufemistische uitdrukking voor wat ik ‘op handen en voeten de trap bestijgen’ noem, zorgt voor complexe en gecombineerde problemen als je op een eerste verdieping woont en op de tweede slaapt.  Het wordt zelfs zo erg dat je voor de keuze staat: ofwel je huis en je verleden verkopen en een nieuwe leefplek opzoeken zonder trappen, ofwel.... Dan komt ook het verhaaltje piepen van het bomen verplanten en het achteruitgaand aanpassingsvermogen. Daarom plande ik in de voorbije weken een uitgebreide trapliftprospectie om vooruit te kunnen zien voor het geval dat stijgen en dalen op spierkracht begint te falen. We zullen wel zien.

     

    Ik heb hard en snel geleefd. Mijn haar is dunner en grijzer geworden terwijl de lachrimpels op mijn gezicht blijven staan als ook het lachen elke dag een beetje moeilijker wordt. Door al die ouderdomskwalen - ik zal ze best niet allemaal opnoemen – zegden de artsen dat ik onder strikte controle moet bewegen. Vooruit dan maar. Drie ‘bewegingsdeskundigen’ ofte kinesisten volgen nu onder supervisie van een longarts en een cardioloog het uit-rekken van mijn elastiek ad majorem dei gloriam en om mijn lijfelijk heil te  bestendigen. De wereld zegt dat dat dit goed voor me is: om te beginnen drie halve dagen per week oefenen gedurende drie maanden. Met allerlei apparatuur kan ik zo van kipfilet spierballen maken door me over te leveren aan wattcontrolerende hometrainers en dwingende loopbanden. Mijn gewrichten kraken, mijn ledematen doen aan intervalverstramming en zorgen zo voor een beeld van een oudere jongere die op weg is naar de laatste rechte lijn. Ouderdom kent zo zijn gebreken, nietwaar?

    Marcel Huysmans

     

    01-01-2019, 10:30 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    26-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN CADEAU IS EEN PAK VAN JE HART

    EEN CADEAU IS EEN PAK VAN JE HART

     

    De kerst- en nieuwjaarperiode is mijn minst favoriete tijd van het jaar. Er zijn zoveel dingen die je moet combineren. Er is het gebrek aan zonlicht, de verplichte gezelligheid en de weemoed die het eindejaar met zich meebrengt. Met de tijd is het ook de week geworden waarin toch weer gedacht wordt aan diegenen die er niet meer zijn en die we missen. Dat kunnen dan ouders, familie maar ook vrienden zijn. Dat gevoel verhoogt naarmate ik zelf verder in de laatste rechte lijn zit. Het is ook de tijd van heel wat nutteloze cadeaus. Vooral het kopen om te kopen snap ik niet zo goed. Daarbij komt nog de drang tot het krijgen om te krijgen. Het is niet dat ik niet van cadeaus houd, in tegendeel zelfs. Maar die liefde is toch wel bekoeld. Het idee dat iemand speciaal aan mij heeft gedacht en iets heeft gevonden – soms met heel veel moeite – en daarvoor naar de winkel is gegaan, dat vind ik geweldig. Dat zijn de mooie kleine dingen van het leven. Maar het overvloedig kopen van cadeaus omdat die nu eenmaal bij een feest horen, dat vind ik onzin. Het is een duidelijk voorbeeld van de destructieve consumptiemaatschappij, waarbij bezit belangrijker is dan gewoon zijn, goed zijn en goed contact hebben.

      

    Die contacten vormen voor mij het mooie deel van kerst. Hoewel ik een onblusbare hekel heb aan geforceerde gezelligheid, ben ik stiekem blijven houden van die donkere dagen en denk ik terug aan de warme chocolademelk met rozijnen boterhammen na de nachtmis en het samenkomen met fijne mensen. Dan wordt mensen bezoeken en ontmoeten een heel stuk intenser en oprechter. Het draait niet meer om het uitgebreide eten of de cadeaus, maar om het samenkomen en genieten van elkaar. Daar kan geen cadeau tegenop! Als mijn petekind vraagt wat ik graag voor mijn Kerstmis en Nieuwjaar zou willen hebben, dan kan ik gewoon niks meer bedenken dat aan die vereisten kan voldoen. De afgelopen jaren ben ik mij altijd beter gaan voelen naarmate ik de indruk kreeg dat ik het met minder kan doen. Gisteren stond ik voor de boekenrekken in mijn bureau. Ik ploegde door de stapels spullen die ik door de jaren heen heb gekregen en verzameld. Ongelezen boeken, cd’s, dvd’s en videobanden met het cellofaantje er nog rond. Ik heb ze nooit opengedaan en dus nooit beluisterd of bekeken. Ik neem me voor die allemaal in de ‘weg-doos’ onder te brengen en stilletjes te laten verdwijnen. Of zou ik ze toch maar weggeven als cadeau aan iemand die er ook nooit om gevraagd heeft. Ze zijn goed bedoeld, maar door mij onvoldoende geapprecieerd.

       

    We worden in deze tijd van het jaar bijna gedwongen om te gaan consumeren tegen de sterren van kerstmis op. Ik vind het zonde om iets duurs te kopen of te krijgen. Ik heb liever dat men iets van zichzelf toont of geeft. Ik pakjestijd mogen we ons kwetsbaarder opstellen. Het hoeft niks groot te zijn: een kaartje met een fijne tekst, een goeie babbel of een deugddoend bezoekje zijn ook parels van geschenken. Die blijven veel langer hangen dan een duur geschenk. Tijd vrijmaken voor iemand, en mooie momenten beleven samen. Daar gaat het uiteindelijk om. Misschien zijn we te veel de ware betekenis van cadeaus vergeten en doet de waarde van het pak vergeten dat de waarde ervan niet bepaald wordt door de prijs. Pakjes zijn waarschijnlijk wel ideaal om je wensen tastbaar te maken. Vormen de overvloedige cadeaus voor de ontvangers geen aanleiding om hun drang naar hebberigheid te cultiveren? Het cadeaupapier zorgt ervoor om de nieuwsgierigheid naar wat erin zit te versterken. De gretigheid bij het gelijktijdig openmaken van de eigen cadeautjes zorgen voor een slagveld van verscheurd papier en verhindert dat je nog kan ervaren hoe anderen nog blij kunnen zijn met hun geschenk. Verdeelde vreugd wordt dan verloren vreugd. In Zwitserland zal men zijn uiterste best doen om het cadeaupapier niet te scheuren tijdens het uitpakken om zeker niet hebberig over te komen. Bovendien toon je door je hevigheid weinig respect voor de volgehouden inpakkunst en de inspanning van de milde gever. Dikwijls is een praktisch geschenk mogelijk niet verpakt zoals je dat verwacht. Maar het komt wel goed aan.

      

    Kinderen kunnen met zoveel cadeautjes overladen worden dat ze niet meer weten waarmee ze moeten spelen. Het is soms gewoon teveel voor ze. Ze worden dan cadeautjes openscheurende machines, die seconden nadat ze het laatste geschenkje hebben. opengemaakt al om het volgende vragen. Ze weten niet eens meer wat ze allemaal gekregen hebben, laat staan dat ze het waarderen. Je kunt je dan afvragen: is een cadeautje een beloning, een belofte nakomen of wordt het een verwenning? Waar ligt de grens tussen, grof gezegd, gierig zijn en een verwend nest kweken? Ook dan en op dat niveau geldt het gezegde ‘in die Beschränkung zeigt sich der Meister’.

    Ik heb van diegenen die voor mij geschenkjes kopen door de jaren heen al zoveel gekregen en deugd gehad, dat ik vanaf vorig jaar bewust de boot heb afgehouden. Men moet mij niet meer plagen met de vraag ‘opa, waarmee kunnen we jou een plezier doen met kerst?’  Ik laat het over aan hun eigen initiatief. Ik vind dat ze mij al zoveel cadeaus gegeven hebben dat het echt niet veel meer hoeft te zijn. Mijn kinderen hebben me toen een origineel eindejaarcadeau gegeven. Ik kreeg twee opvallende wenskaarten met daarop een kip en een Kerstgeit van Oxfam onder de kerstboom. Zo heb ik rechtstreeks kwetsbare families geholpen bij het kweken van geiten en kippen. Dat zijn nuttige en originele geschenken die levens veranderen. Dan wordt geven zaliger dan krijgen. 

     

    Bij weinig mensen duurt dankbaarheid langer dan het geschenk. Grote cadeaus hoeven geen felle strikken. Vrede aan iedereen van goede wil, luidt de traditionele wens met Kerstmis. Vrede aan iedereen die met zichzelf in vrede kan leven, lijkt een grotere wens in deze wankele tijden.

    We kunnen elkaar beter een duurzame cadeau geven die niet zo tastbaar is, maar echt voelbaar en helemaal uit het hart. Zalig kerstfeest!

    Marcel Huysmans

     

    26-12-2018, 12:58 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE TROTS VAN EEN EZEL

    GEDULD IS DE TROTS VAN EEN EZEL DIE ONDER ZIJN LAST RUSTIG BLIJFT EN GEWOON VERDER STAPT

    Haastige spoed is zelden goed. In de moderne maatschappij krijg je veel dingen binnen de kortste keren aangeleverd, zoals informatie via het internet. En toch worden mensen nog ongeduldiger. Voor betere antwoorden moet je vaak een nachtje slapen of meer mensen raadplegen. De beste raadgevers zijn meestal niet snel bereikbaar. Ze hebben een hekel aan gemaild of gebeld te worden. Maar ook vóór de snelle communicatie bestond, vierde ongeduld dikwijls hoogtij. Soms moet je simpelweg wachten tot iemand zijn bedoelingen verraadt. Mensen willen, zeker als ze kwaad zijn, te snel actie ondernemen… of niks doen.

    We leven van het ene probleem naar het andere. Wat voor de ene een probleem is, is voor de andere kinderspel. Als je bij het minste onverwachte in paniek slaat, dan stokstijf steendood blijft staan, de armen omhoog steekt en denkt dat er geen oplossing is, dan eindigt de rit vrijwel onmiddellijk. Een mens heeft in zo’n geval drie dingen nodig: geduld, geen paniek en daarna moeite willen doen om iets te doen. Zo kun je tenminste zeggen dat je iets hebt gedààn. 

     

    Alle dingen zijn moeilijk voordat ze gemakkelijk worden.Je moet tegenwoordig stalen zenuwen en een onverwacht incasseringsvermogen hebben om te overleven in een wereld die over vertechniseerd is. Alles is zo vanzelfsprekend geworden en de pakjes geduld die je kunt kopen, worden zeldzamer dan de frietzakjes in de laatst verdwijnende frituren. We vinden het zo gewoon dat alles voor ons wordt gedacht en gedaan dat geduld soms ver te zoeken is. Techniek is voor heel veel mensen iets dat je vooral tegenkomt als het niet werkt, en àls het niet werkt, moet het binnen de kortste keren, en als het kan nóg vlugger, verholpen zijn. Met alle elektronische hoogstandjes qua telefoneren, zien en horen, zijn we vergeten dat die toestellen alleen maar doen waarvoor ze geprogrammeerd zijn en in hun onwetendheid geen rekening houden met het ongeduldig en verkeerd getokkel van hun bedienaars. Handleidingen kunnen helpen om veel voorkomende problemen op te lossen maar verhuizen meestal achteloos naar het rijk van de papiermand. De meesten denken dat hun brains zomaar mee geëvolueerd zijn met die vernieuwende elektronica. De schuld daarvan is de combinatie van zes letters die we nog wel kennen, maar onvoldoende kunnen gebruiken: 'geduld'. Franciscus van Sales (Salesianen) zei ooit: "de mensen moeten geduld met elkander hebben, en de dappersten zijn zij die de fouten van anderen het best weten te verdragen". Mag ik je even meenemen op de weg naar geduld, want dat is de enige manier om inzicht te verwerven.

     

    Probeer de kwaliteit van je stalen zenuwen eens uit te testen. Oefen je geduld alvast elke morgen vanaf 8 uur in de Pierstraat op weg naar de E19 of op de middenstrook van de A12 richting Antwerpen dan leer je wat een file is. Of voor wie weekendtraining verkiest: op de zijbaan Boom-Antwerpen van de A12 kan je elke zaterdag geduld zoeken en oefenen op weg naar het koopcentrum A12 in Schelle, waar oorspronkelijk enkel meubelzaken uit de grond mochten groeien. Anders dan bij vriendelijkheid, dankbaarheid of vrijgevigheid gaat het bij geduld niet om wat je doet, maar vaak juist om wat je niet moet doen. Alles draait om je inhouden als je je nog eens wilt laten gaan. Sluipwegen zoeken is dan een vrolijke ergernis die meestal nog erger is. Dan is het moeilijk om te grootmoedig te accepteren waar je moeite mee hebt en het wachten op de wereld en je medemens laat gebeuren, in plaats van overal achteraan te rennen en gebeurtenissen te forceren. Als gepensioneerde heb je een beetje geluk: je krijgt meer geduld – en tijd - naarmate je ouder wordt en eigenlijk niet veel tijd meer hebt, hoe je dat ook interpreteert!

     

    De situaties om ongeduld te oefenen zijn legio: in de file, op de trein, het wachten op een onbeantwoorde beltoon - het nummer kan uw oproep niet beantwoorden -, een wachtrij voor het toilet, een bus of tram die te laat komt... Ze brengen vooral irritatie, boosheid of nog ergere dingen. Op dat moment moet je beseffen dat je aan zelfontwikkeling van geduld kunt doen. Ben je zelf klaar om te zeggen wat je wil en wil de andere naar je luisteren? Daarop wachten en het juiste moment kiezen, dat heet geduld. Geduld hebben betekent niet bang zijn om je tijd aan iemand anders te geven. Geduld is de trots van een ezel die onder zijn last rustig blijft en gewoon verder stapt. Geduld is een beetje zoals onverzettelijke windmolens. Die wijken nooit van plaats om wind te vangen. Ze kunnen wel meehelpen door zich naar de wind te zetten.

      

    Files groeien automatisch uit het groepsgedrag van automobilisten en zijn een beetje als het gedrag van watermoleculen. Als de weg nog niet druk is, bewegen de deeltjes (automobilisten) zich vrij als watermoleculen in waterdamp. Wanneer de drukte van de weg een bepaald kritisch punt overschrijdt, gaan de bestuurders zich gedragen als moleculen in een vloeistof: de ene molecule heeft direct invloed op de naastgelegen deeltjes. En op het moment dat het nog erger wordt, veranderen de watermoleculen in ijskristallen en zit iedereen vast: file over heel de lijn. Zolang iedereen maar dezelfde snelheid aanhoudt, gebruik je optimaal de capaciteit van de weg en krijg je geen opstoppingen. Kleine verschillen in snelheid zorgen dan al voor grote problemen. Ongeduldige mensen mogen nog veel leren van schapen, vogels en bacteriën. Die hebben al lang door hoe ze files kunnen vermijden... en ze blijven bewegen. Met doodgewone talenten en buitengewoon geduld, ligt alles binnen handbereik.

     

    Als er echt iets tegengaat helpt het zelden voldoende om ‘shit’ of ‘dedjuu’ te zeggen. Blijf kalm. Wacht even om zelf te zien dat je je niet nodeloos druk maakt of je te vroeg geroepen hebt. Overschouw het slagveld en beslis dan meteen wat je moet doen om uit de rats te geraken. Dan ervaar je zelf eens wat de trots van een ezel is die onder zijn last rustig blijft en gewoon verder stapt. Onverstoorbaar, maar rechtdoor.

    Marcel Huysmans

     

     

    15-12-2018, 11:55 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!