Had er mij nu eens iemand
opgeborgen in zijn verhaal,
of in een zin verborgen van een brief,
wat jaren later nog steeds
een blijde herinnering oproepen zou.
Had er mij nu iemand vastgenaaid
in de voering van zijn jas,
of in zijn binnenzak gestoken,
om jaren later mij terug te vinden
als degene die verloren leek de zijn.
Mocht er mij nu iemand meegedragen hebben
in zijn handen,
bij het naar buiten lopen
in de kille nacht,
na alweer een avondje stappen.
Had er mij nu maar iemand gevonden
tussen de regels van
hun oude schoolboeken,
kladschrift en memo's; nu ik voel hoe ik langzaam afscheid nemen zal van dit leven.
Zou ik mij niet voor niets hier onder het stof der jaren
verborgen hebben,
voor de vele gedachten
die plaats moesten ruimen voor andermans gedachten.
Had er mij nu maar één iemand
opgeborgen in zijn jaszak,
waar ik zo af en toe werd aangeraakt door die hand
die tast in de jaszak achter een stukje verleden.
Zou ik misschien nog een reden weten uit te vinden,
waarom ik hier al die jaren sleet onder het stof der jaren.
Maar nu,
nu weet ik echt geen enkele zin neer te schrijven
wat het de moeite waard maakt om dit gedicht
nog verder uit te lezen.
Dus waarom zou ik nog schrijven,
over mij,
over ons,
over dit
wat niet echt was,
maar slechts een illusie
van
vele lagen op elkaar gestapeld stof.