In zaal Weduwe Huybrechts, aanvang 19u30. Het orkest “Danny Rivers” zorgde voor een gezellige avond. (DB)
1961 – Zondag 19 februari – G.v.A. : Familiefilmavond
De Boerengilde van Leest richtte een filmavond in waarop alle filmliefhebbers uitgenodigd waren. De voorstelling ging door in “Ons Parochiehuis” om 19 uur. Op het programma : “ernst, lach, spanning en…muziek.” Werden vertoond : een kluchtfilm, een landbouwdocumentaire “Wij landbouwers gaan mee met onze tijd. Wij willen technisch vooruitstrevende bedrijven, rationeel ingericht en economisch verantwoord”. Een prachtige kleurenfilm : “De schoonste dag van mijn leven” met de Wienersangerknaben”. (G.v.A., 17/2)
1961 – Maandag 20 februari : Algemene Vergadering over Veeziektenbestrijding
Deze jaarlijkse algemene vergadering vond plaats op maandag 20 februari om 19u30 bij de gebroeders Apers in het Brughuis. De ingenieur De Meuter, een veeteeltconsulent, sprak er over de nieuwe wetgeving inzake de bruccellosebestrijding en over de toekomst van de veehouderij in Euromarktverband.
1961 – 25 februari : Waterleiding
“Aan de gemeentes Hombeek, Leest en Heffen zal de waterleiding eerst worden toegewezen. Voor deze gemeenten is deze beslissing van vitaal belang, aangezien de vestiging van nieuwe fabrieken in het Mechelse de kans groter maakt om industrie in deze aanpalende gemeenten te bekomen. Er werden 480 werkdagen voorzien voor de aanleg van deze waterleiding. De watertoren zal worden gebouwd op het grondgebied van de gemeente Leest en wel in de Juniorslaan”. (KH-GvM)
In 1963 werden de eerste Hombeekse bewoners aangesloten op de waterleiding, dit tegen 408 fr huur per jaar. Tot 36 kubieke meter was het verbruik gratis en men betaalde 8 fr. per bijkomende kubieke meter. Het aandeel van de gemeente Hombeek voor het waterleidingsnet bedroeg 3.317.000 fr. daarbij inbegrepen de 57.458 fr voor de watertoren te Leest. (KH)
De watertoren van Leest werd in 1963 gebouwd (zie verder in deze Kronieken)
1961 – Zondag 26 februari : C.V.P.- poll in gans het Arrondissement Mechelen
Het poll-reglement van kracht in het Arrondissement Mechelen voorzag dat met het oog op de samenstelling van de kandidatenlijsten voor de verkiezingen voor Kamer, Senaat en Provincie, alle regelmatig ingeschreven C.V.P.-leden van de partij opgeroepen werden om deel te nemen aan de poll. Te Leest ging die poll door in de Parochiezaal van 7u15 tot 11 uur.
1961 – 26 februari : Maurits Dourlens werd Maurice Van Camp
G.v.A. van 24 februari : “Maurits Dourlens, uit Leest, veranderde van naam en nationaliteit. Vanaf 26 jan. l.l. (Noot : er staat wel degelijk “jan.”) : heet hij nu Van Camp, terwijl zijn nationaliteit van Fransman Belg werd.”
De moeder van Maurice was een Française, Yolande Louise Hélène Dourlens. (°Blendecques 8/3/1910, +28/5/1973) Maurice werd geboren in Leest op 15 november 1942, zijn moeder huwde Karel Lodewijk Van Camp (°Leest 4/2/1920, +Mechelen 19/6/1997) in Leest op 14 juli 1949. Maurice was een uitstekend wielrenner en in de kranten kwamen zijn prestaties tot zijn naamsverandering onder zijn oorspronkelijke naam te staan. Zijn bijnaam in Leest was : “de Jitte van den Bats”.
1961 – Maartnummer “De Band” : Pater Clementiaan vanuit Sint Niklaas
“Beste vrienden van De Band ! Toen wij begin februari onze Milacavond hielden te Leest, heb ik u bij mijn dank- en afscheidswoord gezegd : “ik zeg u geen vaarwel, maar tot weerziens”. En hier zijn we dan, als ’n goede vriend, die niet alleen als priester bij u aan huis kwam, maar die u allen heeft mogen leren waarderen om uw goedheid en eenvoud. Uw genegenheid en sympathie; en ik ben oprecht blij u langs deze weg te mogen bedanken, u te kunnen groeten en ook enkele regels aan onze vrienden soldaten te mogen richten. Dat het arbeidsveld veel verschilt van dat uwer landelijke gemeente moet ik u wel niet vertellen. ’n Stad is geen dorp, het uiterlijke alleen reeds verschilt er zo enorm veel van. Ook de mensen –alhoewel in de grond overal dezelfde- moeten anders worden aangesproken en op ’n andere manier worden geïnteresseerd aan hun eigen midden en aan het godsdienstig leven. Gelijk een jonge recruut zich moet aanpassen aan zijn nieuwe omgeving, kazerne, kameraden en legeroversten, moeten wij ons ook als priester en als medemens in de verschillende sociale middens weten aan te passen. Gelukkig, de ervaring en de aard van onze apostolaat vergemakkelijken veel onze taak. Sint-Niklaas en Leest : ze liggen eigenlijk niet zo ver van elkander, slechts ‘n 25 km, maar in onze geest en onze gedachten raken ze aan elkaar. ’n Mens leeft van herinneringen, staat er ergens geschreven. Hoe ouder men wordt, hoe meer dat men zulks ondervindt. Dat zullen zelfs onze soldaatjes –die nog in de fleur zijn van hun leven- wel ondervinden ; want hoe dikwijls denken zij niet aan hun lieve thuis en aan hun dorpje, daar langs de Zenne ? Over Leest moet ik u niet meer vertellen, dat zult u doen in De Band, die ik steeds met nieuwsgierigheid zal openslaan, in die stille ogenblikken dat wij tussendoor eens op onze kamer kunnen zijn of even voor het slapen gaan, om er dan te kunnen van dromen. Misschien beste vrienden, interesseert het u iets te vernemen over Sint Niklaas en ons nieuw werkterrein ? De stad Sint Niklaas telt nagenoeg 50.000 inwoners. Alom is het bekend dat het ’n zeer nijvere stad is in het hart van het welige Waasland. Door haar gestadige economische en industriële ontwikkeling is ze geworden één der schitterendste parels aan de kroon van Oost-Vlaanderen. Onder de verschillende nijverheden die hier gedijen neemt de textielnijverheid veruit de belangrijkste plaats in; ik zou kunnen zeggen, de atmosfeer is hier textiel en haast in alle straten van de stad ademt men “textiel”. Overal winkels en magazijnen van bonneterie met hun werkhuizen van weverij, spinnerij en twijnderij. Bij ’n heel groot gedeelte van de bevolking moet men zeggen dat het weven hen als ’t ware in het bloed zit. Wie eens naar Sint Niklaas op bezoek komt –en allen zijn welkom- zullen niet alleen in bewondering staan voor de Grote Markt van deze stad – maar zullen hun ogen ruimschoots de kost kunnen geven aan de schone winkels van kledingsstoffen en fantasie-artikelen- daarvoor komt men natuurlijk het best in de week. Sjaals, sjerpen of hoofddoeken vindt men er in ’n bonte kleurenwemeling. Wie een mooi tapijt wenst in zijn kamer of ’n voettapijtje voor zijn bed, brenge een bezoek aan de tapijtweverijen dezer stad. En om de lezers van De Band te doen watertanden kan ik er al vast op wijzen, dat ze in de verschillende winkels en magazijnen, naast de voetmatjes en traplopers, wandtapijten zullen te bezichtigen krijgen die als echte meesterwerken kunnen aangezien worden. Ook de bidmatjes waarop de Oosterlingen hun gebeden uitvoeren zijn van ’n onberispelijk schoon, werkelijk een schoonheid. Dat is de omgeving, beste vrienden, waarin wij thans ’n goei maand leven. Wat nu het kerkelijk leven betreft, wel er zijn nu in de stad zes parochies. De hoofdkerk is de Sint Niklaaskerk. Onze Paterskerk sedert 26 februari parochiekerk geworden is de H. Hartkerk. Wij bedienen dus deze ; ’s zondags zijn er zeven missen ; om kwart na vijf ’s morgens de eerste mis, dan om 06u30, 7u30, 10 u, 11u30 en ’s avonds te 18 uur. De meeste van onze parochianen zijn werklieden, voor de rest enkele nieuwe straten met veel burgerij ; in ’t geheel 25 straten met een bevolking van ongeveer 5.000 zielen. Daarvoor zijn we voor ’t ogenblik slechts nog maar met 2 Paters. En hiermee ga ik sluiten. Ik wens u allen van harte het beste, vele, vele groeten aan onze vrienden de soldaten, aan alle zieke en bejaarde mensen van Leest. Pater Clementiaan te Sint Niklaas.”
Foto’s :
-Maurice Van Camp op oudere leeftijd.
-Zijn doodsbrief en gedachtenisprentje.
-Twee afbeeldingen van de zeer populaire pater Clementiaan.
1961 – Zondag 5 februari : Algemene Vergadering Vrouwengilde
De hoofdpunten van de dagorde waren : -de godsdienstige spreekbeurt door de pastoor over het “vernieuwde christendom en de vernieuwing in de verhouding vrouw-man. -voordracht door juffrouw Segers over “Geneesmiddelen-ontsmettingsstoffen-inspuitingen”. -de trekking van de twee afgevaardigden bij de Lourdesbedevaart-Jubelbedevaart van 24 tot 31 mei. De winnaressen waren Alida Hellemans-Scheers en Marie De Greef-Lauwens. (Foto’s onderaan)
1961 – Maandag 6 februari : Milac-Verassingsavond
Een feestavond ter gelegenheid van de week van de soldaat. Een verslag verscheen in “De Band” van februari 1961 : “Eens te meer heeft de bevolking van onze plattelandsgemeente bewezen het ernstig te nemen voor onze soldaten. In een periode dat langs alle kanten d’ ene of d’ andere avond gegeven werd, is het feest ter gelegenheid van de “Week van de Soldaat” een succes geweest. Van bij de inzet door de heer Jean Everaert, accordeonist, was de zaal reeds onder druk van de gewenste atmosfeer. De nummertjes door deze muzikant ten gehore gebracht getuigden van een kunstenaarstalent ; de dankbetuigingen onder vorm van een geweldig applaus, onderlijnden dit en ’t was ten zeerste verdiend. De twee andere figuren van den avond, Carlo BERTELS en Flup VAN MARKEN, mogen gerust zeggen, de volle bekwaamheid te bezitten wat naar voren te brengen dat de moeilijksten moet bevredigen. De verscheidenheid in de opgevoerde nummers waren zeer gewenst en werden dan ook op prijs gesteld, men zou niet zeggen dat men met twee lijkbidders te doen had. Laat ons niet vergeten het spelletje met de drie koppels, waaraan de “Prosper en de Miel” een kluchtig iets wisten van te maken, en wat voor het publieke oog steeds verborgen was gebleven kwam nu in volle daglicht te staan, n.l. “het tekenen met gezwinde hand en met vakkennis van “non-figuratieve” zaken”. Onder de tweede pauze werd door de E.H. Proost op een zeer bondige, maar overtuigende wijze, een dankwoord gezegd tot allen die hun medewerking hadden gegeven, ook aan de talrijke aanwezigen, en meteen was het voor hem, de enige gelegenheid, zijn afscheid te nemen van hen die voor hem het beste onder de besten waren…dit afscheidswoord was echter een…tot weerzien, en het moet niet gezegd dat de zaal daverde van het hem toegebrachte applaus. Voor de tweede maal, een gezellige avond, een schakel te meer die gesmeed is geworden tussen kazerne en thuis. Milac dankt allen van ganser harte en zegt tot de volgende maal.” (DB, februari ’61)
1961 – 8 februari : Soldatenbrieven van Jan Boey :
Elsenborn 8/2/61 : Ik kom een brief te schrijven uit het kamp van Elsenborn. De 1ste februari kwam ik uit verlof, ik was maar juist in de kazerne, en daags nadien konden we ons boeltje maken voor de maneuvers tot de 17de februari. Als ge maneuvers hebt kennen ze geen uur en in de dag sneeuw en regen daar zien ze niet naar. Als we de eerste dag hier waren dan viel de sneeuw een halve meter dik, doch die was rap weg, nu is het weer slijk zodat g’er niet door kunt en alle dagen zitten we daar in. Ik ben maar alleen content van het eten. Als we de stoof niet aan houden dan bibberen we van de koude, ik zal er niet kwaad om zijn als de maneuvers gedaan zijn. De maandag hebben we geschoten met oorlogsmunitie en zo brengen we onze dagen door. Tegenwoordig ben ik met mijn meter bezig, nog 140 dagen dan vergeet ik den troep, dan keer ik terug naar mijn burgerleven, het is nogal wat beter thuis, maar ja, we moeten toch de tijd doen, en proberen van zonder scheuren er door te komen. Ik ga nu mijn brief sluiten en een goeden dag aan Frans Piessens, het kleine Leest en vooral de soldaten en ik hoop De Band nog regelmatig te mogen ontvangen.
Euskirchten (niet gedateerd) : Ik kom een brief te schrijven uit Duitsland, ik ben nu ongeveer 8 maanden in Euskirchen, kazerne Loncin en ik heb 2 maand in Brasschaat geweest, waar is de tijd dat ik nog 365 dagen moest doen, en nu nog 74 dagen, nog 2 en half maand geduld dan keer ik terug naar mijn burgerleven. Ze zeggen altijd dat het bij den troep goed is, ja maar ge moet ze eerst gedaan hebben en dan kunt ge zeggen dat het bij het leger goed is. Ik ben toch ergens geweest, want als ik in België had gelegen dan was ik nergens geweest. Voorts is hier alles goed, in het begin was het niet alles : dril, oefeningen en mars, nu denken wij daar niet meer aan. Nu nog iets. Milac is zeer bedankt voor mijn geschenk en k’zal het nooit vergeten. En nu sluit ik met de beste groeten aan allen.
Boey Jan, 60/06624, 26/6/61: Hij volbracht met de meeste onderscheiding zijn legerdienst en werd Ridder geslagen in de Orde der grote pinten en volle flessen Oude Klaren; hij was lid van de Blancoschilders en de langslapersclub. Verkreeg zijn vrijheid te Euskirchen en hernam zijn burgersleven.
1961 – 9 februari – G.v.A. : Karel De Bie had een aanrijding
“Karel De Bie, uit Leest, liep een gescheurde lip op in een aanrijding op de oversteek Boomse steenweg-Krijgsbaan, met de camion gevoerd door Joan Van Gil, wonende te Schoten.”
1961 – 13 februari : Vergadering Boerengilde
De aangekondigde spreker de heer Van der Kuylen, die het wou hebben over “Korrelmeststoffen” was niet komen opdagen en op de Proost diende niet meer gewacht te worden, die hadden ze niet meer aldus “De Band” van februari. De redder in nood was Jan Casteels die voor een 25-tal leden een voordracht hield over “grondbelasting”. De hierboven aangehaalde proost Pater Clementiaan was overgeplaatst naar Sint-Niklaas. In hetzelfde nummer van De Band verscheen volgend afscheidsbericht : “We zouden aan onze plicht te kort komen, moest hier niet publiek hulde gebracht worden aan E.P. Clementiaan, die zoveel gedaan heeft voor de onderscheidene parochiale werken, en voor de bevolking in ’t algemeen, en voor wat door hem werd gepresteerd. E.P. Clementiaan werd een nieuw werkterrein toegewezen en wel te St.Niklaas. Wij sturen hem langs deze weg onze hartelijkste wensen toe, en vragen dat God hem moge steunen in al zijn ondernemingen.”
Foto’s :
-Alida Scheers, °Leest 20/1/1902, +Mechelen 29/5/1997. Zij was gehuwd met Alfons Hellemans.
-Maria Lauwens, °Mechelen 25/6/1890, +Mechelen 18/5/1976. Zij was gehuwd met Karel Lodewijk De Greef.
-Twee afbeeldingen van de kazerne in Euskirchen.
-Jan Casteels was de redder in nood, hij hield een voordracht over “grondbelasting”.
“Te kp kinderwagen, zo goed als nw. J. Van Beersel, Molenstraat 5 Leest.”
1961 – 19 januari – G.v.A : Brugleuning beschadigd
Op de grensscheiding Mechelen-Leest werd de brugleuning van de beek beschadigd door een auto bestuurd door de Leestenaar Albert De Prins.
1961 – Zaterdag 28 januari : Jaarlijks Teerfeest van KWB-Leest
In de parochiezaal. Voorzitter Emiel Polfliet zette het feest in met gebed en welkomstwoord. Na de soep gaf hij de 91 aanwezigen een overzicht van de werking van het voorbije jaar. Dan volgde de hoofdschotel : kip, aardappelen en appelmoes. Er werden tombolaloten verkocht en onmiddellijk daarna werd hulde gebracht aan pater Clementiaan ter gelegenheid van zijn afscheid en zijn vertrek naar Sint-Niklaas. Na het nagerecht behandelde pater Marinus het onderwerp “de liefde tussen man en vrouw” en werd de avond besloten met “de Muziekkampioen”. (DB)
1961 – Zondag 29 januari : Jaarlijkse Dansavond van de Koninklijke Fanfare St.-Cecilia
Locatie : zaal van weduwe Huybrechts. Met Jazzorkest van Danny Rivers en zanger-gitarist en dorpsgenoot Alfons Beterams.
“Het zal een gezellige avond zijn, en we willen de wetsbepalingen in herinneringen brengen inzake het verbod voor toegang voor de minder dan 18 jarigen niet vergezeld van ouders of voogd.” (DB, januari ’61)
1961 – Februari 1961 : Advertentie in De Band :
Wij hebben het genoegen u aan te kondigen dat ook Leest zijn agentschap heeft voor de ALGEMENE VERZEKERINGEN. De AG zijn vertegenwoordigd door de heer VAN PRAET RICHARD, Tisseltbaan 4 Leest. Voor al uw verzekeringen : brand, ongeval en levensverzekeringen... Autovoerders, landbouwers, wanneer u aan verzekeren denkt, neem dan een goede. Speciale tarieven voor sedentaire beroepen.
Richard Van Praet werd te Leest geboren op 26 augustus 1927 als zoon van Karel Lodewijk “Charel” en van Leontine Clara Maes, de tweede vrouw van Charel. Richard had een tweelingbroer Theofiel “Fille” Van Praet. Hij was eerst gehuwd met Josée Lauwers, een zus van burgemeester Gust en na haar overlijden hertrouwd met Els De Prins. Richard Van Praet overleed te Leest op 11 januari 1986.
1961 – 2 februari : Lesnamiddag Vrouwengilde
De heer Hellemans uit Duffel gaf een zeer gesmaakte uiteenzetting over “mechanisch melken”. Een kleine tombola van enkele pakjes “Surfina” was het bloemige slot van deze namiddag. (DB, februari ’61)
Foto’s :
-Albert De Prins reed tegen een brugleuning.
-Pater Clementiaan werd gehuldigd op het KWB-teerfeest.
-Richard Van Praet naast zijn eerste echtgenote Josée Lauwers.
-Dorpsgenoot Van Camp werd, aan de brouwerij Versailles te Mechelen, slachtoffer van een ongeval met zijn bromfiets. (DB) -Aan het kruispunt, steenweg op Blaasveld en deze van Leest, deed er zich een aanrijding voor tussen de personenwagen horende aan Petrus Van de Plas uit Leuven en onze dorpsgenoot Jan Vloeberghen. Laatstgenoemde werd tamelijk erg gewond naar de St Romboutskliniek overgebracht. (DB) -Bij het oversteken van de baan aan het kruispunt te Leest, werd de kleine Donders uit de Tisseltbaan, aangereden door een personenwagen. Aanvankelijk werd het ergste gevreesd, doch gelukkig was hij er minder erg aan toe dan gedacht en kon de kleine na enkele dagen huiswaarts keren. (DB)
Pastoor Coosemans : “Wat vliegen de dagen toch snel voorbij in deze tijd van straaljagers, Boeiings en Caravelles! Me dunkt, mijn vorige wensen zijn nog niet helemaal koud en daar doet 1961 reeds ongegeneerd en overhaastig zijn intrede ! Voor de jongeren onder u gaat het misschien nog niet snel genoeg, maar wij, ouderen, voelen het steeds meer en meer aan, hoe wij het ritme van de tijd haast niet meer kunnen bijhouden. Maar kom, dat deert ons niet en allen samen, jeugd en volwassenen, kinderen en ouden van dagen, wij begroeten blij en hoopvol het jonge jaar dat wij aanvaarden als een nieuw en kostelijk geschenk uit Gods Vaderhand, een geschenk dat ons weer vele schoons en goeds zal aanbrengen. Zo beschouwt, heeft dit nieuwe, dit ongekende niets angstwekkends, want een Vader geeft zijn kinderen enkel dat wat goed en dienstig kan zijn voor hun tijdelijk en eeuwig geluk. Zeker, we kunnen dat niet wegcijferen, in 1961 gaan wij ook moeilijkheden, strijd en strubbelingen kennen. Gehuwden zullen nog wel eens een meningsverschil hebben en zullen zich steeds te weer moeten stellen tegen sleur en slenter in hun huwelijksleven. Ouders zullen opvoedingsproblemen kennen. De jeugd zal zich nog steeds flink moeten trainen tot schone volwassenheid en de volwassenen zullen, als altijd, hun man moeten staan. De ouderen van dagen zullen de tand van de tijd nog immer voelen knagen aan hun vroegere kracht en gezondheid en de kinderen zullen, dartel en speelziek als steeds, weer af en toe uit de leiband springen en duchtig steigeren als zij een straffende hand voelen. Een en ander krijgen we zeker voorgeschoteld dit jaar en gelukkig maar, beminde Parochianen, want wat zouden we futloze lammelingen worden zonder de passende dosis strijd. Strijd die ons bekwaam maakt om steeds nieuwe moed op te brengen en de energiebron in ons borrelend te houden. Met frisse kracht vooruit dan ! Laat ons het jaar 1961 met blij optimisme begroeten en met een dankbaar hart aanvaarden en laat ons dan maar, één na één, vertrouwvol de dagen plukken die ons zullen toebedeeld worden, ze brengen allicht veel warme goedheid en vredige klaarheid, tenminste zo wij haar “van goede wille zijn” en over dat laatste beschikken wij toch zelf, zou ik denken. Maar, eigenlijk is het nu meer den tijd dat ik mijn wensenlitatie ga opsommen. Dat ga ik doen in zakformaat, wat niet betekent dat ze niet volledig zullen zijn en zo maar “pro forma” zouden gevormd zijn. Wel, van al het goede, zo tijdelijk als geestelijk wens ik u elk, volgens uw staat en ouderdom, een goed geschudde, overlopende maat en van het min goede juist genoeg opdat uw leven niet zouteloos zou worden, maar opdat het, integendeel schoon geslepen en blinkende facetten van sterk idealisme en christelijke levensvreugde zou vertonen. Eén van mijn vurigste wensen wil ik echter veel scherper belichten, mijn duurbare Parochianen. Moge 1961 van onze parochie maken een paradijselijk oord van liefde waar het goed is als broers en zusters te leven en te wonen. Van die liefde waarvan Jezus zegt dat zij het onbetwistbaar kenmerk is van Zijn trouwe volgelingen. Wel, laten wij allen er naar streven opdat die schone christelijke naastenliefde in ons allen tot zeer grote bloei moge komen, dan krijgen wij hier bij ons al een voorsmaakje van de “zevende hemel der Godsliefde” die ik u met heel de vurigheid van mijn priesterhart toewens. En voor u, mijn beste jongens-soldaten, nog een toemaatje, daar hebt gij recht op ! Moge uw dienstjaar, ver van huis, ver van onze parochie, ja misschien wel in een ander werelddeel, u omvormen tot die flinke plichtsgetrouwe soldaat, tot die fijne jonge kerel, waar wij allen op rekenen en waaraan onze samenleving zo’n dringende behoefte heeft. Daarom, jonge man, houd u rein en sterk en blijf dat onder de veilige leiding van uw legeraalmoezenier en van de Milac-afdeling daar ter plaatse. Mijn duurbare Parochianen, het spreekt vanzelf, dat mijn trouw en vurig Priesterhart u steeds toegezegd blijft en om te besluiten krijgt ge nu allen nog mijn beste priesterzegen. Uw Pastoor.”
1961 – Januarinummer “De Band” : “Warke van ’t Kouterke”.
“Gisteren hebben ze hem begraven…’t vers gedolven graf, ’n nieuw kruis : “Hier rust Edward Van Oudenhoven !” ‘k Hoor u al zeggen : ’t zal weer gaan over een heilige ! Dan zijt ge mis mannen. Warke was de derde van vier. Jeanne de oudste, Juul, Warke en klein Fonske. Vader Van Oudenhove was een boerke en woonde op de Kouter, zo kreeg Edward de naam van “Warke van ’t Kouterke”. “Warre, (als men kwaad was dan riep men Warre !) als ge nu nog één keer gooit dan roep ik vader”. ’t Was Jeanne, die niet uit de stal durfde komen, omdat Warke haar bekogelde met sneeuwballen. Hij scheidde niet uit voor zijn zuster getroffen was. Dan als een pijl uit een boog de straat op, op zoek naar nieuwe slachtoffers. Onderweg schopte hij de kat van de gebuur zo hard, dat ze miauwend over de haag vloog, in tussentijd had hij al een berg sneeuwballen gemaakt, want achter het hoekske kwam Liza van de burgemeester aangereden : die zou er van meekrijgen. Juist als zijn prooi bijna in zijn bereik was : “Warre, kom eens hier !” Warke verschoot er van. ’t Was vader die van uit de keuken riep. Hij zegde niets maar met tegenzin liet hij zijn munitie sneeuwballen vallen en sleepvoetend ging hij binnen tot groot plezier van Liza. Warke ging de keuken in. “Luister eens, als ge niet braaf zijt dan vliegt ge naar bed !” “Ja vader”, “En nu blijft ge binnen.” Dat was voor Warke een grote straf “binnen blijven”. Kan ne mens zich nu amuseren in de keuken ? Warke begon rond te neuzen, schuift van de ene stoel op de andere, zuchtte, prutste wat aan de hangklok, zodanig dat het op moeders zenuwen begon te werken : “Warre, trap het af !” In twee tellen was Warke buiten. Hij vroeg niet beter. Iedereen kende Warke van ’t Kouterke. “Warke van ’t Kouterke, d’er steekt geen een goei in !” zegden de mensen. Op school was Warke altijd de eerste. Dat was ook zijn groot geluk, waar anders kreeg hij elke dag een ferm pak rammel. Nu mocht hij al iets meedoen. ’t Was immers de eerste van de klas, dan zag men al eens door de vingers. –Dat kon Warke eigenlijk niet goed verdragen, hij was al liefst niet de eerste geweest en dat “door de vingers kijken” maakte hem soms razend. Wat Warke deed als hij niet op school was of niet aan ’t ravotten was ? Wel dan zat hij in de hof. Daar had hij een hoekske grond. Dat was van hem. Hij plantte of zaaide er alle mogelijke bloemen of groenten. Daar kon hij aan wroeten, dan wist hij van uur noch tijd. “Hij zal wel weer in den hof zitten”, zei moeder wanneer ze Warke nodig hadden om boodschappen te doen. Daar kon hij ganse namiddagen in werken, en als alles dan in orde was dan moest iedereen komen kijken. “’t Is schoon Warke !” zei moeder dan. Toch was er iets veranderd die laatste grote vakantie. Warke werd langs Mr Pastoor rond naar ’t college gestuurd. –De vogel was gevangen. Niets meer om tegen te stampen, geen Jeanneke meer om met sneeuwballen te bekogelen, maar vooral…geen hofke meer. Geen wonder dat, wanneer hij in verlof kwam, hij voor de helft op zijn stukske grond zat te werken, en zijn zuster het dubbel en dik van hem te verduren had. Met Kerstmis was Warke niet meer de eerste. Vader was eerst kwaad, maar Mr Pastoor had gezegd dat het daar veel moeilijker was voor een jongen van de buiten.- Toch was het dat niet, Warke wist wel beter, maar durfde er niemand iets over zeggen. Alleen Juul die wist het. ”Juul,” had hij gezegd, “daar hou ik het niet uit ; ik moet daar stikken tussen al die muren, ‘k gaf graag twintig frank als ik in uw plaats was”. “Warke, ge weet niet goed wat ge zegt. ’t Is zo plezant niet, elke dag datzelfde vuile werk. Stallen schoonmaken, koeien naar de wei brengen, met de paarden naar het veld gaan”. “Ruilen ,” vraagt Warke. “Nee, nee, later gaat gij ’n heel geleerde tiep zijn, heeft vader gezegd, ’n doktoor of zo iets !” Boem ! Daar had ge het. Iedereen was van gedacht dat Warke ’n geleerde man ging worden, behalve hijzelf. Twee jaar heeft hij het uitgehouden op het college. Op ’n avond, ‘t was in de grote vakantie, vraagt Warke : “Mag ik ook in de B.J.B. gaan vader ?” “Hé manneke, dat is goed voor Jeanne of Juul, gij wordt immers geen boer !” Warke had kunnen schreeuwen : “’n Boer misschien niet maar dan toch iets in dien aard.” Warke zweeg en trok naar buiten naar zijn hofke. Daar had hij tenminste iets om zijn gedachten op wat anders te zetten. De leider van de B.J.B. was ook komen vragen of Warke er niet mocht bijkomen, ook Juul deed er een woordje bij. Warke mocht gaan. Met de kapelaan was Warke goed bevriend. Op ’n namiddag trok hij er op af : “Mr Kapelaan ik zou graag naar een landbouwschool gaan, in plaats van terug naar het college, maar thuis hebben zij het niet graag.” “Jamaar Warke, gij zoudt toch wat anders moeten studeren, gij leert zo gemakkelijk !” “Maar daar moet ik toch ook leren.” Warke was niet van zijn besluit af te brengen. Hij zou niet meer naar het college gaan. Vader wilde er echter niet van weten. Warke moest terug. Op ’t einde van het schooljaar, toen vader en moeder in hun beste pak op de prijsuitdeling waren, is de bom gebarsten. “Vijfde latijnse…heeft de eerste plaats bekomen ?” geen Warke. Hij had zelfs de helft niet van de punten. Vader was razend. De leraar nam vader mee naar zijn kamer. Warke bleef bij moeder in de spreekzaal. Toen vader terugkwam zei hij geen enkel woord… Stuur Warke naar een landbouwschool had die professor gezegd. Warke is naar een landbouwschool gegaan. Het was weer het oude Warke van vroeger, ’n blije kerel. Vader was er een beetje overheen en dacht : “Warke wordt landbouwingenieur, toch ook ’n schone titel.” Warke hield er een ander gedacht op na. Toen zijn studies af waren is Warke broeder geworden en is naar de Kongo getrokken om daar te gaan werken. Iedereen stond paf op ’t dorp. “Warke van ’t Kouterke naar de Kongo, als broeder !” Reuzenwerk heeft hij daar verricht. Hij heeft de zwarten daar leren boeren, hij heeft die mannen leren hun werk beminnen. Hij was missionaris op zijn manier. Om de maand schreef hij naar huis. ’t Ging over niets anders dan over zijn werk. Zijn laatste brief die hij schreef, ligt hier voor mij : “Liefste vader, moeder, broers en zuster. ’t Werk gaat goed vooruit. De 75 ha zijn volledig in orde. De mannen werken. Hier kan ik eigenlijk niet veel meer doen, maar op 50 km van hier ligt nog een groot terrein braak. Morgen vertrek ik misschien al. Ah ja, ik zou het nog vergeten. ‘k Ben al een paar dagen ziek, maar dat komt wel in orde. Veel groeten aan de mannen van de B.J.B. en aan Mr Kapelaan. Vele kussen van Warke.” Zo is Warke stillekens gestorven. Aan zijn graf stond een gebroken oude man, zijn vader. Warke was geen heilige, maar Warke had een overtuiging, waarmee hij alle werk kon gedaan krijgen. Hij deed alles voor de anderen. ’t Binkske.”
Foto’s : -Een jonge pastoor Jan Baptist Coosemans. (°Perk 19/11/1898, +Erps-Kwerps 17/11/1979) -Een vertrouwd beeld uit de jaren ’50-60 : een fietsende pastoor Coosemans. -Pastoor Coosemans centraal vooraan tijdens een culturele dag in 1958. -De pastoor van Leest door de ogen van Georges Herregods. -Zijn gedachtenisprentje.
Louis “Wikkes Croes” De Croes was te Leest geboren op 27 november 1911. Hij was erelid van de Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia vanaf 1930 en bleef dat tot het einde van zijn leven. Van 1946 tot 1982 was hij vaandeldrager van de “Blekken-fanfare”. Wikkes was ook oud-krijgsgevangene 1940-45 en bestuurslid van de N.S.B. Hij overleed te Leest op 9 november 1982. Louis en Emmerence lieten twee kinderen na : Magda en Jean.
In memoriam VAANDRIG LOUIS DE CROES
Toespraak van S.Gobien in naam van St.-Cecilia bij het afscheid in de kerk :
“Vandaag brengt de Kon.Fanfare St.-Cecilia Mechelen-Leest haar vaandrig naar zijn laatste rustplaats. Deze man, deze mens die ruim 35 jaar voor de fanfare heeft opgestapt en voor het korps de weg baande op het platteland en in de steden, in onze eigen gemeente, in het ganse Vlaamse land en zelfs buiten onze landsgrenzen, is niet meer ! Vooraan stapte hij wanneer de fanfare deelnam aan feestelijke optochten en ook wanneer er iemand van zijn kameraden naar zijn laatste rustplaats werd geleid. Ontelbare keren heeft hij ons voorgegaan ! De ene keer was het vaandel feestelijk versierd, de andere keer was er een rouwsluier aan vastgeknoopt. De ene keer liep onze vaandrig met het hoofd fier geheven en het vaandel wapperend als een teken van levensvreugde, de andere keer met het hoofd neergeslagen en denkend aan een vriend die was heengegaan ! Vandaag bevond deze vaandrig zich waarschijnlijk voor de eerste maal achter de fanfare en deze keer maakte het muziekkorps de weg vrij om hem naar zijn laatste rustplaats te begeleiden. Zoals de natuur troosteloos naar zijn winterslaap slentert, zo is ook Louis met stille trom van ons heengegaan. Bloemblaadjes en de bladeren van de bomen beginnen in de nazomer van kleur te veranderen omdat ze zich gaan voorbereiden op hun naderend einde. En dan komt eens de dag dat de herfstwind, ofwel een briesje ofwel een storm, hen losrukt. Zo is het ook met Louis gegaan. In de nazomer begonnen de tekenen van zijn ziekte te verschijnen. Stilaan verdwenen zijn krachten tot hij dan op 9 november een punt zette achter zijn welgevuld aards bestaan. Beste vriend Louis, de muzikanten en de ereleden van onze vereniging zijn hier aanwezig om U een laatste hulde te brengen. Op ieder ogenblik, in om het even welke omstandigheden mocht onze vereniging beroep doen op uw daadwerkelijke hulp ! U verlangde hiervoor geen lofwoorden ! U volbracht uw taak in alle eenvoud. Vooral de muzikanten zullen u missen niet alleen als vaandrig maar vooral ook als aandachtig luisteraar die wekelijks naar de repetities kwam en urenlang kon zitten toekijken en luisteren. U bent een van de weinigen die stap voor stap de muzikale kwaliteitsverbetering van onze vereniging heeft meegemaakt. U zag en hoorde van week tot week hoe het groeide en bloeide. Die bloei en dat succes waaraan door iedereen werd meegewerkt, waarvoor door elkeen ondenkbare offers werden gebracht, waren uw mooiste herinnering en uw grootste voldoening. U was er trots op erelid en vaandrig van de Kon. Fanfare St.-Cecilia te zijn. Duurbare familie, beste vrienden, uit erkentelijkheid voor datgene wat onze vriend Louis voor onze vereniging heeft gedaan zal het vaandel dat door hem zo dikwijls letterlijk en figuurlijk hoog werd gehouden, voor hem als afscheid neerbuigen en terwijl zullen wij allen samen nog enkele ogenblikken in alle stilte aan Louis denken. Wij zijn er van overtuigd dat we met dit gebaar onze dank en eerbied uitdrukken, veel beter dan met miljoenen woorden, die we toch niet kunnen vinden. Beste vriend Louis, Er is voor alles en iedereen een tijd van komen en gaan, ook voor ons die hier vandaag aanwezig zijn. Eens zullen we terug samen zijn. Ondertussen zullen we proberen verder te doen zoals U het zou gewenst hebben : met vriendelijkheid, met eenvoud, met eendracht, met solidariteit en met muziek. Vaarwel, Vaandeldrager van “St.-Cecilia” Leest ! Vaarwel, Beste Vriend Louis ! Rust zacht in vrede ! (“Leest in Feest”, Stan Gobien. Blz. 230)
“Wat is onze droefheid in vergelijking met het ontzaglijk leed van uw echtgenote en familieleden. Voor hen is uw heengaan een onherstelbaar verlies. U heeft steeds gezorgd voor uw gezin, niet alleen op materieel gebied ! De sfeer die u in uw gezin bracht, straalde uit over uw woonbuurt en verder ook in onze fanfare.” (De Band – november 1982)
Foto’s : -Louis De Croes in 1916 met zijn moeder Maria Van der Auwera. Deze foto werd naar het front gestuurd, naar vader Jaak, een vuurkruiser van de Eerste Wereldoorlog. -Met zijn vriend Sooi Beullens, een telg van het Hof ten Broecke. -In zijn pak van vaandeldrager van de koninklijke fanfare Sint-Cecilia. -Louis aan de kop van de fanfare, tijdens de uitvoering van zijn functie. -Zijn doodsprentje.
En in 1978 vertelde ze : “…op nen tweede paasdag. Ik viel nooit zonder bier, had altijd bier in huis, maar het was zo’n buitengewone snikhete paasdag dat ik eens zonder bier viel. Mijn laatste vat was aan ’t lopen. Hier en daar eens gaan horen maar nieverans kon ik een vat bier krijgen. Maar Marcelleke van Rik van den Do die was bij ons en zei ‘ik ga den otto halen en rij ermee tot we bier hemmen’. Rik van den Do, dien ze vader was den Do en heette Wannes. De vader van Fak en Marcelleke van den Do en van Vik Verschuren van de wijk die met Ida getrouwd is. Dus Marcelleke die reed met den auto om bier. Er waren jonge mannen in ’t café : Beire van Piër Prins, Staf van Kolet, Marianne noemden ze die, hij heeft nu een café rechtover de beenhouwerij van Jan De Prins op de Hombeekse Steenweg. (Noot : Gustaaf De Schoenmaeker “Staf van Kolet”, ook “Per Jan” of “Marianne” genoemd was een zoon van Joannes en van Maria Coleta Alewaters. Staf was een muzikant van de ‘Blekken’, de fanfare St.-Ceclia Leest. Ooit nam hij met zijn fanfare deel aan een concours in een Kempens dorp waar een Vlaamse Kermis aan de gang was met daaraan gekoppeld een wedstrijd : om ter meest kip eten. Staf van Kolet schreef zich in en won tot eer en glorie van de Leestse fanfare…Op het eind van zijn leven hield hij café op de Hombeeksesteenweg te Mechelen.) En daar waren der zo’n heel groepeke van vijf, zes, zeven en die voelden zich sterk want ik stond alleen. Bij mij waren de klanten koning maar ik was de baas. Ik heb weinig last gehad, wanneer er herrie kwam zette ik ze buiten…absoluut dien Beire begon vuurke te stoken in de keuken vlak onder den elektriek. Ik zat daar kriekel, ge had een staminee vol volk en tot slot zoude nog zonder bier vallen. Ge zijt wat moe en van zaterdags ’s morgens in gang en aan slapen kont ge niet peinzen want alles moest opgekuist worden. Ik voer naar achter, stampte dat vuur uit en ‘k zei : ‘ en nu maken dat ge buiten zijt en ge komt hier nie meer binnen, ge krijgt geen bier nie meer !’ Beire verschoot zich bijna nen bult en Staf zag ook al vies. ‘Ja maar, ja maar,’ zei ’t hem. ‘Ge hebt gehoord wat ik zei’, riep ik, ‘ge komt hier niet meer binnen met jullie streken hier ! Zie dat ik ullie niet meer zie als ik alleen ben, ge kunt gullie doen wat gullie wilt !’ Mijn oudste broer dien was dan ook bij ons in ’t staminee en dien hield het dan achter wat in ’t oog dat ze niet meer binnenkwamen. Maar ze kwamen schoon woorden geven zulle, dat ze vanheir weer mochten binne komen. Ik heb er nooit meer last mee gehad, nooit ! Op een ander hadden ze daar altijd last mee. Een keer laten zien dat ge de baas zijt, dat was het beste dat ge kont doen.
’t Was in den oorlog. Ne groep van de Pikkerie en Laer zaten bij mij binnen. Het was ne man of twintig. Als die binnen zaten dat was met de bak Geuze op de tafel. Daar was de Witte Van Gielen bij, da was ook zo’n krommeke zo. Dieje wilde daar de pinten van het tafel keren, dat was zo zijn gewoonte. ‘Nu moogde één pint van ’t tafel vegen maar dan gade iets beleven gij !’ riep ik, ‘en na gade buiten !’ Die van ons stond achter den toog en dien keek zo. Die kon dat niet over zich laten gaan en werd krikkel en dan moest ieder uit de weg. ‘En nu buiten’, zei ik nog eens tegen den Gielen. ‘Veur a niet’, zei hij. ‘Gij gaat buiten, maar als ge braaf zijt meugde blijven’. ‘Dan zal ik niks meer doen en drinken doe ik ook niet meer,” zei ’t hem. ‘Dat heb ik ’t liefst,” zei ik. En hij bleef daar zitten en ik hem er nooit meer last mee gehad met dien gast. En die kwamen alle zondagen met een heel compagnie jonge mannen van de Pikkerie, van Zemst en van Laer, allemaal jonge mannen die daar bijeen gingen. Met den oorlog smokkelden ze hard aan de vaart, die hadden geld. Met kolen en al wat op de schepen te krijgen was. Dan kwamen ze af : ‘rapen gelijk as bieten !’ riepen ze en dan deden ze gesten na zo als ze dat deden aan de vaart ‘rapen gelijk as bieten !’ Als ge die binnen kreeg had ge een goeie dag Zenne.”
Brand.
In mei 1987 haalde Emmerance de krantenkoppen toen er brand uitbrak in de achterkeuken van haar woning in de Kouter. Bij het aanzetten van de butaangasoven volgde er een luide knal waarop de ruiten aan scherven vlogen en er brand uitbrak die snel uitbreiding nam in keuken en nabijgelegen bergplaats. Ze bleef gelukkig ongedeerd en de brandweer slaagde er vrij snel in de vlammen te doven. De schade was zeer groot en Emmerance trok tijdelijk bij haar kinderen in.
Vervolgt met Louis “Wikkes” De Croes.
Foto’s :
-Marcelleke Verschueren was een zoon van “Rik van den Do”.
-De vader van Marcelleke : Rik Verschuren.
-Links Albert “Beire van Piër Prins” met een glaasje te veel op in “Den Bareel”.
Emmerance en Wikkes waren hevige “Blekken”. Stan Gobien : “Leest in Feest” :
Emmerance van de Croes
“…was één van de fanfaremensen die een grote en positieve invloed hebben gehad op de Leestse jeugd en het Leestse verenigingsleven. Ze was gehuwd met de vaandeldrager Louis De Croes. Emmerance was bijzonder sociaalgezind en idealistisch ingesteld. Ze streefde ernaar alle medemensen te helpen als waren ze haar familieleden. Later, toen de mensen een meer persoonlijk leven gingen leiden, had ze heimwee naar de tijd toen iedereen nog voor iedereen zorgde. Ze was de bazin van café ‘De Zwaan’, het latere café ‘Op den Hoek’. Ze had zo goed als altijd van ’s morgens tot ’s nachts volk in de zaak. Ze was in de jaren 1954 – 1960 meter van de Leestse jeugd toen die nog gevormd werd in grote groep en met verschillende leeftijden in de St.-Martinuskerk te Hombeek. Na het vormsel trakteerde Emmerance met een stuk chocolade en van de vormselpeter, toen burgemeester Verschueren, kregen de gevormden een glas limonade of cola. In de jaren vijftig en zestig zorgde ze goed voor de Leestse schooljeugd van de Heide. In de wintermaanden mochten de leerlingen van de meisjes- en de jongensschool bij haar ’s middags hun boterhammen gaan opeten. Er was toen geen middagtoezicht in de beide Leestse scholen. Met een twintigtal kinderen van alle leeftijden zaten ze in de keuken, want in het café mochten ze niet. Ze kregen van Emmerance koffie, melk, cola of limonade. En Emmerance zorgde er toen ook voor dat er tussen de meisjes en jongens geen romances ontstonden, want een jongen mocht niet naast een meisje zitten. ’t Was in haar keuken net zoals in de kleuterschool : de meisjes aan de ene kant en de jongens aan de andere kant…”
Op bezoek bij ‘Emerance van de Croes’ – De Band 1977 :
Emerance : “…mijn ouders waren Jan Van den Heuvel en Octavie De Win. Toen ze getrouwd waren trokken ze in een huisje van de Molenstraat, daar waar Marcel Spoelders nu woont. Daarna gingen ze op de Warande wonen en daar ben ik en ons mannen geboren. In 1920, ik was toen vijf jaar, zijn we naar de Winkelstraat verhuisd. Een handwerkershuisje dat nu afgebroken is : het stond juist tussen dat van Dolf Peters en De Prins en er was een schuur en een stal aan. Mijn ouders waren kleine boerkens in die tijd. In 1934 woonden we in de Elleboogstraat waar nu Jan De Prins woont. We waren met drie jongens en drie meisjes, onze va werkte op het Arsenaal. Toen ik in 1936 trouwde met onze Louis, gingen we bij z’n grootmoeder in ’t café. Ik heb 30 jaar lang café gehad, ik ken iedereen, huis na huis, straat na straat. Nante van Toebak, Rik van den Do, den Ossenboer, Rik van Kock, den Blokmaker en zovele anderen, dat was het Leest van vroeger. In 1946 is de grootmoeder van onze Louis gestorven en hebben wij ’t café overgenomen. Vroeger hadden de mensen wat aan elkaar en iedereen kende iedereen. Als er in ’t dorp iemand ziek werd hielpen de geburen met het huishouden. De mensen gingen om beurten helpen met het eten maken, het huis op te kuisen. Ieder pakte daar zijnen toer van. De mensen hadden meer tijd en zaten bijeen. Ik heb ‘van ze leven gewest’ dat in ’t café de vrouwen zaten te breien rond de kachel terwijl de mannen de kaarten op tafel sloegen. De vrouwen speelden dan ook wel eens en er werd gebabbeld en moppekens verteld. Er was een heel andere mentaliteit als nu. We hadden wel de welstand niet die de mensen nu hebben, maar we hadden veel plezier. Als ge met Nieuwjaar van iemand iets kreeg, het mocht het simpelste zijn, ‘da waarde mee opgezet’. Nu pakken ze dat vast en ze zetten dat op de kast en daar staat dat dan. Niet dat ze dat vergeten maar ze hebben er nie zo’n plezier van. Vroeger ging ik op de boerderij mee koeien melken, brood bakken of de koeien naar de wei jagen, dat deed ik graag. Maar t’is onze eigen fout een beetje, we hebben ze zo gemaakt. Ons vader had niet wat wij nu hadden, wij hadden minder maar we waren wel content. Voor onze zondag kregen we ne cent en dan kochten we een snoepje. Als het kermis was kregen we vijfentwintig centiem en dan moest er nog familie komen. En de juffrouw vroeg dan nog geld om de naakten te kleden. We moesten dan van ons kermisgeld nog ’n vijf centiem overhouden om die mee te nemen naar ’t school want daar deed ge dan goe mee. Ik heb veel herinneringen aan vroeger, plezante en triestige. Toen ik café had duurde het soms lang voor de laatste klanten buiten waren. Ik deed dan da’k sliep en dat was het signaal dat het tijd was om te gaan voor de laatste klanten. Op een keer waren Cyrielke, den Blokmaker, den Ossenboer en meester Selleslagh aan ’t kaarten : het waren dagelijkse klanten waar ik veel plezier mee heb gehad. Die keer was het laat eer ik deed alsof ik sliep om die mannen uit het café te krijgen. Ik hoorde ze zeggen : die zullen we ne keer hebben, we gaan aan en laten ze zitten met de deur vierkant open. De mannen stonden buiten te lachen en voor da’k de sleutel kon pakken om de deur te sluiten waren ze als de kippen terug binnen. ‘Wa gij z’n deugniet’, riepen ze, ‘ge slaapt maar loos !’ En die hebben me daarna nog lang aan ’t lijntje gehouden zulle ! Met die mannen heb ik toch veel plezier gehad.”
Vervolgt met : “En in 1978 vertelde ze…”
Foto’s : -Emmerance als peuter. -Het huisje van haar ouders in de Molenstraat in 1981. -Emmerance nam 49 keer deel aan de voetbedevaart naar Scherpenheuvel. Het jaar dat ze voor goud wilde gaan, schafte de pastoor van Leest die bedevaart af. -Met Josée Tourné in 1960 bij de pl. communie van Marcel Van Hoof, een zoon van haar vriendin Leonore van de garde. -Emmerance van de Croes zoals de meeste Leestenaars haar gekend hebben.
1961 – Ziekenkas “Ten gerieve van de belanghebbenden wordt medegedeeld dat de zittingsuren van de C.M. Volksmacht in het Parochiehuis plaats hebben, elke donderdag van 15u45 tot 16u15.” (DB-1961)
1961 – Uitbetaling werklozensteun De uitbetaling van de werklozenvergoeding gaat iedere vrijdag door van 14u30 tot 14u45. Dit in de Parochiezaal te Leest. (DB,1961)
1961 – Jaarprogramma Vrouwengilde
Begin 1961 telde de Vrouwengilde 235 aangesloten leden. (DB, januari ’61)
Algemene vergaderingen :
-5 februari : voordracht over geneesmiddelen-ontsmettingsstoffen-inspuitingen. -23 april : voordracht over verantwoord aankopen. -2 juli : feestviering-jubelvergadering met voordracht over 50 jaar in dienst van het landelijk gezin. –Taak van de vrouw in een veranderde wereld. -8 oktober : voordracht over : “Het schoolgaande kind thuis”.
Godsdienstige verwezenlijkingen:
-Retraite van 27 februari tot 2 maart. -Plaatselijke recollectie : 19 maart en 12 november. -Kapellekenshulde in mei. -Lourdesbedevaart-Jubelbedevaart : van 24 tot 31 mei. -Bedevaart naar Scherpenheuvel en Leuven : 5 oktober.
Lesnamiddagen:
-2 februari : mechanisch melken.(door dhr Hellemans uit Duffel) -5 maart : namiddag voor moeders met pl.communicanten. -15 maart : melkbereidingen. -12 april : gezinswas op nieuwe banen. -8 november : kaasbereidingen voor de winter.
Onder-onsjes:
-Voor jonggehuwden : 9-16-23 februari en 2 maart a.s. -Voor moeders met grotere gezinnen in november.
Uitstappen:
-April naar provinciale gildedag. -Zondag 11 juni naar Leuven naar de landelijke jubelviering. -Einde juni naar de Ardennen. -Augustus : uitstap voor moeders en kinderen. -September : bezoek aan een grote inrichting. (DB)
1961 – Zilveren huwelijksjubileum Louis De Croes – Emmerance Van den Heuvel Dat jaar vierden Louis “Wikkes” De Croes en Emmerance Van Den Heuvel van de herberg “In de Zwaan”, hoek Kouter-Dorpstraat, hun zilveren huwelijksjubileum. De Fanfare St.-Cecilia bracht de gevierden een serenade.
De meeste genodigden op het jubileum op de foto onderaan hebben we kunnen identificeren en voorzien van een nummer die overeenkomt met onderstaande namen :
1.Victor Van Hoof (veldwachter) 2.Amedé Van den Heuvel 3.Leonore Mees 4.Meen, de moeder van Joanna De Nys 5.Louis “Wikkes” De Croes 6.Virginie Van den Heuvel 7.Joanna De Nys 8.Francine (van de Pikkerie) 9.Maria “Wiske” Piron 10.Beireke Schuermans 11.Maria Van den Broeck (vrouw van 14) 12……. 13.Jan Baptist “Zjang” Lauwens 14.Fons Schuermans 15…… 16…… 17.Ida Schuermans 18.Elisabeth “Liza” Alewaters 19.Emerence Van den Heuvel 20.Rudi Van Hoof 21.Sie Fierens (echtgenote van 34) 22…… 23.Jan Van den Heuvel 24.Michel Van Beneden (zoon van 30) 25.Lena 26.Magda De Croes 27.Jomme De Croes (oom van Wikkes) 28.Jean De Croes 29.Jean Nuytkens (zoon van 39 en 6) 30.Frans Van Beneden (vader van 24) 31.Marcel De Maeyer (man van Magda) 32…… 33.Stafke Schuermans 34. Stanne Van den Heuvel 35.Ferre (uit Hombeek, lid fanfare) 36…… 37.Een vriend van 39. 38. Renilda Nuytkens (dochter van 39 en 6) 39.Frans Nuytkens (man van 6)
Wikkes en Emerance waren populaire figuren te Leest. Wikkes was naast herbergier ook bierleverancier voor de Mechelse brouwerij Lamot wiens bier hij ook tapte. Emmerance van de Croes was een zeer gelovige en gulle volkse vrouw met het hart op de tong. Niemand klopte tevergeefs aan haar deur. Ze was ook zeer kindvriendelijk. Niet alleen mochten de schoolkinderen van de Heide bij haar komen ‘ineten’, regelmatig organiseerde zij op woensdag namiddagen poppenkast voor de jeugd van Leest. Vooral de voorstellingen van “Nonkel Harry” waren onvergetelijk. Later was zij één van de eerste Leestenaars met een televisietoestel en kwamen de kinderen massaal voor “Nonkel Bob” en “Tante Ria” en de “TV-Ohee-Club” maar vooral voor de eerste jeugdreeksen zoals ‘Jan zonder Vrees’, ‘Killary Harbour’, ‘Manco Kapak’ en later ‘Kapitein Zeppos’. Als kind moest ik van mijn vader regelmatig met een grote glazen kan om bier in café De Zwaan. ‘Lamot’ rechtstreeks van ’t vat. Heerlijk dat schuim en zo lekker fris…. Onvergetelijke herinnering…
Vervolgt met “Emmerence van de Croes”.
Foto’s : - De Vrouwengilde tijdens hun Lourdesreis van juli 1960. -De foto met de genodigden werd genomen tegen de gevel van café “De Zwaan”. -Emmerance en Wikkes (rechts) tijdens de Sinksenkermis van 1937 met het “jazzke” van café De Zwaan. -Café De Zwaan in 1960 : Wikkes en Emmerance ontbreken op de foto, waarschijnlijk druk in de weer achter de tapkast. Midden achteraan maakt gemeentewerkman Eugeen Vloeberghen zijn glas leeg en kijkt veldwachter Van Hoof goedkeurend toe. De derde van links aan tafel is Jan De Prins, de tweede van rechts aan tafel is Julien “Juppe” Piessens, achter hem naast de garde staat Marcel Geerts bijgenaamd “de Fijne”, uit het Pensenstraatje. -Louis “Wikkes”De Croes was naast herbergier ook bierleverancier voor de Mechelse brouwerij Lamot.
Wij sluiten 1960 af met enkele mooie en representatieve foto’s van Leestenaars al dan niet op reis en waarvan we van sommigen enkel het jaartal konden achterhalen.
-Victoire Van Dam, Denise Vloebergh, Angele De Wit en Magda Van Steen.
-Denise Vloebergh en Magda Van Steen.
-V.l.n.r. : José De Laet, Melanie Van Dam, Greet Vloebergh en Fin Van Praet. (Met dank aan Gerda De Laet voor de foto’s)
-Het bestuur van de Vrouwengilde.
-De fanfare “Arbeid Adelt”. De oudste fanfare van Leest werd in 1898 gesticht en viel, bij gebrek aan eensgezindheid uit elkaar, in 1964. Hier stappen de leden mee op in de Sinksen processie van 1960. Vooraan van links naar rechts : Jules Boonen, Felix Van der Hasselt, vaandeldrager Jan De Wit en Remy Spoelders. Achteraan : Beire Van de Velde (kleine trom) en Marcel Diddens (grote trom). (Foto : Hugo Lauwens)
1960 – 7 december – G.v.A. : Waterellende in de Dijlestreek en in Klein-Brabant
“Zoals overal elders leden ook de Dijlestreek en Klein-Brabant van de waterellende. De regen was zo overvloedig dat de Dijle en andere afvoerwaters het water niet konden slikken. Zowel in het Mechelse als in Klein-Brabant is de schade aan de laag gelegen landerijen zeer groot. In Leest hadden vooral de Winkelstraat en de Tiendeschuurstraat, waar vele boerderijen en andere woningen door het water geïsoleerd zijn, veel te lijden van het water. Het doorgaand verkeer was er nog onmogelijk.”
1960 – December : Jaarlijks Kerstfeest K. Fanfare Ste Cecilia
Exacte datum niet gekend, gepubliceerd in “De Band” van januari 1961 : “Het jaarlijks kerstfeest voor de kinderen werd voor de vijfde maal gehouden in het lokaal. Dit lustrum werd bijgewoond door circa 150 ouders en mag terecht als zeer geslaagd aangezien worden. We waren ten zeerste getroffen door het optreden van de allerkleinste sterretjes, met het nummer “Paddenstoelen en Kaboutertjes”. Wunderfull ! Inderdaad, als men die kleutertjes al trippelend over de scene zag evolueren, een enig mooi nummertje, met langs de andere kant de ‘ritmische oefeningen” door de grote meisjes uitgevoerd, met hun kleurige rokjes en zakdoekjes. Ook dit nummer was smaakvol en het was dan ook niet te verwonderen dat in koor een bis-nummer werd gevraagd van beide nummers. Zeer keurig was ook het optreden door de jongens met “Kabouters-fantasie”. De typering van deze kaboutertjes, in kort broekje, pinnemuts en baard, gaven nog meer kleur aan het stukje. Het was een puik feestje, echt met de kerstmisstempel, met als inzet “het Kribbeke met het kindje Jezus”. Aan het geheel werd de plezante noot gebracht door de “Twee jonkvrouwen” die allebei gingen trouwen, allebei de bons kregen, al was het dan van “ne vergramde Charel of van ne Sooi”. De juffrouwen Paula en Godelieve Bradt dienen van harte geluk gewenst, samen met de heer Hendrickx, gemeentelijk-onderwijzer, voor het geleverde werk, bekomen na zeer veel geduld. Aan allen, welgemeende dank.”
1960 – 25 december : Toneel van de B.J.B.-meisjes
Ter gelegenheid van kerstdag werd door de B.J.B.-meisjes “Vrouwen in Paniek” opgevoerd. “Het geheel liet een zeer goede indruk na, en er kon vastgesteld worden dat door volharding nog veel kan bereikt worden. Zang en dans waren goed aangepast en gaven dan ook de omlijsting van het geheel. Wat er ook van zij, het talrijk opgekomen publiek bespaarde zijn toejuichingen niet : een bewijs van tevredenheid.” (DB, januari ’61)
1960 – 26 december : Kerstfeest KWB en Vrouwenafdeling
“In gemeenschappelijk overleg van de KWB en de plaatselijke Vrouwenafdeling zal op 26 december e.k. , een kerstfeest gegeven worden voor de kinderen van de bij deze twee verenigingen aangesloten leden. Het staat vast dat het iets puiks zal zijn en dat de kindertjes uiterst voldaan naar huis zullen gaan. “ (DB, december ’60)
1960 – Bevolking
Op 31 december telde Leest 1861 inwoners.
Foto’s :
-V.l.n.r. : Godelieve Bradt, Lutgard Hellemans, Paula Bradt en een ons onbekende vriendin.
-Meester Aloïs Hendrickx met één van zijn klassen.