Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (166)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    17-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The windmills of your mind

    Op een nacht werd ik wakker met in mijn hoofd een flard van de tekst van een schlager: put your lips a little closer to… Door die woorden steeds te herhalen kwam er langzaam ook een ritme naar voren, en stilaan ook een melodie, maar de tekst bleef onvolledig. Plots hoorde ik die woorden ook geïntoneerd, door Elvis Presley.

    ’s Morgens was de herinnering aan die nachtelijke openbaring nog zeer levendig, en nog voor het ontbijt startte ik de laptop op om de gedeeltelijke tekst op te zoeken met Google. Dit is het resultaat.

    Put your sweet lips a little closer to the phone

    Let's pretend that we're together all alone

    I'll tell the man to turn the juke box way down low

    And you can tell your friend there with you he'll have to go

     

    Whisper to me tell me do you love me true

    Or is he holding you the way I do

    Though love is blind make up your mind I've got to know

    Should I hang up or will you tell him he'll have to go

     

    You can't say the words I want to hear

    While you're with another man

    Do you want me answer yes or no

    Darling I will understand

     

    Put your sweet lips a little closer to the phone

    Let's pretend that we're together all alone

    I'll tell the man to turn the juke box way down low

    And you can tell your friend there with you he'll have to go

     

    Een vertaling is overbodig, lijkt me. Tekst en muziek is van Audrey en Joe Allison, en de country song He’ll have to go werd een hit in 1960 in de versie van Jimmy Reeves. Presley nam zijn versie op in 1976. Ik probeerde vruchteloos de ene of de andere versie te beluisteren op het internet, maar dat zal wel aan mij liggen.

    Pure nostalgie… Maar wat me daarbij intrigeert is: waar komt die vrij accurate herinnering vandaan, na meer dan vijftig jaar?

    Niet uit een recente gebeurtenis: in de voorbije dagen ben ik niet bewust teruggegaan naar ‘de tijd van toen’, en er waren ook geen externe verwijzingen naar vroeger in films, liedjes op de radio of nieuwsberichten… Uit de ontelbare dingen die in mijn geheugen opgeslagen liggen zonder dat ik me daarvan bewust ben, is die nacht ongevraagd en spontaan die tekst gedeeltelijk naar boven komen drijven, heeft me wakker gemaakt en heeft zich aan mijn slaapdronken bewustzijn opgedrongen. Door vervolgens mijn geheugen op een of andere manier denkend te bevragen en te activeren, woordeloos, zonder die vragen te formuleren, gewoon door mijn brein zijn gang te doen gaan met de luttele elementen die het zelf had opgehoest, kwamen er andere gegevens naar boven. De tekst was onvolledig en niet helemaal accuraat, maar wellicht is hij dat nooit geweest: in die tijd was mijn kennis van het Engels erg beperkt, en ik herinner me zeker niet dat ik het verhaaltje achter de tekst ooit gekend heb.

    Elke morgen sta ik op met de herinnering aan het feit dat ik uitvoerig en zeer in detail gedroomd heb, dat er zich een theatervoorstelling heeft afgespeeld in mijn brein, of beter nog: een belevenis, alsof ze reëel was, in het echte verleden, maar anders dan in mijn herinnering; het is veeleer een fictieve vermenging van allerlei reële elementen, en in mijn droom weet ik op en of andere manier ook dat het een droom is, omdat het theater niet overeenstemt met mijn herinnering. Ik lijk wel wakend aanwezig in mijn droom, als een kritische toeschouwer, die weet hoe het echt was, en wat kan en wat niet kan. Meestal kan ik me de uiterst levendige dromen achteraf niet in detail herinneren, hoewel ik er ’s nachts van overtuigd ben dat dit wel het geval zal zijn, en blijft er slechts een vervelend knagend bijna-herinneren hangen tijdens de eerste uren van de dag.

    Tijdens onze slaap verandert de activiteit van ons lichaam: wij reageren nog nauwelijks op zintuiglijke prikkels en we maken geen bewuste bewegingen. Voor het overige zijn er geen opvallende verschillen: onze autonome functies zoals ademen, de hartslag, de spijsvertering enzovoort gaan gewoon door. En ook onze hersenactiviteit valt niet stil. Wetenschappers hebben verschillende fasen ontdekt tijdens de slaap waarbij de hersenen typische meetbare kenmerkende activiteiten vertonen, maar er blijken geen grote verschillen te zijn met de soorten hersenactiviteit van overdag.

    Ons leven gaat ’s nachts dus gewoon door, we zijn alleen minder mobiel, we verplaatsen ons nauwelijks en we zijn minder ontvankelijk voor stimuli van buitenaf. Ons brein is blijkbaar net zoals de rest van ons lichaam niet minder actief dan overdag, maar anders. Er zijn immers veel minder stimuli die moeten verwerkt worden, en er is geen bewuste activiteit die ontplooid wordt. Er is dus minder bewustzijn, omdat er minder is om ons bewust van te zijn. Maar hetzelfde brein, dat overdag zo spetterend actief kan zijn en ons toelaat bewust en ingrijpend te leven in de wereld, blijft actief, niet alleen om de andere, autonome lichamelijke activiteiten in stand te houden, zoals de ademhaling, de bloedsomloop en de spijsvertering, om nog te zwijgen van allerlei vormen van regeneratie, maar blijkbaar ook op het domein van de betekenis, het inhoudelijke denken, met woorden, beelden, kleuren en geuren.

    Het verschil is dat het geen beleving is van de wereld buiten ons, maar een spel dat zich afspeelt in ons brein, met hetzelfde orgaan en dezelfde toepassingen als overdag. Wat we wakend kunnen, doen we ook al slapend, maar dan met wat er in ons geheugen is opgeslagen. Het zijn echter geen correcte herinneringen (al zijn die overdag ook meestal niet helemaal betrouwbaar); het lijkt wel alsof er een andere auteur en een andere regisseur aan het werk is, die met het bestaande geheugenmateriaal aan het werk gaat, en er een eigen toneelstuk mee maakt, een game, gebaseerd op een andere interpretatie van de gegevens, en met toevoegingen, weglatingen, vervormingen, zoals wij zelf soms doen in onze verbeelding, zoals kunstenaars doen in hun werk.

    Soms, wanneer mijn dromen erg indringend zijn, word ik ’s morgens mentaal vrijwel uitgeput wakker, alsof ik een aangrijpende gebeurtenis heb meegemaakt, en dat is in feite ook zo, althans mentaal. Een droomgebeurtenis is voor mijn brein even reëel als een reële gebeurtenis, met dat verschil dat er geen fysieke gevolgen zijn van gebeurtenissen die zich enkel in mijn dromend brein hebben afgespeeld: nee, ik heb niet in mijn broek geplast, of op een plaats waar geen toilet is; nee, ik heb geen seks gehad met die persoon; nee, ik heb die boze woorden niet uitgesproken, en nee: mijn jeugdvriend leeft niet meer, Vader is niet ontwaakt uit zijn coma…

    Meestal herinner ik me de details niet, maar omdat veel dromen herhaaldelijk terugkomen, weet ik nu ook bewust welke dat zijn, en zijn sommige droomelementen me op een vreemde manier vertrouwd. Het zijn nu herinneringen zoals die aan werkelijke gebeurtenissen, en soms weet ik niet meer of een herinnering reëel is, of een herinnering aan een droom, of misschien een reële herinnering die verzeild geraakt is in een droom, en zo een tweedegraads herinnering geworden is…

    Ik lijk wel twee stadia te hebben in mijn leven. Ik ben één persoon, maar ik leef op twee manieren, de ene wakend, de andere slapend. Beide zijn noodzakelijk en onvermijdelijk, en het is hetzelfde lichaam dat beide doet, slapen en waken, zodat het een vreemde, diverse eenheid vormt, waarbij wat zich in mijn wakker brein afspeelt en opslaat, in het slapend brein als het ware een eigen leven gaat leiden, deels aangestuurd door bewuste en onbewuste elementen uit mijn wakend bestaan, deels in vrijloop en open associatie, een aleatorische draaikolk van aanwezige of verbeelde elementen, als in een boek van Borges of Calvino.

    Ik aarzel om met mijn dromen anders om te gaan dan met grote terughoudendheid. Ik schrijf ze niet op, ik probeer niet actief om de herinneringen op te halen aan wat er zich ’s nachts heeft afgespeeld. Ik koester de tere restanten die zich aanbieden en benader ze omzichtig, als een pregnant maar ingetogen kunstwerk, dat zijn versluierde geheimen ongaarne prijsgeeft en suggestief een mysterievolle maar belangrijke, rijke betekenis in zich draagt, die zich slechts onthult wanneer men er niet actief naar op zoek gaat.

    Onze dromen zijn een onvermoede rijkdom in ons leven. Ze zijn een andere activiteit van dezelfde persoon, maar dan louter mentaal, en zo spontaan en oncontroleerbaar dat het welhaast een wonder lijkt. Misschien is dat wat er gebeurt bij mensen met een mentale stoornis: dan gaat het brein zijn eigen gang, en verliest het grotendeels het contact met de werkelijkheid, en de mogelijkheid om daarin bewust en rationeel op te treden. Misschien is het ook dat wat mensen zoeken in allerlei drugs: een toestand waarin men in vervoering is, een vlucht uit de gore of oninteressante werkelijkheid. Misschien is ook dat ook de dimensie waar kunst ontstaat.

    Het is een moeilijk evenwicht tussen waken en slapen, tussen bewustzijn en verbeelding, tussen denken en doen, tussen droom en daad.

     


    Categorie:kunst
    Tags:levensbeschouwing
    15-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nogmaals: fatalisme en menselijke vrijheid

    Wanneer men afstand doet van elk godsdienstig denken dat naast het universum een andere, niet-materiële dimensie als werkelijk bestaand opeist, wordt men meteen van plat materialisme beschuldigd: er bestaat niets buiten de materie. Dat is echter een onterechte aanklacht. Er is immers binnen het universum ruimschoots plaats voor veel meer dan enkel materie, geen weldenkend mens zal dat ontkennen. Het is niet omdat men het bestaan ontkent van een persoonlijke, transcendente God, een onsterfelijke ziel of een niet-stoffelijke ‘geest’, dat men meteen de mens herleidt tot dode materie of tot een primitief levend wezen zoals een bacterie.

    Via een lange en ingewikkelde evolutie is het leven op aarde sterk gediversifieerd en heeft het onder talloze vormen een spectaculaire aanpassing gerealiseerd aan de levensomstandigheden. Een daarvan is de ontwikkeling van een centraal zenuwstelsel in vele diersoorten, inzonderheid de hersenen van de mens. Homo sapiens is in staat tot denken en tot zelfbewustzijn, heeft een geheugen en kan vooruitdenken, kan met anderen communiceren en kennis uitwisselen, ook in de tijd, door het bewaren en doorgeven van informatie en het uitbouwen van een beschaving. Wat men daarover vroeger ook heeft gezegd en geschreven, wat men ook vandaag nog daarover beweert, één ding is zeker: het is absoluut zeker dat enkel een levende mens daartoe in staat is. Bij de dood verdwijnt onvermijdelijk ook elk denkvermogen; het is namelijk met ons lichaam, vooral onze hersenen, dat wij denken. Zonder functionerende hersenen gaat het echt niet.

    Dat is een vorm van materialisme, ja, maar een die totaal verschilt van datgene waarvan men atheïsten steeds weer beschuldigt. Ik ken geen enkele atheïstische filosoof en zelfs geen enkele atheïst die ooit zou beweerd hebben dat de mens niet in staat is tot hogere functies, tot wat men vroeger een hoger geestelijk leven noemde. Het tegendeel is overduidelijk waar: atheïsten zijn net de verdedigers van de mogelijkheden om zelfstandig en vrij te denken. Het verschil tussen beide opvattingen ligt enkel hierin dat theïsten dat hoger vermogen toeschrijven aan een scheppende tussenkomst van een hoger wezen of God, en aan een typisch menselijk ‘orgaan’ dat niet stoffelijk en dus onsterfelijk is: de ziel, de geest &c. Atheïsten zien enkel het geëvolueerde lichaam, dat autonoom in staat is tot precies dezelfde hogere functies. Het zijn dus twee tegengestelde verklaringen voor eenzelfde verschijnsel, namelijk de zelfbewuste, denkende homo sapiens. De moderne wetenschap heeft op overtuigende wijze aangetoond dat de atheïstische verklaring de meest eenvoudige en meest overtuigende is, omdat ze geen beroep doet op onbewijsbare stellingen of wezens waarvan het bestaan niet redelijk kan aangetoond worden.

    Eens dat historisch theologisch misverstand uit de weg geruimd is, moeten we ons echter verzetten tegen een ander waanidee, dat helaas wel eens opduikt bij sommige atheïsten. Vertrekkend vanuit het reële materialisme, namelijk de terechte gedachte dat enkel een levend materieel wezen in staat is tot hogere mentale activiteiten, en vanuit de even correcte gedachte dat alle materie de natuurwetten volgt, meent men dat ook het denken uitsluitend verloopt volgens de elementaire natuurwetten, waarbij oorzaken bepalend zijn voor het gevolg. Dat is een vorm van extreem materialisme die onvermijdelijk neerkomt op fatalisme. De mens denkt, maar dat denkproces is de noodzakelijke opeenvolging van oorzaken en gevolgen; en aangezien een oorzaak altijd en noodzakelijkerwijs hetzelfde gevolg heeft, is het resultaat van het denken gedetermineerd door zijn oorzaken.

    Meteen verdwijnt de menselijke vrijheid, want wat wij denken wordt strikt bepaald door de wetten van oorzaak en gevolg. Wij kunnen niets anders denken dan wat we denken. Als dat wel mogelijk zou zijn, zou er een beslissende tussenkomst zijn in de reeks van oorzaken en gevolgen, maar van wie of wat? Alleen van het denkend ik in zijn omgeving, want iets anders is er niet, en dus is ook die tussenkomst onderhevig aan de wetten van oorzaak en gevolg, en zo steeds verder tot in het oneindige. Absoluut determinisme dus, of beter gezegd: fatalisme. De menselijke vrijheid is in het beste geval een illusie.

    Dat is echter zo volkomen in tegenspraak met ons aanvoelen en onze ervaring, dat weldenkende mensen steigeren wanneer ze met die aantijging of veronderstelling geconfronteerd worden. En inderdaad, dergelijk fatalistisch materialisme is onhoudbaar, en geeft een totaal vertekend beeld van de werkelijkheid van ons denken en van ons bestaan. Er is overigens ook nog geen enkele theorie opgedoken die de wetmatigheden van het menselijk denken afdoend verklaart op grond van een dergelijk fatalisme.

    Het is immers precies doordat wij beschikken over een formidabel brein dat wij, homo sapiens, in staat zijn om te ontsnappen aan de gevolgen van de ongunstige omstandigheden in onze omgeving, en in staat zijn om gebruik te maken van de talloze mogelijkheden die wij ontdekken in het universum. Andere levende wezens kunnen dat veel minder goed; de wetten van de evolutie zorgen wel voor hun aanpassing aan de omstandigheden, maar dat is vooral een traag proces, en dat biedt geen oplossing voor problemen die zich op korte termijn stellen voor het individu. Met een denkapparaat als dat van de mens, gecombineerd met een superbe beschaving, is het zelfs niet meer absoluut noodzakelijk dat het individu zich aanpast aan zijn omgeving: het past de omgeving aan aan zichzelf. En zo verandert de mens de spelregels binnen de natuurwetten. Het blijft regenen, maar wij hoeven niet noodzakelijk nat te worden.

    De mens oefent in ingrijpende invloed uit op zijn omgeving, dat is voor iedereen duidelijk. Er is voor de mens een bijzondere rol weggelegd in het natuurlijke proces van oorzaak en gevolg, een actieve tussenkomst door middel van het bijzonder lichaam waarover wij beschikken, bijzonder in die zin dat wij precies in staat zijn tot hogere vormen van mentale activiteit, zoals herinnering en proactief denken, en het gebruik van gesofisticeerde werktuigen en beschavingsproducten.

    Die denkactiviteit is een fysisch proces, dat zich vooral in onze hersenen afspeelt en dat vanzelfsprekend gebonden is aan de fysische natuurwetten. Maar dat betekent niet dat het individu niet kan ontsnappen aan die natuurwetten. Ons brein is namelijk niet enkel spectaculair in die zin dat er zich ongelooflijk veel en ongelooflijk complexe activiteiten tegelijkertijd in afspelen, al is dat natuurlijk wel een essentiële vereiste; het uitzonderlijke is vooral hierin gelegen, dat wij met dat brein in staat zijn om belangrijke beslissingen te nemen over onszelf in onze omgeving. Die fysische mentale activiteiten hebben betekenis voor ons, wij zijn ons bewust van onszelf en onze omgeving en wij kunnen erop inspelen.

    Wij zijn geen weerloze slachtoffers van onze omgeving, noch van autonome fysische processen die zich in ons brein afspelen, zoals het fatalistisch ‘sterk’ materialisme beweert. Zij zien de activiteit van de hersenen louter als een fysisch proces, dat volledig aangestuurd wordt door fysische impulsen, zoals datgene wat de zintuigen waarnemen, en de fysische reacties binnen het brein op die impulsen, en de fysische reacties daarop en zo verder tot in het oneindige. Alles is dus materie, en daar geldt enkel de strenge wet van oorzaak en gevolg, zodat het denken een louter automatisch verlopend proces is, waaraan niets kan veranderd worden en waarop niets of niemand kan ingrijpen, ook het ‘ik’ niet. Wat wij ‘denken’ noemen en wat we zien als een vrije activiteit van het ik, is in feite een epifenomeen, een randverschijnsel, een indruk, meer niet. Wij denken niet, wij worden gedacht.

    Dat heeft vanzelfsprekend belangrijke gevolgen, bijvoorbeeld voor de ethiek. Als ons denken uitsluitend een automatisch fysisch proces is, zijn wij er ook niet meer verantwoordelijk voor, en dus ook niet voor ons handelen, dat op ons denken gebaseerd is. Wij worden zo ethische automaten, enkel en alleen gestuurd door de natuurwetten.

    Zeker, ontsnappen aan de natuurwetten kunnen we niet, dat zien we ook wel in. Maar daarbinnen zijn er ontelbare mogelijkheden die we kunnen verkennen en uitproberen. En daarin zijn we echt wel goed, maar helaas niet volmaakt, en dus gaat het vaak ook behoorlijk fout.

    Ik weet dat fatalistisch denkende materialisten menen dat wat ik hier zeg een illusie is, en ik geef toe dat ik het daarmee behoorlijk moeilijk heb. Ik ben ervan overtuigd dat zij ongelijk hebben, maar het is niet gemakkelijk om hun redenering te weerleggen. Ik ben het er immers grondig mee eens dat de natuurwetten onverbiddelijk zijn, en dat oorzaken vaste gevolgen hebben. Ik vermoed dat het probleem om de reële menselijke vrijheid te verzoenen met dat even reëel determinisme een oplossing zou kunnen vinden, wanneer we de schaal bekijken waarop de gebeurtenissen zich afspelen, en de complexiteit van de soorten levende wezens.

    Op het allerkleinste subatomaire niveau is er, voor zover we weten, een absoluut determinisme: de mens kan aan de ingewikkelde wetten die daar heersen geen veranderingen aanbrengen. Wij kunnen hoogstens gebruik maken van die wetmatigheden, bijvoorbeeld om de nucleaire krachten vrij te maken, voor vredelievende of andere doeleinden. Wat binnen een atoom gebeurt, gebeurt noodzakelijkerwijs. En dat gaat zo verder op het atomair niveau en vervolgens het moleculair niveau waarop atomen zich chemisch met elkaar verbinden. Het lijkt evident dat er op deze niveaus geen sprake is van enige beslissende activiteit van de materie zelf die een invloed heeft op haar voortbestaan. Hier zijn oorzaak en gevolg onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enkel de kwantummechanica lijkt daarop een uitzondering te vormen, zij het eveneens binnen zekere grenzen.

    Op het biologisch niveau, waarbij er cellen gevormd worden, veranderen de zaken echter grondig. Alle cellen zijn actief. Ze houden zichzelf in stand in en door middel van hun omgeving en zijn in staat om zich te vermenigvuldigen. Dat is de kern van de zaak, meen ik. Zelfs op het meest eenvoudige biologische niveau zijn de gevolgen spectaculair, en naarmate het leven complexere vormen aanneemt, neemt ook de mogelijkheid tot zelfstandige activiteit toe, en gaat die over van aanpassing aan de omgeving tot aanpassing van de omgeving aan zichzelf.

    Op astronomisch niveau neemt de activiteit weer af. Onze zon en de andere hemellichamen lijken niet in staat om zelf enige invloed uit te oefenen op hun bestaan of zich aan te passen aan hun omgeving. Ook op dat niveau spelen de natuurwetten ongenadig hun verbijsterende rol op een schaal die onze verbeelding tart.

    Vrijheid situeert zich dus blijkbaar uitsluitend op het niveau van de levende wezens. Ze is aanwezig in alle soorten levende wezens, maar niet in dezelfde mate. Levensvormen die lichamelijk complex zijn, vooral wat het zenuwstelsel betreft, zijn dat ook mentaal, en dat is in feite wat we bedoelen met ‘vrijheid’, namelijk het vermogen om de natuurwetten niet zonder meer te ondergaan, maar om zich actief te bewegen in de omgeving. Homo sapiens onderscheidt zich niet essentieel door zijn vrijheid, maar door het uitzonderlijk hoge niveau van zijn vrijheid. En de mogelijkheid om dat niveau daadwerkelijk te bereiken is geenszins gerealiseerd in alle exemplaren van de soort: levende wezens verschillen onderling, hoe sterk ze ook op elkaar gelijken. Elk exemplaar is uniek, en dat bepaalt de mogelijkheden die het heeft, en in ruime mate ook de kans dat die mogelijkheden optimaal zullen aangewend worden.

    Vrijheid is dus een eigenschap van levende wezens, en is in haar omvang en toepassing afhankelijk van de fysieke complexiteit van de soort, en van de unieke kenmerken van een individu.

    Dat die vrijheid wel degelijkheid bestaat, blijkt ten overvloede uit het feit dat het zo goed als onmogelijk is om voorspellingen te doen over het individueel gedrag van één levend wezen of gebeurtenissen waarmee verscheidene levende wezens gemoeid zijn, inzonderheid de mens. Indien het fatalistisch materialisme enige grond van waarheid bevatte, dan zou het in ruime mogelijk moeten zijn om ook voorspellingen te doen over gebeurtenissen. Dat lukt echter enkel in aanzienlijke mate op het niveau van de niet-levende materie. Als het om levende wezens gaat, lijkt zelfs elk ‘sterk’ determinisme ongeschikt als verklaring; enkel zeer benaderende statistische conclusies voor grote groepen vertonen enige, zeer beperkte en louter theoretische betrouwbaarheid, die in de praktijk meestal onbruikbaar blijkt te zijn. Ook psychologische verklaringen, zoals die van de psychoanalyse, of het behaviorisme, worden door weer nieuwere benaderingen en door hun gebrekkige therapeutische waarde ontkracht. Wat grotendeels opgaat voor de dode materie, zowel in de dimensie van het allerkleinste als van het allergrootste, blijkt onbruikbaar als verklaring voor het middenniveau, waar ook de hogere levende wezens te vinden zijn.

    Het ziet er dus naar uit dat complexe levende wezens inderdaad ontsnappen aan elke fatalistische interpretatie. Dat is vooral zo wanneer zij zich organiseren in samenwerkingsverbanden, een hoogtechnologische beschaving uitbouwen en zich bezinnen over zichzelf.

    Kortom, de mens ontwikkelt zijn hoogste mogelijkheden optimaal door in een hoge beschavingsvorm met anderen samen te werken met het oog op de instandhouding van het individu en van de soort in de eigen omgeving.

    Dat is niet zozeer een vaststelling als wel een opgave. Het is inderdaad enkel wanneer individuen en groepen actief gebruik maken van de eigen mogelijkheden om hun bestaan te verzekeren en te optimaliseren en daartoe bewuste initiatieven nemen, dat zij zich boven het fatalisme van de natuurwetten verheffen, dat zij een ik worden. In het andere geval, wanneer zij passief het leven ondergaan, blijven zij in ruime mate de gevangenen van hun situatie, en zullen zij inderdaad hun lot, dat wil zeggen de fatalistische loop van de natuur, ondergaan en zich de speelbal voelen van de gebeurtenissen en van de anderen. Dat leidt echter altijd tot negatieve gevoelens: een mens is niet gelukkig als hij of zij de eigen mogelijkheden niet kan gebruiken en verder ontwikkelen. Pas wanneer wij actief ingrijpen in ons eigen bestaan en in onze omgeving, en daarvan de positieve resultaten zijn, hebben wij terecht een gevoel van bevrediging en geluk.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:godsdienst, atheïsme
    14-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aarschot, augustus 1914-2014

    In augustus 1914 rukte het Duitse leger op door België en dreef het Belgisch leger voor zich uit. Bij Aarschot boden de Belgen kortstondig verzet, om zogezegd de veilige terugtocht van de andere legereenheden mogelijk te maken. Er waren relatief zware verliezen aan beide zijden. Toen de Belgen zich uiteindelijk toch terugtrokken en de Duitsers het stadje binnentrokken, waren die uit op wraak. In de verwarring wordt een Duits officier neergeschoten. Daarop volgen wraakacties tegen de bevolking. Er vallen ongeveer 180 slachtoffers.

    Aarschot herdenkt die gruwelijke gebeurtenissen, nu honderd jaar later. Er zijn twee tentoonstellingen, een historische, en een andere waarin 178 kunstenaars uitgenodigd werden een kunstwerk te wijden aan een van de slachtoffers.

    Omdat Lut zich daarvoor opgeeft via de plaatselijke kunstacademie, en mijn naam mede in de handtekening van de mail staat, krijg ook ik een slachtoffer toegewezen: pastoor Pieter-Jozef Dergent. Het gedicht dat ik daarvoor maakte, vind je hierbij.

    De opening van de tentoonstellingen gaat gepaard met te veel en te lange toespraken en gelukkig ook enkele geslaagde artistieke momenten. Ze wordt echter ontsierd door een geïmproviseerde tussenkomst van de 84-jarige zoon van de ‘held’ van Aarschot, de commandant van de legerafdeling die gedurende twee uur (!) verzet bood tegen de oprukkende overmacht van het Duitse leger, kapitein Gilson. Net zoals zijn vader is de zoon uitsluitend Franstalig, en na enkele zo goed als onverstaanbare woorden in een schabouwelijk Nederlands gaat hij gelukkig verder in het Frans, waarbij hij eer brengt aan zijn vader, en zijn dank betuigt aan de stad en de organisatoren voor het eerbetoon aan de familie Gilson.

    Die tussenkomst is een afknapper. Meteen verschuift de aandacht immers van de burgerslachtoffers naar de militairen. De dwaasheid van het hardnekkige maar futiele verzet van Gilson tegen de Duitse overmacht wordt pijnlijk duidelijk. Heeft hij het bevel tot terugtrekken genegeerd, of heeft hij het niet ontvangen? Hoe dan ook is dat verzet, dat ‘grote verliezen’ veroorzaakte aan beide kanten, ongetwijfeld mede de oorzaak van de represailles van de Duitsers tegen de burgerbevolking, represailles die daarmee natuurlijk absoluut niet goedgepraat kunnen worden. Er zijn toen vreselijke dingen gebeurd, regelrechte oorlogsmisdaden, en niet alleen in Aarschot, maar wat later ook in Leuven en in andere Vlaamse steden.

    De waanzin van de oorlog grijpt je aan. Naast de vele burgerslachtoffers verschijnen ook de daders in beeld; niet zozeer de eenvoudige soldaten aan beide kanten, onder wie ook talrijke slachtoffers vielen, maar de officieren, de legerleiding, en uiteindelijk de politieke verantwoordelijken en het hoogste gezag, koningen en keizers.

    Na de eindeloze inleidingen en dankwoorden aan alle medewerkers verlaten we geschokt, ontgoocheld en misnoegd het fraaie cultureel centrum, nog voor de tentoonstellingen geopend worden; ook voor de receptie passen we. Lut zal ’s anderendaags naar de tentoonstellingen gaan kijken, ik kan dat niet over mijn hart krijgen. Het liefst zou ik mijn bijdrage terugtrekken, maar dat lijkt moeilijk.

    Het is goed dat we 1914 gedenken. Maar niet op die manier! Door te verwijzen naar de ‘heldhaftige’ rol van kapitein Gilson verdwijnen de burgerslachtoffers en de gevallen soldaten naar de achtergrond. De verderfelijke verleiding van het militarisme steekt haar gruwelijke kop op, de waanzin van toen is nog niet uitgewoed. Er zijn nog steeds mensen die geloven in militaire oplossingen en het oorlogsgeweld verheerlijken, die geloven in gerechtvaardigde of zelfs rechtvaardige oorlogen.

    En dat terwijl de enige les die uit vroegere conflicten te trekken is enkel deze kan zijn: nooit meer oorlog!


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    13-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pastoor Pieter-Jozef Dergent, 1870-1914

    Met de dood voor ogen

    Sta ik hier voor U, Heer

    En ik vraag U

    Waarom hebt Gij mij verlaten?

    Heb ik niet altijd gewerkt op uw akker

    Uw wetten strikt nageleefd

    En de schapen die Gij mij hebt gegeven

    Gehoed als een goede herder?

    Ik zocht het verdwaalde lam

    En bracht het veilig weer naar uw kudde

    Ik heb voor U gekozen

    Mijn leven aan U gewijd:

    Mij geschiede naar uw woord

    Ik werd uw plaatsvervanger op aarde

    Ik sprak in uw heilige naam

    Profetisch of vermanend

    Ik zong uw lof in gregoriaanse gezangen

    En werd om uwentwille geëerd

    Ik deed het goede en bestreed het kwaad

    In uw naam

    En vond U steeds aan mijn zijde

    Tot vandaag.

    Hier sta ik en ik met de dood voor ogen

    Vraag ik U: waarom hebt Gij mij verlaten?

     

    Pastoor Pieter-Jozef Dergent, 1870-1914

     

    Karel D’huyvetters


    Categorie:poëzie
    Tags:maatschappij
    12-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Yezedi's?

    Godsdienst wordt door heel wat mensen nog steeds veeleer als iets goeds bestempeld dan als een kwaad, terwijl de feiten overduidelijk het tegendeel aantonen. Vandaag wil ik voor de verandering eens niet bij dat aspect van de zaak blijven stilstaan, maar bij een ander, dat bij nader toezien toch weer die eerste stelling bevestigt.

    Godsdiensten zijn onderling ongemeen intolerant, en dat is op zich vreemd. Men zou immers kunnen veronderstellen dat bijvoorbeeld de drie godsdiensten van het Boek (joden, christen, moslims) wegens hun gemeenschappelijke grondslag elkaar zouden respecteren of ten minste tolereren. Niets is minder waar, in het verleden zowel als het heden.

    Ook binnen een godsdienst overheerst de onverdraagzaamheid tegenover afgescheiden broeders en zusters. Het christendom is hopeloos verdeeld sinds zijn ontstaan, net zoals de islam, en ook de joodse godsdienst telt onderling afwijkende schakeringen. De bestraffing van afvalligen is overal even wreedaardig en genadeloos.

    En alle godsdiensten hebben een gemeenschappelijke aartsvijand, die ze elk op hun manier fanatiek bestrijden: het atheïsme in al zijn schakeringen.

    Het besluit kan alleen maar zijn dat godsdiensten en godsdienstige mensen altijd onverdraagzaam zijn, en dat terwijl alle godsdiensten net die verdraagzaamheid, of zelfs de liefde voor de evennaaste als basisprincipe hebben. Blijkbaar houdt elke stellige overtuiging van het eigen gelijk noodzakelijkerwijs het stellige ongelijk van de andere in, en roept dat de religieuze ijver in het leven om de anderen van hun ongelijk te overtuigen en hen te bekeren, desnoods manu militari, of hen zelfs gewoon af te slachten.

    Mensen die denken dat die tijd lang voorbij is, en dat ik bestofte historische feiten aanhaal om de huidige situatie te omschrijven, hebben vandaag volop de gelegenheid om eens om zich heen te kijken.

    De gewapende strijd, ja de regelrechte grootschalige oorlog tussen moslimbroeders, sjiieten en soennieten, en zelfs binnen elk van deze groepen, neemt elke dag nog toe, onder meer in Syrië, Irak, en tussen Iran en andere staten, allen gefinancierd door de streng moslim-fundamentalistische Arabische oliestaten. Moslims verenigen zich in hun bittere strijd tegen Israël, en zijn in een voorlopig iets meer vreedzame maar daarop niet minder actieve strijd om de macht in het Westen gewikkeld met het christendom en de seculiere wereld. Het christendom concentreert zich op zijn wanhopige strijd om zijn bestaan, en ziet in het atheïsme zijn grootste vijand, daar waar de islaminwijking een veel grotere bedreiging vormt. En ga zo maar door, overal waar godsdienst nog een maatschappelijke of politieke rol speelt.

    Wie had ooit van de Yezedi’s gehoord, tot ze onlangs onder vreselijke omstandigheden in het nieuws opdoken? Nu is hun godsdienstige overtuiging voor de moorddadige bendes van IS een voldoende reden om hen massaal uit te moorden.

    De verantwoordelijkheid voor al dat religieus geïnspireerd geweld ligt niet in de eerste plaats bij de meestal ongeletterde en ook op godsdienstig vlak onwetende daders, maar bij de aanstokers ervan, de geestelijke leiders en de cynische wereldlijke gezagsdragers die hen misbruiken voor hun eigen machtswellust.

    Ik eindig deze korte maar o zo schrijnende litanie met de wijze woorden van de Nobelprijswinnaar Fysica, Steven Weinberg: With or without religion, good people can behave well and bad people can do evil; but for good people to do evil — that takes religion. Vrij vertaald: met of zonder godsdienst kunnen goede mensen zich goed gedragen en slechte mensen het kwade doen; maar opdat goede mensen het kwade doen, daarvoor heb je godsdienst nodig.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    11-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een waanzinnige logica: de Hannibal Directive

    Het gevoel van machteloos onbehagen blijft me beklemmen bij het volgen van de nieuwsberichten, vooral die over gewelddadige conflicten.

    Neem nu de oorlog in Gaza. Allerlei mensen en instellingen nemen daarin een standpunt in, en vaak ben ik geneigd een of ander standpunt bij te treden, tot ik weer een andere klok hoor luiden, argumenten doorprikt worden of informatie als onbetrouwbaar of dubieus wordt ontmaskerd.

    Volgens sommige bronnen bestaat er bij het Israëlische leger een zogenaamde Hannibal Directive, een richtlijn voor de troepen voor het geval dat een soldaat in handen valt van de vijand. De troepen moeten dat te allen prijze verhinderen, en wanneer dat niet mogelijk is, moet men de vijand bestoken, ook al komt de gegijzelde daarbij om. Volgens een nog meer onvoorstelbare interpretatie zouden Israëlische soldaten het consigne krijgen om veeleer zichzelf te doden dan zich te laten nemen, en zo het leger en de staat in een onaanvaardbare situatie te brengen. Deze richtlijn zou ook in het recente conflict al toegepast zijn.

    Israel heeft iets met krijgsgevangen of gekidnapte medeburgers en soldaten, en zelfs met het stoffelijk overschot van gesneuvelden. Ook andere legers hebben als erecode dat ze geen van de hunnen achterlaten op het slagveld, bijvoorbeeld de Amerikanen. Maar bij Israel gaat het wel heel ver. Toen enkele jaren geleden een soldaat gekidnapt was door de Palestijnen, beheerste die kwestie vier jaar lang het nieuws. Uiteindelijk werd die ene Israëli geruild voor meer dan duizend Palestijnse (krijgs)gevangenen. De gedachte dat een Jood gevangen gehouden wordt door de Palestijnen is blijkbaar ondraaglijk. En dat terwijl er constant vele duizenden Palestijnen langdurig en vaak zonder vorm van proces gevangen gehouden worden in Israëlische gevangenissen.

    De huidige oorlog (want zo moeten we het conflict noemen) is losgebarsten na de moord op drie Israëlische jongeren, en het is met ongekende intensiteit voortgezet toen een jonge officier ‘vermist’ was. Die jonge officier is later als gesneuveld opgegeven, maar er reizen vragen over de omstandigheden: is hij niet door het Israëlisch leger gedood, toen hij in de handen gevallen was van de Palestijnen? Of heeft hij zichzelf en Israël dat lot bespaard, zoals hem opgedragen en ingehamerd?

    In het conflict tussen Israel en Hamas gaat het vaak over de ongelijke proporties: de omvang van de beide legers en de wapens waarover ze beschikken; het aantal doden en gewonden aan beide kanten; de (geringe) aanleiding tot het conflict en de (overdreven) reactie van Israël; de enorme materiële schade in Gaza en het succesrijk vermijden daarvan in Israël. Dat dit een ongemakkelijke redenering is, bleek toen in een interview de Israëlische ambassadeur in België aan de met verstomming geslagen journaliste vroeg: eist u met die opmerking niet dat er aan Israëlisch kant evenveel slachtoffers moeten vallen, en er evenveel materiële schade moet zijn? Zou dat de oorlog meer aanvaardbaar maken, of minder gruwelijk?

    Dat is ook mijn bedenking bij de open brief van een groep Vlaamse artsen in de media. De bekende woordvoerder noemde precies dat onevenwicht de voornaamste reden van hun protest. Als men die redenering volgt, ‘betreurt’ men op een of andere manier inderdaad dat er niet meer slachtoffers vallen en niet meer schade is (aan Israëlische kant). Dat kan toch niet de bedoeling zijn… Daarom ware het beter alle geweld te veroordelen, hoe aanzienlijk of gering de verliezen ook zijn aan de ene of de andere kant.

    Op de vraag waarom Hamas zijn militaire installaties in het midden van de bewoonde gebieden situeert, antwoordde diezelfde woordvoerder van de protesterende artsen opvallend dat ‘men niet anders kon’: er zijn in Gaza geen niet-bewoonde gebieden. Dat is natuurlijk onjuist; het is duidelijk dat Hamas zijn wapens, opslagplaatsen en commandoposten niet op open plekken situeert omdat ze anders een nog gemakkelijker doelwit vormen voor Israël. Men zou dus kunnen antwoorden dat als Israël die wapens wil uitschakelen, ze niet ‘anders kunnen’ dan bewoonde gebieden raken, en dus ook onschuldige omstanders raken. De beide redeneringen zijn echter al te cynisch, en zouden nooit aangewend mogen worden om enige actie te rechtvaardigen.

    Ik weet dus niet welke kant te kiezen in dit conflict. Ik gruw van het geweld en het menselijk leed is ontstellend. Maar ik kan me niet scharen achter protestbewegingen ten gunste van Hamas, noch achter steunbetuigingen voor Israël. Enkel een absolute veroordeling van het geweld in de regio en een oproep tot blijvende vrede is een ethisch aanvaardbare houding. Het is echter een opvatting die weinigen delen: men laat zich leiden door sterke emoties ten gunste van de enen of tegen de anderen. Die emoties zijn terecht, maar ze zijn ook de aanleiding en de reden voor het conflict. Als men dieper nadenkt, moet men uiteindelijk gaan inzien dat het al dan niet vermeend onrecht niet ongedaan gemaakt wordt door nog meer onrecht, dat de doden niet tot leven komen door nog meer mensen te doden. Misschien is dat wel wat die mysterieuze tekst in het evangelie betekent: ‘laat de doden hun doden begraven’ (Matteüs 8, 21-22 en Lukas 9, 59-60).

    Wanneer we elke gekidnapte, gewonde, of dode aan onze eigen kant moeten wreken, hebben we nooit gedaan, en blijft het geweld in de wereld. Enkel wanneer we dat inzien, kan er een nieuw begin gemaakt worden en kan er een proces op gang komen dat uiteindelijk moet leiden tot een billijke en blijvende vrede. Het ziet er echter naar uit dat geen van beide partijen in dit conflict, of in de talrijke andere, bereid is ook maar één ogenblik in die richting te denken. Zij zullen dan ook ongetwijfeld nog lang hun doden begraven, en zelfs liever hun eigen mensen doden dan toe te staan dat ze, dood of levend, in de handen van de tegenstander vallen. Dat is de verbijsterende, waanzinnige logica van het geweld, die door zoveel staten en rebellen met alle middelen in stand gehouden wordt in het hart van mensen die er het eerste, maar helaas niet het enige slachtoffer van zijn. Het is voor de machthebbers een immense verantwoordelijkheid, waar zij echter blijkbaar goedschiks mee omgaan, zoals destijds ook Hitler, Stalin, Pol Pot en anderen. Wij leren niet gemakkelijk uit de geschiedenis, die we nochtans goed kennen. En dus zijn we veroordeeld om ze te herhalen; George Santayana (1863-1952): "Those who cannot remember the past are condemned to repeat it" (uit "Life of Reason I").


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    08-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ongewenst seksueel gedrag

    Ik vind het steeds moeilijker om me te mengen in lopende debatten, of een standpunt in te nemen over gebeurtenissen om me heen, en de nieuwsberichten te volgen.

    Een voorbeeld. Via FB vernam ik het verhaal over een filosofieprofessor (50) die een korte relatie had met een jonge studente, die blijkbaar psychisch labiel was. Nadien had die studente een even korte en even desastreuze relatie met een jongere man, maar die liep ook op de klippen, om dezelfde redenen. Kort daarop stapte die studente uit het leven, na een eindeloze reeks van dreigingen met en pogingen tot zelfdoding. In de nasleep van het onderzoek naar dat overlijden werd de professor door zijn universiteit aan de deur gezet. Hij vocht die beslissing aan, en kreeg gelijk van de rechtbank, die van oordeel was dat de zelfdoding niet te wijten was aan het gedrag van de professor, en de universiteit moest hem weer aannemen.

    Kijk, wat doe je met zo’n triest, tragisch verhaal? Ik heb veertig jaar aan da universiteit gewerkt als ambtenaar, en ik heb dergelijke zaken van nabij meegemaakt. Ik weet dat ze gebeuren, steeds weer, en dat het vrijwel onmogelijk is deze situaties en het onnoemelijk leed te vermijden dat ze met zich meebrengen voor alle betrokkenen, hoezeer men dat ook probeert. In Amerika lopen er daarvoor allerlei (dure) programma’s en worden die zaken voor de rechter uitgevochten, vaak met miljoenen dollars aan schadevergoeding, uitbetaald door universiteiten wegens het seksueel onaanvaardbaar gedrag van staf en studenten, en natuurlijk met fikse honoraria voor de advocaten.

    Ik verdedig ongewenst seksueel gedrag absoluut niet. Maar als de conflicten die voortvloeien uit het samenleven van mensen in onze universiteiten uiteindelijk leiden tot spectaculaire processen, en die op hun beurt tot draconische maatregelen om dat te vermijden, dan zijn we niet meer bezig met het opvoeden van jonge mensen tot normale menselijke relaties, maar tot het juridisch afdwingen van een gedragscode waarbij elke spontaneïteit onmogelijk wordt, en iedereen voortdurend op zijn hoede is om toch zelfs maar niet de indruk te geven aan seksualiteit te denken, daar waar we dat toch voortdurend doen. Mensen zijn seksuele wezens, dat valt echt wel moeilijk te ontkennen. En ja, we moeten met elkaar omgaan in onze werkomgeving zonder dat die seksualiteit een probleem wordt.

    Dat is echter een zeer complexe zaak. Niemand wil immers alle seksuele aspecten bannen uit de werksituatie, en dat is ook niet mogelijk. Maar er zijn evident grenzen aan het aanvaardbare en het wenselijke, en die zijn niet eens moeilijk te definiëren. Wanneer iemand op een beschaafde manier uiting geeft aan zijn seksuele interesse voor iemand anders in de werksfeer, dan moet die andere persoon daarop kunnen reageren zoals die wil, zonder dat dit enig gevolg heeft voor de werksituatie. Maar soms, of veelal, is dat laatste niet het geval, en dan krijg je problemen. En soms wordt wat aanvankelijk niet ongewenst was dat na verloop van tijd wel. En wat voor de ene onschuldig is, wordt door de andere als bedreigend ervaren.

    Om die reden stelt men in allerlei instellingen richtlijnen op over ongewenst seksueel gedrag, maar die grenzen zijn veel moeilijker te trekken. En zo komen we terecht in een soort war of the sexes, die wordt uitgevochten voor commissies, beroepsinstanties en uiteindelijk rechtbanken, met veroordelingen of ‘minnelijke’ schikkingen en financiële schadeloosstellingen, alsof die echt een oplossing bieden voor de betrokkenen, of een efficiënte ontrading vormen voor toekomstige ‘daders’.

    Ik weet ook niet hoe het verder moet. Ik kan me niet voorstellen dat er ooit een tijd zal komen dat er aan onze universiteiten en hogescholen, of in de samenleving als geheel, geen problemen meer zijn met de beleving van onze seksualiteit. Die beteugelen met wetten lijkt me geen goede zaak, al moet dat in ernstige gevallen natuurlijk gebeuren. Richtlijnen waaraan niet meteen sancties verbonden zijn, lijken me wel aangewezen en zelfs noodzakelijk, evenals overleg, bemiddeling en gesprekstherapie. Ik aarzel, zo stel ik vast, om met seksueel gedrag zonder meer om te gaan zoals met intrinsiek misdadig gedrag, bijvoorbeeld diefstal, slagen en verwondingen, moord…

    Dat een universiteit miljoenen moet betalen aan een student omdat een andere student zich heeft schuldig gemaakt aan ongewenst seksueel gedrag, en de universiteit blijkbaar niet genoeg gedaan heeft om dat te verhinderen, bijvoorbeeld door het opstellen en handhaven van een gedragscode, lijkt me inderdaad bizar. Seksueel gedrag is op zichzelf immers helemaal geen misdaad; het wordt het alleen als een van de betrokkenen het aanvoelt als ongewenst, en de andere er toch mee doorgaat. Maar er is vaak een dunne lijn tussen wat iemand aanvaardbaar acht en wat niet, en hoe men dat te kennen geeft. Vandaar dat ik, behalve in flagrante en gewelddadige (ook psychisch!) gevallen, meer heil zie in richtlijnen ter preventie en in confrontatie en uitpraten en zo mogelijk erkenning van schuld en eventueel verzoening dan in draconisch bestraffing en enorme financiële compensaties.

    Mijn gevoel van machteloosheid wordt er echter niet minder bezwarend om. Men zal zeker doorgaan met het beteugelen en het vervolgen en afdanken en het toekennen van financiële schadeloosstellingen. Maar dat zal de problemen niet oplossen, neem ik aan, noch verhinderen dat er zich nog problemen voordoen. Wij hebben in het verleden altijd aangenomen dat er zich in de sfeer van de seksualiteit zaken voordoen waarbij de betrokken zich niet van hun beste kant laten zien, en we hebben dat meestal met de mantel der liefde bedekt, zoals dat heet. Zeker, we hebben dat ook gedaan wanneer er helemaal geen liefde mee gemoeid was, we hebben zaken onterecht in de doofpot gestopt en zo slachtoffers dubbel gekwetst en daders een vrijbrief gegeven om door te gaan met hun misdadig gedrag.

    Maar de zaken helemaal omdraaien, en de menselijke seksualiteit uitsluitend regelen op wettelijke basis, en in een context van criminaliteit, lijkt me een reactie die niet aangepast is aan de problematiek.

    Mijn gevoel van onmacht is terneerdrukkend en complex. Ik weet dat we nog ver verwijderd zijn van een oplossing. Ik weet dat er elke dag talloze mensen zullen lijden in seksuele relaties en confrontaties, en dat evenveel mensen zich zullen schuldig maken aan onaanvaardbaar seksueel gedrag. En ik weet dat wat ik daarover denk geen enkele invloed zal hebben.

    Behalve voor mezelf.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gaza: de grond van de zaak

    Het is moeilijk om niet te reageren op de nieuwe opflakkeringen van oorlogsgeweld, vooral in Oekraïne en in de Gaza-strook. Anderzijds heeft het zo goed als geen zin om in te gaan op de details van die conflicten: niet alleen weten we er niet genoeg over om een min of meer objectief oordeel te vellen en zal elk oordeel altijd wel subjectief zijn, bovendien doet ons oordeel er niet toe, omdat het geen enkele invloed heeft op de gebeurtenissen. Waarom er dan toch op ingaan?

    Omdat die machteloosheid aanzet tot dieper nadenken over dergelijke conflicten en tot zoeken naar meer algemene oorzaken, wat ons misschien kan leiden naar mogelijke oplossingen.

    Dat mensen van mening verschillen, is op zichzelf geen probleem. Mensen zijn verschillend en als ze gaan samenleven, leidt dat onvermijdelijk tot meningsverschillen. Niemand is het helemaal en op alle punten eens met iemand anders, we zijn uniek. Dat wil echter niet zeggen dat we het nergens over eens zijn, met niemand: wij lijken ook op elkaar, en in gelijksoortige omstandigheden zijn we geneigd op dezelfde manier te reageren. Er is dus niet één absolute waarheid over alles, maar anderzijds zijn er wel heel wat zaken waarover we het eens kunnen zijn. Het gaat er dus om ons te verzoenen met de verschillen, en zoveel mogelijk de punten te vinden waarover we het eens zijn. Als we daarbij ook nog uitgaan van het feit dat iedereen vrij is en gelijk, en dat we niets kunnen zonder de anderen, maar integendeel veel meer kunnen met anderen samen dan alleen, zou dat idealiter moeten leiden tot een leefbare samenleving.

    En dat is ook zo in grote delen van de wereld. Niet dat het overal rozengeur en maneschijn is, of dat die gelijkheid, vrijheid en solidariteit overal optimaal of zelfs maar in gelijke mate onvolmaakt gerealiseerd is, verre vandaar, de verschillen zijn zelfs tergend groot. Maar het is in de meeste gevallen leefbaar voor de meeste van de zeven miljard bewoners van onze aarde.

    Maar niet overal. De conflicten doen zich echter blijkbaar niet speciaal voor op plaatsen waar de levensomstandigheden het moeilijkst zijn: Rwanda ziet eruit als het aards paradijs, maar het was het toneel van een verschrikkelijke genocide. Gaza ziet eruit als de rest van de kuststreek daar, maar het is er nog nooit helemaal rustig geweest. In de nasleep van de val van de Sovjet-Unie zijn er enkele conflicten geweest en zijn er enkele staatsgrenzen gewijzigd, gewelddadig of vredelievend, zonder dat we kunnen vaststellen waarom.

    Als we naar de oorzaken zoeken van al dergelijke conflicten, zien we dat godsdienstige, etnische, sociale, historische en wellicht nog andere elementen een rol spelen, maar het wordt niet duidelijk waarom op een bepaald ogenblik de mensen naar de wapens grijpen en elkaar te lijf gaan en naar het leven staan. We zien ook dat de beschikbaarheid van wapens een rol speelt, maar de genocide in Rwanda toont aan dat het ook met keukenmessen en machetes kan. Grootschalige verwoestingen van de infrastructuur lijken dan weer een kenmerk te zijn van modern wapentuig, maar misschien was er in Rwanda niet genoeg infrastructuur die als doelwit kon dienen voor moderne wapens. Het gaat vandaag ook niet meer zozeer om veroveringsoorlogen.

    Overal ter wereld is er geweld aanwezig, onder talloze vormen: zelfdoding, moord, foltering, verkeersdoden en arbeidsongevallen enzovoort. Oorlogsvoering is er ook altijd al geweest, maar stilaan minder, en minder grootschalig. Zeshonderd doden in Gaza is er zeshonderd teveel, maar het zijn geen aantallen die men kan vergelijken met de beide wereldoorlogen van de twintigste eeuw, bijvoorbeeld. Maar waarom escaleert een conflict zoals in Syrië tot een gewapende strijd, een oorlog? Waarom nu in Gaza? Afghanistan? Oekraïne?

    Voor een oorlog heb je slechts één agressor nodig, om vrede te sluiten moet je met zijn tweeën zijn. Het is voldoende dat in een conflict één partij naar de wapens grijpt; de andere partij kan dan niet anders dan zich eveneens met de wapens verdedigen, je kan je toch niet laten afslachten of onder de voet lopen, is dan de redenering. Om een oorlog te beëindigen, moeten de betrokken partijen het eens zijn.

    Wie het conflict, of de nieuwe opflakkering ervan, tussen Israël en Hamas begonnen is, valt moeilijk te zeggen. Israël houdt de Gaza-strook in een constante wurggreep. Anderzijds is het wel bewezen dat Hamas na een beperkte onderbreking zijn beschieting van Israël herbegonnen is, en ook andere ‘terroristische’ daden heeft gesteld. Allicht was dat, samen met de moord op drie Israëlische jongeren, de aanleiding voor een nieuwe Israëlische aanval op Gaza.

    In feite zien we een herhaling van het scenario waarmee alle oorlogen beginnen: een daad van gewapende agressie, hoe beperkt ook, van een staat tegen een andere staat. De reactie daarop is niet in de eerste plaats het beveiligen van de eigen grenzen, dus de verdediging van het eigen grondgebied, maar het behalen van de overwinning op de vijand, door die in zijn eigen land aan te vallen en tot overgave te dwingen. Dat is wat we meemaken in Gaza, en het is een verhaal dat zo oud is als de mensheid.

    In elk gewapend conflict heb je mensen nodig die elkaar naar het leven staan. Als het gaat om staten die over een leger beschikken, zijn dat soldaten. Die hoeven niet allemaal zelf erg oorlogszuchtig te zijn: ze worden gedwongen om bevelen uit te voeren. En een moderne oorlog lijkt overigens steeds meer op een war game: iemand drukt op een knop en ziet een ontploffing op een scherm. Lijf-aan-lijfgevechten zijn veeleer zeldzaam: je treft de vijand van op grote afstand Je hebt ook mensen nodig die beslissen om een oorlog te beginnen, politici dus, die zelf niet deelnemen aan de strijd, en bevelhebbers die de concrete bevelen geven.

    Men neemt aan dat, achteraf gezien, gewapende conflicten zelden de problemen oplossen die zich stellen, en dat die problemen ten minste even goed op vredelievende wijze hadden kunnen opgelost worden. Maar dat zijn overwegingen die geen rol spelen op het ogenblik dat mensen zich in hun bestaan bedreigd voelen of ook werkelijk aangevallen worden. Oorlog behoort tot de concrete mogelijkheden.

    Als men gewapende conflicten wil vermijden, moet men niet in de eerste plaats de wapenproductie beperken, want wapens zal men altijd vinden. Men kan zoeken naar situaties die aanleiding kunnen geven tot gewapende conflicten, maar die zullen er ook altijd zijn. Het komt er dus vooral op aan dat men mensen, alle mensen, politici, militairen en alle burgers ervan overtuigt dat geen enkele reden goed genoeg is om een gewapend conflict te beginnen.

    Dat is echter geen geringe opdracht. Er zijn immers altijd mensen die meer geneigd en sneller bereid zijn om geweld te gebruiken, en die elke gelegenheid daartoe aangrijpen. Dat kunnen heel eenvoudige mensen zijn, die men gemakkelijk kan manipuleren met propaganda. Maar ook mensen die de hoogste functies bekleden in de maatschappij blijken niet immuun voor de verleiding van het geweld. Wanneer de president van de Verenigde Staten op een bepaald moment besliste om Irak aan te vallen, was daaraan ongetwijfeld een uiterst complex proces voorafgegaan, en was hij ongetwijfeld evenzeer gemanipuleerd, maar uiteindelijk wist iedereen dat George W. Bush een gewelddadig en oorlogszuchtig man was, en dat hij, als de gelegenheid zich zou voordoen (of door hem zelf of zijn omgeving zou gecreëerd worden), niet zou aarzelen om een oorlog te beginnen. Een andere president, Kennedy, besliste onder vergelijkbare omstandigheden na lang nadenken zelf om geen uitgebreid gewapend conflict te beginnen met de Sovjet-Unie over Cuba.

    Als men oorlogen wil vermijden, moet men de mensen ertoe brengen af te zien van het gebruik van geweld, zelfs als ze daartoe geneigd zijn, zelfs als ze onrechtvaardig behandeld worden, zelfs als ze uitgedaagd worden, zelfs als ze aangevallen worden. Wij moeten ervan overtuigd raken, niet dat oorlogsgeweld niets oplost, maar dat het onmenselijk is om oorlogsgeweld te gebruiken, onder alle omstandigheden. Pas wanneer de wapens zwijgen, kunnen we op een ernstige manier problemen beginnen aanpakken. Zolang de mogelijkheid bestaat om uiteindelijk toch tot geweld over te gaan, geldt alleen het recht van de sterkste.

    Het gaat dus in de eerste plaats om een mentaliteitswijziging, veeleer dan om ontwapening, alhoewel die ook noodzakelijk is, natuurlijk. Maar ontwapenen is ondenkbaar zonder die mentaliteitswijziging, terwijl die mentaliteitswijziging voldoende zou zijn, zelfs in een tot de tanden gewapende wereld. We moeten ertoe komen dat we geen wapens meer willen gebruiken, dan zullen we vanzelf ophouden om ze te maken en te verkopen. Ontwapening is een doel, geen middel.

    Hoe we zoveel mogelijk, ja alle mensen zover kunnen krijgen, is natuurlijk de vraag. Wij hebben op dat punt nog geen blijvende successen behaald: er is altijd wel ergens oorlog. Opvoeding en bewustmaking zijn primordiaal: in meer ontwikkelde landen wordt minder oorlog gevoerd dan in andere. Een billijke verdeling van de rijkdom en de macht helpt ook, en een democratisch staatsbestel is minder oorlogszuchtig dan een dictatuur. Maar dat is het probleem enkel verplaatsen: hoe kom je tot een goede opvoeding, hoe verdeel je de rijkdom en de macht rechtvaardig, hoe breng je een democratie tot stand?

    Het is vooral in het hart van de mensen dat het moet gebeuren. Dat kan door te luisteren naar mensen van goede wil, door te leren uit onze vergissingen, maar vooral door zelf na te denken over wat we doen en laten, en daartoe is iedereen in staat.


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    12-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Johan Braeckman, Darwins moordbekentenis

    Lut en ik zijn trouwe bezoekers van de kringloopwinkels in de buurt. Ik laat me meestal verleiden door het ruime aanbod van oude en nieuwere boeken, hoewel er in huis nog nauwelijks plaats is voor nog meer. Laatst trof ik er een vrij gaaf exemplaar aan van een boek dat verscheen in 2001, maar een tweede oplage kreeg in 2008, naar aanleiding van de 200ste verjaardag van Darwin in 2009: Johan Braeckman, Darwins moordbekentenis. De ontwikkeling van het denken van Charles Darwin, Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds, 2008², 239 blz., paperback. Ik betaalde er wellicht één euro voor, en ik heb er uren plezier aan beleefd.

    Het boek is niet meer leverbaar in de handel, maar kan gratis gedownload worden bij de uitgeverij: http://www.nieuwezijds.nl/Boek/9789057122965/Darwins-moordbekentenis/

    Ik citeer uit de inleiding:

    ‘In het eerste hoofdstuk beschrijf ik hoe Darwin, onder meer ten gevolge van de wereldreis die hij met het schip H.M.S. The Beagle maakte, langzaam maar zeker een evolutionaire visie op het leven ontwikkelde.

    Het tweede hoofdstuk legt uit hoe hij zijn gedachtegoed wetenschappelijk onderbouwde en hoe men de invloed ervan op zijn christelijk geloof kan inschatten.

    In het derde hoofdstuk bespreek ik in detail Darwins hoofdwerk, Over het ontstaan van soorten. Bijzondere aandacht gaat naar de voornaamste evolutionaire mechanismen die Darwin ontdekte en beschreef, namelijk natuurlijke en seksuele selectie.

    Het vierde hoofdstuk snijdt, in de context van de darwinistische traditie, enkele filosofische thema’s aan. Ik geef een analyse van concepten zoals vooruitgang, orde en complexiteit. Ook bespreek ik de plaats van de mens in de kosmos en in de natuur.

    In het vijfde hoofdstuk, ten slotte, maak ik een sprong naar het heden. Na te hebben samengevat wat Darwins belangrijkste inzichten zijn, ga ik na in hoeverre ze vandaag de dag ertoe kunnen bijdragen de studie van de mens en zijn gedrag meer wetenschappelijk te maken dan wat voor kort het geval was. Het is ongetwijfeld het meest betwistbare hoofdstuk. Verder onderzoek zal uitwijzen of de opvattingen die ik erin naar voren breng het krediet verdienen dat ik ze in dit boek verleen.’

    Dit is een helder, goed geschreven, degelijk, boeiend en belangrijk boek, dat ik aan iedereen graag aanraad, en dat tot de verplichte lectuur zou moeten behoren in het secundair onderwijs. Niemand zou tot het hoger onderwijs mogen toegelaten worden zonder deze basiskennis, die ook onmisbaar is voor iedereen die tot een evenwichtig inzicht wil komen over de mens.

    Johan Braeckman doceert filosofie aan de Universiteit Gent. Met deze link ga je naar zijn homepage: http://www.johanbraeckman.be/index.html.


    Categorie:wetenschap
    Tags:levensbeschouwing
    02-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijheid en determinisme

    Levende wezens hebben zich op aarde zo ontwikkeld dat sommige eigenschappen die een evolutionair voordeel bieden, opgeslagen worden in het genetisch materiaal, zodat ze door de voortplanting kunnen overgedragen worden. Dat betreft de materiële vorm van het lichaam, maar daardoor ook datgene tot wat dat lichaam in staat is (en wat niet). Er zijn echter ook talloze eigenschappen die noodzakelijk of nuttig zijn voor het overleven van het individu die niet opgeslagen zijn in het genetisch materiaal. Die moeten dan telkens opnieuw aangeleerd worden door elk individu op zijn eigen manier. Dat is de cultuur, in de breedste zin van het woord, die men verwerft tijdens het leven.

    Een van de kenmerken van het leven op aarde is dat het geëvolueerd is tot de zogenaamde hogere levensvormen, die beschikken over een relatief groter en complexer centraal zenuwstelsel, waarvan de hersenen het centrum zijn. Het is een erfelijke eigenschap, die in ons DNA zit dat de hersenen vormt in elk individu. Die hersenen maken het mogelijk, in het contact met de buitenwereld, zich de niet-genetisch overdraagbare cultuur eigen te maken en de genetisch bepaalde kenmerken te ontwikkelen. Daardoor wordt men minder afhankelijk van de buitenwereld en kan men op grond van het geheugen en de kennis van het verleden, extrapolaties maken voor de toekomst en op grond daarvan zijn eigen handelen sturen.

    Het grondprincipe daarbij zal altijd het ultieme eigenbelang van het individu zijn, dat zich echter enkel in de samenhang met de buitenwereld optimaal kan realiseren. Elk individu is zo gevormd dat het gericht is op de behoorlijke instandhouding van zichzelf in redelijke tot goede omstandigheden en op het in stand houden van het genetisch materiaal waaruit men is samengesteld, door het via de voortplanting door te geven aan een volgend individu. Het leven zelf is een primaire waarde voor al wat leeft, in de eerste plaats het leven van het individu zelf, maar aangezien elk individueel leven noodzakelijk eindig is, ook het leven van anderen en van het hele universum, dat vereist is voor het bestaan van individuen.

    Vooral in de hogere levensvormen is er dus een primaire levensdrang aanwezig, die zich vertaalt in verscheidene meer specifieke strevingen. Zo zal een individu met de kenmerken die het heeft, genetische zowel als cultureel verworvene, zich inspannen om zijn levensomstandigheden te optimaliseren, zodat het zo weinig mogelijk afhankelijk is van negatieve invloeden en optimaal gebruik maakt van gunstige elementen. Door gebruik te maken van het brein kan een individu (en zo ook een maatschappij) niet ontsnappen aan de natuurwetten, maar het kan die wetten gebruiken om de buitenwereld zo om te vormen, dat het individu (of de maatschappij) er beter in kan floreren. Levende wezens zijn dus niet totaal afhankelijk van hun omgeving, zij kunnen die, binnen het kader van de eigen mogelijkheden en steeds binnen de natuurwetten, naar hun hand zetten en doen dat ook op grote schaal en met grote vindingrijkheid, met een spectaculaire groei van de mensheid tot gevolg.

    Door zo in te grijpen in zijn omgeving en deel te nemen aan de samenleving neemt het individu een persoonlijke verantwoordelijkheid op zich. Met zijn brein is het immers in staat om keuzes te maken, en niet alle keuzes zijn goede keuzes. Men is dus als individu verantwoordelijk voor de keuzes die men maakt, omdat men er zelf de gevolgen moet van dragen, maar ook omdat anderen binnen de samenleving zich over die keuzes zullen uitspreken, en ze desgevallend zullen sanctioneren, omdat ze ook voor hen gevolgen hebben.

    Welke keuzes men maakt, is bepaald door wie en wat men is. Er zijn genetische kenmerken waar we niet onderuit kunnen, omdat ze eigen zijn aan de soort; maar die kenmerken laten talloze variaties toe, bijvoorbeeld in de menselijke seksualiteit. Er zijn culturele kenmerken, die typisch zijn voor de soort of voor een groep, maar niet bepalend voor elk individu; ook daar zijn talloze variaties mogelijk. En er is de persoonlijke geschiedenis van het individu, het resultaat van alle andere kenmerken in combinatie met de optelsom van alle beslissingen die het individu in zijn leven heeft genomen. Elke beslissing heeft een oorzaak, maar bij elke beslissing kan het individu zich bezinnen, gebruik maken van zijn brein, zoals het op dat ogenblik is, met alle beperkingen en alle mogelijkheden daarvan. Er is dus geen sprake van een direct gevolg van een of een beperkt aantal oorzaken, zoals bij levenloze materie, noch van een spontane, instinctieve reactie zoals bij de lagere diersoorten, maar van een beredeneerde reactie, op basis van de ervaringen uit het verleden en de verwachtingen voor de toekomst.

    Zeker, met dat denkvermogen kan zelfs het meest perfecte brein de natuurwetten niet omzeilen. Integendeel: hoe beter een brein werkt, hoe meer het de onafwendbaarheid van de natuurwetten zal inzien, en hoe minder het zich zal laten leiden door hoop en vrees, spijt over het verleden of onzekerheid over de toekomst. Deze bevrijding van de passies die de confrontatie met de wereld om ons heen met zich meebrengt, kan leiden tot een groter berusten in de eigen mogelijkheden en beperkingen, wat op zijn beurt leidt tot een nog juister inzicht in de wereld waarin men leeft.

    Het komt er dus op aan om in te zien dat de wereld beantwoordt aan natuurwetten, en dat het zinloos is om te trachten daar iets aan te veranderen; maar tevens om te ontdekken dat er talloze mogelijkheden zijn binnen die natuurwetten om in te grijpen in onze omgeving en zo ons eigen lot en dat van anderen te verbeteren. Op die manier combineren wij het algemene, kosmische determinisme met de specifieke vrijheid die vooral de mens, als een hogere diersoort, eigen is.

    Men kan opwerpen dat die vrijheid een illusie is: ook wanneer wij beslissingen nemen, is dat een kwestie van oorzaak en gevolg, en het is omdat we de onderliggende oorzaken niet kennen, dat we onterecht denken dat we vrij beslissen en dus vrij handelen. Om op dat punt tot een juist inzicht te komen, is het nodig dat we ons afvragen wat we hier precies bedoelen met vrijheid en determinisme. Ons brein is materieel, en valt aldus volledig onder de natuurwetten. Hoe ons brein werkt, wordt dus eveneens bepaald door de natuurwetten. In dat uiterst complexe orgaan zijn die wetten echter eveneens uiterst complex. Bovendien zijn er geen twee identieke personen, en is elk brein uniek, zowel materieel als in zijn werking. Het aantal factoren dat een beslissing van het brein beïnvloedt, is immens, en de werking van het brein is grotendeels onbewust, of autonoom. Zelfs als we hier nog steeds spreken van een determinisme, dan is dat een determinisme van een totaal andere aard dan bijvoorbeeld de vrij simplistische wetten van de zwaartekracht. En als die vrijheid een illusie is, dan is het een illusie van een gans andere aard dan bijvoorbeeld het traditionele christelijke godsidee.

    Het dilemma van determinisme en menselijke vrijheid komt vooral naar voren wanneer men het heeft over misdaad en straf. Bij een simplistische omschrijving van het menselijk determinisme kan men dan stellen dat niemand verantwoordelijk is voor zijn daden, want elke daad is het onvermijdelijke gevolg van een oorzaak, en die op haar beurt van een andere enzovoort. Men kan dus niet spreken van een schuld, en dus is straffen uit den boze, tenzij eventueel als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen; wel mag de maatschappij zich beschermen tegen personen die een gevaar zijn voor zichzelf en voor anderen.

    Dergelijk simplistisch determinisme wordt door vrijwel niemand aanvaard. Het gezond verstand treedt daar het ernstig wetenschappelijk onderzoek, zowel neurologisch als psychosociaal, juridisch en filosofisch, bij om te stellen dat behalve in uitzonderlijke gevallen de mensen wel degelijk verantwoordelijk zijn voor wat zij doen. Zeker, bepaalde daden blijken onvermijdelijk te zijn wanneer men de omstandigheden die ertoe geleid hebben in rekening brengt. De verantwoordelijkheid moet echter niet beperkt worden tot de uiteindelijke daad, maar moet terdege rekening houden met de voorgeschiedenis. In de loop van die voorgeschiedenis heeft de betrokken persoon immers tal van beslissingen genomen, die zoal niet bepalend, dan toch van grote invloed waren op het verdere verloop van de gebeurtenissen. Het is de zogenaamde slippery slope, of wie zich op glad ijs begeeft, moet er rekening mee houden dat men kan uitglijden.

    Wanneer een overvaller bijvoorbeeld beslist daarbij gebruik te maken van een (echt) vuurwapen, is het niet onwaarschijnlijk dat daarvan ook gebruik gemaakt zal worden. In dat geval is men verantwoordelijk voor eventuele gekwetsten of doden, omdat men een vuurwapen heeft meegebracht. Het feit dat bij tal van overvallen enkel nepwapens gebruikt worden, bewijst dat men daarover heeft nagedacht: men wil wel een buit binnenhalen, maar niemand kwetsen, enkel schrik aanjagen.

    Niemand wordt in absolute termen door het lot gedwongen om iets te doen of te laten. De omstandigheden, in de meest ruime zin genomen, hebben een grote invloed op het menselijk handelen, maar wij zijn niet het weerloos slachtoffer van die omstandigheden. Wij kunnen vermijden dat we in bepaalde situaties terecht te komen, door op grond van onze inzichten te beslissen om een bepaalde weg niet in te slaan, of op onze stappen terug te keren. Dat is ons algemeen aanvoelen, en het is de enige verantwoorde conclusie.

    Ik had het over uitzonderingen. Er zijn inderdaad mensen met een lichaam dat niet naar behoren functioneert, meer bepaald wat de hersenen betreft. Er kan sprake zijn van een misvorming of beschadiging of ziekte van de hersenen, of van een psychische of mentale storing, bijvoorbeeld veroorzaakt door een traumatische ervaring, zoals bij shellshock, langdurige opsluiting en foltering, verkrachting, pesten enzovoort. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat men bepaalde handelingen stelt, en bijvoorbeeld een moord begaat zonder dat daartoe enige aanleiding was. De oorzaak is dan het niet naar behoren mentale functioneren van de persoon, en niet een ‘normale’ reeks van oorzaken voor een dergelijke daad. Het is duidelijk dat men in dat geval zal spreken van een beperkte verantwoordelijkheid of zelfs volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Men zal zich dan beperken tot beschermende maatregelen. De menselijke vrijheid is in dergelijke gevallen nog nauwelijks aanwezig, het is zelfs zeer de vraag of men nog kan spreken van een volwaardige mens.

    Maar dat zijn uitzonderingen, en het lijkt intellectueel oneerlijk om op basis van die uitzonderingen te concluderen dat wij allemaal onvrij en dus niet verantwoordelijk zijn voor wat we doen. Niemand is helemaal gezond, maar er is wel een verschil tussen wat wij gemakshalve een gezonde mens noemen en iemand met een massieve kwaadaardige hersentumor. Zo is misschien ook niemand helemaal mentaal gezond, maar blijft er gelukkig een wereld van verschil bestaan tussen iemand die zwaar mentaal gestoord is en de meeste andere mensen.

    Sommige mensen blijven het moeilijk hebben met de gedachte dat alles een oorzaak heeft, maar dat dit niet betekent dat alles van tevoren vastligt. De geschiedenis van de wereld en van alles wat zich erop bevindt, is een noodzakelijke reeks van oorzaken en gevolgen. Er is niets dat geen oorzaak heeft, en gezien de omstandigheden kon de wereld enkel zijn zoals hij nu is. Let wel: gezien de omstandigheden! Op elk moment kon de geschiedenis een totaal andere kant uitgegaan zijn. Indien Columbus bijvoorbeeld nog een dag langer onderweg was geweest alvorens land te ontwaren, was hij wellicht teruggekeerd en zou hij (dan) de Nieuwe Wereld niet ontdekt hebben. En zo zijn er ontelbare voorbeelden. De wereld, ja het universum ziet eruit zoals het eruit ziet, omdat daarvoor goede redenen zijn; alles gebeurt volgens de natuurwetten, niets gebeurt zomaar, of tegen de natuurwetten in. Maar hoe paradoxaal dat ook moge klinken: niets lag op voorhand helemaal vast. Er waren immers binnen de natuurwetten zoveel mogelijkheden, dat het op geen enkel moment mogelijk was te voorspellen hoe het zou uitdraaien.

    De mens is daarvan een goed voorbeeld. Dat wij er nu zijn zoals we zijn, heeft een lange reeks van oorzaken, zoals de evolutietheorie aantoont. Maar er bestond vooraf geen enkele reden waarom er ooit zoiets als homo sapiens zou ontstaan. Het was een mogelijkheid (anders waren we er niet), maar geen zekerheid. Het was misschien zelfs een waarschijnlijkheid, gezien de factoren die aanwezig waren, maar het is totaal onwaarschijnlijk dat een objectieve waarnemer bij het bestuderen van bijvoorbeeld de Neanderthaler zou kunnen voorspellen hebben dat de mens ooit naar de Maan zou reizen.

    Wij moeten dus enerzijds aanvaarden dat de mens is zoals hij is omdat daar goede, ja noodzakelijke redenen voor zijn, maar anderzijds ook dat wij er net zo goed niet hadden kunnen zijn. Er is met andere woorden geen sprake van een absoluut determinisme, en dus ook geen reden tot fatalisme, noch is het zo dat op elk moment alles mogelijk is, en dus is er ook geen absolute menselijke vrijheid. Het komt erop aan inzicht te krijgen in de onveranderlijke en onafwendbare natuurwetten, en die naar best vermogen te gebruiken voor de instandhouding van het leven in het universum. Dat lijkt me een waardige opdracht voor een mens, en voor de mensheid.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    01-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De blinde telescoop

    In de Campuskrant, het tijdschrift van de K U Leuven, van 25 juni 2014, las ik het merkwaardige verhaal van de telescoop die zich bevindt in het College van Premonstreit aan de Naamsestraat; de koepel die de sterrenkijker, de grootste van Vlaanderen huisvest, is te zien van uit het stadspark. De telescoop was een gift van de USA in het kader van het (originele) Marshallplan na de Tweede wereldoorlog, maar heeft nooit gefunctioneerd. Men kreeg het toestel niet geïnstalleerd, en toen men later de kans kreeg om mee te werken aan projecten in het buitenland, waar de atmosferische omstandigheden beter waren, verdween de belangstelling. De twee spiegels, de kern van de telescoop, liggen ergens in een doos in een laboratorium.

    Ik kwam in het najaar van 1965 als eerstejaars in Leuven aan, en merkte toen de koepel al op. Die leek me heel normaal voor een universiteit, en ik veronderstelde dus dat professoren en studenten er nachtelijke waarnemingen deden. Enkele jaren later, in 1968, begon ik als administratief secretaris te werken aan de Faculteit Godgeleerdheid, in het Maria Theresia-college, op een boogscheut van het stadpark en de telescoopkoepel. Gedurende bijna veertig jaar was die een zwijgende, ietwat mysterieuze aanwezigheid in mijn leven. Ik had sinds mijn prille jeugd een levendige belangstelling voor de ruimte en al wat daarmee te maken had, en dus ook voor telescopen. In mijn verbeelding zocht ik contact met onze buren van de faculteit Wetenschappen en liet ik me uitnodigen voor een demonstratie met de telescoop, maar enkel in mijn verbeelding, helaas. Zo ben ik nooit te weten gekomen dat er wel een telescoop in de koepel huisde, maar dat die nooit gebruikt is…

    Toen ik dit berichtje las, gingen mijn gedachten terug naar mijn studietijd en naar het college Natuurrecht dat ik (met grote tegenzin) volgde, samen met een massa ongeïnteresseerde studenten van de Rechtsfaculteit. Aan ‘Baruch’ Spinoza wijdde de docent welgeteld één zinnetje, waarin we te weten kwamen dat hij een pantheïst was, en dat hij lenzen sleep. Met die informatie weet je dan helemaal niets over Spinoza, en dat is bij mij zo gebleven tot enkele jaren geleden, toen ik Spinoza weer op het spoor kwam via het boek van Antonio Damasio, Looking for Spinoza, en het werk van Jonathan Israel. Dat heeft mijn leven grondig veranderd.

    Net zoals de blinde telescoop van het instituut voor natuurkunde was de informatie over Spinoza wel aanwezig aan de universiteit, maar totaal onbruikbaar. Had iemand mij toen op weg gezet door te wijzen op de uitzonderlijke betekenis van die filosoof, dan had ik mij misschien toen al op dat pad begeven, en had ik geen veertig jaar hoeven te wachten op mijn ‘verlichting’. Pas toen ik al gepensioneerd was, ontdekte ik dat een vroegere studiegenoot van mij, Herman De Dijn, professor aan het Instituut Wijsbegeerte, de Vlaamse Spinoza-kenner was. Toen ik hem daarover voor het eerst aansprak, was hij ook al emeritus…

    Het leven bestaat vaak uit gemiste kansen. Een prachtige telescoop, helemaal gratis, en niemand die erin slaagt om hem aan het werk te krijgen. Spinoza, al die tijd eveneens op een boogscheut afstand, maar zonder dat ik het wist. Gelukkig ben ik sinds ik gepensioneerd ben gepassioneerd à la recherche du temps perdu. Er zijn vage plannen om de telescoop na al die jaren dan toch te assembleren. Mocht dat lukken, dan ga ik, bij leven en welzijn, zeker eens op bezoek.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    30-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herakleitos, Alles stroomt (vert. Paul Claes)

    Herakleitos. Alles stroomt, ingeleid, vertaald en toegelicht door Paul Claes, Amsterdam: Athenaeum-Pollak & Van Gennep, 2014², 197 blz., paperback, € 17,50.

    Herakleitos of Heraclitus van Efeze (ca. 540 – ca. 480) was een van de eerste westerse filosofen. Maar wat weten we over hem? En hoe weten we het? Er is immers van zijn levenswerk niets overgebleven. De papyrusrol waarop het stond, werd anderhalve eeuw lang bewaard in de tempel van Artemis in Efeze, een van de zeven antieke wereldwonderen, maar ging verloren toen een sensatiezoeker die tempel in brand stak. Ondertussen was de faam van Herakleitos echter dermate verspreid dat allerlei overblijfsels van zijn oorspronkelijke teksten tot ons gekomen zijn als citaten bij andere auteurs. Maar je weet hoe het gaat in het gezelschapsspelletje waarbij kinderen een gefluisterd bericht doorgeven in een kring: wanneer het bericht bij de persoon aankomt waar het vertrokken is, blijkt het totaal verschillend geworden te zijn, door de toevallige of moedwillige vervormingen onderweg. In de 2500 jaar die ons scheiden van Herakleitos is er allicht veel verloren gegaan en veel vervormd. Zelfs met de beste middelen van de taalwetenschap kunnen we vandaag niet met zekerheid zeggen dat alle citaten die men nu aan Herakleitos toeschrijft ook van hem zijn en door hem zo geschreven werden. Zelfs het meest bekende: panta rei, is onzeker.

    Paul Claes heeft die citaten, ongeveer 140 in getal, in het Grieks of Latijn, verzameld en in het Nederlands vertaald. Hij geeft telkens aan waar de tekst vandaan komt, heeft elk citaat voorzien van verklarend commentaar en ook de nawerking toegelicht: wie heeft dit citaat nadien gebruikt, al dan niet met bronvermelding?

    De eerste druk (2011) is een prachtig boek in alle opzichten. Milieuvriendelijk crèmekleurig luxueus papier, voorbeeldig luchtige typografie, degelijk ingebonden, volle linnen band in stijlvol zwart met goudopdruk, sobere maar stevige academische stofwikkel met een extra 2/3 wikkel met een knappe kleurenfoto. Er is zelfs dat sprekend detail, het kapitaalbandje, een fijn gevlochten draadje dat boven en onderaan de rug van het boek gekleefd is, vroeger ter bescherming ingenaaid, nu als versiering gekleefd. Het enige dat ontbreekt, is een mooi leeslint, maar dat kleef ik er zelf wel in.

    Onlangs verscheen een tweede druk, toch wel verrassend voor een boek over dit onderwerp. Het betreft een paperbackuitgave, zeer verzorgd, maar natuurlijk niet met de luxe van de hardcover. Hier en daar is een drukfout hersteld en heeft de auteur het Nachleben nog uitgebreid; wellicht niet echt voldoende om zich ook die tweede druk aan te schaffen, maar wie de eerste heeft gemist, krijgt nu een uitstekende tweede kans. Kostprijs: amper € 17,50.

    Ook over de inhoud niets dan goeds. De inleiding is bondig maar geeft je al de informatie die je nodig hebt voor het belangrijkste deel van het boek: de teksten van Herakleitos en de toelichting van Paul Claes, de meest betrouwbare gids die men zich kan wensen waar het gaat om klassieke auteurs en hun nawerking in de literatuur en de cultuur in het algemeen. Of je nu de hardcover koopt of je tevredenstelt met de paperback, je bent hoe dan ook zeker dat je nooit meer een ander boek hoeft aan te schaffen over Herakleitos: beter dan dit is er niet, in welke taal dan ook, zowel voor de geïnteresseerde leek als voor specialisten. Ktèma eis aiei, a thing of beauty and a joy forever.

     


    Categorie:literatuur
    Tags:filosofie
    24-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antisemitisme?

    Antisemitisme?

    Na de aanslag in het Joods Museum te Brussel, ging er een storm van verontwaardiging op, die ook in de media ruim weerklank vond. Ik wil vandaag, een maand na de feiten, even terugblikken op de gebeurtenissen en vooral op de vele, vaak verhitte reacties.

    Opdat er geen misverstand zou ontstaan, wil ik hier vooreerst mijn afschuw uitspreken over deze vreselijke moordaanslag, waarbij twee bezoekers en een personeelslid van dat museum omkwamen. Dat zoiets gebeurt in de hoofdstad van België, op klaarlichte dag, is ontstellend en beangstigend, en vereist niet alleen een algemene veroordeling, maar ook een krachtdadige reactie van de overheid.

    Dergelijke Joodse musea blijken er ook in andere landen te zijn, onder meer Amsterdam, Londen, Parijs en Berlijn. Het zijn Joodse culturele centra, met talrijke tentoonstellingen en andere activiteiten rond de Joodse cultuur en geschiedenis. Het valt moeilijk te ontkennen dat ze op die manier, net zoals de synagogen, een voor de hand liggend doelwit zijn voor aanslagen. We moeten er ons echter voor hoeden om dergelijke aanslagen, die hoe dan ook verwerpelijk zijn, zonder meer te bestempelen als antisemitisch. Ik verklaar mij nader.

    Wij weten nog niet wat de drijfveer was van de dader. Het ziet er naar uit, indien de vermoedelijke dader inderdaad de schuldige is, dat hij een achtergrond heeft in het conflict dat zich sinds mensenheugenis in het Midden-Oosten afspeelt, en dat een nieuwe dimensie heeft aangenomen sinds het ontstaan van de staat Israel. Er is vandaag een gewelddadig conflict tussen de staat Israel en zijn buurlanden, inzonderheid de Palestijnse bevolking in en buiten Israel. In dat conflict zijn er al veel doden gevallen, en het huidige status quo bevredigt niemand, in de betrokken gebieden noch daarbuiten. Dat is echter helaas niet het enige conflict, noch het enige conflict met etnische implicaties: de lijst van dergelijke conflicten is uitgebreid en gaat ver terug in de geschiedenis.

    Er is ook een geschiedenis van de vervolging van het Joodse volk, die zo oud is als de mensheid, als we er de Bijbel op naslaan. Toen de Joden door de Romeinen uit hun land werden verdreven rond het jaar 70 van onze tijdrekening, is er een diaspora op gang gekomen die de Joden verspreid heeft over de hele (vooral westerse) wereld. Daar hebben ze periodes gekend van grote bloei en ruime integratie, maar ook van radicale vervolging en verbanning. De vernietiging van zes miljoen Joden door het Naziregime in Duitsland was daarvan het verschrikkelijke hoogtepunt. Vandaag gebruiken we de term antisemitisme om de houding te benoemen van personen die blijk geven van haat tegen het Joodse volk, of zich schuldig maken aan misdaden tegen Joodse personen vanuit die haat.

    Om het scherper te stellen: wanneer een Jood of een Israëlisch staatsburger het slachtoffer is van een roofmoord, kan men moeilijk spreken van antisemitisme; het motief is immers niet de haat tegenover Joden, maar het beroven van personen die toevallig Jood of Israëlische burgers zijn. Ook in Israel en onder Joden overal ter wereld gebeuren moorden, neem ik aan, en niemand zal eraan denken die antisemitisch te noemen. Er zijn Israëli’s die andere Israëlisch haten, en Joden die Joden haten, bijvoorbeeld hun politieke of religieuze tegenstanders, en dat is altijd al zo geweest. Ook dat kan men bezwaarlijk antisemitisme noemen, vind ik.

    In tegenstelling tot wat men hier en daar hoort, meen ik dat men voorzichtig moet zijn met de term antisemitisme, en met de meer algemene term racisme, waarvan het antisemitisme een vorm is. Als soennieten en sjiieten elkaar gewapenderhand bestrijden, is dat racisme? Ik ben geen antropoloog, maar me dunkt dat zij etnisch niet te onderscheiden zijn. Overigens zijn ook Joden en Arabieren dat niet, voor zover ik weet. Met racisme bedoelen we meestal een denigrerende houding tegenover een lid van ene ander ‘ras’, overigens een term die geen diepgaande betekenis heeft, omdat hij enkel slaat op secundaire, oppervlakkige lichamelijke kenmerken. In de praktijk gaat het meestal om de superieure houding van blanken tegenover de andere rassen. Maar er is zeker ook een vorm van racisme aanwezig in die andere rassen, hetzij tegenover leden van hun eigen ras, hetzij tegenover leden van een ander ras, blanken of anderen. Racisme is dus een complex begrip, dat we het best algemeen omschrijven als een vernederende houding tegenover een lid van een fysiek herkenbaar andere bevolkingsgroep dan die waartoe men zelf behoort.

    Wanneer we dat doen, wordt het mijns inziens moeilijk om antisemitisme zonder meer altijd en overal als racisme te omschrijven. Ik althans kan sommige Arabieren niet onderscheiden van sommige Joden. Antisemitisme is dan een bijzondere vorm van racisme, waarbij het niet gaat om een ander ras, maar om een ander volk, een bevolkingsgroep die oorspronkelijk in een bepaald land woonde, en die zijn identiteit tijdens de diaspora voldoende heeft bewaard om uiterlijk, zo al niet fysiek, herkenbaar te zijn.

    Hoe dan ook gaat het om een haat die geen enkele grond heeft in wat een bepaalde persoon denkt of doet, maar om zijn of haar toebehoren tot een bepaalde volksgroep. Er is dus sprake van een onterechte veralgemening: men haat een volksgroep en iedereen die ertoe behoort, zelfs als een bepaalde persoon niets heeft gedaan of zelfs maar gedacht dat in andere omstandigheden aanleiding zou kunnen geven tot haatgevoelens. Het gaat om een vooringenomen blinde haat. Zeker, er kunnen historische feiten zijn die tot dergelijke primitieve haatgevoelens aanleiding geven, maar die zijn er ook tussen leden van dezelfde bevolkingsgroep, bijvoorbeeld vetes tussen families of zelfs dorpen of landstreken.

    Na deze aftastende algemene beschouwingen kom ik terug naar de aanslag op het Joods Museum te Brussel. Is dat een geval van racisme? Ik weet het werkelijk niet. Dat hangt immers af van de motivering van de dader. Als hij alle Joden haat, en vanuit die haat handelde, is het racisme en meer bepaald antisemitisme. Als hij alleen Israëli’s haat, lijkt het me te gaan om een politieke aanslag, zoals die ook gebeuren tegen andere staten, bijvoorbeeld tegen ambassades van de USA of de Russische metro. Dan is het een terroristische aanslag (omdat het geen roofmoord of een passionele moord is, bijvoorbeeld), maar geen racisme. Anders moeten we elke aanslag tegen Israel als antisemitisme en racisme beschouwen, en dus onvermijdelijk ook elke andere politieke aanslag; elke aanslag op de Palestijnse bevolking door Israel is dan eveneens een daad van racisme, maar ook elke aanslag van soennieten op sjiieten, van Han-Chinezen op Oejgoeren, van Turken op Koerden enzovoort.

    Het ziet ernaar uit dat we dus een onderscheid moeten maken tussen politieke aanslagen, die we meestal terroristisch noemen, vooral als ze gebeuren door een terroristische organisatie, en racistisch aanslagen, waaronder ook antisemitische thuishoren als een wat bijzonder geval.

    Dat betekent dat we alle aanslagen en ook oorlogen tegen Israel niet op dezelfde manier kunnen beoordelen als de Holocaust. De Holocaust beoogde de totale uitroeiing van alle Joden, te beginnen met die in Europa. Het conflict tussen Israel en zijn buurlanden is een complex politiek conflict, waarbij er zeker antisemitische gevoelens meespelen, maar waarbij de inzet niet dezelfde is, namelijk de uitroeiing van alle Joden.

    Hoezeer ik de aanslag op het Joods Museum ook veroordeel, ik kan me niet vinden in een interpretatie ervan die dit louter als een zoveelste blijk ziet van racisme en antisemitisme, in de lijn van de uitroeiing van de Joden in Nazi-Duitsland. Naar mijn aanvoelen gaat het veeleer om een terroristische daad vanuit politieke motieven, gericht tegen personen die ongetwijfeld niet toevallig Israëlische staatsburgers waren en tegen een instelling die niet alleen de kennis van de Joodse geschiedenis en cultuur wil bevorderen, maar ook nauwe banden onderhoudt met de staat Israel. De staat Israel is een politieke realiteit, en dat heeft politieke consequenties, waarvan terroristische aanslagen een verschrikkelijk voorbeeld zijn dat we altijd streng moeten veroordelen en zoveel mogelijk moeten trachten te vermijden.

    Nogmaals, het feit dat het naar mijn aanvoelen om een politieke aanslag gaat, en niet noodzakelijk om een racistische of antisemitische, maakt dat vanzelfsprekend niet minder afkeurenswaardig en verwerpelijk, maar in mijn ogen ook niet meer verwerpelijk of afkeurenswaardig, omdat die aanslag tegen een Joods-Israëlisch doelwit is gericht, dan elke andere politieke aanslag, bijvoorbeeld gericht tegen de ambassade van de USA, een Goethe-instituut of een moslimheiligdom.

    Wij leven in een wereld waarin zelfs op luttele kilometers van mijn voordeur vreselijke aanslagen gebeuren. Het lijkt me een veeleer futiele bezigheid om vandaag nog de doelgerichte en systematische genocide van de Joden in Nazi-Duitsland aan te grijpen om terroristische aanslagen te veroordelen: elke terroristische aanslag, zonder enige uitzondering, is afschuwelijk en verwerpelijk en moet nadrukkelijk door iedereen veroordeeld worden.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    21-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.O'Hanlons Helden

    Marc Argeloo, Emile Brugman en Alexander Reeuwijk, In het spoor van de grote ontdekkers. O’Hanlons Helden, Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2014, uitvoerig geïllustreerd in kleur en z/w, register, gebonden: € 39,99.

    Dit bijzonder fraai uitgegeven boek hoort bij de VPRO televisiereeks O’Hanlons Helden en de daaraan gekoppelde tentoonstelling in Enschede. Redmond O’Hanlon (1947) is de rode draad in het verhaal; hij is zelf ook een ontdekkingsreiziger en auteur van reisverhalen: Into the Heart of Borneo (1984) (Naar het hart van Borneo); In Trouble Again (1988) (Tussen Orinoco en Amazone); Na de Amazone (1995; verhalen); Congo (1996) (Congo); Trawler (2004) (Storm). In 2009 verscheen God, Darwin en natuur, door Rudi Rotthier, op basis van gesprekken met O’Hanlon, in het Engels verschenen als The Fetish Room. In 2009 nam hij deel aan de ‘reconstructie’ van Darwins reis van de Beagle, en raakte via die televisieserie bekend in Nederland en Vlaanderen.

    Zoals in de VPRO-televisieserie komen (naast O’Hanlon zelf) in dit boek dertien ontdekkingsreizigers aan bod, gekozen door O’Hanlon. Het is een vrij heterogene groep, waarin we zowel geniale wetenschappers vinden zoals Charles Darwin, even uitzonderlijke ‘amateurs’ zoals Wallace, roekeloze reizigers als Burton, concurrerende professoren, een rebelse jonkvrouw, fortuinjagers zonder scrupules en geobsedeerde avonturiers, al dan niet in de dienst van de wetenschap. Ze leefden vooral in 19de eeuw, de tijd van het Britse (koloniale) Imperium en de Industriële revolutie, en zijn tekenend voor hun tijd. In de dertien bijdragen krijgen we meestal een korte of meer gedetailleerde levensschets en het relaas van de reizen en ontdekkingen, vaak aangevuld met een korte bijdrage van O’Hanlon, die zich naar een van de plaatsen begaf waar zijn helden al dan niet enig spoor nalieten.

    De bijdragen zijn elk van de hand van Argeloo of Reeuwijk, en zijn over het algemeen vlot geschreven. Hier en daar is men bij het vertalen van citaten of het overnemen van informatie uit anderstalige bronnen onnauwkeurig geweest, wat het in enkele gevallen moeilijk maakt de bedoeling van de tekst te begrijpen. Sommige bijdragen leggen de nadruk op het wetenschappelijk belang van de ontdekkingsreizen, terwijl het in andere vrijwel uitsluitend gaat om een vroege en extreme vorm van toerisme, die we ook vandaag nog kennen, zij het dat er nu een cameraploeg aanwezig is om alles vast te leggen, terwijl toen de gevaren en de ontberingen zeer reëel waren en niet zelden de dood tot gevolg hadden.

    Meestal staat men niet stil, evenmin als de betrokken ‘helden’ dat deden, bij de maatschappelijke context van de bezochte landen. De meeste ‘helden’ treden op als zelfbewuste, om niet te zeggen hautaine vertegenwoordigers van een hoger ras en een superieure beschaving, op enkele uitzonderingen na die zich, zij het tijdelijk, onder de autochtone bevolking mengden. Men treedt op alsof men heer en meester is, vordert mensen en diensten, doodt vele duizenden dieren als dure trofeeën voor wetenschappelijke collecties of voor de industrie of de mode, men rooft straffeloos planten en zaden en behandelt de inwoners in de regel onnadenkend als minderwaardige wezens.

    De keuze van de besproken personen is vrij arbitrair. Zo ontbreken enkele bekende figuren Amundsen, Scott en Shackleton, de Bougainville, von Humboldt, Livingstone en Stanley, om slechts enkele van de meest bekende te noemen, terwijl de namen van sommige die wel besproken werden zeker voor Nederlandstalige lezers volslagen onbekend zullen zijn. Toch vormt het aanbod een vrij goed overzicht en een goed inzicht in de exploratiedrang die de 19de eeuw zo kenmerkte. In die periode werden de laatste witte vlekken op de wereldkaarten ingevuld, de laatste grenzen in kaart gebracht en overschreden, en werd de wereld voor het eerst een groot geheel, dat voor iedereen openlag, met al de mogelijkheden en gevaren die dat met zich meebracht, zowel voor de reizigers als voor de nieuw ontdekte landen.

    Vanuit hedendaagse bekommernissen kan men betreuren dat niet meer aandacht is besteed aan de ethische vragen die men zich toch moet stellen bij de kolonisatie en de slavernij die de 19de eeuw zo getekend hebben. Naast de ‘helden’ waren er ook slachtoffers, wiens geschiedenis hier althans niet of slechts marginaal geschreven wordt.

    Het boek is inderdaad bijzonder fraai uitgegeven, voorbeeldig gezet uit een zeer leesbare letter, op groot formaat, met op vrijwel elke bladzijde een of meer prachtige illustraties uit de betrokken periode, waarvan veel in kleur; het is gebonden in een stevige band. Dat verantwoordt de vrij hoge aankoopprijs. Voor de talrijke kijkers van de populaire televisieserie is dit boek ongetwijfeld een waardevolle aanvulling, vol interessante blijvende herinneringen aan de verschillende afleveringen.


    Categorie:wetenschap
    Tags:maatschappij
    15-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Polarisatie in Vlaanderen

    Polarisatie (Van Dale): (sociologie) het ontstaan of toenemen van (tot dan toe verborgen) spanningen en tegenstellingen in een groep; (meer in het algemeen en in politieke zin) toespitsing, accentuering van de tegenstellingen (tussen politici of politieke partijen).

    Is het jou ook al opgevallen? Sinds de jongste verkiezingen lijkt er in Vlaanderen een polarisatie aan de gang. Politieke tegenstanders gaan elkaar verbaal te lijf vanuit gevoelens die men nauwelijks anders dan als haat kan omschrijven. Wat kan daarvan de oorzaak zijn? Al die partijen bestonden immers voor de verkiezingen ook al, en dat er politieke verschuivingen zouden zijn, was te verwachten en ook al voorspeld door vrij accurate peilingen.

    Aanvankelijk waren al die hatelijkheden enkel gericht tegen de grote winnaars van de verkiezingen in Vlaanderen, de N-VA. Nu de Vlaamse regeringsonderhandelingen begonnen zijn tussen N-VA en CD&V, deelt ook die laatste partij in de klappen, en dat terwijl iedereen weet dat die twee partijen vroeger nog in een sterke coalitie samen optraden, en hun programma’s nauwelijks van elkaar verschillen.

    Toen gisteren bekend raakte dat Jan Becaus, jarenlang een bekend nieuwsanker en onlangs gepensioneerd, voor de N-VA in de senaat zou zetelen, vlogen de haatberichten door de sociale media. Het blijkt voldoende dat men zich tot deze politieke partij bekent om het voorwerp uit te maken van vuige scheldpartijen, ook als is men een generatie lang een gerespecteerd bekend lid van de samenleving geweest.

    Wat mij echter nog het meest geschokt heeft, is het bestaan van een Facebook-groep onder de titel: Slechte Vlamingen. Ik ben eens een kijkje gaan nemen in de lijst van de 4.526 leden en kwam tot enkele verrassende veststellingen. Zo zijn er talloze personen met een naam die op een buitenlandse afkomst wijst. Onder de personen met een typisch Vlaamse naam zijn er ook een aantal bekende intellectuelen, meestal van linkse signatuur. Blijkbaar vinden zowel de enen als de anderen het nodig om zich te verzetten tegen het feit dat zij Vlaming zijn, want dat zijn ze toch?

    Men kan er immers niet omheen: Vlaanderen, officieel de Vlaamse Gemeenschap, bestaat als een van de gemeenschappen waaruit België is samengesteld. Dat staat zo in de grondwet, en het is ook een belangrijke mate een realiteit, die nog elke dag toeneemt in omvang en belang. Iedereen die tot die gemeenschap behoort, valt onder de wetten van die gemeenschap. Elke Belg die tot de Vlaamse Gemeenschap behoort, is dus een Vlaming; hoe zou men anders zo iemand noemen? Un Néerlandophone, zoals onze Franstalige buren dat doen? Laat ons wel wezen: wat ook de historische betekenis van het woord mag zijn, als wij het vandaag over Vlamingen hebben, dan weet iedereen dat we daarmee al de personen bedoelen die behoren tot de staatkundige entiteit die de Vlaamse Gemeenschap is.

    Dat betekent dat er officieel geen echte Belgen meer zijn, behalve de koning en zijn gezin. Zelfs de voormalige koning heeft stemrecht op basis van het gewest waar hij woont, en is dus een Brusselaar. Er zijn alleen nog Vlaamse Belgen, Waalse, Brusselse en Duitstalige. Iedereen valt onder de federale wetgeving, maar tevens onder die van het gewest of de gemeenschap waartoe men behoort.

    Mijn spontane reactie toen ik opmerkte dat er een FB-groep bestond met die naam, was er een van verontwaardiging. Ik ben er trots op dat ik Vlaming ben, en als iemand het nodig vindt zich een slechte Vlaming te noemen en daar ook trots op is, dan vind ik dat ergerlijk en beledigend. Wie geen Vlaming wil zijn, kan daaruit zijn conclusies trekken en desgewenst ergens anders gaan wonen, in België of daarbuiten, zoals sommige linkse intellectuelen ook al doen: ze gaan in Wallonië wonen, net over de taalgrens, ook al omdat het daar goedkoper wonen is.

    Dat is nu wat ik bedoel met polarisatie. Vlamingen, vrienden zelfs, zetten zich af tegen elkaars overtuiging met een heftigheid die ik vroeger nooit zo heb meegemaakt. Enerzijds is er een anti-Vlaamse reactie die me verbaast, aangezien we allen Vlaming zijn, of we dat nu willen of niet. Anderzijds is er een linkse reactie tegen het centrumrechtse, of niet-linkse stemgedrag van de overgrote meerderheid van de Vlaamse kiezers: 96 van de 124 zetels in het Vlaams parlement gaan naar (centrum)rechtse partijen; enkel de socialisten zijn links, Groen kunnen we in de praktijk als links beschouwen, alhoewel ‘groen’ zijn op zich niet inhoudt dat men links denkt); niet zelden gaan die twee negatieve reacties hand in hand, maar ook de liberalen zijn niet Vlaamsgezind, en beschouwen hun Franstalige zusterpartij als hun eerste bondgenoot, nog voor om het even welke Vlaamse partij, wat mij eveneens blijft verbazen.

    Er zijn dus mensen die, zoals dat heet, het licht van de zon ontkennen, enerzijds het bestaan van de Vlaming als een staatkundige realiteit, anderzijds het bestaan van een overweldigende meerderheid van centrumrechts denkende en stemmende Vlamingen. En dat veroorzaakt bij die linkse en anti-Vlaamse mensen duidelijk hevige emoties, die ze onverholen uiten via de sociale media. Dat ze daarmee alle Vlamingen, zichzelf inbegrepen schofferen, lijkt hen niet te storen; dat ze daarnaast ook de meeste andere Vlamingen schofferen die niet links denken, evenmin.

    Ik merk die polarisatie ook aan mezelf. Ook ik zet me af, maar dan tegen de personen die het nodig vinden om mij en vele anderen onophoudelijk te beschimpen en te beledigen. Wie bijvoorbeeld op Facebook ongemanierd over Vlaanderen spreekt, hetzij vanuit linkse overwegingen, hetzij vanuit belgicisme, wordt door mij onverbiddelijk geschrapt als FB-vriend. Dat geldt ook voor leden van de groep Slechte Vlamingen. Ik respecteer de overtuiging van iedereen, wat die ook is, maar ik verwacht wel datzelfde respect voor mijn eigen diepste overtuigingen. Honni soit qui mal y pense.

    Het wordt tijd dat we gaan wennen aan een Vlaams Vlaanderen. Is dat niet waarvoor we altijd geijverd hebben? Vlaanderen Vlaams! Nu het echt zover is, mogen we terecht trots zijn op wat we bereikt hebben, en moeten we blijven ijveren tot het einddoel bereikt is: een autonoom Vlaanderen binnen de Europese Unie en de hele wereld.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    13-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voetbalgekte

    Wie mij een beetje kent, zal niet verbaasd zijn als ik zeg dat ik het voetbal in al zijn niet-recreatieve vormen verfoei. Het hoogtepunt, of veeleer het schandalige dieptepunt van het professionele voetbal speelt zich dezer dagen af in Brazilië, en we zullen het geweten hebben. Een flink stuk van het avondnieuws was eraan gewijd nog voor de gekte aldaar begon, en nu kan je de media niet gebruiken zonder overspoeld te worden met die onzin.

    Ik beweer niet dat een goede voetbalmatch mij niet kan boeien, en ik durf me wel eens laten verleiden om een live uitzending op tv te volgen, vooral omdat er meestal niets te zien is dat minder oninteressant is. Maar het is een beetje zoals met pompeuze gebouwen, oude en nieuwe: we zijn onder de indruk, we bekijken ze en bewonderen ze, zonder ons veel vragen te stellen over hun functie, de kosten voor het bouwen en onderhouden, hun noodzaak of verantwoording. Laten we deze vergelijking nog even volhouden: als ik een gotische kerk zie, zoals de Leuvense Sint-Pieterskerk, of de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal in Antwerpen, dan ben ik wel enigszins onder de indruk van wat er nu staat, maar als ik begin na te denken over hoe die bouwwerken tot stand gekomen zijn, waartoe ze dienden en dienen, wat ze gekost hebben en kosten aan de gemeenschap, en hoe men al dat geld en al die energie beter had kunnen gebruiken, dan heb ik nog slechts één reactie: dynamiteren, zoals in Heinrich Bölls Biljarten om halftien.

    Zo ook met wat het voetbal vandaag geworden is: een manier voor het grootkapitaal om schandalig veel geld te kloppen uit de collectieve verdwazing van mensen die het vaak niet eens erg breed hebben, in ruil voor enkele uren uiterst oppervlakkig en door alcohol en massahysterie aangezwengeld ‘plezier’.

    Men kan natuurlijk beweren dat het om een onschuldig tijdverdrijf gaat: een kijksport waarbij slechts af en toe gewonden vallen, zowel bij de spelers als bij de toeschouwers. En dat klopt: de inzet van de competitie is, vanuit de toeschouwers gezien, in feite totaal onbelangrijk. Of de eigen club wint of niet, verandert niets aan je leven: je wordt er niet armer of rijker van, en enkel voor enkele fanatiekelingen is winst of verlies echt van belang, en dan nog enkel emotioneel. De meeste kijkers schakelen na de wedstrijd gewoon weer over naar de orde van de dag, zonder enig nadelig of voordelig gevolg voor hun leven, ondanks de eventuele opwinding tijdens de match of de reportage. Voetbal als kijksport is enkel als fenomeen belangrijk, als tijdverdrijf. Het brengt niets bij aan de maatschappij, aan de beschaving, aan de cultuur, tenzij je het economisch gaat bekijken, of als actieve sportbeoefening.

    Als kijksport is het een bedenkelijke zaak. Het gaat om grof geld en het spel wordt gespeeld door het grootkapitaal, waarbij de sportieve prestaties totaal ondergeschikt zijn aan de economische. En het spel wordt ook nog wel eens vals gespeeld. Iedereen weet dat winst en verlies onoverzienbare resultaten hebben voor de eigenaars en investeerders van de grote clubs. Het is dan ook nauwelijks denkbaar dat er links en rechts geen afspraken zouden gemaakt worden, dat men alles echt zou overlaten aan wat tweeëntwintig spelers op een veld doen gedurende goed negentig minuten. Ik beweer niet dat alles vervalst is, maar ik kan niet geloven dat alles zuiver op de graat is, daarvoor staat er te veel op het spel.

    Welke conclusies kunnen we daaruit trekken?

    Ik kom terug bij mijn vergelijking met de kathedralen. Die zijn er nu eenmaal gekomen, en we lijken niet anders te kunnen doen dan ze te onderhouden, dat wil zeggen ze altijd maar opnieuw te bouwen, eeuw na eeuw, zodat er meestal geen steen meer overblijft van de oorspronkelijke constructie. Het voetbal is ook zo’n constructie, die de laatste vijftig jaar enorme proporties heeft aangenomen, een monster dat we niet meer onder controle hebben. We kunnen onze kathedralen niet opblazen zoals de Taliban doen. We kunnen ook het voetbal niet afschaffen of verbieden van vandaag op morgen, dat is even ondenkbaar.

    Wat ik er ook van denk, ik moet aanvaarden dat het vandaag zo is, dat voetbal, zoals ooit het christendom, een belangrijk maatschappelijk gegeven is voor talrijke personen over heel de wereld, van hoog tot laag. Ik kan alleen, als roepende in de woestijn, betreuren dat al dat geld en al die energie niet naar een beter doel gaat, zoals armoedebestrijding, gezondheidszorg of onderwijs. Maar het is niet alleen het voetbal dat me een verspilling van tijd, geld en energie lijkt. Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat het lijstje van activiteiten dat ik in die categorie onderbreng stilaan angstwekkende proporties aanneemt.

    Wij mensen zijn met van alles bezig, en zelden met essentiële dingen, die onmisbaar zijn voor het overleven: het produceren van voldoende voedsel, bescherming tegen de weersomstandigheden, het bestrijden van ziektes, de zorg voor behoeftigen. De militaire uitgaven per jaar lopen op tot ongeveer 1.800 miljard $; in Europa en de VS alleen gaat jaarlijks 12 miljard $ naar parfum, en in de VS alleen spendeert men elk jaar 60 miljard $ aan huisdieren. Als we het totale wereldbudget bekijken, dan is dat ruim voldoende om alle zeven miljard mensen in relatieve welstand te laten leven, als we ons zelfs maar een beetje zouden concentreren op de essentiële zaken, en enkel de minst onmisbare (waartoe ik ook het professioneel voetbal reken) een lagere prioriteit zouden geven. Ik kan dus enig begrip opbrengen voor mensen die zich laten inspireren door Marxistische theorieën, die precies gericht zijn op een betere aanwending en verdeling van de globale middelen. Anderzijds (er is altijd een anderzijds) is het in de praktijk niet in communistische regimes dat die betere verdeling gerealiseerd wordt, of de hoogste gemiddelde levensstandaard bereikt wordt…

    Er zijn twee manieren waarop de dingen kunnen veranderen. Ofwel zeer geleidelijk aan en minimaal, maar vredelievend, of snel en radicaal, maar met geweld. Ik wou dat het ook snel én vredelievend kon, maar dat lijkt niet tot de menselijke mogelijkheden te behoren. Bovendien hebben radicale, met geweld opgelegde maatregelen zelden blijvende resultaten: dictaturen zijn meestal kortstondig en worden ongedaan gemaakt, hetzij met geweld, om plaats te ruimen voor een andere dictatuur, hetzij door een langzame bewustwording en democratisering.

    Laten we hopen dat de brandhaarden van het geweld stilaan zullen doven, zoals Steven Pinker aantoont in zijn magistrale Ons betere ik (klik hier: http://www.athenaeum.nl/leesfragment/steven-pinker-ons-betere-ik).


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    11-06-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Na de verkiezingen

    De verkiezingen zijn voorbij, en het politiek landschap ziet er in Vlaanderen grondig anders uit. Het verschil is het grootst in het Vlaams parlement. Bij de vorige verkiezingen was de N-VA kleiner dan de traditionele partijen, met 16 volksvertegenwoordigers, tegenover 31 voor de christendemocraten, 21 voor de liberalen, 19 voor de socialisten; Vlaams Belang, de xenofobe extreem rechtse partij had 21 zetels, Groen 7 en LDD 8.

    Vandaag ziet het er zo uit: N-VA 43, CD&V 27, oVLD 19, sp.a 18, Groen 10, Vlaams belang 6 (!), UF 1, LDD 0 (!).

    N-VA is er duidelijk in geslaagd om de Vlaams-voelende centrumrechts denkende kiezers aan te trekken. Dat betekende een zware aderlating voor extreemrechts en het populisme, maar ook de drie traditionele partijen verloren samen acht zetels. Verscheidene commentaren, vooral vanuit de traditionele partijen en vanuit Franssprekend België zien daarin een verschuiving van extreemrechtse kiezers naar de N-VA, die daardoor zelf extremere standpunten zou gaan innemen. Dat valt echter nog te bezien: in de overwinningstoespraken kwam dat alleszins niet tot uiting. Het ziet er veeleer naar uit dat inderdaad heel wat kiezers die vroeger hun Vlaamse overtuiging en hun ongenoegen over socialistische oplossingen enkel konden uiten door extreem rechts te stemmen, nu een behoorlijke partij gevonden hebben die aan hun verwachtingen beantwoordt zonder de ruige fascistische, racistische en populistische kantjes van VB en LDD. Dat ook de traditionele partijen heel wat stemmen verloren aan N-VA wijst erop dat die partijen onvoldoende aangevoeld hebben dat de Vlaamse kiezer zich als dusdanig wil laten gelden, zeker in het Vlaams parlement. Men is in de eerste plaats Vlaming en dat wenst men weerspiegeld te zien in de politieke constellatie: het Vlaamse parlement moet Vlaams zijn, Vlaanderen voorop stellen en verdedigen binnen België, binnen Europa en in de wereld. Als dat Vlaams nationalisme is, dan vind ik dat best goed.

    Bij de verliezers en bij de Franssprekenden schreeuwt men echter moord en brand: (Vlaams) nationalisme wordt gelijk gesteld met racisme en fascisme, met extreemrechts denken, met sociale afbraak en met het bevoordelen van de rijken ten nadele van de armen, met xenofobie, kortom met een harde, liefdeloze en onverdraagzame maatschappij. Maar dat blijkt helemaal niet uit het partijprogramma van N-VA, noch uit verklaringen van de partijleiding, integendeel. De tegenstanders moeten dat wel toegeven, maar dat verhindert hen niet om N-VA toch te blijven betichten van dergelijk onfris denken. Dat noemt men met een leenwoord uit het Frans: het intentieproces van iemand maken (faire un procès d’intention à quelqu’un). N-VA zou die kwalijke bedoelingen dan wel degelijk hebben, in een zogenaamde verborgen of dubbele agenda, die de scherpzinnige en menslievende tegenstanders gelukkig doorzien en trots onthullen.

    Dat lijkt echter een riskante manier van doen. Anderen woorden in de mond leggen of een mening of bedoeling aanwrijven is gemakkelijk gedaan, maar het is een zwaktebod: omdat men bij de tegenstander geen daden of intenties kan ontwaren die men terecht kan bestrijden, dicht men hem daden of intenties toe die hij manifest niet heeft. De tegenstander kan zich daartegen moeilijk verdedigen: hoe meer hij ontkent, hoe meer degene die hem verdacht maakt dat zal interpreteren als een duidelijk bewijs van die kwalijke verborgen intenties.

    Laten we dus toch maar beter objectief blijven en politici beoordelen op hun daden. Pas wanneer uit wetten en reglementen zou blijken dat er een ruk naar extreem rechts gebeurt in Vlaanderen, is er reden tot ongerustheid. Dat zal voor het eerst blijken uit de regeringsverklaring die N-VA samen met coalitiepartner CD&V voorbereidt. Ongetwijfeld zullen daarin voorstellen opgenomen zijn die voorkomen op de partijprogramma’s van die beide partijen, maar aangezien die geen enkel element bevatten dat in die richting wijst, kunnen we daar nogal gerust in zijn. Vanzelfsprekend zouden de linkse partijen, waartoe we blijkbaar ook Groen moeten rekenen, andere accenten leggen, maar tijdens de verkiezingsdebatten en uit berekeningen die wetenschappers van de universiteiten gemaakt hebben, is gebleken dat die verschillen niet zo groot zijn: het zijn veeleer nuances dan radicale verschillen.

    Vaak lijkt het ook om slogans te gaan. Neem nu de linkse bezorgdheid om de index van lonen en uitkeringen, die zij schril contrasteren met de bedoelingen van N-VA om die af te schaffen. Maar wat betekent dat concreet, als we weten dat de inflatie minimaal is, en er dus helemaal geen indexsprong in het vooruitzicht is, zodat die ook niet moet overgeslagen worden, zoals N-VA voorstelt? Overigens heeft N-VA op geen enkel moment gezegd dat de index moet afgeschaft worden, maar wel aangepast, een stelling die overigens in brede kringen op instemming kan rekenen en die ons enigszins op dezelfde lijn zou brengen als alle andere landen in de wereld.

    Evenzo voor de werkeloosheidsuitkeringen. Het huidige lakse systeem wordt door links verdedigd, omdat zij nu eenmaal opkomen voor de armste kiezers. Men mag echter terecht de vraag stellen of men met eindeloze uitkeringen die mensen wel een goede dienst bewijst. Dat blijkt niet in alle geval niet in Wallonië, waar de werkeloosheid endemisch lijkt en er ook na decennia lang socialistisch bewind geen verandering lijkt te komen in de economische malaise en de generaties lange armoede. De armen blijven arm, ook met hun uitkering. Zo blijft natuurlijk ook het publiek voor de Waalse linkse partij onverminderd talrijk. Het zou te ver gaan hen daarom te beschuldigen dat zij de armen opzettelijk arm houden, maar een vergelijking met Vlaanderen wijst er toch op dat wanneer men meer nadruk legt op het creëren van werkgelegenheid en het activeren van mensen, die mensen daar beter van worden. Dat ze dan niet meer stemmen voor de linkse partijen die hen een al bij al povere en vernederende uitkering voorspiegelen, maar voor politici die hen werk en welstand bezorgen, lijkt een onvermijdelijk maar eerlijk gevolg.

    Het gaat dus niet om een jacht op de werklozen, zoals links het stelt, maar om een werkelijke activering van mensen die kunnen en willen werken. Dat zal ongetwijfeld rechtstreeks en onrechtstreeks een gunstige invloed hebben op de staatsfinanciën, in de eerste plaats doordat minder mensen een uitkering krijgen. Links vindt dat een schande: men neemt de armen nog hun bescheiden uitkering af. De waarheid is echter dat men die uitkering niet zomaar afneemt, uit kwaadwilligheid of omdat men ‘hard’ is, maar die zoveel mogelijk probeert te vervangen door een reëel loon. En wie om een of andere reden niet (meer) in het arbeidsproces past, kan rekenen op een behoorlijke uitkering die een normaal leven mogelijk maakt, veeleer dan een aalmoes waarmee men niet eens kan overleven.

    De Vlaamse regering komt er binnenkort. Het valt daarbij op dat de deelregeringen niet door de koning ingezworen worden: Vlaanderen, Wallonië, het Franstalige gewest, Brussel en de Duitstalige gemeenschappen zijn republieken. Enkel bij de federale regering speelt de koning nog een minimale, hoofdzakelijk protocollaire rol. De samenstelling van die regering zal moeilijk zijn: hoe kan men het sterk links gekleurde Wallonië samen besturen met het overwegend rechtse Vlaanderen? Het lijkt niet erg democratisch een van de twee grootste partijen uit te sluiten van de federale regering (al heeft men dat in de vorige legislatuur wel ongestraft gedaan met de N-VA).

    De oplossing ligt wellicht in een reorganisatie van het federale parlement, zoals ook gebeurd is voor de senaat. Waarom ook daar niet het federale parlement samenstellen met volksvertegenwoordigers uit de parlementen van de gemeenschappen en gewesten? Dan moeten we niet meer twee keer gaan stemmen, en beperken we meteen het zinloos hoge aantal volksvertegenwoordigers. De federale regering kan dan gevormd worden met ministers uit de deelregeringen, zodat er geen wrijvingen meer zijn bij zogenaamd asymmetrische regeringen, en ook het zinloos hoge aantal ministers wordt teruggebracht tot een niveau dat enigszins in overeenstemming is met de bescheiden omvang van dit land. En terwijl we toch bezig zijn: die federale regering kan dan wetten goedkeuren die desgevallend en waar nodig een aangepaste toepassing krijgen in elk landsgedeelte, zodat men geen ontelbare zinloze compromissen meer moet sluiten waar niemand gelukkig mee is.

    Zo’n vaart zal het helaas niet lopen, zo valt te vrezen. Jammer.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    26-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mestkevers?

    Het begon nog voor de Vlaamse en ‘Belgische’ verkiezingen met een reactie op Facebook: iemand maakte zich zogezegd zorgen over de gevolgen van al de overlopers van Vlaams Belang naar de N-VA: die partij zou nu wel rekening moeten houden met die nieuwe achterban. Die gedachte dook na de verkiezingen zowat overal op: het Vlaams Belang is helemaal niet dood, integendeel: ze hebben nu de N-VA ingepalmd en zullen zo hun racistisch programma realiseren. CD&V-er Eyskens ging nog een stap verder: die ‘radicale’ VB-ers die naar de N-VA zijn overgestapt, waren helemaal niet welkom bij CD&V. Ook De Gucht (VLD) sloot zich daarbij aan: de N-VA zou nu wel veel meer racistisch worden, met al die VB-ers.

    Uit dat alles blijkt een grote minachting voor de kiezers van het Vlaams Belang, ook voor hen die de overstap gemaakt hebben naar een andere partij. Men beschouwt hen als personen die het partijprogramma van die partij voor de volle 100% aanhangen, terwijl ze niet meer gedaan hebben dan (ooit) voor die partij stemmen. Ik heb in mijn leven al voor ongeveer alle partijen gestemd, behalve VB, maar ik was het nooit helemaal eens met welk partijprogramma ook, en dat geldt voor de meeste kiezers: je stemt voor een partij omdat die het meest aansluit bij jouw opvattingen. Het is vaak een keuze uit armoede…

    Kiezers zijn onafhankelijke wezens, het zijn geen trouwe partijsoldaten; het aantal leden van een politieke partij is relatief zeer klein: voor het Vlaams Belang is dat aanzienlijk minder dan 20.000, voor N-VA waarschijnlijk meer dan 40.000, CD&V misschien rond de 70.000, VLD rond 60.000, SPa rond 50.000 (benaderende cijfers van omstreeks 2010, de partijen zijn niet scheutig met informatie over hun ledenaantal). Bijna alle partijleden van de traditionele partijen zijn ook (of vooral?) lid van de bijhorende mutualiteit en vakbond. Het aantal partijleden is dus een zeer kleine fractie van de kiezers van die partij. Het is dus een elementaire denkfout om kiezers te verwarren met partijleden, en een even zware vergissing om te denken dat kiezers kunnen vereenzelvigd worden met een partijprogramma.

    Karel De Gucht noemde het Vlaams Blok destijds ‘mestkevers’. Toen men hem erop wees dat het wel heel grof was om mensen zo te omschrijven, probeerde hij zich te verschonen door te stellen dat hij niet de kiezers bedoelde, maar de partijtop, die onwetende mensen met valse informatie voor zich deed stemmen. Het is toen weinig mensen opgevallen dat zijn beeldspraak in die interpretatie nog veel grover was: als de mestkever de partijtop is, wat zijn dan de kiezers? Mestkevers (Geotrupes stercorarius) voeden zich en hun jongen met mest, die ze in mestballen rollen en zo naar het nest brengen. Als de partijtop de mestkevers zijn, dan zijn de partijleden en de kiezers… mest, drek, stront. En dat is precies wat De Gucht en anderen over die mensen denken, zoals blijkt uit de reacties van politici en teleurgestelde maar onnadenkende leden van andere partijen. Bart De Wever daarentegen neemt een strikt democratisch standpunt in: elke kiezer is voor hem een persoon en dus even waardevol als een andere.

    Misschien moeten we daar toch even over nadenken. In een samenleving verschillen mensen van opinie, en hoe vrijer en opener de samenleving, hoe groter en duidelijker ook de verschillen van mening zullen zijn. Waar er vrijheid van mening en van meningsuiting is, zullen talrijke opinies naar voren komen, en dat is goed, wat ook die opinies zijn. Want wanneer die vrijheid er niet is, wordt één bepaalde opinie opgedrongen, en worden alle andere onderdrukt. We weten waartoe dat leidt. We moeten dus als democraten niet alleen respect hebben voor alle mensen, maar ook voor alle opinies, hoezeer die ook afwijken van onze eigen opvattingen.

    Dat wil niet zeggen dat alle opinies even waardevol zijn: het is duidelijk dat racisme niet in overeenstemming is met de universele verklaring van de rechten van de mens, en dus moet bestreden worden. Ik heb het echter moeilijk om (aanzetten tot) racisme ook strafbaar te maken. Racisme als opvatting, als mening, zou zoals alle andere opvattingen moeten kunnen bestaan, en het ziet er naar uit dat dit in feite ook het geval zal zijn gedurende ten minste nog enkele decennia of zelfs eeuwen, indien het ooit zal verdwijnen. Maar elke misdaad die vanuit racistische overwegingen wordt begaan, moet vanzelfsprekend zoals alle andere misdaden bestraft worden. Of die motivering, die overigens niet altijd gemakkelijk te verifiëren is, een verzwarende omstandigheid vormt, is een uiterst moeilijk te beantwoorden vraag, waaraan ik mij (hier en nu) niet zal wagen.

    Ik zei het al: racisme moet bestreden worden, maar enkel door er andere opinies tegenover te plaatsen, door in gesprek te gaan met personen die er racistische gedachten op na houden, door hen te overtuigen van hun ongelijk, niet door hen te veroordelen of te minachten. Men moet zich immers altijd afvragen waarom iemand tot dergelijke opvattingen gekomen is.

    Wij hebben in Vlaanderen tijdens de voorbije halve eeuw een merkwaardige en ingrijpende evolutie doorgemaakt, ook op het punt van de ‘vreemdelingen’ in onze samenleving. Omzeggens niemand had hier in 1950 ooit een buitenlander gezien, laat staan een vreemdeling die zich hier vestigde. Dat veranderde plotsklaps met de immigratie van niet-Europese buitenlanders, die vasthielden aan hun taal, cultuur en godsdienst, en die ook als ‘vreemdeling’ herkenbaar waren door hun huidskleur en andere fysieke kenmerken. Dat was voor alle Vlamingen een nieuw feit en een uitdaging.

    Positief was de kennismaking met vertegenwoordigers van een andere cultuur en met mensen met een verschillende huidskleur en enkele niet-essentiële andere lichamelijke kenmerken, die het besef bijbracht dat mensen verscheidene vormen kunnen aannemen, maar steeds mensen blijven en als dusdanig moeten gerespecteerd worden, wat niet vanzelfsprekend is: er bestaat bij veel mensen een spontane huiver tegenover het zichtbaar andere. Men moet de mensen dus de tijd geven om te wennen aan de nieuwe situatie en hen helpen om in te zien dat de verschillen totaal onbelangrijk zijn. Dat is onvoldoende gebeurd, en dat is een ernstige misrekening gebleken.

    Als negatief werd de verstoring ervaren van de gevestigde samenleving door de intrede van personen van externe oorsprong. Zelfs indien dit als een verrijking beschouwd wordt, wat niet voor iedereen meteen het geval was, moet men nog begrip opbrengen voor de spontane aarzelende of angstige reacties van de autochtone bevolking, en zelfs voor enkele ronduit afwijzende reacties. Dat wil niet zeggen dat men die reacties moet goedkeuren, aanmoedigen, vergoelijken of goedpraten. Wanneer eenmaal de politieke beslissing gevallen is om mensen van vreemde origine naar hier te halen of toe te laten zich hier te vestigen, moet men rekening houden met de gevolgen van die beslissing, zowel voor de allochtone als voor de autochtone bevolking. Er is dan immers geen sprake meer van ‘vreemdelingen’: wanneer iemand hier legaal verblijft, moeten we dat zonder meer aanvaarden en die persoon beschouwen als een volwaardig lid van onze gemeenschap, met alle voorrechten en verplichtingen die dat met zich meebrengt.

    Dat brengt ons bij de vraag van de integratie. In hoeverre moeten immigranten zich aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden? Ik vind dit een onterechte vraag: niemand moet zich aanpassen. Er zijn immers geen voorwaarden verbonden aan de toekenning van een verblijfsvergunning of zelfs het burgerschap. Wij vragen niet dat een Zweedse EU-ambtenaar een van onze landstalen kent, net zoals we dat niet vroegen van de Italiaanse, Turkse of Marokkaanse gastarbeiders. Wij mogen hen wel aanmoedigen om een van die talen te leren gebruiken, en moeten hen daartoe ruimschoots de gelegenheid geven, maar een verplichting kan het niet zijn, tenzij dat vooraf zo bepaald is. Of het haalbaar of opportuun is dergelijke voorwaarden op te leggen, is zeer de vraag, een vraag die wellicht binnenkort brandend actueel wordt, en die door verschillende politieke partijen anders bekeken wordt, naargelang hun kiezers tot de ene of de andere groep behoren. Voor het overige kunnen we alleen maar hopen dat immigranten zich gaandeweg voldoende aanpassen aan hun omgeving om problemen en conflicten te vermijden.

    Die integratie is, zoals we overal ter wereld vaststellen, niet verzekerd. Sommigen passen zich zo goed aan, dat men zelfs na enkele maanden niet meer merkt dat het om immigranten gaat, anderen passen zich helemaal niet aan, zelfs niet na verscheidene generaties. Er zijn gemengde huwelijken, maar er zijn ook personen die uitsluitend binnen de eigen groep huwen en leven. Het is onwaarschijnlijk dat, zoals sommigen voorspellen, binnen afzienbare tijd alle mensen over heel de wereld er eender zullen uitzien, niet alleen in hun kleding en gebruiken, maar ook qua huidskleur. Het lijkt veel waarschijnlijker dat er homogene groepen zullen blijven bestaan met typische lichaamskenmerken en culturen, en dat leden daarvan zich over de hele wereld zullen verspreiden, en daar al dan niet gemengde huwelijken zullen aangaan en zich al dan niet of ten dele zullen aanpassen.

    Vlaanderen is bijna onherkenbaar veranderd sinds 1950. In de homogeen ‘Vlaamse’ traditionele samenleving zijn er nu talloze externe elementen binnengekomen, en ongeveer een miljoen personen van vreemde herkomst, ongeveer 15% van de Vlaamse bevolking. Dat is een spectaculaire en onomkeerbare verandering, die zich grotendeels geluidloos voltrokken heeft. Het zou getuigen van weinig inzicht in de menselijke aard indien men zou verwachten dat dit door iedereen voetstoots zou aangenomen worden en rimpelloos zou verlopen. Niemand, op onrealistische uitzonderingen na, denkt er nog aan terug te keren naar de toestand van voor 1950. Maar velen menen dat wij moeten nadenken over de immigratie in Vlaanderen.

    Het gaat dan niet om personen van binnen de EU: die mogen zich vrij bewegen over de oude landsgrenzen heen, zoals ook de burgers van de Verenigde Staten dat mogen binnen dat uitgestrekte land. Maar ook die beslissing wordt door velen veeleer aarzelend onthaald: er zijn immers aanzienlijke verschillen op zowat alle gebieden tussen de inwoners van de verschillende landen van de EU, naast opvallende gelijkenissen. Het gaat dan vooral over de immigratie van buiten de EU, zoals die uit Afrika, Azië en de landen van Oost-Europa die niet tot de EU behoren.

    Velen zijn van mening dat men immigratie uit die landen moet beperken, maar de redenen daarvoor zijn allesbehalve duidelijk. Men is het eens over het principe dat asielzoekers moeten opgevangen worden, maar wie daarvoor in aanmerking komt? Wij kunnen onmogelijk alle vluchtelingen uit alle brandhaarden ter wereld hier opvangen; welke keuzes maken we dan? Wat met economische vluchtelingen? Uiteindelijk stelt zich de vraag of we het vrij verkeer van personen en het recht om zich ergens te vestigen moeten uitbreiden tot de hele wereld, of niet. Indien niet, waarom dan? En welke beperkingen willen we, en waarom die en geen andere? Als alle mensen gelijk zijn, waarom moeten er dan nog grenzen zijn? Behoort het tot de universele mensenrechten om zich vrij om het even waar te vestigen? Het zijn ernstige en ongemeen belangrijke vragen, waarmee we in de komende decenniën voortdurend zullen geconfronteerd worden, terwijl we nog maar amper de economische immigratiegolven hebben verteerd van de vorige eeuw, en de integratie van die immigranten nog verre van voltooid is, wat zelfs voor hun kinderen en kleinkinderen nog steeds tot schrijnende toestanden leidt, bijvoorbeeld met betrekking tot hun kansen op de arbeidsmarkt, zelfs indien zij (hoog)geschoold zijn.

    Het vreedzaam samenleven van mensen van verschillende herkomst is zonder enige twijfel altijd in zekere mate minder vanzelfsprekend dan in meer homogene groepen. Die problemen hebben echter uitsluitend te maken met culturele verschillen, niet met enige essentiële ongelijkheid tussen de mensen omwille van hun herkomst, huidskleur of wat dan ook. Dat betekent dat die verschillen gelukkig niet onoverkoombaar zijn, maar anderzijds zou het een zware vergissing zijn om die problemen om die reden te onderschatten: de mens is essentieel een cultureel wezen, en past zich slechts geleidelijk aan aan nieuwe omstandigheden, ook als die nieuwe mogelijkheden tot ontplooiing bieden.

    Laten we ons dus hoeden voor kwetsende uitspraken over onze medemensen, ook wanneer we het niet eens zijn met de opvattingen die zij erop na houden. En laten we samen ernstig nadenken, zowel over de eventuele beperkingen die wij wensen aan te brengen bij de universele rechten van alle mensen, als over het vreedzaam samenleven van cultureel zeer diverse mensen.

    Tot slot heb ik nog een landbouwkundige raadgeving voor wijnbouwer Karel De Gucht: mestkevers zijn uiterst nuttige wezens; door het begraven van mest en het omwoelen van honderden kilo’s grond per hectare hebben zij een veel groter ecologisch belang dan men toch nog toe vermoedde.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een eerbaar Vlaams nationalisme

    Telkens ik blijk geef van mijn Vlaamse gevoelens, krijg ik daarop reacties. Meestal verwijt men me mijn nationalistische neigingen, en dat begrijp ik niet goed. Want precies de mensen die zich zo heilig verontwaardigd kanten tegen elk Vlaams nationalisme zijn de hevigste voorstanders van het Belgisch nationalisme. Het gaat hen dus niet om nationalisme als dusdanig, maar om het Vlaams nationalisme, en dat is op zijn minst verdacht.

    Men kant zich tegen ‘het’ nationalisme omdat dit in het verleden al zo vaak de oorzaak is geweest van onheil. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is dan het Duitse nationaal-socialisme, het Nazisme. Maar ook de gebeurtenissen in een aantal Oost-Europese landen na de val van de Sovjet-Unie passen in dat beeld, met Milosević, Karadzić, Mladić als pijnlijke uitschieters. Maar was in die gevallen het nationalisme wel de oorzaak van het onheil? Zeker, men heeft ingespeeld op nationalistische gevoelens van bepaalde bevolkingsgroepen. Dat doen alle naties, ook de V.S. en Rusland en China, en ook België. Het hangt er allemaal van af tot wat men oproept. De ‘slechte’ voorbeelden die men aanhaalt hadden te maken met geweld, onaanvaardbaar en zinloos geweld. Maar het zou verkeerd zijn om nationalisme met geweld te vereenzelvigen en daarom alle nationalisme te verwerpen.

    De waarschuwingen van Karel De Gucht tegen het Vlaams nationalisme in Knack (2013) zijn wel erg misleidend en totaal ongepast. Hij schrijft: “Sinds de Eerste Wereldoorlog is die tendens in Vlaanderen aanwezig, en zij (de N-VA) belichamen die. Alles wat er de afgelopen honderd jaar is misgegaan in Europa, is het gevolg van nationalisme. Dat heeft ons in het verderf gestort. Tot mijn laatste snik zal ik blijven vechten tegen dit gevaarlijk fenomeen.” Zelfs met de beste wil van de wereld kan men het niet met hem eens zijn als hij zegt dat het nationalisme de oorzaak is van ALLES dat is misgegaan in Europa in de laatste honderd jaar. We kunnen zo enkele frappante voorbeelden opnoemen van foute zaken die niets met nationalisme te maken hebben, wereldwijd: de economische crisis van de jaren 1930, de uitroeiing van de joden in West-Europa, de oorlog in Vietnam en buurlanden, de aantasting van de ozonlaag, de broeikasgassen, de oorlog in Irak, de recente bankencrisis, Fukushima… We kunnen ook een aantal positieve evoluties vermelden die een gevolg zijn van nationalisme: de dekolonisatie, de val van de Sovjet-Unie en de bevrijding van de landen achter het IJzeren Gordijn, de vreedzame splitsing van Tsjecho-Slowakije, de stappen in de richting van een Palestijnse staat, de eenmaking van Duitsland en ja: de ontvoogding van Vlaanderen.

    Het probleem is dus niet het nationalisme op zich: elk land is in zekere mate en in zekere zin terecht nationalistisch. Waarom zouden we anders zo vasthouden aan de nationalistische organisatie van onze internationale instellingen, sportmanifestaties zoals de WK en de Olympische Spelen en dies meer? Niemand, ook De Gucht niet, is tegen nationalisme. Ik zie hem Obama niet verwijten dat hij nationalistisch is, ook al is Obama dat veel meer voor zijn land dan de N-VA het is voor Vlaanderen. De N-VA wil immers geen onafhankelijkheid, maar autonomie van Vlaanderen binnen de Europese Unie. Obama denkt er nog niet aan om de V.S. te laten opgaan in een groter geheel, de V.S. blokkeren talloze internationale overeenkomsten, onder meer die in verband met het milieu en met de vervolging van oorlogsmisdadigers. De Vlaams-nationalisten zien België alleen maar als een overbodige tussenschakel. Zij willen deel uitmaken van Europa, niet van België, omdat België geen enkel voordeel biedt en niets dan onduldbare ondemocratische nadelen.

    Wij moeten durven aanvaarden dat er nog zoiets is als een ‘volk’. Ik weet het, het is een zwaar beladen term. Maar het is mijn overtuiging dat die term beantwoordt aan een realiteit die men niet kan ontkennen. Niemand betwist dat er zoiets is als het Nederlandse volk, of het Franse, het Duitse, het Amerikaanse, het Braziliaanse enzovoort. Ik bedoel daarmee vanzelfsprekend niet de zogeheten autochtone bevolking, maar iedereen die burger is van dat land. Welnu, er is niet zoiets als een Belgische burger. Men is Vlaming, Waal, Brusselaar of lid van de Duitstalige Gemeenschap, en dat zijn zeer verschillende statuten, op tal van vlakken, inclusief de meest essentiële. Dat heeft historische gronden, en die kan men niet negeren of ongedaan maken. Het heeft ook geen zin om te wijzen op reële verschillen tussen de Vlamingen (zoals het ‘feit’ dat West-Vlamingen en Limburgers elkaar niet zouden verstaan), want die verschillen zijn hooguit folkloristisch, terwijl de verschillen met de andere Belgen diepgaand en structureel zijn.

    Wij Vlamingen kunnen ons geen Belg voelen, omdat er niets zoiets is als Belg zijn. België is een kunstmatig door de toenmalige grootmachten cynisch in het leven geroepen staat, niet omdat de Belgen recht hadden op een eigen staat, maar omdat dit die grootmachten goed uitkwam. Wij hebben België niet gewild. En in de bijna tweehonderd jaar sinds die kunstmatige en ongewenste creatie ex nihilo heeft België Vlaanderen steeds behandeld als een kolonie. Zelfs vandaag nog wordt Vlaanderen geregeerd door een Vlaams-hatende en Nederlands-onkundige dynastie en bestuurd door een uitsluitend Franstalige premier aan het hoofd van een regering die geen meerderheid heeft in Vlaanderen.

    Wij Vlamingen zouden wel willen Belg zijn en Belgisch nationalistisch, maar wij kunnen het niet. België is ons vaderland niet, Belgisch is onze moedertaal niet. Wij hebben behoefte, zoals alle burgers van alle landen, aan een oprecht en eerbaar nationalisme en patriottisme, maar dat kunnen wij niet opbrengen voor dit België, alle (dronken) Rode Duivels ten spijt.

    Daarom zijn wij bezig met de ontmanteling van dat infame, nutteloze en voor Vlaanderen gevaarlijke België. En iedereen vindt dat goed, zelfs de huidige regering. Zij maakt zich sterk dat zij de grootste staatshervorming heeft doorgevoerd die er ooit is geweest. Het staat dan ook in de grondwet dat België bestaat uit autonome gewesten en gemeenschappen. Artikel 35 zegt dat de volledige verantwoordelijkheid bij de gewesten en gemeenschappen ligt, die dan onderling uitmaken wat ze eventueel samen wensen te doen. En het Vlaams nationalisme is bij uitstek en historisch Europees en internationaal geïnspireerd, in tegenstelling met sommige andere nationalismen, ook binnen de Europese Unie. Een Vlaamse autonomie is geen hinderpaal voor internationale samenwerking en voor de realisatie van een verenigd Europa, integendeel. Europees commissaris De Gucht vergist zich (niet voor het eerst) van tegenstander: geen enkele partij in Vlaanderen of Europa is zo fundamenteel Europees gezind als de Vlaamse N-VA.

    Ik besluit. Er is niets verkeerd met een gezond nationalisme, dat gesteund is op de reële samenhorigheid van een volk. Een dergelijk nationalisme staat internationale samenwerking niet in de weg, maar bevordert het. België verhindert dat nationalisme, zowel bij Franstaligen als bij Vlamingen. Daarom is het nodig dat België verdwijnt. Belangrijke stappen zijn al gezet, maar de laatste loodjes wegen het zwaarst: het koningshuis, de federale regering, het federaal parlement, het leger en een aantal nationale administraties en instellingen. Maar het Belgisch kaartenhuisje is gedoemd om vroeg of laat volledig ineen te storten. Laten we dat voorzichtig maar kordaat aanpakken en tot een goed einde brengen.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    22-05-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaams nationalist, ik?

    Mensen die mij een beetje kennen, verbazen zich erover wanneer ze vernemen dat ik uitgesproken Vlaams voelend ben. Hoe kan dat nou? Karel is een individualist, die in geen enkele groep thuishoort; een rationeel denker, die lak heeft aan romantische begrippen als vaderland, moedertaal, volksaard of historische natie; een universalist veeleer dan een nationalist; een wereldburger veeleer dan een… Vlaming.

    Niet dus.

    Hoe combineer ik dan mijn hoge idealen met een ‘bedenkelijke en voorbijgestreefde’ ideologie als het Vlaams nationalisme?

    België maakt mij dat uiterst gemakkelijk.

    Zie je, ik ben een democraat in hart en nieren. Het is mijn diepste overtuiging dat wij allemaal gelijk zijn en evenwaardig, dat niemand beter is dan een ander. Wij zijn verschillend, natuurlijk, er zijn geen twee mensen identiek. Maar we zijn allemaal mens, niet meer en niet minder. Als we dus ons samenleven willen ordenen, dan moeten we dat doen in overleg met elkaar. Als we van mening verschillen, dan moeten we dat uitpraten en elkaar proberen overtuigen. In dat gesprek zullen de argumenten doorwegen, niet het aantal personen dat ze aanhangt. We zullen ons daarbij laten leiden door onze democratische principes: vrijheid, gelijkheid, solidariteit, en er nog aan toevoegen: milieubewustzijn, als een specifiek en onvermijdelijk gevolg van de eerste drie.

    Absolute democratie is maar mogelijk in uiterst kleine gemeenschappen. Op grotere schaal hebben we andere systemen nodig. In beschaafde landen is dat volksvertegenwoordiging, waarbij de vertegenwoordigers vrij verkozen worden voor relatief korte ambtstermijnen. En daar wringt het Belgisch schoentje.

    België is ontstaan als een historisch compromis na de val van Napoleon, in een poging om rust te brengen in een Europa dat door oorlogen geteisterd was. De Unie van België en Nederland onder de vorm van een onafhankelijk koninkrijk moest een geloofwaardige buffer vormen tussen de aartsrivalen, Frankrijk en Duitsland. Maar die kunstmatige unie van zeer verschillende delen was gedoemd om te mislukken. Vlaanderen en Nederland waren al gescheiden van in de zestiende eeuw en Nederland was protestants, Vlaanderen katholiek. Wallonië en een intellectuele en economische elite sprak Frans. Nederland wilde België vernederlandsen. De koning was een ambitieuze Nederlander en Nederland samen met Vlaanderen woog zwaar door binnen de unie.

    Dat was op zich al voldoende om al na enkele jaren de unie op te blazen. In 1830 werd België onafhankelijk van Nederland.

    Daarmee waren de interne tegenstellingen echter niet opgelost. Er was de taalkwestie, waarbij het Nederlands stelselmatig verdrukt en uitgeroeid werd, hoewel het door de meerderheid werd gesproken. Er was het economische onevenwicht, met een verpauperd Vlaanderen, dat bovendien intellectueel een grote achterstand had, terwijl Vlaanderen wel de grootste bevolking had. Er was ook een ideologische en religieuze verdeeldheid, met een overwegend conservatief katholiek Vlaanderen en een overwegend ongelovige en antiklerikale Belgische bourgeoisie en een groeiend aantal socialistische bewegingen in het geïndustrialiseerde zuiden, terwijl het noorden hoofdzakelijk agrarisch bleef.

    Dat alles leidde tot een eindeloze resem conflicten en compromissen. Vlaanderen werd steeds belangrijker op alle gebied en eiste meer zelfbestuur. Dat werd stilaan verworven in opeenvolgende staatshervormingen. Wij zijn nu zo ver dat er in de grondwet staat dat België bestaat uit verschillende gewesten en gemeenschappen, die allemaal een vorm van zelfbestuur hebben. De staatsstructuur is daaraan aangepast. Vlaanderen heeft een eigen regering en parlement, met rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordigers die autonoom wetten kunnen stellen.

    Er blijft echter nog een centraal bestuur bestaan, het federale niveau. Ook daar is er een parlement en het is precies daar dat het Belgische schoentje knelt. De federale volksvertegenwoordigers worden rechtstreeks verkozen, niet federaal echter, maar in elk van de gewesten. Vlaanderen verkiest Vlaamse federale parlementsleden, Wallonië Waalse, Brussel Brusselse. Ook de politieke partijen zijn opgesplitst, er zijn geen federale partijen meer. Vlamingen kunnen niet voor Waalse partijen stemmen en omgekeerd; enkel Brusselaars kunnen voor Brusselse partijen stemmen.

    Kijk, daar heb ik het moeilijk mee.

    In een democratie verkiest de burger rechtstreeks zijn vertegenwoordigers in het parlement. Je stemt voor een persoon of een partij, en op die manier beïnvloed je de manier waarop het land geregeerd wordt. Je kan zo, op een bescheiden manier, bepalen hoe je zelf leeft. De verkozenen zijn aan jou verantwoording verschuldigd. Als ze hun werk niet naar jouw zin doen, stem je de volgende keer voor anderen.

    Het federale parlement en de federale regering zijn slechts gedeeltelijk rechtstreeks verkozen. Ik kan niet stemmen voor of tegen Waalse of Brusselse partijen of personen, en toch maken die deel uit van het parlement en van de regering. Dat zijn dus vertegenwoordigers van anderen, niet van mijzelf. Het is vandaag zelfs zo, dat de partijen die de meerderheid uitmaken, geen meerderheid hebben in Vlaanderen. Vlaanderen, dat ten minste twee derden uitmaakt van België, wordt geregeerd door mensen die grotendeels niet verkozen zijn door Vlaanderen. De Belgische minister van binnenlandse zaken, bijvoorbeeld, beslist voor heel België, maar is niet door Vlaanderen gelegitimeerd. De partijen die de federale regering vormen, betekenen in Vlaanderen niets, terwijl de grootste Vlaamse partij niet tot de Belgische regering behoort.

    Vlaanderen en Wallonië zijn twee verschillende staatkundige entiteiten. Zij hebben een eigen parlement en een eigen regering en een eigen administratie. Niemand die dat betwist, in tegendeel: alle partijen willen de autonomie van de gewesten uitbreiden. Maar men houdt desondanks toch vast aan een federale structuur voor de belangrijkste domeinen: binnenlandse zaken, sociale zaken, economie, begroting, buitenlandse zaken, justitie, verkeer, ‘defensie’, of beter: oorlog.

    Als ik het niet eens ben met wat de federale regering, een federale minister, het federaal parlement beslist, dan kan ik daar niets tegen doen, ik kan zelfs niet laten blijken dat ik het niet goed vind. Het federale ontsnapt voor een groot deel aan mijn democratisch recht op controle. En dat kan ik niet hebben, als rechtgeaard democraat. Als men in mijn naam regeert, dan eis ik het recht op om mij daarover uit te spreken bij de verkiezingen, en dat kan dus niet in België. De Belgische staatshervormingen en hun compromissen hebben dat onmogelijk gemaakt. Zij hebben wel de verkiezing van de volksvertegenwoordigers naar de gewesten verplaatst, maar niet de macht, die is federaal gebleven.

    De macht wordt dus uitgeoefend door vertegenwoordigers die niet door het hele volk verkozen (kunnen) worden. Dat is niet zomaar een democratisch deficit, dat is het tegenovergestelde van democratie. Dat lijkt als twee druppels water op de situatie die wij hadden voor het algemeen enkelvoudig stemrecht, toen grote delen van de bevolking hun stem niet konden uitbrengen: vrouwen, ongeschoolden, economisch zwakken. Ook nu zijn er vertegenwoordigers voor wie wij niet kunnen stemmen.

    Ik eis dus het herstel van de elementaire democratie: enkel wie rechtstreeks door mij verkozen is, heeft het recht om beslissingen te nemen over mij. Waalse, Brusselse of Duitstalige partijen, vertegenwoordigers of ministers zijn illegalen als het over Vlaanderen gaat. Dat ze over hun eigen mensen beslissen en door hen beoordeeld worden in het kieshokje!

    Ik ben dus een Vlaamse nationalist, niet omdat ik vind dat Vlaanderen zo anders is dan al het andere, of beter, of belangrijker, of mooier, maar omdat ik Vlaming ben en democraat. Ik wil helemaal niet dat Vlaanderen beter behandeld wordt dan andere delen van België of van Europa, ik vraag alleen dat wij Vlamingen daarover kunnen beschikken, zoals dat in alle andere landen gebeurt.

    Dat de Europese Unie steeds belangrijker wordt, heeft daar niets mee te maken: dat is immers voor alle Europeanen zo, dus daar komt de democratie niet in het gedrang. Ik ben dan ook even overtuigd Europees in mijn denken en aanvoelen als Vlaams. Het Europese niveau waarborgt ons dat we beslissingen nemen die niet kleinschalig of kleinzielig zijn. Het Vlaamse niveau functioneert volgens het heilige principe van de subsidiariteit: leg de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijke niveau en beslis alleen op een hoger niveau wanneer dat een aanwijsbaar voordeel oplevert.

    Als Wallonië en Brussel niet zo verschillend waren van Vlaanderen op zowat alle gebied, dan was er ook geen probleem. Dan zouden er geen afzonderlijke Waalse en Vlaamse en Brusselse partijen zijn, geen afzonderlijke parlementen en regeringen. Maar wij zijn verschillend, zeer verschillend, ook structureel en administratief en ideologisch, niet zomaar vaagweg emotioneel. Democratie moet daarmee rekening houden. Zolang dat niet gebeurt, kan het in België niet goed gaan. Democratie is een heilig recht. Zolang daaraan afbreuk gedaan wordt, moeten wij blijven protesteren.

    Als Vlaming erger ik mij aan een eerste minister die mijn taal radbraakt (laat hem dat woord eens uitspreken…), die een ideologie voorstaat die in Vlaanderen minder dan tien procent van de stemmen haalt en die met Vlaanderen zoveel affiniteit heeft als met de Aleoeten of Myanmar. Maar ik erger mij vooral aan het fundamenteel ondemocratisch karakter van het Belgisch staatsbestel. Kunnen stemmen voor de volksvertegenwoordigers die in jouw naam regeren, is zowat het enige democratische recht dat je als burger kan uitoefenen, eens om de vier, vijf of zes jaar. Als men ons zelfs dat afneemt, dan gaan we met recht en reden op onze achterste poten staan. En als de Walen, Brusselaars en Duitstalige Belgen vijf minuten hun verstand zouden gebruiken, dan zouden ze inzien dat ze dat beter ook zouden doen. Er zal immers ooit een dag komen, ook binnen de bestaande Belgische staatsstructuur, dat de Vlamingen van hun meerderheid zullen gebruik maken om beslissingen te nemen over Brussel, Wallonië en de Oostkantons, desnoods tegen hun eigen wil in.

    Dan zal je wat horen!


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)
  • Rüdiger Safranski: Tijd (recensie)
  • Terroristen
  • De lastige weg


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!