Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (166)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    13-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA racistisch?

    Is de N-VA een racistische partij? Toen ik gisteren de vraag probeerde te beantwoorden of de N-VA een extreemrechtse partij is, heb ik het niet expliciet over racisme gehad. Het lijkt me nuttig om dat alsnog te doen.

    Laten we ook voor deze kwestie eerst eens kijken wat we bedoelen met racisme. Het gaat duidelijk om een onderscheid dat men maakt tussen mensen van een verschillend ras, waarbij men uitgaat van een rangorde in die rassen.

    Maar wat is een ‘ras’? Op school leerden we vroeger dat er vier rassen zijn: het blanke, het gele, het rode en het zwarte. Meteen is het duidelijk dat men zich steunt op zeer oppervlakkige kenmerken, in dit geval enkel de huidskleur. Er zijn in de loop der tijden talrijke andere methoden ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de mensen op deze aarde. Met het voortschrijden van de wetenschap heeft men echter moeten vaststellen dat er geen essentieel verschil is, op geen enkel gebied, hoe men het ook bekijkt. Er zijn dus geen rassen. De Europese Unie formuleert het zo: The European Union rejects theories which attempt to determine the existence of separate human races. Council Directive 2000/43/EC

    Wie de mensen indeelt in rassen en daaraan ook nog allerlei negatieve oordelen verbindt, bijvoorbeeld dat het zwarte ras dommer is dan het blanke, of dat het blanke superieur is, vergist zich niet alleen, maar begaat ook een strafbaar feit. Racisme is bij wet verboden. Zo simpel is dat.

    Een racistische partij verdedigt dus een opvatting die wetenschappelijk onjuist is en ook bij wet verboden. Om die reden is het Vlaams Blok destijds veroordeeld. Sindsdien zijn ze wel van naam veranderd, maar niet echt van streken. Zij maken nog steeds een onderscheid tussen allochtonen en autochtonen, ook wanneer die hetzelfde juridisch statuut hebben, bijvoorbeeld dat van Belgisch staatsburger. Zij wensen terug te keren tot een raszuiver Vlaanderen, waaruit alle onzuiver bloed verwijderd is. Enkel wie kan aantonen dat zijn voorouders hier al in de Middeleeuwen woonden, bij manier van spreken, mag blijven, op voorwaarde natuurlijk dat die voorouders uitsluitend tot het blanke ras behoorden. Het Nazisme heeft destijds dergelijke raciale wetten opgesteld, die echter voor grote moeilijkheden zorgden, ook bij prominente Nazi’s: vrijwel niemand kan bewijzen dat er nooit een vreemde eend in de bijt is geslopen. Bedenk dat rassen niet bestaan; hoe kan je dan bewijzen dat je raszuiver bent?

    Racisme is het negatief beoordelen van iemand op zijn of haar uiterlijk, zonder te kijken naar wat die persoon denkt of doet. Zo is het dragen van een hoofddoek voldoende om door het Vlaams Belang (en heel wat personen uit alle andere partijen) bestempeld te worden als volksvreemd. En dat terwijl hun moeders allemaal, zonder één uitzondering, een hoofddoek gedragen hebben. Een getaande huid markeert iemand als ongewenst, kroeshaar eveneens. Je ziet hoe gek dat is.

    Het is zonder meer duidelijk dat de N-VA niet meedoet aan dat racisme. Als democraten beoordelen zij elke mens op zijn of haar eigen waarde en daarmee uit. Zij zijn echter niet blind voor de gevolgen van de immigratie, zeker wanneer die in strijd zouden zijn met onze wetgeving, of onze sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Zo verzet de N-VA zich, zoals alle andere partijen, tegen elke discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, iets wat in traditionalistische moslimgemeenschappen vaak voorkomt, maar ook bij de algemene bevolking nog sterk leeft en vijftig jaar geleden hier nog een evidentie was. Wanneer zou blijken dat immigranten onrechtmatig gebruik maken van onze sociale wetgeving, dan moet aan die wetgeving gesleuteld worden om alle misbruik, door wie dan ook, zoveel mogelijk te verhinderen. Die wetgeving is dan niet gericht tegen personen van een bepaald ras of een bepaalde geografische oorsprong, maar gelden voor iedereen. Wetten mogen niet discrimineren, mogen niet gemaakt worden om een bepaalde groep te treffen, ook niet onrechtstreeks.

    Is de N-VA dan niet racistisch tegenover de Franstaligen in dit land? Helemaal niet. Zoals de meeste Vlamingen heeft de N-VA niets tegen de Franssprekenden als dusdanig. Wanneer wij Vlaamse autonomie opeisen, nemen wij niets af van de Franstaligen. Wij gunnen hen dezelfde autonomie die wij voor onszelf vragen. Er is dus geen sprake van discriminatie of benadelen. De N-VA vertolkt enkel de mening van vrijwel alle Vlamingen, dat de Franssprekenden zich niet moeten bemoeien met hoe wij in Vlaanderen willen leven, en zeker hun wil niet aan ons moeten opdringen. Wij nemen diezelfde houding aan tegenover alle andere landen, ze is niet specifiek tegen de Franstaligen gericht en is dus niet discriminerend of racistisch. Alleen is het zo dat bijvoorbeeld de Russen niet de neiging hebben om ons te komen zeggen hoe het moet en de Franstalige Belgen helaas wel.

    Alle partijen, ook de N-VA, moeten rekening houden met de problemen die kunnen ontstaan wanneer personen van verschillende afkomst samenleven in een staatkundige eenheid. In België is er echter een zeer ingewikkelde staatsstructuur, waarbij bijvoorbeeld al het culturele autonoom beslist wordt door de gewesten en gemeenschappen. En in Brussel, het zogenaamd hoofdstedelijk gewest, loopt alles door elkaar en wonen mensen bij elkaar uit de hele wereld, maar allemaal met een verschillend statuut, naargelang ze officieel Belg zijn of niet, of beide, en Vlaming, Waal of Brusselaar.

    Een racistische partij zoals het Vlaams Blok verzet zich tegen elke vorm van culturele diversiteit: wie naar Vlaanderen komt moet Vlaming worden, zoals de Vlamingen die destijds naar Amerika trokken en na één generatie al niet meer te herkennen waren. De Italianen, Turken en Marokkanen die wij naar hier gehaald hebben, moeten zich dus zo snel als mogelijk aanpassen, of anders vertrekken. Geen hoofddoeken dus of andere exotische kleding, geen exotische restaurants, geen culturele verenigingen van mensen met gemeenschappelijke buitenlandse roots enzovoort. Je ziet het: gekheid en bovendien onmogelijk. (Echte) Vlamingen zijn net zo verschillend van elkaar als van de immigranten en de immigranten lijken veel meer op de autochtone bevolking dan ze ervan verschillen. En de verschillen die zo opvallend zijn, gaan niet dieper dan de kledij, de huidskleur, het krullen van het haar, de culturele gewoonten…

    Ik heb op geen enkel moment kunnen vaststellen dat de N-VA ooit een racistisch standpunt zou ingenomen hebben of gekant zou zijn tegen een multiculturele samenleving. Wel is zij terecht voorstander van een snelle en verregaande integratie van alle immigranten in alle domeinen van het openbaar leven, maar met behoud van hun eigenheid indien zij dat wensen en voor zover dat niet verboden is of strijdig met onze wetgeving.

    Ook op dat punt is de N-VA dus een strikt democratische partij.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    12-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA extreemrechts?

    Manon vroeg me: is de N-VA een extreemrechtse partij?

    Om daarop te kunnen antwoorden, moeten we ons afvragen: wat is een extreemrechtse partij? En zelfs: wat is links en wat is rechts?

    Laten we daarmee beginnen.

    Een linkse ideologie is gesteund op socialistische en zelfs communistische principes. Ze gaat ervan uit dat de politiek ervoor moet zorgen dat de rijkdom van een land zoveel als mogelijk verdeeld wordt over alle burgers. Dat betekent dat de staat in belangrijke mate aan herverdeling van de middelen zal doen en een grote invloed zal uitoefenen op het maatschappelijk leven. Er zullen hoge belastingen geheven worden, vooral op de rijkeren en aan de zwakkeren zal volop steun gegeven worden. De staat zal heel wat domeinen zelf beheren en vooral investeren in algemene voorzieningen, die gratis of aan gereduceerde prijzen binnen het bereik van iedereen moeten zijn. Een linkse politiek streeft naar zoveel mogelijk gelijkheid onder de burgers.

    Een rechtse ideologie zal in tegenstelling daarmee veel meer belang hechten aan het individu en zijn rechten op autonome ontplooiing volgens zijn eigen talenten. De staat moet er vooral voor zorgen dat het individu niet belemmerd wordt in zijn vrijheid en zijn initiatief. Dus minder herverdeling, minder belastingen, minder staatsinmenging, minder steun aan de zwakkeren, minder sociale en algemene voorzieningen. De staat moet er vooral voor zorgen dat iedereen kan werken; wie dat niet kan, heeft slechts recht op een karig levensloon. Een rechtse politiek laat een veel groter verschil toe tussen de burgers, ook financieel.

    Voor links ligt de drijfveer voor de mensen in de solidariteit en het gezamenlijk nastreven van een betere wereld. Voor rechts wordt de mens vooral gedreven door eigenbelang en de zorg voor zijn onmiddellijke naasten.

    Dat zijn de grote lijnen. In die zin is de N-VA ideologisch een centrumrechtse partij, dus veeleer rechts, maar niet overdreven, dus iets meer naar het centrum dan de traditionele liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Open VLD). Dat wil zeggen dat men stevige maar eerlijke sociale voorzieningen wil, meer dan de liberalen, maar niet zoveel als links, de SP-A, de Vlaamse socialistische partij. De N-VA richt zich duidelijk iets meer op de ondernemers en de werkende Vlaming, minder op de zwakste leden van de maatschappij. Dat blijkt uit hun houding tegenover de werklozen: een vangnet, ja, maar geen hangmat. Dus een uitkering die vrij snel afneemt in de tijd, zodat men zich niet knusjes gaat nestelen in een veilig statuut als steuntrekkende. Mensen moeten aangemoedigd worden om te werken, niet om te profiteren. Wie niet door eigen schuld uit de boot valt, kan rekenen op een waardig minimumloon, als en voor zolang dat echt nodig is en als dat kan bewezen worden.

    Wat is nu een extreemrechtse partij? De benaming is slecht gekozen. Men zou immers kunnen denken dat het gaat om radicale liberalen, die alle macht bij het individu leggen en de staat daaraan volledig ondergeschikt maken, een beetje zoals het in Amerika ging in het begin van de twintigste eeuw, of hier bij ons in de negentiende. Zorg voor de armen was dan helemaal afhankelijk van de paternalistische welwillendheid van de rijken, die de armen onbarmhartig uitbuitten.

    Maar dat bedoelen we vandaag niet met extreemrechts. In feite gaat het om een fascistische ideologie, waarbij de macht in handen is van een sterke leidersfiguur, die op niet-democratische manier regeert als een dictator, gesteund op het leger of paramilitaire groeperingen. Fascisme is meestal ook zeer strijdend nationalistisch en sluit allerlei ‘vreemde’ elementen uit, soms zelfs met geweld. Fascisme kan (in naam) socialistisch zijn, zoals het Stalinisme en het Nationaal-socialisme van Hitler en het fascisme van Mussolini, maar door zijn ondemocratisch karakter verglijdt het meestal in een oligarchie, waarbij de macht en het geld geconcentreerd is bij een strikte minderheid.

    De N-VA is geen fascistische partij, gezien haar sterke aanhankelijkheid aan de democratische principes. Zij is zelfs manifest antifascistisch en weigert elk contact of coalitie met fascistische partijen, personen of groepen. Haar uitgesproken nationalisme is niet exclusief, zoals bij de fascisten het geval is. Men is dus niet tegen de vreemdelingen en men wil ze ook niet verwijderen (of uitroeien); men weet dat men nu en in de toekomst nog meer een beroep zal moeten doen op buitenlandse werknemers.

    Het Vlaams-nationalisme is een typisch lokaal en historisch verschijnsel; het gaat terug op de kunstmatige samenvoeging van politiek, taalkundig, etnisch, economisch, cultureel zeer heterogene en bovendien geografisch gescheiden eenheden in een ondemocratische eenheidsstructuur die België heet. De N-VA wil een einde maken aan die historische vergissing, aan die onrechtvaardige staatkundige structuur die ons tegen onze wil opgelegd is en die ons steeds benadeeld heeft in al onze democratische rechten en ons verhindert om onze eigen weg te gaan. De N-VA wil de Vlaamse autonomie nastreven binnen een verenigd Europa, doch met louter democratische middelen.

    De N-VA is dus een democratische, centrumrechtse, Vlaams-nationalistische volkspartij. Zij weerspiegelt als dusdanig de mening van de overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking, ook al stemmen velen nog voor traditionele partijen zoals de Open VLD, de CD&V en zelfs de SP-A, die alle drie echter veel minder uitgesproken radicaal Vlaams-nationalistisch zijn.

    Dat Vlaams-nationalisme trekt nu veel Vlamingen aan, die de ondemocratische en inefficiënte Belgische structuren meer dan beu zijn. Ongetwijfeld verklaart dat het opvallend recent succes van de N-VA. Maar wanneer de N-VA ooit haar doel zou bereiken en Vlaanderen onafhankelijk zou worden binnen Europa, verliest de N-VA datgene wat haar onderscheidt van de traditionele partijen en haar nu aantrekkelijk maakt. Dan zal de N-VA in een crisis belanden; ideologisch zal zij immers nog nauwelijks te onderscheiden zijn van de CD&V en de Open VLD en haar specifiek bestaansrecht heeft ze dan verloren, precies door haar eigen succes. Een natuurlijke grote fusie van centrumrechts dringt zich dan op, waarin ook een groot deel van de huidige extreemrechtse stemmers zal opgaan.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    09-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ian Robertson, Het winnaareffect

    Ian Robertson, Het winnaareffect. Wat succes en macht met onze hersenen doen, Maven Publishing, A’dam, 2012, 326 blz. ongeveer € 23 paperback. Oorspronkelijke titel: The Winner Effect: How Power Affects Your Brain.

    Vooraf wil ik even blijven stilstaan bij de vertaling van dit boek. Zoals recentelijk wel vaker gebeurt, komt de Nederlandse vertaling vrijwel gelijktijdig uit met het origineel. Dat betekent dat er allicht enige tijdsdruk is op de vertaler en naar mijn bescheiden mening is dat hier duidelijk merkbaar. Het Nederlands is over het algemeen begrijpelijk en goed leesbaar; maar het wemelt in deze vertaling van erg on-Nederlandse uitdrukkingen, die zonder meer letterlijk uit het Engels vertaald zijn. Ook de woordvolgorde, die aanzienlijk verschillend is in deze twee talen, is aan dat euvel onderhevig. Het is zeer verleidelijk voor een vertaler om gewoon de woorden van de Engelse zinnen achtereenvolgend te vertalen, zonder je af te vragen of je het resultaat ooit zelf als een Nederlandse zin zou durven voortbrengen. Er zijn ook de klassieke valse vrienden: woorden die op elkaar lijken in de twee talen en die je dus als vertaling gebruikt, terwijl ze vaak het tegenovergestelde betekenen: een host is niet een ‘gast’ in een hotel maar de gastheer, de hotelier. We hebben dus te maken met een onzorgvuldige vertaling in een niet-idiomatisch Nederlands dat vaak stroef en onnatuurlijk aandoet en in het slechtste geval onleesbaar is. Een square jawed pilot wordt dan een ‘loods met vierkante kaken’. En wat maak je hiervan: ‘Ik’ bestaat in de weerspiegelingen van de geesten van mensen, met name van de mensen die mij hebben grootgebracht.

    Dit alles zou niet meer zijn dan een vervelende bijkomstigheid, indien de inhoud ons kon overtuigen en boeien. Helaas is dat niet zo.

    Het boek is een vreemde mengeling van uiteenlopende onderzoeksresultaten van occasioneel experimenteel psychologisch onderzoek overal ter wereld enerzijds en een overvloed aan veeleer sensationele anekdotische illustraties uit de media anderzijds.

    Nu is het algemeen geweten dat de resultaten van psychologische testen aan universiteiten met de allergrootste voorzichtigheid moeten bekeken worden. Het gaat immers meestal om testen met een uiterst gering aantal deelnemers, die een zeer specifiek verschijnsel onderzoeken los van alle andere mogelijke invloeden. Bovendien zijn de proefpersonen meestal eerstejaars studenten aan universiteiten die (al dan niet vrijwillig en vergoed) aan de testen deelnemen in het kader van hun opleiding. Dat select publiek is niet zelden in hoge mate bepalend voor het resultaat. Naast die min of meer aanvechtbare resultaten van methodologisch zwakke experimenten trakteert de auteur ons bovendien op enkele persoonlijke ervaringen uit zijn praktijk en zijn persoonlijk leven, die geen enkele aanspraak kunnen maken op enige wetenschappelijke relevantie.

    Het boek is verder doorspekt met talloze uitvoerige ‘voorbeelden’ uit de media. Dat gaat van de crisis rond de Russische raketten op Cuba tot de Arabische lente, met ruime aandacht voor Tony Blair, Poetin, Clinton, George W. Bush en nog meer figuren uit politiek, economie, sport en ontspanning die al dan niet kortstondig de media haalden.

    Aan de hand van de resultaten van psychologische testen probeert de auteur dan de gebeurtenissen te verklaren die hij als voorbeeld aanhaalt. Maar hij gaat daarbij zo overhaast tewerk, dat de aandachtige lezer herhaaldelijk de wenkbrauwen zal fronsen. Zo is het weinig waarschijnlijk dat de beslissing van Tony Blair om mee te gaan met de Amerikanen in de waanzin van de oorlog tegen Irak louter te verklaren is door de verhoging van zijn dopamine- en testosterongehalte als gevolg van zijn machtspositie als prime minister.

    Daarmee komen we tot het basisidee van het boek: het uitoefenen van macht doet iets met onze hersenen. Het verandert de chemische processen en de elektromagnetische activiteit in onze hersenen, zelfs de fysische structuur van onze hersenen zelf, zodat we ons onvermijdelijk anders gaan gedragen. Wie al enkele malen gewonnen heeft, gaat (onterecht) met meer zelfvertrouwen naar de volgende wedstrijd, omdat die overwinningen niet alleen de hormonale spiegel veranderd hebben, maar ook de hersenen zelf. Dat is de stelling die we op elke bladzijde lezen. Onze omgeving en de functie die we daarin bekleden, bepaalt ons gedrag en wel door de veranderingen die dat gedrag in onze hersenen teweegbrengt. Als je je vuist balt, stijgt de testosteronspiegel in je bloed automatisch, zonder dat je daar iets kan aan doen.

    Het is een merkwaardige stelling. Ze zet namelijk de wereld op zijn kop. Hitler is gewoon het slachtoffer van zijn omgeving en van zijn situatie als Führer. De macht die hij had, veranderde zijn hersenen en deed hem beslissen om Rusland aan te vallen, iets wat hij nooit had gedaan indien hij geen dictator was geweest, maar een democratisch staatshoofd. Maar is dat wel zo?

    Laten we even terugkeren naar de gebalde vuist. Dat is inderdaad een sterk signaal, dat macht, kracht, geweld en bedreiging en overwinning uitstraalt in zowat alle culturen. Ongetwijfeld gaat dat gebaar gepaard met hormonale veranderingen en waarneembare specifieke activiteiten in het lichaam en dus ook in de hersenen. Maar die veranderingen zijn toch niet het gevolg van het gebaar? In tegendeel: het gebaar is een gevolg van een emotie, die een reactie is op een gebeurtenis. Het is de gebeurtenis die de veranderingen teweegbrengt in ons lichaam, meestal zelfs nog voor we ons daarvan bewust worden. Het gebaar is daarvan het gevolg, niet de oorzaak.

    Nu is het perfect mogelijk om in klinische experimenten iemand de vuist te laten ballen en dan te onderzoeken welke gevolgen dat heeft in het lichaam. Daarbij zal inderdaad blijken dat ook het louter gebaar, dus zonder aanleiding of zonder emotie, reacties teweegbrengt in ons lichaam. Dat komt omdat een dergelijk sterk gebaar nu eenmaal verbonden is met sterke emoties. Het lijkt mij echter een zeer eenzijdige conclusie dat wij, zoals de auteur beweert, onweerstaanbaar gedreven worden door de chemische reacties van ons lichaam tengevolge van wat wij doen. Onze omgeving heeft zeker een invloed op ons en dat kan je in allerlei onrealistische testsituaties in psychologische laboratoria perfect illustreren, wat de auteur meer dan overvloedig doet, echter zonder ooit te overtuigen of uit de verschillende testen een geloofwaardige eenheidsvisie te puren.

    De werkelijkheid is oneindig veel complexer dan zelfs de som van alle spitsvondige of ronduit domme experimenten die psychologen kunnen verzinnen. Meer nog, die experimenten zijn veeleer misleidend dan verhelderend. Als men aantoont, in een onrealistische experimentele opstelling, dat proefpersonen die net een tekst hebben gelezen over hun sterfelijkheid anders reageren in een aantal testen dan personen die net een optimistisch succesverhaal gelezen hebben, wat heb je dan bewezen? Niets nieuws, we weten allemaal al heel lang dat wij beïnvloedbaar zijn. Maar door de indruk te verwekken dat wij altijd en volledig beïnvloed, ja gedetermineerd worden door onze omgeving, begeeft de auteur zich op een gevaarlijk pad, dat onvermijdelijk leidt naar beangstigende ethische vragen over verantwoordelijkheid voor onze daden, over schuld en boete. Wij zijn beïnvloedbaar, ongetwijfeld en meer dan we denken. Maar dat is niet het einde van het verhaal, het is slechts het begin. Wij zijn geroepen én in staat tot nadenken en bezinnen en tot verantwoord handelen op grond van humane ethische normen. Dit essentieel kenmerk van het menselijk handelen is op een onbegrijpelijke en verbluffende manier totaal afwezig in dit boek. De mens is herleid tot een laboratoriumrat in een doolhof, de psychologie en de filosofie tot een behaviorisme dat ik al lang en terecht begraven achtte. Ik citeer: ‘De belangrijkste conclusie van dit boek is dat je als mens een product bent van je context: in je privéleven, je sociale leven en je arbeidsbestaan.’ (blz. 295) Ik protesteer!

    Macht verblindt, dat is zijn stelling. Maar niet iedereen die macht uitoefent, wordt een dictator, gelukkig. Overwinnaars worden roekeloos, zo houdt hij vol. Maar ten minste een van zijn voorbeelden spreekt dat tegen. Hitler was in zijn machtshonger veeleer gedreven door zijn eigen ervaringen in de mislukking van Duistland tijdens de Eerste Wereldoorlog dan door de gemakkelijke successen die hij behaalde in Oostenrijk en zelfs Polen. En zo kunnen we voor elk van de aangehaalde voorbeelden andere aanhalen die zijn stelling afzwakken en zelfs tegenspreken. Dat is zeker zo bij sommige hoogst bedenkelijke voorbeelden.

    Zo zou bewezen zijn dat bij de Olympische Spelen de kampers die bij de loting een rood truitje toegewezen krijgen in plaats van een blauw, bijvoorbeeld bij het boksen, aanzienlijk meer kans maken om de overwinning te behalen. Indien dit bewezen was, dan zou men daar toch al lang iets aan gedaan hebben? Het effect van de kleur van het truitje op de uitslag van de kamp kan toch hoogstens marginaal zijn? Zelfs met een rood truitje maak ik geen enkele kans tegen Tyson, toch?

    Nobelprijswinnaars leven langer, gewoon omdat ze de Nobelprijs gekregen hebben, dus met uitsluiting van alle andere factoren. Zo zeggen de statistieken. Bij nader toezien blijkt het verschil echter miniem: ‘een of twee jaar’ op een mensenleven dat langer is dan het gemiddelde; bovendien zijn Nobelprijswinnaars meestal niet erg jong, om het zachtjes uit te drukken. Ze hebben dus nog maar een korte periode te leven; onlangs was er zelfs eentje al gestorven zonder dat het Comité het wist; de prijs wordt in de regel niet postuum toegekend. Bij de Nobelprijswinnaars literatuur is de mediaan (dat is het midden van de opklimmende reeks) 63 jaar. Het Nobelprijseffect kan dus enkel vanaf die dag beginnen te spelen. Het is evident dat de uiteindelijke leeftijd van die mensen slechts in zeer geringe mate afhankelijk zal zijn van de Nobelprijs alleen, maar veeleer het resultaat van een myriade van factoren, zoals bij iedereen. Met simpele statistieken kan je geen complexe feiten verklaren.

    Dat is mijn aanvoelen door het hele boek heen: zo eenvoudig kan het toch niet zijn! Mensen zijn geen proefdieren in een laboratorium. George W. Bush was bij zijn nefaste beslissing om Irak aan te vallen beïnvloed door veel meer dan de auteur laat uitschijnen. En hij was helemaal niet het hulpeloos slachtoffer van zijn hormonen en zijn door zijn machtssituatie verschrompelde (sic!) hersenen; wij kunnen ons zelfs ernstige vragen stellen over de reële macht van George W. als president van de V.S. Tony Blair was een intelligent man (wat we van zijn Amerikaanse collega meestal niet horen zeggen). Zelfs indien hij high was door de positie die hij innam, kon hij nog altijd zelf nadenken of de raad vragen van betrouwbare raadgevers, of de krant lezen. Mensen die omgaan met macht kennen de gevaren, ze hoeven overigens maar naar hun voorgangers te kijken om wijze lessen te leren: macht voert recht naar de ondergang, zowel van de machthebber als van zijn onderdanen en zijn tegenstrevers.

    Al bij al is dit een zeer oppervlakkig boek. Het brengt ons zo goed als niets bij over de meest grondige drijfveren voor ons handelen. Het biedt geen brede visie op de mens als verschijnsel en verklaart onze geschiedenis niet adequaat. Het is niet gesteund op overtuigend wetenschappelijk materiaal en de vele aangehaalde anekdotes geven het slechts een schijn van ernst. Het vertekent onze werkelijke situatie als mens in de maatschappij op een gevaarlijk simplistische manier en miskent zo de complexiteit van ons bestaan en de kracht van onze intelligentie en onze medemenselijkheid. Dat is zeer jammer, want de vraag die aan de grondslag ligt van dit boek, namelijk wat de oorzaken en de gevolgen zijn van machtswellust, is van ongemeen groot belang voor het voortbestaan van de mensheid en van onze wereld.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    05-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sanitaire stop

    We kennen het Latijnse woord sanus wel: mens sana in corpore sano; een gezonde geest in een gezond lichaam. We vinden het ook in sanitair: dat wat onze gezondheid betreft, maar nu een eufemisme voor het toilet, zelf een eufemisme voor het ding waarin we onze ontlasting kwijt kunnen. Een sanitaire stop is een gelegenheid om te gaan plassen of voor de grote boodschap.




    Uit de Latijnse spreuk blijkt dat we sanus zowel voor het lichaam als voor de geest kunnen gebruiken. Toch valt het mij op dat in de Latijnse woordenboeken de aandacht vooral gaat naar de mens, het geestelijke. Als men zegt: sanusne es? vraagt men niet naar je gezondheidstoestand, maar bedoelt men: ben je wel goed wijs? Ben je mal? Een male sanus is geen zieke maar iemand die niet goed bij zijn zinnen is.

    Zo kom ik bij een homoniem, een woord dat eender klinkt als ons ‘sanitair’, maar een andere betekenis heeft, namelijk het Latijnse bijwoord dat is afgeleid van sanus: saniter. Dat betekent dus zoveel als: op een gezonde wijze, maar dan vooral wat het mentale betreft. Als we dat toepassen op het denken, dan drukken we ermee uit dat men zijn gezond verstand gebruikt, of dat men niet zomaar denkt, maar ook nadenkt.

    Filosofen hebben het voortdurend over de rede, de ratio, over redeneren en rationeel bezig zijn. Men zou wel gaan vermoeden dat de rede een heel bijzonder orgaan is, of een extra zintuig. Of misschien is het iets dat iedereen wel heeft maar dat niet iedereen gebruikt. Iedereen denkt, maar niet iedereen denkt na.

    Mijn aanvoelen is dat wij inderdaad allemaal denken, maar niet allemaal even goed. Wij beschikken allemaal over verstandelijke vermogens, die ons in staat stellen om fantastische dingen te doen. Een handenarbeider in een fabriek, een kassajuffrouw in de supermarkt enzovoort, ze moeten voortdurend nadenken. Wie met de auto rijdt, denkt de hele tijd, ook als hij of zij zich daarvan niet bewust is en gedeeltelijk op automatische piloot navigeert. Onze hersenen zijn ononderbroken in de weer, zelfs als we slapen en als het ware helemaal bewusteloos of onbewust zijn.

    Het gaat er dus niet om of we denken of niet, dat doen we onvermijdelijk. Elke mens is een redelijk wezen. Helaas denkt niet iedereen op een gezonde manier, niet saniter.

    Dat blijkt overduidelijk bij mensen met een mentale beperking, of die nu aangeboren is of het resultaat van ziekte, veroudering of een ongeval. Beschadigingen van de hersenen verhinderen het saniter of gezond denken en dat merk je.

    Maar ook mensen die over ‘normaal’ werkende hersenen beschikken, blijken soms mentaal beperkt te zijn. Wie vasthoudt aan vooringenomenheden en tegen alle beter weten in niet wil afwijken van een mening die op zijn minst betwistbaar is, schiet duidelijk tekort op mentaal gebied. Zelfs zeer verstandige mensen kunnen zich daaraan schuldig maken. Ik denk dan aan de talrijke uiterst intelligente mensen die zich op een of andere manier in dienst hebben gesteld van de Kerk en die de totaal ongeloofwaardige en hopeloos voorbijgestreefde opvattingen bleven verdedigen. Kardinaal Danneels en paus Ratzinger zijn daarvan duidelijke voorbeelden. Aan hun intelligentie twijfelt niemand, zij steken zelfs ver boven de gemiddelde mens uit op dat punt; zij zijn manifest in staat om zelfs zeer ingewikkelde zaken te begrijpen en uit te leggen. Maar zij zijn niet in staat, of niet bereid, om sommige zeer eenvoudige en evidente dingen in te zien en daaruit ook hun conclusies te trekken. Dit is slechts een voorbeeld: dergelijke opvallende tegenstrijdigheden komen we voortdurend tegen in alle middens en op alle niveaus.






    De rede en de rationaliteit is dus niet iets dat voorbehouden is voor filosofen; noch is het zo dat de irrationaliteit enkel bij minder begaafden zou optreden. Wij zijn allen bij machte om saniter te denken, maar we doen het niet altijd. Als we vertrouwen op ons gezond verstand, dat gebaseerd is op onze eigen ervaringen en die van anderen, dan valt het nogal mee. De meeste chauffeurs rijden heel behoorlijk, zelfs zonder er bewust bij na te denken; het is zelfs zo dat men daarbij beter niet teveel nadenkt, maar zich precies op die automatismen van ons brein verlaat, en ondertussen zelfs met allerlei andere dingen bezig is. Pas wanneer de routine onderbroken wordt door een plotse onverwachte en bedreigende situatie, grijpt het actieve en bewuste denken weer in.

    Vaak laten we ons echter beïnvloeden door waarheden die ons komen aangewaaid uit de media, dingen die we weten van horen zeggen en die we klakkeloos overnemen, zonder ons af te vragen of de informatie wel klopt.






    Dit is een pleidooi, lieve lezers, voor het denken, het nadenken, het sanitair of liever saniter denken. Of anders gezegd: sapere aude, durf wijs te zijn. Het is niets bijzonders, wij kunnen het allemaal. Het volstaat dat we bereid zijn om stil te staan bij onze overtuigingen, om ze te vergelijken met die van anderen zonder vooringenomenheid, om de gevolgen van ons denken en ons handelen aan een objectief onderzoek te onderwerpen, dat we meer bewust en dus beter gaan leven en samenleven.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    30-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Champions League

    Zou het de leeftijd zijn? Ik weet het niet, maar ik heb er wel behoorlijk last van. Neem nu de voetbalmatch van Anderlecht tegen Limassol onlangs. Er was verder niets op TV dat de moeite waard leek, dus toch maar even kijken. Het belang van die match was dagen van tevoren al opgeklopt tot waanzinnige hoogten, de spanning zat er dus goed in. Anderlecht moest winnen na een dwaze uitnederlaag tegen een nogal onbenullige tegenstander.




    Na drie minuten voelde ik al dat het niet pluis zat. Ik bewoog met het spel mee in mijn zetel. Als de aanval van rechts naar links trok, leunde ik gaandeweg mee naar links naarmate het spel het doel naderde; liep de bal naar rechts, dan voelde ik me onweerstaanbaar naar rechts getrokken, als wou ik door mijn eigen lichaamsbeweging kracht bijzetten aan de aanval. Het was een beetje zoals sommige chauffeurs en de meeste passagiers in een auto, die met hun hele lijf mee remmen en mee optrekken en mee de bochten nemen.

    Bovendien voelde ik mijn hartslag omhoog gaan, zelfs wanneer er op het veld niets noemenswaardig gebeurde. Het was de spanning rond de gebeurtenis die het hem deed, het belang en de inzet van de wedstrijd.

    Ik heb dan maar voor een rustig stukje muziek gekozen en het hele zaakje aan mij laten voorbijgaan. Pas ’s anderendaags heb ik toevallig vernomen dat Anderlecht gewonnen had met het nodige verschil, zodat ze kunnen doorgaan in de Champions League.

    Voetbalwedstrijden zijn er om geanalyseerd te worden, vooraf, tijdens en erna. Laten we dat ook eens doen.

    Vooreerst de inzet, die deze match zo belangrijk maakte. Als Anderlecht verloor, mocht het niet deelnemen aan de groepsfase van de Champions League. Ik geef grif toe dat ik er geen flauw idee van heb wat dat concreet betekent, behalve dat volgens de nieuwsberichten in dat geval de club een startgeld van vijftien miljoen euro zou missen. Nu kan ik me voorstellen dat een dergelijke som zelfs voor een club als Anderlecht geen kattenpis is. Maar wat heb ik daarmee te maken? Ik ben geen fan van die club, ik heb er geen enkele affiniteit mee, eerlijk gezegd kan Anderlecht me gestolen worden. Of ze eerste staan of laatste, in de hoogste afdeling spelen of in vierde provinciale, het maakt me niets uit. Het is een grote commerciële onderneming in de entertainment business, punt uit. Bovendien is het een vorm van ontspanning die me helemaal niet interesseert. Ik ga nooit naar het voetbal kijken en ook op TV stem ik er zelden op af. Ik praat met vrienden en kennissen nooit over het voetbal.

    En toch was ik gespannen, nerveus, kreeg ik hartkloppingen.

    Nu ik erbij stilsta, besef ik dat die hevige gevoelens sterker zijn dan mezelf. Ze komen spontaan op en ik kan ze niet onderdrukken. En dan had ik het ineens door: ook andere mensen ervaren die hevige emoties. Maar in plaats van af te haken, geven ze eraan toe. Ze laten zich opzwepen, gaan op in de match, worden erdoor meegesleept, zwalpen op en neer met de golven van angst en euforie die het spel bij hen oproept bij elke uitgespeelde of gefaalde kans, bij elke aanval, elke bedreiging van het eigen doel.

    Dat is waarom het gaat in zo’n voetbalmatch. En deze match was niet zomaar een doordeweekse aangelegenheid, waarvan het resultaat pas op het einde van het seizoen wordt afgerekend. Nee, het was erop of eronder, alles of niets. Of zo werd het toch voorgesteld. En dus was het een spannende match, niet het minst door het risico op een onverwachte tegengoal die de lat onmiddellijk veel hoger zou leggen, enzovoort. En Anderlecht kwam maar niet tot scoren, tachtig eindeloze minuten lang, wat de spanning steeds meer deed stijgen tot een bijna ondraaglijk niveau. En dan kwam de ontknoping in een spectaculaire ontlading van extatische vreugde bij iedereen, ook bij de vele duizenden die de match hadden gevolgd, in het stadion of thuis. En er werd gedronken en gedanst en gefeest tot in de kleine uurtjes.

    Die emoties zijn niet ongewoon, ze zijn normaal. Honderdduizenden, ja miljoenen mensen leveren zich elke week over aan dat spel. Ze beleven de spanningen die normaal enkel de spelers en de clubbonzen voelen op een plaatsvervangende manier, alsof hun leven er van afhing, hun wedde, hun bonus, hun blijdschap of ongeluk, terwijl ze er in feite niets mee te maken hebben. Ze betalen om te mogen gaan kijken, maar vooral om te mogen mee opgaan in het spel, om hun emoties te mogen botvieren. Het is iets dat aanspreekt, het werkt, anders was het voetbal niet de miljardenbusiness die het is. De media doen er volop aan mee en pikken hun graantje mee van de commercie.

    Mensen hebben veel over voor hun voetbal, zeer veel. De mensheid heeft veel over voor haar voetbal, zeer veel tijd, energie en financiële middelen. En het voetbal is maar één van de vele aspecten van ons tijdverdrijf, van ons omgaan met onze emoties. We zijn blijkbaar ten minste zo veel bezig met onze emoties als met de andere aspecten van ons leven, zoals werken of slapen.

    Er is dus niets verkeerds mee. Blijkbaar hebben wij behoefte aan een emotioneel leven en beantwoordt voetbal, zoals talloze andere vormen van ontspanning, aan die behoefte. En toch heb ik daar mijn bedenkingen bij; het tegendeel zou u trouwens verwonderen, lieve lezers.





    Zie je, die emoties zijn er voor een reden en die reden is niet het voetbal. Onze emoties hebben een functie. Zij vervullen een rol in ons samenleven met anderen. Ze maken het mogelijk dat wij onszelf in stand houden in een complexe maatschappij, waarin wij op ontelbare manieren samenwerken met anderen, tot voordeel van iedereen. Maar zoals alle andere aspecten van ons mens-zijn, kunnen we ook die emoties oneigenlijk gebruiken. Honger is een signaal van ons lichaam dat het voedsel nodig heeft; dorst wijst op het gevaar van uitdroging enzovoort. Woede is een reactie op een of andere vorm van agressie, blijdschap is een reactie op iets dat goed is voor ons enzovoort. Maar wij eten ook als we geen honger hebben en we eten niet zozeer om onze honger te stillen als om onze smaakpapillen te plezieren; we drinken vaak veel meer dan nodig en duidelijk niet om onze dorst te lessen.

    Op de zelfde manier gebruiken we onze emoties niet alleen voor de situaties waarin wij ons meestal bevinden in de maatschappij: we creëren speciale omstandigheden waarin onze emoties op een artificiële manier worden aangesproken: we gaan op een rollerbaan zitten, we beklimmen moeilijke bergen, we doen aan diepzeeduiken en we gaan naar het voetbal kijken. Zoals we meer aan seks doen dan nodig voor de voortplanting, spelen we ook met onze emoties omdat die er nu eenmaal zijn. We houden van opwinding en van de tegenstellingen tussen vreugde en verdriet en de spanningen die dat met zich meebrengt. En dus creëren wij situaties, of laten anderen die voor ons creëren, waarin onze primaire emoties sterk worden aangesproken.





    Theater is daarvan een goed voorbeeld. De auteur van het stuk, de regisseur, de acteurs en alle andere betrokkenen zijn erop uit om onze emoties een goede beurt te geven. Ze maken daarbij gebruik van alle mogelijke middelen, soms op de meest cynische manier. Maar we malen er niet om, we gaan naar het theater om ons te laten misleiden en hoe beter dat het lukt, hoe liever we het hebben. Net zo met film.

    Met de (kijk)sport is het anders. Daar hebben we de verwachting en de indruk dat het geen theater is, maar echt. Dat er geen spelletjes gespeeld worden met ons, maar dat het om een echte wedstrijd gaat, waarin de tegenstanders op een eerlijke manier met elkaar en dus met ons omgaan. Als het allemaal afgesproken spel zou zijn, dan gingen we niet kijken. Het is daarom dat heruitzendingen van wedstrijden zo weinig succes hebben: als we de uitslag al weten, is er niks meer aan. Om dezelfde reden is omkoperij de zwaarste overtreding van het sportethos die je kan bedenken. We hebben de spanning over de (eerlijke) afloop nodig. Het gaat er dus niet om hoe mooi een wedstrijd is, maar hoe spannend en wie er wint en hoe.

    En zo kom ik tot mijn bedenkingen.

    Vooreerst meen ik dat het beter is om je emoties te gebruiken voor het datgene waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk de omgang met de anderen. Het oneigenlijk gebruik, zoals bij het beoefenen van (gevaarlijke) sporten, is voor mij altijd min of meer verdacht en bedenkelijk. Natuurlijk geeft het jou een kick als je gaat skiën, zeker buiten de pistes, of als je een steile bergwand beklimt en eindelijk op de top staat. Maar dan ben je met je emoties aan het spelen, zoals je ook met je genitaliën kunt spelen. Wij mensen kunnen dat en we doen het volop en met veel plezier. Maar zowel uit de praktijk als met een beetje gezond verstand kunnen we leren dat het oneigenlijk gebruik van het een zowel als van het ander uiteindelijk onbevredigend is.

    Het meest genieten we van een koel glas water als we echt dorst hebben. De duurste gerechten moeten het afleggen tegen een boterham uit het vuistje als je echt honger hebt.

    Zo is het ook met onze emoties. Ongetwijfeld waren de fans uitgelaten toen Anderlecht had gewonnen, maar wat hebben ze daar uiteindelijk aan? Hun verwachtingen zijn ingelost, hun vrees is weggenomen en heeft plaats gemaakt voor euforie. Maar ze hebben zich geen echt voordeel gedaan, ze hebben alleen negentig minuten lang hun emoties kunnen botvieren op een kunstmatige, plaatsvervangende manier, gevoed door heel wat drank, opgezweept door de media en door de massahysterie die grote evenementen nu eenmaal meebrengen. De vijand is verslagen, maar zelfs de meest harde fan zal uiteindelijk moeten toegeven dat die vijand in feite helemaal geen vijand is; dat de spelers van de tegenpartij morgen misschien in je eigen ploeg zullen spelen en jouw helden van vandaag morgen verkocht worden voor veel geld, waarvan jij geen cent te zien krijgt. Waarom vechten hooligans van de ene ploeg eigenlijk tegen die van de andere? Wat kunnen ze daarmee winnen?

    Ik heb dus iets tegen het al te opzettelijk of kunstmatig bespelen van emoties. Ik ga nooit naar het theater, nooit naar de film. Ik kan ook geen films bekijken op TV, zeker niet als ze sterk emotioneel geladen zijn en dat is in bijna alle gevallen zo: geweld, diepe psychologische conflicten, gerechtszaken, avonturen… het is me allemaal teveel, zelfs al weet ik goed dat het maar theater is. Ik kan het niet aan, mijn lichaam reageert erop als de spreekwoordelijke stier op een rode lap: mijn hart gaat bonzen, ik krijg een krop in de keel, mijn stem stokt, het koude zweet breekt me uit, de tranen biggelen over mijn aangezicht. Ik weet er uren later nog van en van rustig inslapen is geen sprake, noch van een rustige nacht, de beelden blijven me tormenteren in mijn dromen.






    Leid ik dan een saai leven? Ik vind van niet. Mijn emotioneel leven is zo sterk gekleurd als dat van iemand anders, denk ik. Mijn gevoelens zijn even sterk als die van mijn evennaasten. Alleen ga ik er een beetje anders mee om. Ik vermijd confronterende omstandigheden van alle aard en zoek zoveel mogelijk rust en harmonie op. Ik vind mijn genot op iets meer subtiele plaatsen dan het voetbal, het wielrennen, Formule 1 of een bokswedstrijd; of een porno-, actie- of horrorfilm; of een thriller van een boek. Ik beklim zo weinig mogelijk hoge bergen en verplaats me het liefst te voet of met de fiets. Voor mij geen verre reizen, dure restaurants, zeldzame wijnen of chique kleren. Mijn interesses gaan veeleer naar wat me een genot verschaft dat men wel eens intellectueel noemt, maar dat daarom niet minder genieten is, en naar het plezier dat je kan hebben van heel eenvoudige dingen in het leven.

    Ieder diertje zijn pleziertje. Voor mij mag iedereen die daar zin in heeft naar het voetbal gaan of naar pornofilms kijken. Niemand moet zijn wil opdringen aan iemand anders, alles mag, niets moet, zolang er niemand geschaad wordt. Maar ik vind wel dat er goede en minder goede manieren zijn om met je emoties om te gaan en dat de meer natuurlijke manier uiteindelijk de grootste bevrediging schenkt, terwijl de meer spectaculaire maar minder natuurlijke slechts een snel voorbijgaande opwinding opleveren, die je nadien onbevredigd achterlaat en je alleen maar aanzet tot nog meer, nog heviger, nog krachtiger, nog duurder, nog verder, nog gekker.

    Ik voel me niet beter dan een ander. Maar wel af en toe behoorlijk verschillend.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    22-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Getuigen van Jehova

    Deze morgen was het gelukkig wat koeler. De tropische temperaturen van de laatste dagen zijn niets voor mij, ik zie werkelijk af. Van mijn goede voornemens om wat vaker te schrijven in mijn Kroniek is dan ook niet veel in huis gekomen. Niet dat daartoe geen aanleiding was, in tegendeel. Maar de weinige energie die niet door de hitte werd opgeslokt, verdween in enkele projecten op langere termijn waarmee ik bezig ben voor Spinoza in Vlaanderen. Verbazend hoeveel tijd er daarin kruipt. Maar ik klaag niet, het is werk dat ik erg graag doe en waarbij ik mijn bescheiden talenten volop kan aanwenden, een echte uitdaging dus. Later daarover meer.





    De laatste tijd krijg ik het bezoek van een Getuige van Jehova. Die kwamen vroeger ook al aan de deur en ik stuur ze nooit weg, ik maak altijd een praatje met die mensen. Zij zijn immers met dezelfde onderwerpen bezig als ik: de mens, de samenleving, godsdienst, wetenschap, geschiedenis, de Schrift, het hiernamaals, goed en kwaad. Ik hoef je niet te vertellen dat we het op haast alle punten grondig oneens zijn en ik laat dat ook niet onvermeld in onze gesprekken. Aanvankelijk kreeg ik vooral beginnelingen te zien en te horen, maar misschien omdat ik hen niet meteen wegstuurde zoals de meesten bij wie ze aankloppen, kwam er onlangs een meer onderlegde Getuige opdagen. We hebben enkele keren aan de deur gepraat, maar toen hij laatst weer aanbelde, heb ik hem meegenomen voor een gesprek in de tuin.

    D. is een bijzonder verstandig en goed ingelicht man. Hij kent zijn zaken, maar hij weet ook heel veel van zijn ‘tegenstanders’. Hij is uiterst vertrouwd met de moderne wetenschap en dat verbaasde me. Ik vroeg mij af hoe het kwam dat iemand die zo intelligent is en zo onderlegd, zich toch kan vinden in de klinkklare nonsens die de Getuigen aanhangen, op grond van de Schrift en de letterlijke interpretatie die zij eraan geven. Ik heb die vraag ook rechtstreeks aan hem gesteld, zij het onder iets of wat beleefder bewoordingen, natuurlijk.

    Hij liet zich niet uit zijn lood slaan, het is een ervaren Getuige met een lange staat van dienst, een geboren debater, die niet voor één gat te vangen is. Altijd heeft hij een uitleg klaar. Als hij voelt dat een of ander argument niet aanslaat, schakelt hij naadloos over naar een ander, zonder toe te geven dat hij ongelijk had natuurlijk. Dat maakt het een beetje een dovemans gesprek, helaas. Ik geef niet toe en hij ook niet. We tasten elkaars stellingen af, op zoek naar de zwakke punten.

    Bij hem is dat de starre dogmatiek waarmee hij bepaalde geloofspunten verdedigt die voor mij onaanvaardbaar en ook totaal onbelangrijk zijn. Zo verdedigen de Getuigen dat God de moderne mens, homo sapiens, geschapen heeft uit het niets zoals hij is. Niet dat ze de evolutieleer verwerpen, hoor, ze hebben ondertussen door dat die niet meer te ontkennen valt. God heeft toegelaten dat vanuit een klein levensbegin, waarvoor hij volledig verantwoordelijk is, allerlei experimenten ontstonden die aanleiding gaven tot het ontstaan van allerlei wezens, zoals de voorlopers van homo sapiens. Maar na al die proefnemingen heeft hij dan de mens geschapen zoals het in Genesis staat. Ook de zondeval moeten we letterlijk nemen en dus ook de erfzonde en de verlossing door Jezus van Nazareth. Maar die Jezus is niet te vereenzelvigen met God, nee, er is maar één God. Jezus is de Zoon van God, door God geschapen.

    Enfin, zo zijn er nog heel wat vreemde stellingen die ze verdedigen. Ze doen maar, maar ik vind dat ze hun tijd verliezen. Ze houden vast aan het verleden, aan de Bijbel en aan een dogmatiek uit voorbije eeuwen die wel verschilt van de christelijke, maar niet noemenswaardig. Ze voeren een verloren strijd. Maar ze doen dat op een vredelievende manier en dat siert hen.

    Ik weet niet wat ik moet denken van hun organisatie. Zij maken zich sterk dat ze heel wat mensen ‘redden’: radeloze, vertwijfelde en soms ook aan lager wal geraakte mensen die plots een strohalm aangereikt krijgen en die zich optrekken aan wat van hen gevraagd wordt in een vrij strakke organisatie met vaste rituelen. Ik betwist dat niet. Ongetwijfeld is dat zo. Maar die mensen komen van de regen in de drop, vind ik. Het kan toch niet anders dan dat zij na enige tijd vragen beginnen te stellen over hun nieuw gevonden en een beetje vreemd geloof? En dat ze dan opnieuw gaan twijfelen… Maar ik geef toe: je kan maar beter een voorbeeldige Getuige van Jehova (of een ander soort van christen of gelovige) zijn dan bijvoorbeeld een dakloze drank- of drugsverslaafde.

    Laatst was ik niet thuis en D. liet een brochure en een boekje achter in de brievenbus, met een mooi en vriendelijk kaartje erbij. Ik heb de brochure helemaal gelezen en in het boekje ben ik al een eind over de helft. Allebei zijn het merkwaardige documenten. Op basis van uitspraken van bekende wetenschappers (onder wie ook Dawkins!), proberen zij het bestaan van God te bewijzen. Het is het systeem van het Intelligent Design. De schepping is zo ingewikkeld en zo precair, het universum zo perfect in evenwicht dat het niet anders kan of er ligt een God aan de basis van de orde in de wereld die de wetenschap zo verbluffend ontsluiert.




    Ach, het is zo gemakkelijk om de logica van die redenering om te keren: de mens is ontstaan in het universum zoals het is en heeft zich over miljarden jaren ontwikkeld tot wat hij nu is, uitmuntend aangepast aan zijn omgeving volgens het principe dat Darwin zo geniaal postuleerde, zonder er de fysische oorsprong van te kennen, gewoon op basis van zijn waarnemingen en zijn scherp verstand. Het is met andere woorden helemaal niet verbazingwekkend dat de mens zo precies past in de niche die hij inneemt, het is integendeel evident dat hij is zoals hij is, hij kan niet anders dan zo zijn, als het anders had gekund, dan was hij ook anders geweest.

    Die redenering heeft nog een bijkomend voordeel. Je hoeft er geen God bij te verzinnen en dat is niet niks. Want stellen dat een ander Wezen verantwoordelijk is voor alles wat er is en zoals het is, dat is veel gevraagd, te veel zelfs. Waar komt dat wezen vandaan? Waar komt zijn macht en wijsheid vandaan? Wat heeft het met de mens? Het is niet uit te leggen, het blijft een mysterie. God als verklaring van alles is het probleem alleen maar verschuiven, want dan moet je iets verklaren dat nog veel meer immens, enorm en mysterieus is dan het universum, namelijk een God die dat allemaal heeft geschapen op een of andere manier. Voor het universum zijn er door de wetenschap verklaringen gevonden die de meeste mensen bevredigen. Voor God niet. God kan je niet verklaren, je moet erin geloven. Tja.

    Ik kijk uit naar het volgend bezoek van D., de intelligente, vriendelijke Getuige van Jehova. Ik praat graag met hem. Maar ik vrees dat hij het op een dag welletjes zal vinden, als hij inziet dat ik wel naar hem luister, maar hem niet geloof. Soms verwijt ik mezelf dat ik zo op hem inpraat; misschien breng ik hem wel aan het twijfelen? En wat zou er dan gebeuren? Zou hij nog even gelukkig zijn, even rustig, bijna onverstoorbaar, zelfzeker en Bijbelvast? Ik zou het mezelf nooit vergeven als ik zijn zekerheden zou stuk breken, want al wat ik in de plaats te bieden heb, zijn voorlopige zekerheden, twijfels en de erkenning van onze onwetendheid.

    Spinoza zei het al: godsdienst heeft een rol te vervullen voor het allergrootste deel van de mensheid. Slechts enkelen kunnen zonder God of godsdienst verder. Ik heb altijd geweigerd om dat vandaag nog aan te nemen, want Spinoza zegt ook dat elke mens in staat is tot rationeel denken, filosofen zijn geen freaks van de natuur, iedereen kan doordenken op de belangrijke kwesties. Misschien was het in 1650 anders, maar vandaag heeft vrijwel niemand nog een excuus om niet na te denken maar te geloven zonder nadenken.

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    13-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grote misverstand, nog steeds en alweer

    Het grote misverstand, nog maar eens en nog steeds.

     

    Ik had het hier al over een misverstand dat vandaag heerst, namelijk dat het materialisme een aanslag zou zijn op de menselijke waardigheid. Lees die tekst (nog) eens na, hij vormt de basis voor wat je hieronder (hopelijk) gaat lezen.

    Ons nieuw samengesteld gezin, zoals wij sociologisch te boek staan, is niet groot en niet jong, althans, wijzelf zijn niet meer jong. Lut en ik zijn samen van in 1998. Onze kinderen zijn volwassen, tussen de 30 en de 45 jaar en leiden een zelfstandig leven. Toch zijn wij traditioneel lid van de Gezinsbond, vroeger de Bond van de grote gezinnen, daarna van de grote en jonge gezinnen. Al heel mijn leven lees ik, zij het snel en oppervlakkig,  De Bond, het weekblad van de Bond.

    In de laatste aflevering viel mijn oog op een artikeltje van de hand van Chris Dutry, onder de titel Het tijdperk van het brein. Het is in feite een boekbespreking van een boek van Jan Derksen, Bevrijd de psychologie (uit de greep van de hersenmythe), 208 blz., 2012, uitgeverij Bert Bakker, € 17,95. Ik heb het boek niet gelezen en ben dat ook niet van plan.

    Waarover gaat het?

    De titel zet ons al een heel eind op weg. Het is een pleidooi voor een autonome psychologie, als wetenschap en als praktijk. Zij moet blijkbaar bevrijd worden en nog wel van een mythe, namelijk die van de hersenen.

    Lieve lezer, je voelt me al steigeren. Het grote misverstand dat ik besprak in mijn vorige tekst slaat hier in alle verontwaardigde hevigheid toe. Terwijl de neurowetenschappen zich inspannen om de processen te onderzoeken die zich afspelen in onze hersenen, met als doel een beter begrip van hun werking en de gevolgen daarvan voor ons leven, vinden sommigen dat op die manier de psychologie gebiologiseerd wordt, dat men er een exacte of positieve wetenschap van maakt. Concreet gezien stelt men het voor alsof de neurowetenschap de psychologie als menswetenschap en als therapeutische activiteit zou willen verdringen en haar vervangen door een louter materiële verklaring en een louter materiële therapeutische behandeling: pilletjes, operaties en andere fysieke ingrepen op de hersenen.

    Het misverstand is hierin gelegen, dat de neurowetenschap dat inderdaad beoogt, in de mate dat ze dat kan en gelukkig maar! Want er zijn al spectaculaire resultaten bereikt op dat punt. Heel wat storingen in ons (centraal) zenuwstelsel, voornamelijk in onze hersenen, kunnen nu behandeld worden met fysische middelen en leiden vaak tot volledige genezing en herstel van zelfs aangeboren letsels. Niemand zal dat ontkennen en ook de auteur van het boek doet dat niet.

    Waar hij het blijkbaar moeilijk mee heeft is met een beperking van ons psychisch leven tot fysische processen en een daarbij aansluitende beperking van de therapieën tot materiële ingrepen.

    Ik heb nog geen enkel boek gelezen, van welke neurowetenschapper dan ook, dat een dergelijke beperking voorstelt of verdedigt. Het gaat hier dus duidelijk om een misverstand. Derksen ziet spoken. Onze hersenen zijn geen mythe, het is onze psyche die een mythe is. De neurowetenschap pleit zelf helemaal niet voor een bevrijding van de mens uit de mythe van de psychologie, integendeel. Men heeft ontdekt dat men allerlei storingen, letsels en aangeboren afwijkingen strikt medisch met groot succes kan behandelen, ook en vooral aandoeningen waarbij de klassieke, niet-intrusieve therapieën (meestal gesprekstherapieën), tot nog toe jammerlijk faalden. Maar er is niet één medische neurowetenschapper die beweert dat de klassieke psychologie heeft afgedaan, als wetenschap of als behandelingsmethode.

    Om dit misverstand en de mogelijke oplossing ervan goed te begrijpen moeten we wat dieper ingaan op de zaak.

    Onze hersenen zijn het centrum van onze mentale vermogens. Daar kan van alles verkeerd gaan, want het is een uiterst complex orgaan, veel ingewikkelder dan welke machine die de mens ooit bedacht, laat staan gemaakt heeft. Die hersenen functioneren in en zijn dus afhankelijk van de werking een lichaam. Ook daar kan van alles fout lopen. Als mens leven wij in gemeenschap, op grote en kleine schaal. En weer zorgt dat voor allerlei problemen.

    De medische neurowetenschap heeft in haar therapeutische benadering enkel aandacht voor de problemen die van fysische aard zijn. Een eenvoudig voorbeeld is de behandeling van epilepsie. Men kan met chemische middelen en met elektrische stimuli die ‘ziekte’ bijna volledig onder controle houden, zodat de ‘patiënt’ een zo goed als normaal leven kan leiden. Een materieel defect wordt dan hersteld door een fysische ingreep.

    Het is echter ook mogelijk dat mensen met volkomen gezonde en fysiologisch ‘normale’ hersenen toch niet goed functioneren. Er is dan met andere woorden geen lichamelijk aanwijsbare oorzaak van de ‘ziekte’; er is dus geen fysieke oorzaak. Als er geen fysieke oorzaak of letstel is, ligt het niet voor de hand om te proberen daarop in te grijpen met materiële middelen. Soms doet men dat toch, maar dan veeleer als een ondersteunende therapie of als symptoombestrijding in afwachting van een mogelijke genezing, spontaan of met klassieke therapie.

    Laten we een voorbeeld nemen. Iemand die denkt dat de aarde niet bol is, maar plat, vergist zich, maar is niet noodzakelijk gek. Anders zouden er vroeger wel veel gekken rondgelopen hebben op aarde. Wij kunnen ons vergissen en we doen dat voortdurend, slimme mensen zowel als minder slimme. Het is dus perfect mogelijk om met een goed stel hersenen tot de verkeerde conclusies te komen, of opvattingen te koesteren die net iets minder dan helemaal juist en waar zijn. Kijk om je heen, kijk in je eigen hart, lees dit boek…

    Het gebeurt dat perfect normale mensen plots met psychische moeilijkheden te maken hebben. Onderzoek moet dan uitmaken wat er aan de hand is. Met allerlei testen kan men meestal heel snel naar een diagnose gaan, omdat de symptomen stilaan goed herkend worden. Zo geeft een hersentumor op een bepaalde plaats in de hersenen heel vaak zeer specifieke afwijkingen tot gevolg. Men kan dan gaan zoeken naar die tumor en proberen om die te verwijderen. Zo kan men ook genetisch bepaalde afwijkingen opsporen, of fysische letsels, bijvoorbeeld na een ongeval. Maar het kan ook zijn dat men niets vindt met al de apparaten die men nu heeft, of dat men alleen zeer vage aanduidingen krijgt van een verminderde activiteit hier of daar, terwijl er toch ernstige gezondheidsklachten zijn.

    Dat betekent dan wellicht dat het gaat om een psychische nood, veroorzaakt door een verstoring van het omgaan van die persoon met zichzelf en met zijn of haar omgeving. Wie een dramatische gebeurtenis meemaakt, zoals het overlijden van een geliefde, ondervindt daar een invloed van in zijn of haar leven. Dat kan een weerslag hebben op het functioneren van onze hersenen, zonder aanwijsbare beschadigingen aan te richten. Men kan dan proberen om de hersenen weer beter te doen functioneren, bijvoorbeeld door die centra tot ruste te brengen waarvan men weet dat ze zorgen voor onrust, opgewondenheid enzovoort. Maar dat is een ondersteunende therapie. Als men de oorzaak niet onderkent, zal men het probleem niet blijvend oplossen.

    Er is met andere woorden nog steeds en misschien zelfs nog meer plaats dan vroeger voor een diagnose en een therapie die zich richt op de psychische nood en het psychisch lijden van de mens. Ook de medische neurowetenschap is nog steeds aangewezen op het gesprek, zowel bij de diagnose als bij het opvolgen van de (fysische) behandeling.

    Derksen maakt te weinig het essentiële onderscheid tussen psychische stoornissen die een specifieke fysische oorsprong en behandeling hebben en andere, die hun oorsprong vooral hebben in het functioneren van de mens in de maatschappij, iets wat blijkbaar steeds moeilijker wordt in onze moderne samenleving met zeven miljard mensen. Deze laatste vorm van psychisch lijden is nog steeds gebaat met de klassieke psychologische therapieën, maar kan steeds beter ondersteund worden met aanvullende therapieën uit de medische neurowetenschap. Dat zal de efficiëntie van die gesprekstherapieën aanzienlijk verhogen en de behandeling wellicht inkorten en dat mag allebei wel, want de klassieke behandelingen zijn altijd zeer intensief, uiterst langdurig en leiden helaas op zichzelf bijna nooit tot volledige genezing.

    Derksen heeft dus gelijk wanneer hij stelt dat de klassieke therapieën niet afgedaan hebben. Hij vergist zich echter schromelijk wanneer hij de medische neurowetenschap ervan beschuldigt dat zij dat op het oog zou hebben.  Wat nog erger is: door zich zo rabiaat af te zetten tegen wat die neurowetenschappen kunnen bijbrengen aan de klassieke therapieën, ontzegt hij de patiënten de kans om te genieten van de spectaculaire voordelen die deze nieuwe benadering onbetwistbaar biedt.

     

    En zo blijkt dat ook verstandige mensen schadelijke of zelfs destructieve illusies kunnen koesteren, die kunnen leiden tot hun eigen ongeluk of zelfs ondergang of die van anderen. Derksen heeft allicht geen behoefte aan een medische behandeling, maar een goed gesprek met een neurowetenschapper lijkt me een aangewezen en zelfs noodzakelijke therapie voor hem en zijn geestesgenoten.


    Categorie:wetenschap
    Tags:maatschappij
    08-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blog writer's block

    Lieve lezers,

    als ik terugblik op mijn activiteit hier op mijn blog in de maand juli, dan moet ik toegeven dat er duidelijk sprake is van een zekere terugval, zowel in het aantal van de bijdragen als in hun aard. Hoe is dat te verklaren?

    De zomer is komkommertijd voor iedereen. Op tv zie je bijna uitsluitend herhalingen van reeksen en oude films. Er gebeurt niets, de fut is eruit want iedereen droomt van, is op, of geniet na van vakantie. Het aantal lezers dat mijn Kroniek per dag bezoekt en het aantal bladzijden dat ze aantikken daalt angstwekkend tot ongeveer een derde van het gewone aantal. Waar zijn jullie dan? Wat heb ik jullie misdaan dat jullie me links laten liggen?

    De laatste maanden heb ik me ook meer dan vroeger bezig gehouden met Spinoza. Niet zozeer met het lezen van zijn geschriften, al kwam dat er ook wel bij, maar veeleer met wat er rond hem en zijn filosofie gebeurt, vooral dan in Nederland, waar hij veel meer in de belangstelling staat dan in Vlaanderen. Ik bracht heel wat tijd door op de onnavolgbare website van de onvermoeibare Spinoza-blogger Stan Verdult en volgde de vele sporen die hij daar trok. Ik kwam in contact met Rikus Koops, de hertaler en uitgever van de Korte Verhandeling. Dat leidde tot een intensieve samenwerking bij zijn Toelichtingen, een werk dat ik graag deed maar dat wel heel wat tijd en energie opeiste, maar ook veel voldoening gaf en dat ik ook in de toekomst hoop voort te zetten. Ik schreef zelf ook over Spinoza, uitvoerig over Uriël da Costa en vertaalde Voltaire, toch allemaal enigszins afwijkend van wat je hier meestal aangeboden krijgt.

    Uiteindelijk resulteerde dat in een nieuw initiatief: Spinoza in Vlaanderen. De bedoeling was om een trefpunt te maken voor wat er rond Spinoza ook hier in Vlaanderen gebeurt: waar en door wie wordt hij bestudeerd, publicaties, lezingen, studiedagen en bijeenkomsten van Spinoza-liefhebbers. Het begon met een website waar men zich kon melden als belangstellende of sympathisant. Dat lijstje groeide snel aan, met verscheidene heel belangrijke namen erop, maar ook met gewone mensen zoals u en ik die zo te kennen gaven dat Spinoza iets betekende in hun leven.

    Dat succes was een uitdaging. Ik stortte me enthousiast in het nieuwe project, zoekend naar materiaal dat ik daar kon aanbieden. Dat bleek echter niet zo eenvoudig te zijn. Ik schreef een aantal sympathisanten aan om een bijdrage te vragen, maar veel leverde dat zo meteen niet op. Ik moest me dan ook bezinnen over de inhoud van de nieuwe website, vooral in het licht van wat Stan Verdult aanbiedt. Het is onmogelijk om zijn inspanningen ook maar enigszins te benaderen en dat is ook niet nodig: wat hij doet, hoeft niemand nog over te doen. Er moest dus een eigen aanpak komen, specifiek gericht op de Vlaamse context, maar interessant voor alle Nederlandstaligen. Dat is een veel bescheidener objectief dan dat van Stan, die met succes de hele wereld afschuimt naar elke snipper informatie over Spinoza.

    We zijn nog maar net begonnen met Spinoza in Vlaanderen en we moeten onze weg nog vinden. Er zijn concrete plannen voor enkele nieuwe pistes, die in de volgende maanden hopelijk tot resultaat zullen leiden. Ondertussen druppelen de aanmeldingen verder binnen en ook enkele berichten over activiteiten in Vlaanderen. We gaan het rustig aan doen.

    En ja, lieve trouwe lezers, zo komt er weer wat meer tijd en rust en inspiratie voor mijn Kroniek. Weg dus met de komkommers en de writer’s block! Hierbij bied ik jullie een passend verdichtsel aan dat mijn vriend Jacques voor mij schreef na de donkere blogschaarse dagen van de voorbije maand.




     

    Writer’s Block.

     

    Steeds weer kijkt hij op de klok,

    de schrijver met zijn writer’s block.

    Al zijn hele leven,

    heeft hij het liefst geschreven,

    maar nu is het overleven.

     

    Het enige wat hem nog drijft,

    is de gedachte: ‘wie schrijft, die blijft’.

     

    Jacques Quekel


    Categorie:poëzie
    Tags:levensbeschouwing
    07-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olympisch goud

    De Olympische spelen zijn bijna voorbij en dat spijt me niet. Ik begrijp niet dat mensen daar ook maar enige aandacht aan besteden.





    Het is ten eerste pure commercie, op alle gebied. De Spelen zijn een grote en ondoorzichtige multinational, met enkel commerciële belangen, onder het mom van een nobele en humanitaire instelling.







    Bovendien blijven ze op een domme manier nationalistisch: de atleten worden verondersteld hun land te vertegenwoordigen, maar sommigen hebben al vijf nationaliteiten achter de rug, ze kiezen gewoon een land uit waar ze de beste zijn in hun discipline en laten zich daar nationaliseren, terwijl ze in hun eigen land geen kans maken. Met het systeem van nationale vertegenwoordigers krijg je niet de beste atleten aan de start, maar een zootje van allerlei slag, terwijl topatleten ondanks hun Olympisch minimum geen kans maken omdat er in hun land al iemand is voor die discipline.






    En dan is er de doping: voortdurend worden er atleten aangekondigd die net een dopingschorsing achter de rug hebben. Maar ook los van regelrechte doping zie je gewoon aan al die lijven dat de voorbereiding voor deze en andere spelen niet meer normaal is: diëten, krachtvoer, krachttraining, vochtafdrijvende middelen, er is nauwelijks nog een atleet die er een beetje normaal uitziet. Het zijn allemaal, op een enkele uitzondering na, mensen die met een hele entourage professioneel bezig zijn met sport, gesponsord en gesteund en betaald en gesubsidieerd, miljonairs vaak.

    Het is ook onzin dat de organisatie van de spelen een land vooruit zou helpen op sportief gebied: ga eens kijken in de landen die de spelen recentelijk georganiseerd hebben. De enorme nieuwe stadions en hallen staan leeg en vervallen snel. De nieuwe woonwijken zijn niet ten goede gekomen aan de arme vroegere bewoners die er verjaagd zijn, maar zijn door gehaaide makelaars verkocht aan de betere klasse.

    Ook de zogenaamde democratische bonus die de Spelen zouden meebrengen is een fictie, kijk maar naar China: mensenrechten tijdens de Spelen, ja, min of meer. Maar als iedereen weer weg is? Juist.

    Het heeft allemaal met normale sportbeoefening door normale mensen niets meer te maken.

    Als je aan dat alles denkt terwijl je zit te kijken, dan is het plezier er meteen af. Ik kijk dus niet meer.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Levende wezens, dode materie

    Er bestaat geen twijfel over: er is leven op aarde. De NASA heeft zonet een robot op Mars laten landen om te onderzoeken of daar ooit omstandigheden zijn geweest waarin het mogelijk was dat er zich leven zou ontwikkeld hebben. Als er ooit een buitenaardse beschaving een sonde naar de Aarde zou sturen, zou die niet eens hoeven te landen: wij zijn ongetwijfeld de meest zichtbare, hoorbare, ruikbare planeet van de hele Melkweg en belendende percelen. De stralingen die we uitzenden voor eigen gebruik zouden de communicatiesystemen van al onze buren lichtjaren in het rond drastisch verstoren, indien we buren hadden, natuurlijk.




    Nee, er is leven op aarde, massaal veel en verscheiden leven. Dat is zo evident dat we er niet eens bij stilstaan. Leven is de norm, er is niets ongewoons aan. Wij kijken neer op al wat niet leeft, we noemen het zelfs ‘dood’. Leven is een kwaliteit van de dingen. Het is een onderscheid dat we feilloos maken: er zijn levende wezens en er is dode materie. Een muis leeft, een steen is dood, zo simpel is dat.

    Of niet?





    Wees niet bevreesd, ik ga niet proberen om je ervan te overtuigen dat een steen ook leeft. Maar ik heb wel enkele bedenkingen bij die muis.

    Als je ze zo ziet lopen, schichtig en snel, beducht voor gevaar en altijd op zoek naar iets eetbaars, dan twijfel je natuurlijk niet: die muis leeft. Maar laten we eens nagaan waaruit die muis bestaat. Spieren en botten en vel en organen en haar en klauwen en bloed. En waaruit bestaan die? Uit levende cellen. En waaruit bestaan die? Uit moleculen. En waaruit bestaan moleculen? Uit atomen, en in het geval van organische stoffen is daar altijd ten minste één koolstofatoom bij. Atomen bestaan uit een kern, waarin protonen en neutronen zitten en elektronen die rond die kern draaien. Die protonen, neutronen en elektronen zijn allemaal identiek, in heel het universum. Het is hun aantal binnen een atoom dat de atomen verschillend maakt.

    Waar is de grens van het leven? Atomen leven niet en hun onderdelen ook niet. Moleculen wel? Nee: het zijn verzamelingen van atomen die op een bepaalde manier aan elkaar vasthangen en zo scheikundige stoffen vormen; de molecule is de kleinste eenheid die nog de eigenschappen van een stof bezit. De volgende stap is de levende cel, een verzameling van moleculen. Maar het is een grote stap, want zelfs de kleinste cel is een enorm complex van allerlei soorten moleculen. En een cel leeft: ze kan zich voortplanten, op haar eentje, of samen met andere cellen. Daar ligt dus de grens.






    Alle levende cellen bestaan echter nog altijd uit dode materie en wel uit dezelfde dode materie: elektronen, protonen, neutronen. We zouden nog verder kunnen gaan, want er zijn nog kleinere partikeltjes, we weten niet eens hoeveel, we zijn ze nog volop aan het ontdekken. Maar laten we het hierbij houden: levende cellen zijn samengesteld uit dode materie. Het zo beroemde DNA, waarin ons genetisch materiaal is opgeslagen, is dode materie. En heel ons lichaam is dode materie. Leven is dus een verzameling van dode stof. Elk levend wezen is een tijdelijke configuratie van identieke deeltjes. Dat is evident ook zo voor alle andere, niet-levende materie. Levende en dode materie verschillen op dat punt niet. Levende wezens zijn net zo goed verzamelingen van elektronen, protonen en neutronen. Het verschil is enkel dat in het ene geval de moleculen ook een koolstofatoom bevatten.

    Maar wat een gevolgen heeft dat minuscuul verschil!

    Een steen, een muis, een mens…

    Maar vergeet het nooit: alles bestaat uit dezelfde drie identieke deeltjes. Het is alleen de samenstelling die verschilt en die maakt dat de wereld zo ongelooflijk divers is. Ook levende wezens bestaan alleen uit dezelfde drie identieke deeltjes. Wat ons speciaal maakt, is niet de materie waaruit wij bestaan, maar de specifieke combinatie van die deeltjes. Wij zijn een stuk van de natuur zoals al de rest, wij zijn uit dezelfde bouwstenen gemaakt, alleen de architectuur verschilt, alleen het aantal gebruikte bouwsteentjes.



     





    Dat heeft zo zijn gevolgen. Lieve lezer, je zou raar opgekeken hebben indien ik beweerd had dat stenen kunnen spreken, of zelfs muizen. Maar is het niet even vreemd dat een andere samenstelling van dezelfde elementen dat wel kan? Gewoon één koolstofatoompje maakt het verschil voor het leven. Er is dus niets mysterieus aan. Levende wezens zijn gewoon een andere combinatie van dezelfde bouwstenen. Die combinaties zijn spontaan ontstaan, onder de gepaste omstandigheden, gewoon omdat ze konden ontstaan. Dat begon heel klein en heel eenvoudig en het werd alsmaar complexer tot we gekomen zijn waar we vandaag staan: kijk om je heen.

    Als alles uit dezelfde materie bestaat, zijn de wetten van die materie op alles van toepassing. Er zijn speciale wetten voor de steeds meer complexe configuraties, maar de basiswetten die gelden voor de basiselementen van de materie blijven steeds gelden, hoe complex de materie ook is. De opzoekingen die men in CERN in Zwitserland doet naar de kleinste partikels van de materie betreffen niet een of andere vreemde stof zoals uranium, maar de elementaire deeltjes waaruit ook jij en ik samengesteld zijn. Het higgsboson bevindt zich niet ergens verborgen in de grootste en meest complexe machine die de mens ooit uitgedacht en gebouwd heeft. Het zit in elk atoom waaruit wij samengesteld zijn.






    Als we deze eenvoudige waarheid onder ogen nemen, namelijk dat wij mensen niet meer zijn dan een zeer tijdelijke en erg precaire, kwetsbare en onvolmaakte configuratie van elektronen, protonen en neuronen, dan lijkt het toch wel erg hoogmoedig om te veronderstellen dat wij op een of andere manier zouden onsterfelijk zijn. Dat wij zouden beschikken over een geest of een ziel die onafhankelijk is van de materie en die niet onderworpen is aan de natuurwetten. Dat er een of meer wezens zouden zijn die niet uit die bouwstenen bestaan, maar uit ‘iets anders’. En dat een dergelijk wezen als een goede vader de mens zou liefhebben.

    Kom nou!

     

     


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    05-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onrust

    De laatste tijd word ik beslopen door een ontstellende onrust.

    Ik merk dat aan subtiele veranderingen in mijn leefpatroon. Ik lees minder en minder lang aan een stuk, ik leg wat ik lees vaker naast me neer en zit dan een tijdlang in het ijle te staren. Ik schrijf minder op mijn Kroniek, en noteer meer onrijpe of afgebroken gedachtegangen in mijn notitieboekje. Ook het dagboek dat ik bijhoud op mijn laptop is al maanden onaangevuld. Ik breng heel wat tijd door op Facebook.

    Ik ben ook meer bezig met Spinoza, vooral praktisch dan. Dat heeft geleid tot Spinoza in Vlaanderen en daar steek ik ook veel tijd in. Ik ga ijverig op zoek naar wat ik op de nieuwe website kan brengen en beland zo op de meest diverse sites, met talloze gegevens die ik niet hoef of wens te herhalen. Ik wil een trefpunt van maken voor wat er rond Spinoza leeft in Vlaanderen, maar hoe?

    Stilaan ben ik me bewust aan het worden waar die onrust vandaan komt. De vele uren die ik doorbreng op het internet leveren een overvloed op aan impulsen en stimulansen, veel meer dan ik kan verwerken. Ik loop door een Kretenzisch labyrint en ben helaas Ariadne’s rode draad al lang kwijt, ik ijl naar adem snakkend door de gangen van Borges’ bibliotheek en om elke hoek begint een nieuwe gang, achter elke deur schuilt een andere, elke kamer is slechts het voorgeborchte van een volgende, nog veel grotere, met nog meer onvatbare woorden, nog meer boeken waarvan ik amper de titels kan ontcijferen en die ik nooit kan gelezen krijgen.

    Elk onderwerp dat ik aanraak, dwingt me om verder te kijken dan mijn neus lang is. Ik ben een dwerg op schouders van giganten, maar wat ik te zien krijg zijn geen horizonten maar een mateloos verstrengeld oerwoud van overweldigende betekenissen dat niet verschilt van absolute zinloosheid. Achter elk woord doemt een gans epos op. Ik ben overdonderd. Als ik ook maar eventjes elk spoor volg dat zich aandient, val ik allengs uiteen in duizend steeds kleinere kareltjes die zich elk als driftige mieren een onnaspeurlijke weg zoeken in een nest dat zich eindeloos uitstrekt, uitzichtloos en genadeloos.

    Ik ben fractaal, gebroken.

    Mijn systeem is overbelast. Mijn vriend Jacques legde al de vinger op de wonde: ik ben aan het schaakspelen op vier borden tegelijk, of nog meer.

    Een vos weet veel dingen, een egel weet er één groot.

    Ik heb me laten afleiden. Ik was niet meer tevreden met mijn eenzame zoektocht naar dat ene grote ding. Maar, lieve lezer, ik was zo alleen, zo alleen in mijn gedachten dat het niet meer te harden was. Ik wou andere mensen ontmoeten, natuurlijk het liefst mensen zoals ik, om samen mezelf te zijn. Ik wou mezelf delen met anderen, mezelf mededelen. Ik wou dat anderen me leerden kennen en appreciëren, niet alleen virtueel maar in levenden lijve. Maar elke mens is anders, wij zijn zo gruwelijk verschillend, zelfs als we op elkaar lijken, van ver.

    Ik ben toch maar op zoek gegaan, grotendeels vruchteloos, allicht. Ik heb vaak vrede genomen met minder dan ik zocht, om niet met lege handen achter te blijven, vol van mezelf. En toch is dat wat gebeurd is, met een teleurstellende en terneerdrukkende onrust op de koop toe.

     

    Nu is het dan tijd voor inkeer.

    Bezinnen over de opgelopen schade en redden wat nog te redden valt. Terugkeren op mijn stappen van wat valse sporen waren. Slechte gewoonten weer afleren. Weer veeleisend worden voor mezelf en voor de anderen. Me niet meer tevreden stellen met minder, me concentreren op wat echt en goed is. Niet meer alles zelf willen doen. Beperken om te overleven.

    Het leven dat me rest wordt alsmaar korter, er is geen tijd te verliezen. Ik wil er het beste van maken.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    26-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olympische spelen

    Over enkele dagen beginnen de Olympische spelen. We zullen dan weer een schitterende demonstratie krijgen van wat de mens met zijn lichaam kan verwezenlijken: citius, altius, fortius. Sneller, hoger, sterker. Deelnemen is belangrijker dan winnen, zal men beweren, maar om deel te nemen moet je wel al een en ander gewonnen hebben, je komt er niet zomaar in, er moeten Olympische minima gehaald worden in de verschillende sporttakken. Een gewichtheffer maakt dan geen kans bij de honderd meter vlak, een renner niet bij het discuswerpen, een schermer niet bij de marathon enzovoort.



    Het is dus een kwestie van specialisatie. We zijn allemaal mensen en we lijken meer op elkaar dan dat we van elkaar verschillen. Zelfs in extreme gevallen, qua lengte, gewicht, proporties, spiermassa, huidskleur of wat dan ook, bestaat er geen twijfel over dat we allemaal mensen zijn. Er mag al eens één geval zijn op vele tienduizenden waarbij het niet zo heel duidelijk is of het om een man gaat of een vrouw, maar niet of het een mens is of… ja, wat? Nee: we herkennen een mens blindelings.

    De lichamelijke kenmerken zijn inderdaad enorm verschillend, maar niet altijd gemakkelijk te zien. Een sprinter als Bolt is een prachtige atleet, als je niet zou weten wat zijn specialisme is, zou je het niet kunnen afleiden uit zijn lichaamsbouw. Zelfs sommige gewichtheffers zien er heel normaal uit, in de laagste gewichtscategorieën zelfs iets minder dan indrukwekkend. Langeafstandslopers zien er helemaal niet uit alsof ze de voorgeschreven afstand zullen halen. We kunnen ons lichaam dus trainen om bepaalde dingen te doen en dat is zowel een mentale kwestie als een puur lichamelijke.

    Men spreekt wel van een sporthart: dat klopt veel trager en kan bepaalde inspanningen beter verwerken. Men zegt dat niet van de lever, of de nieren, de maag of de darmen enzovoort. Ons lichaam bestaat uit verschillende onderdelen, die allemaal min of meer goed moeten functioneren en met elkaar samenwerken om tot een bepaald resultaat te komen. Als één ervan het laat afweten, dan zijn de gevolgen vaak aanzienlijk. Het aantal sportblessures op het hoogste niveau is spectaculair, in alle sporttakken.

    We zien dus dat ons lichaam een complex geheel is, met duidelijk onderscheiden onderdelen, die elk voor een bepaalde functie instaan en die er samen voor zorgen dat wij in leven blijven en in staat zijn tot zelfs uitzonderlijke sportieve prestaties. Training is daarbij van groot belang. We zien ook in dat onze mentale vermogens daarbij een belangrijke rol spelen.

    Maar niet iedereen is tot alles in staat. Hoe goed ons lichaam ook gebouwd is, hoe hard we ook trainen, hoezeer we het ook willen, sommige dingen, of zelfs de meeste lukken ons niet. Er zijn maar enkele atleten die de wereldtop bereiken in elke discipline. Wij, de gewone mensen, kunnen er allen naar kijken en ervan dromen. Sommige mensen zijn in staat tot zeer uitzonderlijke prestaties, die voor anderen zonder meer uitgesloten zijn.

    Ik heb tot hiertoe niets nieuws of verrassends verteld. Het zijn dingen waarover we het eens zijn. Maar laten we nu eens denken aan onze geestelijke vermogens?

    Een eerste verschil is dat we onze hersenen niet kunnen zien. Een Nobelprijswinnaar herken je niet op straat. Ons lichaam verraadt onze mentale capaciteiten niet. Stephen Hawking is een van de knapste geleerden die er ooit geweest zijn, maar zijn lichaam is… waardeloos. Slechts met grote moeite slaagt hij erin om zijn mentale processen in gang te houden en zonder hulp van anderen kan hij zo goed als niets.






    Wij gaan ervan uit dat iedereen ongeveer dezelfde hersenen heeft en dat is grotendeels ook zo, maar alleen zoals wij ook allemaal ongeveer hetzelfde lichaam hebben, hetzelfde hart, lever, nieren, maag… Bovendien zijn onze hersenen geen homogeen orgaan zoals de andere. Wat wij met een verzamelterm ‘hersenen’ noemen, is een bonte verzameling van zeer verschillende onderdelen, die er ook verschillend uitzien en die totaal verschillende functies waarnemen, die samen leiden tot het algemeen resultaat. Je kan onze hersenen eigenlijk vergelijken met het geheel van ons lichaam: een eenheid in complexiteit, waarbij de verschillende onderdelen samenwerken om een bepaald resultaat te bereiken.

    Zoals alle mensen een lichaam hebben dat in de details grondig verschilt van dat van alle andere mensen, zo is dat ook voor onze hersenen. Elk onderdeel ervan kan groter of kleiner zijn, beter of slechter werken, minder of meer mogelijkheden hebben om zich te ontwikkelen door oefening en met wilskracht enzovoort. En zoals bij ons lichaam zijn de prestaties waartoe wij met onze hersenen in staat zijn, verschillend van persoon tot persoon. Misschien is ook dat een evidentie, maar dan een waarbij we niet stilstaan en waarmee we niet altijd voldoende rekening houden.

    Wij nemen zomaar aan dat iedereen over verstand beschikt, geestelijke vermogen, een bewustzijn, een ziel of hoe men het ook wil noemen. Zeker als we het over de ziel hebben, zijn we geneigd om nogal uniform te denken. Iedereen heeft een ziel en wat we ons daarbij moeten voorstellen weten we niet goed, maar we gaan uit van de veronderstelling dat iedereen dezelfde ziel heeft, of men die nu van God gekregen heeft of niet. Ook als we over onze ‘geest’ spreken, zoals in het duo lichaam-geest, denken we minder aan mogelijke verschillen dan aan identieke exemplaren. De mens is een geestelijk wezen, in tegenstelling met andere, en dat verschil is universeel, het geldt evengoed voor alle mensen. Het geeft ook zonder meer recht op een menswaardige behandeling, gegarandeerd door de Universele verklaring van de rechten van de mens. Alle mensen zijn vanuit dat oogpunt volkomen gelijk, het is een kwaliteit die ze allen in dezelfde mate bezitten, zonder onderscheid des persoons op welk secundair punt dan ook: ras, geslacht, leeftijd, huidskleur, godsdienstige of ideologische overtuiging, seksuele geaardheid enzovoort.

    Als we er even over nadenken, dan weten we dat wij mensen net zo verschillend zijn op mentaal als op lichamelijk gebied. Onze hersenen zijn onderling zo verschillend als onze lichamen, niet alleen in hun fysiologische verschijning, zoals gewicht en relatieve grootte van de verschillende onderdelen, maar ook, zoals bij ons lichaam, in wat wij ermee kunnen doen, zomaar en met training, oefening en wilskracht. Sommige mensen zijn ook op mentaal gebied Olympisch kampioen, er zijn bijvoorbeeld wiskundeolympiades, spellingwedstrijden, quizzen, schaaktornooien enzovoort.

    Als we dus spreken over ‘de’ mens en zijn of haar geestelijke vermogens, dan moeten we goed beseffen dat we over een ‘denkmachine’ praten die in elk individu enorme verschillen vertoont die nog veel aanzienlijker zijn dan die van onze lichamelijke kenmerken.

    Een mens is echter geen geest-in-een-lichaam, maar een eenheid van lichaam en geest. Onze hersenen zijn een orgaan zoals onze andere organen, ze kunnen niet functioneren los van de rest van het lichaam, zoals het lichaam niet zonder dat essentiële onderdeel kan werken. Onze lichamen verschillen dus van elkaar op twee manieren: enerzijds lichamelijk, inclusief onze hersenen, maar ook in wat wij met ons lichaam kunnen doen, zowel op puur lichamelijk gebied als op mentaal, waarbij die twee voortdurend samenwerken en elkaar bepalen. Twee mensen met een vergelijkbaar lichaam zijn tot zeer verschillende prestaties in staat. Onze fysieke verschijning geeft ons mogelijkheden en ook grenzen en die zijn voor iedereen anders, vooral omdat wij met onze mentale vermogens onze mogelijkheden enorm kunnen uitbreiden en onze grenzen quasi eindeloos verleggen, of juist niet.

    De individuele verschillen in onze lichamelijke opmaak zijn dus in zekere mate bepalend voor wie we zijn en wat we aankunnen, maar dat wordt gewijzigd, in min of meer belangrijke mate, door wat we met onze mogelijkheden aanvangen. De verscheidenheid is dan ook zo groot, dat we gerust kunnen stellen dat er geen twee mensen eender zijn in wat ze zijn en tot wat ze in staat zijn.

    Dat heeft een aantal uiterst belangrijke gevolgen, die vooral in extreme en specifieke gevallen tot uiting komen, maar die we eigenlijk nooit uit het oog mogen verliezen.

    Zo zijn er mensen die defecte hersenen hebben, we spreken van mentaal gehandicapten of mensen met een mentale beperking. Die kan ook lichamelijk zichtbaar zijn, of niet. Ze kan onschuldig zijn, of niet. Er is een groep van mensen die men psychopaten noemt of sociopaten en dat is een mentale afwijking (van de statistische algemene norm) die men uiterlijk kan vaststellen op basis van het gedrag, niet op basis van uiterlijke lichamelijke kenmerken, maar die wel degelijk fysiologisch waarneembaar is in de hersenen: de hersenen van psychopaten zien er anders uit dan die van niet-psychopaten. Het is dus niet zo dat hun hersenen alleen maar anders werken, nee: hun (defecte) werking wordt veroorzaakt door het feit dat ze anders zijn, (ten minste!) zo anders als bij iemand die met één arm of een been of blind of doof geboren wordt.

    Dat stelt ons voor grote uitdagingen. Kan men een psychopaat verantwoordelijk stellen voor zijn daden, die evident bepaald worden door de hersenen die hij of zij heeft?

    Men heeft kunnen vaststellen dat alle mensen die typisch psychopathisch gedrag vertonen (bijvoorbeeld seriemoordenaars), ook die typische hersenstructuur vertonen. Maar anderzijds heeft men ook vastgesteld dat een aantal mensen, inzonderheid de verwanten van die psychopaten, (min of meer) dezelfde structuur vertonen, zonder dat dit aanleiding geeft tot psychopathisch gedrag. We kunnen dus niet zomaar iedereen onder de scanner leggen en op basis van de hersenstructuur opsluiten, voor het geval dat zij ooit seriemoordenaar zouden worden. Zie je het probleem? Alle seriemoordenaars hebben een specifieke hersenafwijking, maar niet iedereen met die afwijking is of wordt een seriemoordenaar. Er zijn dus bijkomende elementen die maken dat iemand met dergelijke mensen ook begint te moorden. We weten nu dat de levensomstandigheden daarbij een grote rol spelen, zoals armoede, lichamelijke en geestelijke verwaarlozing en het ondergaan van misbruik en geweld. Maar ook voor die omstandigheden is het individu zelf niet (alleen) verantwoordelijk.






    Minder spectaculair maar misschien nog belangrijker vanuit een bepaald oogpunt, is de kwestie van het onderwijs en de opvoeding. Traditioneel proberen we onze kinderen op te voeden tot een bepaalde algemene norm. Voortdurend leggen we termen vast waaraan ze moeten voldoen: leesvaardigheid, maar ook rekenen, onthouden, algemene kennis enzovoort. Heel het onderwijs is daarop gebouwd: de kinderen zover brengen dat ze bepaalde minimale normen halen. We vergeten daarbij al te vaak dat alle kinderen verschillend zijn, zeer verschillend, zowel fysiek als mentaal, zoals we hebben gezien. En niet alleen dat: ook de manier waarop ze die twee elementen integreren is verschillend, en hun omstandigheden zijn verschillend, zeer verschillend. En toch willen we dat ze allemaal hetzelfde kunnen. Het is een vrijwel onmogelijke opgave.

    Wat mij daarbij vaak tegen de borst stuit, is dat het onderwijs die (negatieve) verschillen toewijst aan de luiheid, onwil, domheid, tegendraadsheid of wat dan ook van de leerlingen en al te weinig rekening houdt met een aantal mogelijke oorzaken, fysieke, mentale en omgevingsfactoren die een grote invloed kunnen hebben op de mogelijkheden en de prestaties van een kind.

    Meer in het algemeen zien we dat in onze samenleving de mensen zeer verschillend leven. Men kan wel bepaalde patronen en gewoonten aanwijzen en zelfs gedragingen voorspellen. Zo weten we dat het druk zal zijn op de wegen naar de kust als de zon schijnt en dat je op vrijdag- en zaterdagavond moeilijk een vrije tafel in een restaurant zal vinden. Maar kijk eens om je heen naar je buren en je stelt meteen vast dat er binnen de algemene mogelijkheden die er zijn, heel wat variatie mogelijk is.

    Bedenk dan altijd dat heel wat van die verschillen, en vooral die aspecten die jou het meest verwonderen of irriteren, niet zonder meer te wijten zijn aan de onwil, de domheid of de boosaardigheid van de betrokkenen, maar wellicht het resultaat zijn van hun genetische samenstelling en van hun persoonlijke geschiedenis en dat zij voor geen van beide persoonlijk verantwoordelijk kunnen of mogen geacht of gesteld worden.

    Wij zijn verschillend, zeer verschillend en niet alleen hoe we eruit zien. Ook onze hersenen zijn verschillend, zeer, zeer verschillend en dat heeft gevolgen, kleine en grote. Wij zijn zoals we zijn en niet altijd zoals we verondersteld worden te zijn. Laten we elkaar dus wat vaker welwillend benaderen zoals we zijn. En als we daar in een aantal gevallen al dan niet terecht moeite mee hebben, laten we dan niet al te lichtvaardig oordelen, maar gewoon rustig die mensen vermijden waar we het nu eenmaal moeilijk mee hebben, zonder hen te veroordelen, in het besef dat er ook mensen zijn die het niet zo op ons begrepen hebben. Er is genoeg volk op aarde en de aarde is groot genoeg opdat we niet gedwongen zouden zijn om voortdurend samen te leven met onmogelijke anderen.


     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    24-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de kogel is door de kerk, of net niet?

    We lazen het in de vorige aflevering bij Cicero: het is veel gemakkelijker om in te zien dat iets niet juist is, dan om uit te leggen hoe het dan wel is. Kritiek is de eerste stap naar inzicht, maar de tweede stap moet ook gezet worden, anders blijft het een steriele bezigheid.

    De godsdienstlessen die ik in mijn jeugd heb gekregen, staken schril af tegenover al de andere vakken. Er was altijd wel iets dat niet klopte, dat je niet letterlijk mocht nemen, of dat helemaal onwaarschijnlijk was. Wat je geleerd had over rekenen, taal, biologie enzovoort, kon je niet toepassen in de godsdienstles. En dus was mijn spontane reactie steeds: dat klopt niet! En zo is het gebleven. Uiteindelijk schoot er van de godsdienst, in mijn geval het katholicisme, niets meer over dat ook maar enigszins weerstand kon bieden aan grondige, eerlijke kritiek.

    Maar daar zit je dan: je bent tot de overtuiging gekomen dat godsdienst waardeloos, ja zelfs nefast is, gevaarlijk. Maar hoe moet het dan wel? Moeten we de godsdiensten nu uitroeien? En hoe? Hoe moeten wij onze samenleving ordenen? Hoe is de wereld ontstaan? Wat is goed en wat is slecht? Als er geen hiernamaals is, wat voor gevolgen heeft dat voor ons leven? Hoe ziet een maatschappij zonder godsdienst eruit? Hebben we geen nood aan profane rituelen, bijvoorbeeld voor de belangrijke momenten in ons leven: geboorte, de overgang naar adolescentie, huwelijk, pensionering, dood? Is het niet zinvol om regelmatig samen te komen met de mensen met wie je samenleeft? En wie zal dat allemaal organiseren? Op welke basis? Het zijn vragen die wij ons meer en meer moeten stellen, nu de godsdienst zo goed als volledig uit ons leven is verdwenen.

    Met deze overwegingen wil ik ook proberen de indruk te ontkrachten die de aandachtige of toevallige lezer van mijn teksten zou kunnen opdoen, namelijk dat ik alles weet, alles al bedacht heb, voor elke vraag een antwoord klaar heb. Lieve lezers, dat is niet zo! Hoe meer je nadenkt, hoe complexer de dingen worden.

    Ook dat vinden we bij Cicero in zijn tekst over De Goden: ‘Vraag je me naar de ware natuur en de hoedanigheid van de godheid, dan verwijs ik naar het voorbeeld van Simonides. Toen deze dezelfde vraag kreeg van de tiran Hiëro, bedong hij een dag om erover na te denken. De dag daarop werd hem hetzelfde gevraagd en vroeg hij om twee dagen. En zo ging dat verder, waarbij hij steeds het aantal dagen verdubbelde. Toen Hiëro verbaasd vroeg waarom hij dat deed, zei hij: “Omdat hoe langer ik erover denk, des te minder hoop ik eruit te komen.” Nu staat Simonides niet alleen bekend als een zoetgevooisd dichter, maar ook als anderszins geleerd en wijs. Ik kan me dus indenken dat hem een hoop scherpzinnige en subtiele argumenten voor de geest kwamen, maar dat hij niet kon uitmaken welke het meest waar was, en zo ging wanhopen aan het bereiken van de waarheid.’


     





    Of ik als dichter even zoetgevooisd ben al Simonides (ca. 556 – 468 voor onze tijdrekening), weet ik niet, er is van hem maar heel weinig bewaard; het meest bekende fragment is een grafschrift voor de Spartanen die vielen bij de Thermopylen: ‘Jij die hier voorbijkomt, meld aan de Spartanen dat wij gevallen zijn, getrouw aan hun bevel.’ Heinrich Böll, nu zeer ten onrechte bijna helemaal vergeten, gebruikte dat epigram als titel voor een aangrijpende oorlogsnovelle in een verhalenbundel met dezelfde titel: Wanderer, kommst du nach Spa…
    Men zal mij voor mijn dood ook niet wijs en geleerd noemen. Maar ik voel me net als hij: hoe meer ik te weten kom en hoe langer ik nadenk, hoe minder ik blijk te weten. Elk nieuw stukje informatie roept immers nieuwe vragen op en opent nieuwe vergezichten en eindeloze horizonten, elke weg die je inslaat leidt je langs nieuwe paden. Alles weten is onmogelijk, ik kan niet eens alles onthouden wat ik ooit geweten heb, mijn kop lijkt wel de emmer met een gat erin uit het bekende volksliedje: er loopt (ten minste!) zoveel uit weg als je erin giet. Etsi multa scio, plura ignoro, stond er in de Grammatica van pater Geerebaert, s.j.: hoewel ik heel wat weet, is er nog meer dat ik niet weet.

    Dat maakt dat ik blijf zoeken, altijd maar verder, altijd maar dieper en ook altijd opnieuw. Ik heb op mijn zoektocht veel meer vragen gevonden dan antwoorden, lieve lezer. En veel vragen zullen onbeantwoord blijven.

    Neem nu de uitdrukking: de kogel is door de kerk. Wij gebruiken die wel eens, je hoort ze af en toe in de media en iedereen weet wat ermee bedoeld is. Maar vraag je naar de oorsprong van dat gezegde, dan blijven we het antwoord schuldig. Een kogel door de kerk, tja… Wat voor kogel mag dat wel wezen en wat doet die in een kerk? Waarom is het feit dat de kogel eindelijk door de kerk is zo belangrijk dat wij er een gezegde van gemaakt hebben? We weten het niet, of niet meer. We vertellen dus onzin, op de keper beschouwd, en toch begrijpen we elkaar perfect.

    Vreemde wezens, toch, mensen!

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:etymologie
    22-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De goden. Cicero, De natura deorum

    Sinds jaren stond De natura deorum of ‘De goden’ van Cicero op mijn verlanglijstje. Er is een goede Nederlandse vertaling van Vincent Hunink, maar die is al jaren uitverkocht. De auteur is zo vriendelijk geweest om de tekst integraal en gratis op het web aan te bieden, samen met nog een hele reeks andere vertalingen van zijn hand, een ware goudmijn voor de liefhebber.

    Maar een langere tekst op scherm lezen vraagt enige inspanning, zeker in pdf-formaat. Met het Kindle-formaat op pc heb ik minder moeite. Toen ik dus op een keer bij de Slegte of zo een tweedehands exemplaar van ‘De goden’ vond, heb ik het me meteen aangeschaft. Maar ook dat was nu al weer een hele tijd geleden. Gisteren heb ik me er dan in vastgebeten.

    Het was een heel bijzondere ervaring. Het eerste boek lees je in één ruk uit. Het is zo modern als Dawkins! Het tweede boek viel wat tegen, het derde is dan weer veel interessanter. De zeer uiteenlopende benaderingen van het fenomeen godsdienst in één boek roepen ernstige vragen op over de authenticiteit van de klassieke werken en van dit werk van Cicero in het bijzonder. In zijn inleiding wijst de vertaler daar ook zelf op, zonder daar echter consequenties aan te verbinden. Mij komt het voor dat er hier ten minste twee verschillende auteurs aan het werk geweest zijn: een zeer modern aandoende kritische, ja atheïstische filosoof enerzijds en voor het meest uitvoerige tweede deel anderzijds een simplistische verdediger van de traditionele Grieks-Romeinse godsdienst en mythologie. Het derde deel is kritisch, niet zozeer filosofisch maar geconcentreerd op de interne tegenspraken en de frivoliteit van de folkloristische mythologie en het bijgeloof. Door belangrijke lacunes in de manuscripten hebben wij een onvolledig en zeer vertekend beeld van hoe de oorspronkelijke tekst er moet uitgezien hebben.

    Om een idee te hebben van de uitzonderlijke kwaliteit van dit werk van Cicero neem ik u graag mee op een tochtje door het eerste boek. De citaten zijn genomen uit de Hunink-vertaling, met dank aan de auteur.

    De vraag waar alles om draait, is of ze niets doen, niet handelen en geheel vrij zijn van de zorg en het bestuur van de wereld, of dat alles juist vanaf het begin door hen is gemaakt en ingericht en tot in de eeuwigheid geleid en bewogen wordt. Vooral hierover bestaat grote onenigheid. Maar als dit niet wordt uitgemaakt, zullen de mensen onvermijdelijk in grote onzekerheid verkeren en onwetend blijven van de allerbelangrijkste zaken.

     

    Beter kan men het niet formuleren. Daarover gaat het inderdaad, ook vandaag nog. Wat heeft het voor zin om het bestaan van een God aan te nemen, indien men over die God niets kan zeggen? Een God die niet ingrijpt in de wereld, die geen enkele concrete rol speelt in het leven van de gelovige, kan er net zo goed niet zijn. Dat is ook mijn ervaring met mensen die beweren gelovig te zijn: als ik enkele minuten met hen praat, blijkt dat ze hooguit geloven dat er ‘toch ergens iets is’, maar daar blijft het bij. Meteen stelt Cicero hier het probleem van wat wij vandaag ‘intelligent Design’ noemen: de wereld is geen chaos, er is een ordening; waar komt die vandaan? Hebben we ‘goden’ of een God nodig om die te verklaren?

    (#3) Er zijn (en waren) filosofen die verkondigen dat de goden zich absoluut niet bekommeren om het menselijk reilen en zeilen. Maar als hun opvatting juist is, hoe zou er dan nog vroomheid kunnen bestaan, of godsvrucht of godsdienst? Want al die dingen kunnen alleen eerlijk en oprecht bewezen worden aan de goddelijke machten als die ze ook opmerken, en als de onsterfelijke goden ook diensten bewijzen aan de mensheid. Als de goden ons echter niet kunnen en willen helpen, zich helemaal niet om ons bekommeren en niet eens opmerken wat wij doen, en als zij geen enkele invloed kunnen hebben op het leven van de mensen, waarom zouden we de onsterfelijke goden dan nog vereren, verheerlijken of aanbidden? In uiterlijke vorm en valse schijn kan vroomheid niet bestaan, net zomin als de andere deugden. En met vroomheid verdwijnen ook godsvrucht en godsdienst, en op hun verdwijning volgt ontwrichting en grote chaos in het leven. (#4) Ik ben zelfs bang dat als vroomheid jegens de goden verdwenen is, ook trouw, broederschap van mensen en de voortreffelijkste van alle deugden, rechtvaardigheid, zullen verdwijnen.

     

    Hier wordt de agnosticus voor de keuze geplaatst. Wie gelooft in een God, maar hem reduceert tot een vaag ‘iets’, dat geen enkele invloed heeft op het ontstaan en de geschiedenis van de wereld, heeft geen enkele reden om godsdienstig te zijn. Dat is de grote reden voor de secularisering van onze maatschappij. Als alleen overtuigde atheïsten zouden wegblijven uit de kerken, dan zaten die nog zo vol als zestig jaar geleden. De realiteit is dat men niet meer gelooft aan een God die de wereld heeft geschapen, maar de wetenschappelijke verklaringen volgt; dat men niet meer gelooft dat die God ingrijpt of zelfs kan ingrijpen in deze wereld en dat het dus geen zin heeft om tot hem te bidden om hem te paaien of gunstig te stemmen; dat men ook niet gelooft dat er een hiernamaals is waarin God de goeden zal belonen en de slechten straffen en dat er dus geen enkele reden is om te luisteren naar godsdienstige leiders en priesters die het tegendeel beweren. Wie derhalve in de praktijk doet alsof er geen God is, is geen agnosticus, maar een atheïst, ook als hij of zij weigert om dat in te zien of te aanvaarden.

    De grote ontwrichting van de maatschappij waarop Cicero, of zijn personage, alludeert aan het einde van deze paragraaf, is er, ondanks eeuwenlange dreigende voorspellingen en donderpreken door de priesterkaste, slaafse theologen en christelijke ‘filosofen’, niet gekomen, in tegendeel. Onze maatschappij is op alle punten beschaafder, minder gewelddadig, rechtvaardiger, menslievender en vooral ook rijker geworden, ook zonder God, godsdienst en priesters.

    Maar er zijn ook andere filosofen, en wel grote en vooraanstaande, die verkondigen dat heel de wereld wordt bestuurd en geleid door een goddelijke geest en rede. En dat niet alleen: diezelfde goden zouden ook zorg dragen en voorzienig zijn voor het menselijk leven. Want graan en andere veldvruchten, maar ook het klimaat, de seizoenen en het weer, waardoor alles wat de aarde voortbrengt op de juiste tijd rijp wordt, zijn volgens hen aan de mensheid geschonken door de onsterfelijke goden.

    Deze filosofen hebben veel dingen geïnventariseerd (verderop in dit boek meer hierover) die door de onsterfelijke goden bijna ontworpen lijken voor menselijk gebruik.

     

    Dit is de andere opvatting, die veel aandacht krijgt in het tweede boek: alles lijkt zo op mensenmaat gemaakt, dat het niet anders kan dan dat ‘iemand’ dat zo georganiseerd heeft. Zo zal de spreker in het tweede boek stellen dat er geen andere reden is voor de wol van een schaap dan dat ze kan gebruikt worden om er wol van te maken voor de mens. Ook ten tijde van Cicero en zelfs eeuwen daarvoor beseften verstandige mensen hoe belachelijk dit wel niet is. Het is de wereld op zijn kop zetten, natuurlijk. De mens is geëvolueerd tot wat hij is in een voortdurende aanpassing aan zijn omgeving en van zijn omgeving aan zijn eigen noden. Stellen dat God de zon om de aarde doet draaien opdat wij overdag voldoende licht en warmte zouden hebben om te leven en ’s nachts niet zouden gestoord worden door het licht in onze slaap, zodat we kunnen uitrusten en niet de hele tijd moeten wakker blijven en werken, is een idee die slechts bij de meest primitieve fundamentalistische sekten nog hier en daar opduikt. Wie de natuur bekijkt en bestudeert, komt onvermijdelijk tot de conclusie dat de natuur eigen wetten heeft en dat die niet specifiek gericht zijn op het welzijn van de mens, noch op zijn ondergang. Er is geen God of kracht die voor de mens zorgt, individueel of collectief.

    (#5) Er is geen onderwerp waarover zowel ongeschoolden als geschoolden zozeer van mening verschillen. De opvattingen zijn zo talrijk en onderling zo verschillend dat het goed mogelijk is dat er geen enkele van waar is, en tegelijk onmogelijk dat er meer dan één van waar is.

     

    Ook dit is nog steeds een argument tegen de bestaande godsdiensten en de ontelbare sekten, ook binnen het christendom: ze spreken elkaar tegen op de essentiële punten, zoals het belonen van wie goed doet en het bestraffen van het kwaad, het hiernamaals en het eeuwig leven, en niet zomaar op louter liturgische punten, zoals op welke dag de rustdag moet vallen, of en wanneer men moet vasten, en of vrouwen een hoofddoek moeten dragen of besneden worden. Een (humane!) oppervlakkige verscheidenheid zou nog aanvaard kunnen worden, hoewel dat vandaag ook al voor heel wat heibel zorgt en dikwijls de enige bron van ergernis en conflicten is. Maar dat de grote godsdiensten zowel als de kleine sekten elkaar op de grondslagen van hun geloof tegenspreken kan allen tot de conclusie leiden: ze kunnen niet allemaal gelijk hebben.

    Zij zelf zijn daar ook van overtuigd, nu en vroeger. Dat betekent dat elke godsdienst en elke godsdienstwaanzinnige denkt dat hij de enige is die gelijk heeft en dat al de andere moeten bekeerd en/of uitgeroeid worden. De geschiedenis van de godsdiensten levert ons een schrijnend beeld van een mensheid die verscheurd is door moorddadige bekeringsdrang. Er zijn meer mensen gedood in godsdiensttwisten dan in welk ander conflict dan ook.

    (#9) Een tweede stimulans om me hiermee bezig te houden was mijn psychische toestand. Door een groot en ingrijpend verlies had ik een zware klap gekregen.* Als ik hiervoor een sterkere verlichting had kunnen vinden, had ik niet hiertoe mijn toevlucht genomen. En ik kon er geen groter voordeel uit putten dan wanneer ik me niet alleen zou wijden aan het lezen van boeken maar ook aan het integraal behandelen van de filosofie. Al haar aspecten en al haar onderdelen leert men juist dan het gemakkelijkst kennen wanneer complete vraagstukken schrijvenderwijze worden uitgezocht. Er is namelijk een wonderlijke koppeling en aaneenschakeling tussen alle thema’s: het een hangt samen met het ander, en alles blijkt met alles verbonden en verstrengeld.

     

    Cicero’s dochter Tullia was gestorven in -45 en haar dood had hem sterk aangegrepen. Heel wat mensen, toen en nu, stellen zich vragen over leven en dood en de zin van het leven, over God en over wat men ons vroeger geleerd heeft, wanneer er zich ingrijpende gebeurtenissen voordoen in ons leven. Dat was ook voor mij zo. Zoals bij talloze anderen kwam er rond mijn vijftigste een totaal onverwachte en drastische wijziging in mijn professioneel leven; daarop volgde een echtscheiding en een nieuwe relatie; dan kreeg het nieuw samengesteld gezin de zelfdoding te verwerken van de zoon van mijn partner. Vervolgens ging mijn partner op pensioen en enkele jaren later ook ik. Dan ga je wel nadenken. En net zoals Cicero ben ik ook gaan lezen, veel meer dan vroeger en geen romans of ontspanningsliteratuur, maar ernstige werken. Ik wou eindelijk eens weten wat godsdienst is en of er een God is; hoe de wereld ontstaan is en hoe de mens er gekomen is; wat de beste manier is om samen te leven; of er zoiets als liefde is; waarom we leven… De antwoorden vind je niet door naar je navel te staren of in te treden in een contemplatieve orde. Als er ergens antwoorden te vinden zijn, dan bij de grote denkers die de mensheid heeft gekend en die met dezelfde problemen geconfronteerd, geprobeerd hebben om voor zichzelf en voor anderen antwoorden te bedenken.

    En ja, het hangt allemaal aan elkaar. Een godsdienst die onverenigbaar is met de wetenschap is onvolmaakt en wellicht vals. Een levensleer die niet steunt op maatschappelijke inzichten en op betrouwbare psychologische ideeën, draagt grote risico’s in zich. Een wetenschap die haaks staat op het gezond verstand is waardeloos. We moeten het beste uit alles integreren in een leefbaar geheel.

    (#10) Wie echter wil weten wat ik zelf over elk afzonderlijk onderwerp denk, is overdreven nieuwsgierig. Men moet bij discussies immers niet zozeer afgaan op iemands persoonlijk gezag als op het gewicht van argumenten. Vaak vormt het gezag van leraren zelfs een hinderpaal voor mensen die iets van hen willen leren. Die gebruiken dan namelijk niet meer hun eigen oordeel, maar nemen dat voor waar aan wat duidelijk de goedkeuring wegdraagt van degene in wie ze hun vertrouwen stellen. Ik kan daarom ook niet goedkeuren wat altijd verteld wordt over de volgelingen van Pythagoras. Als zij in een discussie iets beweerden en daarop de vraag kregen waarom dat dan zo was, antwoordden zij (zo wil de traditie) ‘hij heeft het zelf gezegd,’ waarbij ‘hij’ dan Pythagoras was. Zoveel vermocht zijn a priori vaststaand oordeel dat zijn gezag ook zonder argumenten gold.

     

    Een wijze levensles. Geloof niet alles wat men je vertelt of wat je leest, al klinkt het nog zo verleidelijk. Toets het een aan het ander, vergelijk, verifieer, zoek bevestiging, laat ook de tegenpartij aan het woord en vooral: sapere aude, durf zelf na te denken. Dat is niet gemakkelijk. Ondanks mijn tegenstribbelen ben ik in mijn jeugd zoals velen van mijn leeftijd zwaar geïndoctrineerd, thuis, op school, in de jeugdweging, in de kerk, de mutualiteit, de media enzovoort. Het is niet simpel om altijd opnieuw de vraag te stellen: maar is dat wel zo? Waarom? En dan het onaanvaardbare domme antwoord te krijgen: ja, het is zo, omdat ik het zeg! Indoctrinatie is een sluipend gif, waarvan men zich niet eens bewust is, noch wanneer men het ondergaat, noch wanneer men het doet.

    Ik ben er zeker van dat ik nooit meer alles kan afleren dat me is wijsgemaakt. Ik kan mijn leven niet opnieuw beginnen, ik moet leven met mijn verleden. Van de meeste invloeden weet ik niet eens dat ze er zijn, tenzij ik geconfronteerd wordt met uitdagingen die vragen doen oprijzen over opvattingen die ik blijkbaar heb, zonder te weten waarom. Jezelf eindeloos in vraag stellen is een ongezonde bezigheid. En toch begint de weg naar wijsheid met de verwondering.

    Daarna volgt een lange opsomming van filosofen uit de oudheid, met telkens een korte omschrijving van het opvattingen. Daarop komt van een van de deelnemers aan de dialoog deze opmerking:

    (#57) Toen zei Cotta, vriendelijk als altijd: ‘Nu Velleius, als jij niets had gezegd, had je van mij in elk geval niets te horen gekregen. Gewoonlijk kom ik er namelijk niet zo makkelijk op waarom iets waar is, als waarom iets onwaar is. Dat gebeurt me vaak, en zo ook daarnet weer toen ik naar jou luisterde. Vraag je me naar mijn opinie over het wezen der Goden, dan heb ik daarop misschien geen antwoord; maar vraag je me of ik denk dat de Goden zo zijn als jij hebt uiteengezet, dan zeg ik dat niets mij minder waar lijkt. Maar voordat ik nader inga op de punten uit je betoog, wil ik graag zeggen hoe ik over jou persoonlijk denk.

     

    Dat is inderdaad zo. Mijn eerste reacties op de onbeholpen godsdienstlessen die in de lagere school kreeg van slecht opgeleide onderwijzers en zelfingenomen priesters was: dat kan toch niet! Wat al onzin! Dat klopt niet! Ze spreken zichzelf tegen! Wat zitten wij hier te doen, op onze knieën? En vooral: ze doen zelf niet wat ze zeggen en ons opleggen… Ons gezond verstand wijst ons vaak feilloos op dwaasheid en leugens. Het komt er alleen op aan om daaruit dan ook de conclusies te trekken die zich opdringen. Als wat men ons vertelt niet waar is, waarom zegt men het dan? Wat zit erachter? Wie heeft er baat bij? Wat is dan de ware toedracht?

    De eerste vraag in een onderzoek naar het wezen der Goden is of ze al dan niet bestaan. "Dat is moeilijk te ontkennen." Ja, als de vraag in een openbare vergadering zou worden gesteld, maar in een gesprek en gezelschap als dit is het heel gemakkelijk! Welnu, zelf ben ik hogepriester en vind ik dat de openbare erediensten en godsdienstige plechtigheden met het grootste respect gehandhaafd dienen te worden. Toch zou ik ook het liefste willen dat het eerste punt, het bestaan van de Goden, voor mij niet slechts een kwestie van persoonlijke overtuiging was, maar dat het ook op waarheid berustte. Helaas is er veel dat een mens op dit punt in verwarring brengt, zodat het soms lijkt of er helemaal geen Goden bestaan.

     

    Ook vandaag vinden we nog mensen die geboren en getogen zijn in een godsdienst en die daar lijdzaam mee doorgaan zonder zich veel vragen te stellen over de grond van de zaak. Voor mij is dat niet voldoende. Ik wil aan rituelen wel deelnemen, maar enkel indien er een goede grond voor is en indien ze niet strijdig zijn met het gezond verstand. Ik erger me mateloos aan de onzin die je in de kerk te horen krijgt bij begrafenissen, ik kan het niet aanhoren! Het is niet waar wat men zegt. En door het ene te zeggen, verzwijgt men het andere. Wat men debiteert, biedt geen troost en verhindert meteen dat men woorden zou spreken die wel degelijk kunnen troosten, omdat ze aansluiten bij onze levenservaring, en niet resulteren uit mensonwaardige verzinsels.

    Het feit dat mensen van alle volkeren en typen geloven aan Goden, was volgens jou voldoende reden om hun bestaan te erkennen. Maar dat is op zichzelf nogal gauw geconcludeerd en bovendien onwaar. Ten eerste, hoe zijn jou de opvattingen van alle mensen ter wereld bekend? Volgens mij zijn veel volkeren zo woest en barbaars dat ze geen flauw besef van Goden hebben. (#63) En hebben Diagoras, bijgenaamd de Goddeloze, en later Theodorus niet openlijk het bestaan van Goden bestreden? En dan was er Protagoras van Abdera, van wie je daarnet gewag maakte. Deze man, destijds de grootste sofist, had in het begin van zijn boek geschreven: ‘Over de Goden kan ik niet zeggen hoe ze bestaan of niet bestaan.’ Daarom werd hij op bevel van de Atheners uit de stad en het land verbannen, en werden zijn boeken in het openbaar verbrand. Ik neem aan dat de meeste mensen hierdoor niet meer zo gauw deze mening zullen uiten, want zelfs twijfel aan de Goden bleek zijn straf niet te kunnen ontlopen.

     

    Hier vinden we een duidelijk bewijs dat er tweeduizend jaar geleden ook al mensen waren die twijfelden aan het bestaan van een god of goden en zelfs gewoon stelden dat die er niet waren. Het argument dat men eeuwenlang heeft aangehaald: men gelooft altijd en overal in God, het zijn slechts boosaardige en verdorven enkelingen die er niet in geloven, houdt geen steek. Als we het op de keper beschouwen, gelooft bijna niemand in God en zij die erin geloven, geloven allemaal iets anders. En toch is het ook vandaag nog zo dat iemand die openlijk atheïst is, uit de gemeenschap verbannen wordt en ja, er worden ook vandaag nog boeken verbrand.

    (#71) Hetzelfde doet hij dus bij de vraag naar het wezen der Goden. Het idee van een samenbinding van ondeelbare materiedeeltjes wil hij hier vermijden, om te voorkomen dat er ondergang en uiteenvallen uit volgt. Dus zegt hij dat de Goden geen lichaam hebben maar iets lichaamachtigs, en geen bloed maar iets bloedachtigs. Het is misschien al vreemd als twee waarzeggers elkaar in de ogen kunnen zien zonder in lachen uit te barsten, maar het is nog vreemder dat jullie je lachen kunnen houden wanneer je onder elkaar bent. "Het is geen lichaam maar iets lichaamachtigs." Dat zou ik me nog kunnen voorstellen bij afbeeldingen in was of klei, maar wat bij een God iets lichaamachtigs of bloedachtigs is, gaat mijn begrip te boven. Ook jouw begrip, Velleius, alleen wil je dat niet toegeven.

     

    Dat we ons God niet als mens mogen voorstellen, daarvan zijn zelfs de meeste christenen overtuigd. Zogezegd, want als je met hen praat, blijkt hun God gewoon een mens te zijn, met menselijke gedachten, emoties, verlangens enzovoort. Het blijkt onmogelijk om een godsbeeld te hebben dat niet menselijk is, want hoe verder men gaat in de abstractie, hoe minder er overschiet van God, tot men het heeft over de gans andere, de onkenbare. En hoe men daarover moet spreken, dat is een mysterie. Een God die is, maar over wie we verder niets kunnen zeggen, is zo goed als een God die er niet is.

    Lieve lezers, ik houd het hierbij. Ik hoop dat ik jullie hiermee een goed idee heb gegeven van de verfrissende aanpak van Cicero in zijn discussie over de goden, of God. Misschien dat dit jullie aanzet om de hele tekst te lezen. Bedenk dan echter dat er ook heel wat bladzijden in staan die gewijd zijn aan aspecten van rituelen, bijgeloof, mythologie en folklore die wij nu niet meer kunnen smaken. Je kan die geamuseerd lezen, en bedenken dat we nu gelukkig toch dat stadium voorbij zijn; of je kan ze overslaan.

    Ik althans vond dit een boeiende ervaring. Wanneer ik deze ideeën terugvind bij een verstandig man als Cicero, nog voor het ontstaan van het christendom, dan voel ik me gesterkt in mijn opvattingen. Alleen vraag ik me wel af waarom wij op school van Cicero zoveel oninteressant pompeus geleuter hebben gelezen en niet deze heerlijke passages!


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    15-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voltaire, Satires, Les Systèmes

    Systemen

     

    Toen de machtige, grote en Ene rechtgeaarde

    In zes dagen zijn werk had gedaan hier op aarde

    En al de hemellichamen op hun plaats had gerangeerd

    Heeft hij de mechanieken van zijn grootse machine gemaskeerd

    En over de natuur een ondoordringbare sluier gedrapeerd.

     

    Bij een rabbijn heb ik gelezen dat dit onzegbare Wezen

    Op een dag de geleerden bijeenriep voor zijn troon

    De trotse kinderen van het sofisme, de eindeloze criticasters

    De goede Thomas van Aquino, Scotus en Bonaventuur

    Uit de Provence zelfs een leerling van Epicuur

    En meester René die men vandaag vergeten is gewoon

    De grote gek, vervolgd door nog grotere gekken dan hij was en

    Al die knappe koppen die met hun geleerde fratsen

    Het wereldbouwwerk optrokken van het ingebeelde leven.

     

    Welaan, vrienden, zei God, ontraadsel mijn geheim:

    Zeg me wie ik ben, en hoe ik gemaakt moet zijn

    En als supplement daarbij, zeg me wie jullie zijn

    Welke kracht de kometen doet tollen als zot

    En waarom er op deze aardkloot door het fatale lot

    Voor elk pond goeds honderd centenaars kwaad moet zijn.

    Ik weet dat dank zij de goede zorgen van nobele genieën

    Prijzen worden uitgeschreven door de academiën

    Ik loof er ook een uit. Wie het doel het dichtst benadert

    Krijgt veel geld en verwerft ook het heil, maar dan later.

     

    Zo sprak hij. Thomas stond op voor een august vertoog,

    Thomas de dominicaan, de engel van de scholastiek

    Die wel honderd redetwisters diende van repliek

    Die op alles een antwoord wist en nooit zichzelf bedroog.

    Gij zijt, zo sprak hij tot hem, de existentie en de essentie,

    Eén met attributen, zuivere act en ook substantie

    Einde, begin en midden, binnen en buiten alle tijden,

    Altijd overal aanwezig zonder ooit ergens te verbeiden.

    De Eeuwige nam na die woorden bewonderd door een lorejas

    Het woord met een glimlach en sprak: Goede moed, Thomas!

    Descartes nam diens plaats in en stommelde wat rond

    Op zoek naar een werveling die hij maar niet vond

    En met zijn voorhoofd bepoederd met subtiele materie

    Zonder ooit iets gelezen te hebben, zelfs niet het Evangelie,

     

    Heer, zo sprak hij tot God, deze brave man Thomas

    Loopt al te zeer met de dromerige Aristoteles in de pas.

    Dit is mijn argument en ik vind dat het onweerlegbaar is

    Om te zijn volstaat het dat het zijn mogelijk is.

    Wat uw universum aangaat, het is erg imposant

    Maar ik kan dat net zo goed, ik sta ervoor garant

    Uit materie alles maken is iets wat ook ik vermag

    De elementen, dieren, wervelingen en het licht

    Als ik over de wetten van de mechanica goed ben ingelicht.

    God schonk ook hem een meewarige glimlach.

     

    Gassendi, een priester uit Digne, vroom maar onzeker

    Verachtte die ongelooflijk brutale Bretoense grootspreker

    En begon tegen God over zijn kromme atomen te brallen

    Hoewel die uit de mode waren en helaas al lang vervallen

    Het suprême zijn was voor hem echter de spelbreker.

     

    Toen kwam er een joodje met een lange neus, bleek gelaat
    Arm maar tevreden, bedachtzaam, desolaat
    Subtiel van geest, op het ijle af, meer geroemd dan gelezen
    Verstopt onder de mantel van Descartes, zijn meester
    En stapte met gemeten schreden naar het grote Wezen.
    Excuseer zei hij met nauwelijks hoorbaar gefluister
    Maar ik denk, onder ons gezegd, dat u niet bestaat...

    Ik heb dat meen ik bewezen met mijn mathematiek.

    Ik heb ordinaire leerlingen en ook wat slechte kritiek;

    Oordeel nu over ons. Bij die woorden begon de aardbol te daveren

    En uit afschuw en vrees begon de Heilige Thomas achteruit te laveren

    Maar de goede en clemente God beval slechts dat men

    De ongelovige beklaagde de hersenen zou purgeren.

    Nu hij zelf niet meer om de prijs kon concurreren

    Vertrok hij, vergezeld door enkele knappe koppen.

     

    Onze geleerden merkten hoe God in zijn grootmoedigheid

    Toegaf aan al die verregaande stoutmoedigheid.

    Ze etaleerden al gauw wel honderd diepe inventies

    En nobele staaltjes van hun puntige pretenties.

    Ze praatten, ze disputeerden en schreeuwden allen zonodig

    Zo gaat het ook als een gastheer op het feestmaal nodigt

    Vijftien of twintig raisonneurs, acteurs, commentatoren

    Rijmelaars, compilatoren, chansonniers, traductoren,

    Het huis weergalmt van hun geroep en hun geblaat

    Voorbijgangers blijven verbouwereerd staan op straat.

     

    Heel gedecideerd verzekerde Malebranche dat men zich bovenal

    Tot Het Woord moet richten en dat het antwoorden zal

     

    God in zijn opperste goedheid zo sprak Arnaud zonder verbloemen

    Heeft speciaal het mensenras geschapen om ons te kunnen verdoemen.

     

    Leibniz waarschuwde Turken en Christenen vastberaden

    Dat het grondig verkeerd was zijn harmonie te versmaden

    Dat God, de wereld en wij niets zijn zonder zijn monaden.

     

    In de Koerier van Lapland was er een hansworst die aanvoerde

    Dat we naar de straat moeten waar Magellaan ons voerde

    Alsof het verstand verlicht wie een dissectie op een reus uitvoerde.

    Benoît de Maillet, consul maar niet zoals die in Rome

    Weet perfect hoe hier de eerste mens tot stand kon komen.

    Eerst was hij een vis. De zeer wisselvallige bakermat

    Van dat arme beest was zelfs in het fijnste kristal gevat.

    En wij verbazen ons nog steeds dat de Chinese Zeeën

    Door hun stromingen vorm gaven aan de Pyreneeën.

    Elk creëert zijn systeem en al hun geleerde dromen

    Lijken wel regelrecht uit het gekkenhuis te komen.

     

    God werd echter niet boos: hij is de allerbeste vader

    En wil ons niet beklemmen met al te strakke banden

    Hij wil liever dat zijn kinderen als kleine libertijntjes

    Zich amuseren en genieten van het werk zijner handen

    Hij stelde de prijs dan maar uit tot een jaartje later

    Maar nog dezelfde dag zond hij terstond en fijntjes

    Zijn Engel Gabriël, als ambassadeur met vrede beladen

    Vervuld van indulgenties en brenger van weldaden.

     

    De gevederde zendeling overvloog wel twintig provinciën

    Bezocht heiligen, pauzen en ook prinsen

    Kranige kardinalen en ook inquisiteurs zeer ervaren

    Die in vorige eeuwen toegewijde vervolgers waren.

    Mijne heren, zo zei hij hen, de goede God ordonneert

    Dat gij zonder iemand anders te genaken u goed amuseert.

    Hij weet dat men op de wereld geleerden aantreft

    Wiens domheid die van jullie ruim overtreft

    Die de bedoeling noch de macht hebben om kwaad te doen

    Moeten we hen dan omdat ze dwalen in de brandende olie doen?

    Het gevaar van een boek, geloof me vrij, is niet baarlijk

    Een handtekening van jullie echter is levensgevaarlijk.

    In de Sorbonne, bij het geuzenkerkhof, is men één van gedacht:

    Doe als de goede God, die er alleen maar om lacht.

     

    Voltaire, Satires, Les Systèmes

    Vertaald door Karel D’huyvetters, ©2012

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    09-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spinoza in Vlaanderen



     






    Spinoza staat in de belangstelling, of toch enigszins. Ook in Vlaanderen zijn er mensen bezig met Spinoza, of willen meer weten over deze fascinerende figuur en zijn gedachtegoed. Er is echter in Vlaanderen bij mijn weten geen vereniging die zich daarvoor inzet. Men moet uitwijken naar de overigens uitstekende buitenlandse websites.

    Samen met enkele anderen heb ik het initiatief genomen om een contactpunt te maken voor Spinoza in Vlaanderen, onder de vorm van een website met die naam. Het is onze bedoeling om daar allerlei nieuws te brengen over Spinoza in de Vlaamse context.

    Sympathisanten met dit initiatief worden hierbij vriendelijk opgeroepen om zich aan te melden op die website. Door de vermelding van hun naam scharen ze zich achter de algemene doelstelling: Spinoza bekend maken in Vlaanderen.

    Het is niet onze bedoeling om een vereniging op te richten. Dit initiatief is kosteloos en vrijblijvend.

    We beginnen bescheiden. Samen kunnen we dan zien hoe het verder moet. Mag ik op jouw steun rekenen? Dank en van harte welkom!

    http://blog.seniorennet.be/spinoza_in_vlaanderen




    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    06-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ode aan Spinoza

    Homini igitur nihil homine utilius

    Spinoza

     










     

    in bescheidenheid

    hult zich de meester

    zonder ergernis

    over anathema

     

    leven voor vaal voetlicht

    geruild voor verlichting

    chaos geweld na-ijver

    voor klaar onderscheiden gedachten

     

    rijker worden kan

    door ontvreemden

    verwerven

    of nood beperken

     

    onvoorzichtig

    doorn in het oog

    vermaledijde

    steen des aanstoots

     

    mens

    gezegend

    mensen

    te nutte

     

    gedachten gepolijst

    tot briljante lenzen

    een en al onthullen

    op ware grootte

     

    ongenadig

    ontoereikend

    ontwaren

    ontluisteren

     

    kundig meten

    onweerlegbaar

    scherprechter

    helder weten

     

    die verder zag

    ongehinderd dacht

    ruimteloze einders

    de tijd te buiten

     

    waar gij tradt

    staan mijlpalen geslagen

    geen weg terug

    geen excuus

     

    denken

    voelen

    weten

    doen

     

    Karel D’huyvetters 2012

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    30-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.koppiekoppie!

    Het mag ons niet al te sterk verwonderen dat heel wat mensen het moeilijk hebben met de gedachte dat al de lumineuze (en andere) gedachten die wij hebben, zouden voortkomen uit de anderhalve kilogram grijze blubber die zich onder onze schedel bevindt. Hoe kan dat nou! Hoe kan iets dat er niet zo heel anders ziet dan onze darmen iets zo subtiels doen als denken, voelen, verbeelden? Hoe is dat mogelijk?





    En toch is het zo. Wij kunnen er niet onderuit en we zijn er ons ook steeds meer van bewust, zij het vaag en heel in het algemeen. We weten dat mensen met een hersenletsel beperkt zijn, gehandicapt. Dat gaat van een lichte vergeetachtigheid tot de extreme aftakeling en het leven als een plant. We worden gemiddeld ouder, veel ouder zelfs dan nog niet zo lang geleden en dat maakt dat de ouderdomsverschijnselen die laat in een mensenleven optreden, nu veel meer voorkomen. Vergeetachtige oude mensen waren er vroeger ook al, maar nu zijn we met veel meer die oud worden. Onze hersenen gaan al bij al lang mee, ze blijven gewoonlijk redelijk goed hun werk doen. Er zijn andere lichaamsdelen die het eerder laten afweten, vooral bij mensen die zwaar labeur hebben gedaan, of die hun conditie niet verzorgd hebben.

     Als het in onze bovenkamer verkeerd gaat, dan is dat meestal een serieus probleem. Dat is zo op elke leeftijd. We kunnen daarbij een onderscheid maken tussen louter fysieke aandoeningen, beschadigingen van onze hersenen die men kan ‘zien’, meestal met ingewikkelde apparatuur, en psychische beschadigingen, die enkel blijken uit de problemen die ze veroorzaken. Denk in het eerste geval aan iemand die een zware hersenschudding oploopt, of een hersenbloeding; in het andere geval aan de zo vaak voorkomende depressies.

    Meteen zien we dat er twee aspecten zijn aan ons ‘denken’: zonder hersenen gaat het niet, maar zelfs met gezonde hersenen kan het nog behoorlijk fout gaan. Onze hersenen zijn niet zomaar een lichaamsorgaan zoals een ander, onze darmen inderdaad of onze maag of ons hart. We doen er uitzonderlijke dingen mee, die van een heel andere aard zijn dan wat ik daarnet zo oneerbiedig ‘grijze blubber’ noemde.

    Dat onze hersenen ons denkwerk doen, dat zal wel niemand meer betwijfelen en ik bedoel daarmee niet alleen het logisch nadenken; dat is zelfs maar een miniem gedeelte van al onze hersenactiviteit. Maar hoe ze dat doen, dat is veel moeilijker te begrijpen. Hoe kan ‘vlees’ denken? Hoe kunnen op zich stomme hersencellen ervoor zorgen dat wij denken, praten, dromen?

    Dat ons hart het bloed rondpompt, dat is nog te vatten. Dat onze maag, darmen, lever, nieren voor onze spijsvertering zorgen, ook. Onze longen halen de zuurstof naar binnen en voeren de gebruikte lucht weer naar buiten. Onze spieren doen ons lichaam bewegen. Onze ogen gebruiken we om te kijken, enzovoort. Maar hoe kunnen die vreemd uitziende hersenen in hemelsnaam iets zo merkwaardigs doen als denken in al zijn complexiteit?

    Het is allicht om die reden dat wij ons niet tevreden stellen met de gedachte dat wij met onze hersenen denken. Het is niet mooi genoeg. Ons fenomenaal verstand valt niet te rijmen met zoiets, nu ja, banaals en zelfs lichtjes afstotelijks als een kwakje hersenen. En dus heeft de mensheid allerlei woorden en beelden gezocht om de zetel van ons verstand aan te duiden en dat doen we nog, zelfs nu we eigenlijk weten dat het zonder die hersenen echt niet kan. Vandaag woedt een verhitte strijd tussen de zogenaamde materialisten en de anderen, die de ‘geest’ verdedigen. Het is voor het grootste gedeelte een woordenstrijd.

    De materialisten beklemtonen de onmisbaarheid van de hersenen, de anderen gebruiken allerlei benamingen zoals geest, verstand, bewustzijn, innerlijk leven, geestelijke vermogens enzovoort, maar in feite hebben ze het over hetzelfde. Wat maakt het al bij al uit of je nu geestelijke activiteiten uitoefent met je hersenen of met je ‘geest’, die niet zonder die hersenen kan? Er is niemand, maar dan ook niemand die betwist dat de hersenen er moeten zijn. Alleen menen sommigen dat het nodig is om een specifieke benaming te vinden voor wat wij met onze hersenen doen. En zij hebben gelijk, natuurlijk.








    Onze hersenen zijn wel degelijk verschillend van ons denken, totaal verschillend zelfs. Om te beginnen zijn onze hersenen materieel, organisch materiaal, vlees en bloed. Onze gedachten zijn dat niet. Er is voor elk van onze gedachten ook niet iets in onze hersenen dat daaraan beantwoordt. Met die grijze massa zijn we in staat om een ongelooflijke verscheidenheid van dingen te doen. Ik gebruik graag het beeld van een typemachine, of een tekstverwerker: met een beperkt aantal toetsen kan je al de boeken van de hele wereld schrijven. Met ons anderhalf kilootje hersencellen kunnen we alle gedachten ter wereld voortbrengen. Onze gedachten en onze herinneringen liggen niet opgeslagen in onze hersenen, we produceren ze voortdurend opnieuw, op grond van eenvoudige impulsen. Het is voldoende dat we iemand zien om hem of haar te herkennen en een miljoen details helder voor onze geest te halen, uit jaren ervaring. Wij hebben wel degelijk een diep en divers geestelijk leven, denken is niet materieel, het is geen vlees en bloed, zelfs geen elektrische of chemische impulsen tussen cellen. Denken heeft betekenis, en hersenen hebben geen betekenis, zij zijn inderdaad alleen maar vlees en bloed, grijze blubber.

    Ik heb er dus geen bezwaren tegen dat men een benaming zoekt en gebruikt voor wát wij met onze hersenen doen, zolang men maar niet uit het oog verliest dát we het met onze hersenen doen.








    Daar ligt het kalf gebonden, inderdaad. Het is niet dat de verdedigers van onze ‘geestelijke vermogens’ zomaar een naam willen voor onze meest subtiele hersenactiviteiten. Zij kennen aan dat vermogen een eigen, hoger leven toe en meer nog: een onsterfelijk leven. Op een of andere manier maken zij een sprong van ons denken, dat inhoudelijk inderdaad niet-materieel is, naar een niet-materieel ‘iets’ in ons, een ziel bijvoorbeeld, die ‘geestelijk’ is en dus niet materieel en niet aan verval onderhevig. Van daar is het maar een kleine stap naar een God die even geestelijk is en die de ziel heeft geschapen en in ons lichaam ingestort, die de ziel in stand houdt, voor eeuwig. Als we die ziel ongeschonden hebben bewaard, volgens de regels van God en van zijn Kerk, dan wacht haar de eeuwige zaligheid. Hebben we de regels te vaak of te zwaar overtreden, dan wacht die ziel de eeuwige marteling.

    Kijk, daar scheiden de wegen. Zolang we het erover eens zijn dat wij inderdaad beschikken over geestelijke vermogens, dat ons denken een betekenis heeft die niet materieel is maar inhoudelijk en mededeelbaar, dan mag men dat op allerlei manieren beleven en verwoorden. Maar zodra men de band tussen het denken en de hersenen uit het oog verliest of verdonkeremaant, dan loopt het mis. Ons denken is onlosmakelijk verboden met onze hersenen, dat is wat we met onze hersenen doen, daar hebben we ze voor. Er zijn geen verstandelijke vermogens vóór er hersenen zijn, en zelfs wanneer die er zijn, duurt het nog vele jaren voor ze volgroeid zijn en nog veel langer vooraleer ze een beetje naar behoren functioneren. En als de hersenen het laten afweten, verdwijnen ook onze geestelijke vermogens, beetje bij beetje of almeteens, zomaar, op een dag, pfffft… weg. En als we dood zijn, is’t gedaan. Dan kan er nog gedacht worden, maar niet meer door ons. Dat is goed om weten.



     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    28-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uriel da Costa: bibliografie

    Uriel da Costa: bibliografie

    verzameld door Karel D’huyvetters, ©2012

    NB Loutere tekstuitgaven van Exemplar humanae vitae zijn (in de regel) niet opgenomen in deze bibliografie, evenmin als artikels in encyclopedieën. Theaterstukken, romans, films, poëzie, schilderijen en dergelijke zijn gemerkt met een *. Aanvullingen zijn welkom.

    Abreu, Luis Machado de, O déismo ético de Uriel da Costa, Rev. da Univ. de Aveiro/Letras 1, 1948, 119-130

    Albiac, Gabriel, La sinagoga vacía, Madrid, 1987 (= La synagogue vide, PUF, 1994, 481 pp.)

    -, Uriel da Costa, Espejo de una vida humana, Hiperion, Madrid, 1985, 114 pp.

    Aurélio, Diogo Pires, Uriel da Costa : o discurso da vítima, Análise 3,1, 1985, 5-33

    Barjitzchak, Yoshua, Uriël da Costa, ‘Helden van de geest’, Kruseman, Den Haag, 1962, 123 blz.

    Basto, Artur de Maggalhães, Alguns documentos inéditos sobre Uriel da Costa, O Instituto 79, 1930, 1-20

    -, Novo documento inédito sobre Uriel da Costa, ibid. 442-454

    -, Nova contribuiçao documental para a biografia de Uriel da Costa, ibid. 81, 1931, 425-463

    Bayle, Pierre, Dictionnaire historique et critique³, s.v. Acosta, http://urieldacosta.na.sapo.pt/bayle1.jpg

    *Bessa-Luís, Agustina, Um Bicho da Terra, Guimaraes, Lisboa, 1984, 323 pp.

    Bensaid, Daniel, Image d'une vie humaine : Exemplar Humanae vitae, Climats, Paris, 2006 (cf. Duff)

    Bergman, Peter M, Uriel Acosta, A Specimen of Human Life, Bergman, New York, 1967, 127 pp.

    Boer, Harm den, Was Uriel da Costa’s ’Examen’ seized by the Spanish Inquisition, St. Ros. 23, 1989, 3-7

    Cadafaz de Matos, Manuel, Uriel da Costa, a coragem assumida, Jornal das Letras 10, 1990, 416

    Damasio, Antonio, Looking for Spinoza, Harcourt, New York, 2003, viii + 356 pp.

    Duff, Abraham-Beer & Kaan, Pierre, Une vie humaine, par Uriel da Costa. Traduit du latin et précédé d'une étude sur l'auteur, F. Rieder, 1926, 143 pp.

    Faur, José, In the Shadow of History. Jews and Conversos at the Dawn of Modernity, New York State UP, 1992, x + 311 pp.

    Fidora, Alexander, Uriel da Costa, Die sterbliche Seele eines Konvertiten (internet-artikel)

    Fox, Marvin, The Rabbi and the Heretic, in Commentary 36, 1963, 174-6

    Gebhardt, Karl, Die Schriften des Uriel da Costa, A’dam, 1922, xl + 285 pp.

    *Gottlieb, Moritz, Uriel Acosta mit Judith van der Straeten (schilderij)

    *Gutzkow, Karl, Der Sadduzäer von Amsterdam, 1833

    *-, Uriel Acosta, Trauerspiel, 1846

    *Hirszenberg, Schmuel, Uriel Acosta und der Junge Baruch (schilderij), 1901

    Israel, J., and D. Katz, eds. Sceptics, Millenarians and Jews, Leiden, Brill, 1990, 303 pp.

    Jancke, Oskar, Uriel Acosta. Dokumente eines Menschenschicksals, Verlag „Die Kuppel“, Aachen, 1923.

    Jellinek, Hermann, Acosta’s Leben und Lehre, 1874

    *Kastein, Josef, Uriel da Costa, oder die Tragödie der Gesinnung, Rowohlt, Berlin, 1932

    Klaar, Alfred, Uriel da Costa, Leben und Bekenntnisse eines Freidenkers, Berlin, 1909

    Klever, Wim, Een nieuwe Spinoza in veertig facetten, Wereldbibliotheek, A’dam, 1995, blz. 93-96

    *Lifshitz, Shai, Uriel da Costa (opera), in voorbereiding

    Limborch, Philippi a, De veritate religionis christianae amica collatio cum erudito judaeo, Gouda, 1687

    *Liwschitz, M., Uriel Acosta, Schauspiel in 4 Akten nach Motiven des Karl Gutzkow, Berlin, 1930

    *Meijer de Haan, Isaac, De banvloek van Uriel Acosta (schilderij), 1988. Het werk is verloren gegaan. Een voorstudie dook op in 2004: http://www.jhm.nl/collectie/aanwinsten/aanwinsten-museumcollectie-2004  

    Meinsma, Koenraad Oege, Spinoza en zijn kring. Historisch-kritische Studiën over Hollandsche Vrijgeesten, Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage, 1896, xxiv + 457 + 22 blz., HES, Utrecht, 1980, = Spinoza et son Cercle, ed. P. Osier, Paris 1983

    *Minkin, Jacob S., Gabriel da Costa. Rebel and Dreamer, Barnes, 1969, 460 pp.

    Müller, Johannes, Judaismus oder Judenthumb, Hamburg, 1644

    Müller, Konrad, Das Exemplar humanae vitae des Uriel da Costa, Sauerländer Verlag, Aarau, 1952.

    Nadler, Steven, Spinoza’s Heresy, Clarendon, Oxford, 2001, xi + 225 pp.

    -, Spinoza, A Life, Cambridge UP, 1999, 2008, xiii + 407 pp.

    Osier, Jean-Pierre, D’Uriel da Costa à Spinoza, Paris, 1983, 299 pp.

    -, Un aspect du judaïsme individualiste de Uriel da Costa, in Cahiers Spinoza 3, 1980, p. 101-115

    *N.N, Uriel Acosta, starring Rosetta Conn and B. Adler, 1914 (Drama/History film)

    Offenberg, Adri K., Meijer de Haan's Uriel Acosta, Zutot, Volume 6, Issue 1, pages 121 – 130, 2009

    Perles, Joseph, Eine Neuerschlossene Quelle uber Uriel da Costa, Monatschr. Gesch. Jüdenthums 26, 1877, 193-213

    Porges, Nathan, Leon Modena über Uriel da Costa, Zeitschr. hebr. bibliogr. 15, 1991, 80-82

    -, Zur Lebensgeschichte Uriel da Costa, Monotschr. Gesch. Wiss. Judenthums 62, 1918, 37-48, 108-124, 199-218

    Proietti, Omero, Uriel da Costa e l'«Exemplar humanae vitae», Quodlibet, Macerata, 2005, 287 pp.

    *Reznikoff, Charles, Uriel Acosta: a play, and a Fourth Group of Verse, New York, 1922  

    *Rathaus, Karol, Suite From Uriel Acosta (2 parties) "Judischer Tanz, part 1-2" Text : Karl Gutzkow, Orchester des jüdischen Kulturbundes Berlin,Generalmusikdirektor Joseph Rosenstock (78 rpm Lukraphon 1121-A 595-596, 03/1935)

    Révah, Salvator Israel, Autobiographie d’un Marrane, in Rev. Et. Juives 119, 1961

    -, La religion d’Uriel da Costa, Marrane de Porto, Revue Hist. Religions,161, 1962, 45-76

    -, Les écrits portugais d’Uriel da Costa, Annuaire EPHE IV, 1964, 265-274

    -, Du ‘marranisme’ au judaïsme et au déisme : Uriel da Costa et sa famille, Annuaire Coll. Fr. 67, 1967, 515-526; 68, 1968, 562-572; 69, 1969, 576-585 ; 70, 1970, 569-577 ; 72, 1972, 653-662

    -, Uriel da Costa et les Marranes de Porto. Cours au Collège de France 1966-1972. Centre Culturel Calouste Gulbenkian, Paris, 2004

    *Sackler, Howard, Uriel Acosta (play), 1954

    Salomon, Herman Prins, A Copy of Uriel da Costa’s ’Exame das tradicões phariseas’ located in the Royal Library of Copenhagen, St. Ros. 24, 1990, 153-168

    -, Uriel da Costa e as filactérias, Rev. Fac. Letras Univ. Lisboa

    -, La vraie excommunication de Spinoza, in Forum Litterarum, red. Bots, H. & Kerkhof, M., A’dam, 1984

    -, & Sassoon, IS.D., Uriel da Costa, Eamination of Pharisaic Traditions, Supplemented by Semuel Da Silva’s ‘Treatise on the Immortality of the Soul, Brill, Leiden, 1993, 578 pp.

    *Serova, Valentina, Uriel Acosta (opera), premiere Moscow Bolshoi Theatre in 1885

    *Schikkinger, Franciscus Johannes, De banvloek van Uriel da Costa, theaterscène, http://www.jhm.nl/collectie/museumstukken/01117  

    Schmueli, Ephraim, Faith and Heresy - An Essay on Leon de Modena and Uriel da Costa, Tel Aviv, Massadah, 1961 (Hebrew text)

    Schwartz, Daniel B., The First Modern Jew. Spinoza and the History of an Image,  Princeton UP, 2012, xv + 270 pp.

    Seeligman, Sigmund, Bibliografie en Historie, 1927

    Shepard, Sanford, The Background of Uriel da Costa’s Heresy: Marranism, Scepticism, Karaism, in Judaism 20, 1971

    Sonne, Iaiah, Da Costa Studies, Jewish Qart. Rev. 22, 1932, 274-293

    -, Leon Modena and the Da Costa Circle in Amsterdam, Hebrew College Annual 21, 1948, 1-28

    Schwarz, Simon, Uriel da Costa - Ahnherr der Aufklärung und Vorläufer von Spinoza: Über die Anfänge der modernen europäischen Geistesgeschichte im Umfeld der Ethik- und Religionsphilosophie von Baruch Spinoza, 2011, 100 pp.

    *Twerksy, Yohanan, Uriel Acosta, 3 vols., 1935–38

    Uriel Jurista Hebraeus, Exame das tradições phariseas conferidas com a Lei escrita, Amsterdam, 1624 (cf. Salomon)

    *Van Gogh, Theo, Brief aan Vincent over Meijer de Haans Uriel da Costa, http://vangoghletters.org/vg/letters/let708/letter.html

    Vasconcelos, Carolina Michaëlis de, Uriel da Costa, Notas Relativas à sua vida e às suas obras, Rev. Univ. Coimbra 8, 1922, 237-395

    -, Uriel da Costa, Notas supplementares relativas…, Lusitânia 1, 1924, 5-22

    Vaz Dias, Abraham van Mozes, Uriel da Costa, Nieuwe bijdrage tot diens levensgeschiedenis, Mededelingen Spinozahuis nr. 2, Leiden, 1936, 32 blz.

    Volkmann, Walther. Uriel Acosta: Eine Skizze. [S.-Abdr. A. Festschrift Zur 250jähr. Jubelfeier D. Gymnasiums Zu St. Maria Magdalena Zu Breslau]. [Breslau]: [Druck d. Breslauer Genossenschafts-Buchdruckerei], 1893.

    *Wendt, Ernst (dir.), Uriel Acosta (film), Duitsland, 1920

    (Whiston, John), The Remarkable Life of Uriel Acosta, an Eminent Freethinker; with his Reasons for Rejecting all Revealed Religion. To Which Is Added, Mr. Limborch's Defence of Christianity, in Answer to Acosta's Objections: with an introduction; containing Memoirs of Mr. Limborch’s Life, with an Account of his Writings, London, Boyle’s Head, 1740, 78 pp.

    *Wyss, Stefan, Passagalia. Ästhetische Erkundungen über Uriel da Costa, über den Abschied vom dreifaltigen Gott und über die Erscheinung des Andern im Zweideutigen, Edition Exodus, Luzern 1996, (+ 1 CD).

    Yovel, Yirmiyahu, Spinoza and Other Heretics, vol. 1, The Marrano of Reason, Princeton UP, 1889, 1992², xiii + 248 pp.

    *Zangwill, Israel, Dreamers of the Ghetto. Uriel Acosta (p. 16-68), 1898

    Zwarts, Jacob, Joodse Archiefsprokkels. Uriel da Costa in Utrechtse ballingschap 1627, in De Vrijdagavond 8, 24 april 1931, 61-64

    *Zürcher, J., Meijer de Haan’s Uriël Acosta. Amsterdam 1888. Ill. 916


    Categorie:historisch
    Tags:geschiedenis
    27-06-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uriel da Costa's Testament in Nederlandse vertaling

    Met gepaste huiver maar niet zonder enige trots presenteer ik hier mijn originele vertaling van Exemplar humanae vitae, het zogenaamde Testament van Uriël da Costa. Een Nederlandse vertaling van deze tekst, die voor het eerst gepubliceerd werd in 1687, was niet meer in druk. Ik hoop hiermee deze lacune opgevuld te hebben. Citeren mag, met bronvermelding.

    De vertaling is gebaseerd op de Latijnse tekst van Gebhardt, Die Schriften des Uriel da Costa (1922). De toevoegingen die in het manuscript in de marge zijn vermeld, zijn zoals bij Gebhardt in de tekst opgenomen. Met het oog op de leesbaarheid heb ik eigen tussentitels ingevoegd waar dat nuttig leek en ook de tekst ingedeeld in kortere paragrafen.

    De vertaling volgt de oorspronkelijke tekst nauwlettend. Ik sta open voor alle opmerkingen of voorstellen tot correctie.

    Ik dank Jacques, Lut, Maria en Paul voor het geduldig nalezen en voor hun waardevolle suggesties. De verantwoordelijkheid voor de uiteindelijke tekst berust vanzelfsprekend bij mij.

    Karel


    Categorie:literatuur
    Tags:literatuur


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)
  • Rüdiger Safranski: Tijd (recensie)
  • Terroristen
  • De lastige weg


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!