Rond.  Redelijk smalle, niet geheel platte schedel.  Matige stop.  Rechte neusbrug.  Niet vierkante snuit.  Compleet gebit is gewenst.

Middelgroot, donker gekleurd.

Afhangend, overvloedige bevedering.

4 tot 7 kg.

Lang en compact.  Stevige hals met mooi gewelfd profiel.  Goed ontwikkelde ribben.  Rechte rug.  Stevige lendenen.  Goed ontwikkelde achterhand.

Sterk, levendig, altijd waakzaam, ondernemend, met een sterke persoonlijkheid.  Hij is zelfverzekerd en een beetje koppig, maar ook kalm, aanhankelijk, gevoelig, lief voor kinderen en een plezierig gezelschap.  Hij is terughoudend tegenover vreemden en met zijn zeer scherpe gehoor en schelle blaf is het een uitstekende waakhond.  Hij heeft een consequente opvoeding nodig.

Kort, stevige botten.  Ronde kattenvoeten.  Stevige zoolkussentjes.  Goed bevederd.

Hoog aangezet, op de rug gedragen.  Met weelderige haargroei.

Lang, weelderig, recht en hard, niet wollig of zijdeachtig.  Matige ondervacht.  Overvloedige haargroei op de kop, over de ogen hangend, met weelderige snor en baard.

Hij kan in een appartement leven, maar hij is dol op wandelen.  Hij is niet graag alleen.  dagelijks borstelen en kammen is noodzakelijk.  Maandelijks wassen is aan te bevelen.  De conditie van de ogen moet regelmatig worden gecontroleerd.

Goud, zand, honing, donkergrijs, leisteen, rookkleur, meerkleurig          (zwart, wit of bruin).

Reuen: ongeveer 25 cm.

Teven: iets kleiner.

Gezelschapshond.  Waakhond.

Enigszins smal en dieper dan breed.  Matig gewelfde schedel.  Matige stop.  Lichte ramsneus.  Nooit een spitse neus.  Zwarte aansluitende lippen.

Middelgroot.  Licht tot donkerbruin.

Hoog aangezet, afhangend, vlak langs het hoofd liggend.

60-80 kg.

Iets langer dan hoog.  Krachtige hals.  Diepe borstkas.  Stevige rug.  Krachtige lendenen. 

De Leonberger heeft een groot weerstandsvermogen bij alle weersomstandigheden en is vol levenslust.  Hij is rustig, zelfverzekerd en een uitstekende zwemmer.  Hij blaft enkel bij gevaar.  Hij is trouw, gehoorzaam zeer gericht op zijn baas en zacht met kinderen.  Hij schrikt vreemden af maar bijt normaal niet.  Zijn opvoeding, vroeg gestart en met zachte hand, zal eenvoudig zijn.  De Leonberger is pas op een leeftijd van drie jaar volledig volwassen.

Stevig, gespierd, zware botten.  Vrij ronde voeten.  Gesloten tenen.  Zwarte voetzolen.

Zeer behaard (borstel), half hangend gedragen, nooit te hoog geheven of gekruld op het lichaam.

Half fijn of stug, weelderig, lang, glad, vlak aanliggend.  Ondervacht.  Mooie kraag aan de hals en de borst.

Hij heeft ruimte en beweging nodig.  De Leonberger houdt er niet van om opgesloten of aangelijnd te zijn.  Wekelijks borstelen is voldoende behalve tijdens de ruilperioden dan dient hij vaker geborsteld te worden. 

‘De leeuw’: fauve; goudgeel tot bruinrood met zwart masker.  Een kleine witte vlek op de borst is toegestaan.  Vaalgeel is eveneens toegestaan.  De bevedering aan de voorpoten, de broek en de pluim van de staart kunnen iets bleker zijn.

Reuen: 72-80 cm.

Waakhond.  Reddingshond (lawines en drenkelingen).  Gezelschapshond.

Kort.  Vrij brede schedel.  Zwarte neusspiegel.

Rond, groot, donker gekleurd.

Lang, afhangend, met bevedering.

4 tot 8 kg.

Kort, goed geproportioneerd.

Hij is sterk, zeer robuust, vol energie, levendig en is zeer aanhankelijk en lief voor kinderen.  Het is een goede waakhond.  Hij moet consequent, zachtaardig en met kalmte worden opgevoed.

Vrij hoog, fijn.  Kleine, ronde voeten.

Middellang, geschoren, met aan de punt een toef haren die een pluim vormen.

Vrij lang, golvend, maar niet gekruld.

Hij past zich goed aan het leven in een appartement aan, als hij maar dagelijks voldoende lichaamsbeweging krijgt.  Het Leeuwhondje dient dagelijks geborsteld te worden.  Voor presentaties op tentoonstellingen moet hij elke twee maanden, net als de Poedel, "als leeuw" getoiletteerd en getrimd te worden.  Vandaar ook de naam Löwchen.

Alle kleuren zijn toegestaan, eenkleurig of gevlekt, met uitzondering van bruin (chocolade, leverkleurig) en afgeleiden.  Bijvoorkeur wit, zwart of citroenkleurig.

25 tot 32 cm.

Gezelschapshond.

Middellange, licht gewelfde schedel.  Niet noemenswaardige stop.  Rechte snuit.  Strakke lippen.

Vrij ver uit elkaar.  Donker.

Middelgroot.  Rechtopstaand en naar voren gericht.

Ongeveer 25 kg.

Langer dan hoog.  droge, krachtige hals.  Diepe brede borstkas.  Buiklijn is enigszins opgetrokken.  Licht hellende croupe.  Rechte, sterke rug.

Deze energieke en kalme hond, is geschikt als gezelschapshond. 

Hij blaft snel, waardoor hij een goede waakhond is.

Sterke botten.  Compacte, gesloten voeten.  Wolfsklauwen niet gewenst.

Middellang, dik behaard.  Niet gekruld, maar hangt in een boog omlaag.

Middellang, recht, ruw, ietwat open.  dikker en langer op de hals, borst en dijen.  zachte, dichte ondervacht.

De Lapinporokoïra heeft zeer veel ruimte en beweging nodig om zijn energie kwijt te raken.  dagelijks borstelen is nodig.

Zwarte tinten met tan aftekeningen.  Witte "tweede ogen" zijn gebruikelijk.  Lichtere kleuren (grijs of bruinachtig heeft de voorkeur) op wangen, onderlichaam en benen.  Witte aftekeningen op de hals, borst en benen worden toegestaan.

Reuen: 49 tot 55 cm.

Teven: 43 tot 49 cm.

Vee en schapen hoeder (rendieren).  Waakhond.  Gezelschapshond.

Breed en massief.  De hoofdhuid vertoont geen plooien en is met korte, fijne haren bedekt.  Duidelijke stop, maar minder uitgesproken dan bij de Sint Bernard.  Droge lippen.

Middelgroot, amandelvormig, bruin tot donkerbruin. 

Middelgroot, driehoekig, vrij dicht bij de ogen aangezet, afhangend aan beide zijden van het hoofd, met korte, fijne haren.

50-70 kg.

Krachtig, gespierde hals.  Diepe, brede borstkas.  Gewelfde ribben.  Rechte, zeer brede en robuuste rug.  Brede, afgeronde croupe.

DE Landseer ECT is alert en moedig. Hij houdt van water en is een aanhankelijke en zachte hond.

Gespierd met zware botten.  Ronde voeten. 

Stevig, behaard, afhangend, reikt tot aan de spronggewrichten.

Lang, glad, zo dicht mogelijk, fijn.  De ondervacht is minder dicht dan bij de zwarte Newfoundlander.

Hij houdt er niet van om opgesloten te zijn.  Hij heeft ruimte en beweging nodig en moet dagelijks geborsteld worden.

Wit met losse, zwarte platen, op de romp en de croupe.  De hals, de borst, de buik, de ledematen en de staart moeten wit zijn.  De kop is zwart, de snuit wit.

Reuen: 72-80 cm.

Jachthond (waterwild).  Reddingshond.  Waakhond.  Gezelschapshond.

Lang, droog, en fijn gebeiteld.  De snuit loopt geleidelijk toe.  Rechte neusrug.  Matige maar duidelijke stop.  Lippen goed gesloten.  Gladde wangen.

Middelgroot, amandelvormig.  Bruin.  Zwarte oogranden.

Hoog aangezet, recht, stijf en driehoekig.

28-35 kg.

Krachtig, zonder al te zwaar te zijn.  Lange hals.  De borstkas is niet breed.  Strakke, sterke spieren. Trotse houding van het hoofd.  Rechte, brede en krachtige rug.  Licht hellende croupe.

Dit ras is nerveus, gevoelig en impulsief, en reageert zeer levendig op stimuli.  Hij is waakzaam, aandachtig en heeft een sterke persoonlijkheid; hij is zeer gehecht aan zijn baas en kan soms agressief zijn tegenover vreemden.  Hij is zeer energiek, actief en dynamisch, en hij heeft veel beweging nodig.  Hij kan er niet goed tegen om aangelijnd te zijn.  Deze zeer gevoelig honden verdragen geen ruwe behandeling.  De opvoeding moet consequent, maar vriendelijk zijn, en vereist veel geduld.

Droge krachtige spieren.  Ronde, goed aangesloten tenen.  Krachtige, niet te zware achterbenen.

Middellang, krachtig aan de basis.  In rust, laag gedragen, geen kromming of haak.

Altijd zeer rijk en dicht.  Wollige ondervacht.  Kraag en broek op de dijen.  Ruwharig (ruw, droog en ruig, 6 cm lang).

Dit ras heeft een rustige omgeving en regelmatige beweging nodig om op te kunnen bloeien.  Langharige variëteiten moeten wekelijks worden geborsteld.

Het masker moet het gezicht met een aaneengesloten stuk zwart bedekken.  Fauve met zwarte vlekken op snuit en staart.

Reuen: 60-66 cm.

Vee- en schapenhoeder.  Waakhond.  Politiehond.  Spoorzoeker.  Reddingshond.  Douanehond.  Gezelschapshond (zeer gehecht aan zijn baas en zijn omgeving).

Goed evenredig gevormd.  Vlakke schedel.  Brede snuit.  Krachtige kaken.  Zwarte of kastanjebruine neus.

Donker of hazelnootkleurig.

Klein, V-vormig, naar voren gedragen.

6,7 – 7,7 kg.

Compact.  Slanke lange hals zonder keelhuid.  Sterke, korte rug.

De Lakeland Terriër is robuust, zeer levendig, moedig en eigenzinnig.  Hij voelt zich thuis in het water voor de jacht op otters en op het land voor de jacht op vossen en dassen.  Hij is zeer gehecht aan zijn baas.  De Lakeland Terriër heeft een vrolijk karakter, is zachtaardig met kinderen en is aangenaam gezelschap.  Wantrouwig tegenover vreemden, is het een kleine maar goede waker.  Zijn opvoeding moet rustig gebeuren.

Stevig.  Goed beenderstelsel.  Kleine, gesloten compacte, ronde voeten.

Goed aangezet, vrolijk gedragen maar niet op de rug of opgekruld.

Halflang, dicht ‘waterdicht’, stug.  Goede ondervacht. 

Hij kan zich aan het leven in de stad aanpassen, maak heeft veel beweging nodig.  Dagelijks borstelen is aan te bevelen.  Drie tot vier keer per jaar laten trimmen.

Black-and-tan, blauw en tan, rood, tarwekleurig, vaalrood, leverkleurig, blauw of zwart.  Kleine witte vlekjes aan de voeten en de borst zijn toegestaan.

34 – 37 cm.

Jachthond.  Gezelschapshond.

Niet zwaar.  schedel heeft de vorm van een gelijkzijdige driehoek.  Geen duidelijke stop.  Gladde snuit.  Strakke lippen.

Niet groot.  Ovaal.  Schuin in de schedel geplaatst.  Donker.

Driehoekig, rechtop gedragen.  Beweeglijk.  Puntige uiteinden.

20 tot 30 kg.

Sterk.  Geprononceerde schoft.  Volle, diepe borstkas.  Brede, licht hellende croupe.  Opgetrokken buiklijn.  Korte, licht hellende lendenen.  Stevige, gespierde rug.

Deze levendige en waakzame hond heeft een sterke, evenwichtige persoonlijkheid.  Hij blaft veel (Laika betekent "blaffer").

De Laika is zeer toegewijd aan zijn baas en argwanend tegenover vreemden.

Consequente opvoeding is beslist noodzakelijk.

Sterke benen met stevige botten.  Ovale, gesloten en compacte voeten.

In een boog gekruld gedragen over de rug of de achterkant van de dijen.

Russisch-Europese en West-Siberische Laika's: hard, recht, kort op de kop en oren.  Langer op de hals, schoft en schouders.  Bevederd aan de achterkant van de benen.  Volle ondervacht.  Oost-Siberische Laika: lang, grof , dicht, recht.  De reu heeft manen en een kraag.  dichte, soepele ondervacht.

Deze hond is niet geschikt voor een leven in huis.  Hij heef ruimte en zeer veel beweging nodig.

Russisch-Europese Laika: zwart, grijs, wit, peper en zout, donker met witte aftekening of wit met donkere aftekening.  West-Siberische Laika: wit, peper en zout, rood en grijstinten; zwart is toegestaan.  Oost-Siberische Laika: peper en zout, wit, grijs, zwart, rode of bruine tinten; gevlekt of gespikkeld.

Vrij stevig.  Brede schedel, langer dan de snuit.  Licht convex (bol).  Duidelijke wenkbrauwbogen.  Rechte neusbrug.  Sterke kaken.  Vlakke wangen.  Dikke neusspiegel.

Vrij groot, rond, oker- of hazelnoot/kastanjekleurig, afhankelijk van de kleur van de vacht.

Middelgroot, driehoekig, ronde punten, afhangend.

Reuen: 13 tot 16 kg.

Teven: 11 tot 14 kg.

Gedrongen, stevig.  Stevige, gespierde hals.  Goed uitstekende schoft.  Goed ontwikkelde borst.  Rechte, zeer gespierde rug.  Korte, zeer stevige lendenen.  Lange, brede, licht hellende croupe.

Zijn jachtinstinct is verdwenen, maar door zijn zeer fijn reukvermogen is het een uitstekende truffelhond.  Hij is waakzaam en slaat bij onraad alarm en is dus een goede waakhond.  Hij is volgzaam, aanhankelijk en erg gehecht aan zijn baas.  Het is dus een goede gezelschapshond.  Een consequente opvoeding is noodzakelijk.

Gespierd, stevige botten.  Vrij ronden, compacte voeten.  Gepigmenteerde zoolkussentjes.

Naar de punt geleidelijk dunner wordend.  In rust sabelvormig gedragen.  In alerte toestand duidelijk hoger gedragen.

Dicht en gekruld, wollig, met zeer dikke, ringvormige krulletjes.  Krullen over het gehele lichaam, behalve op de kop, waar ze weelderige wenkbrauwen, snorren en een baard vormen.  Waterafstotende vacht en ondervacht.  Als de vacht niet wordt geschoren, heeft ze de neiging te gaan vervilten.

Hij heeft ruimte en beweging nodig.  Om het klitten/vervilten van de vacht tegen te gaan, moet hij minstens een maal per jaar geheel geschoren worden.  Daarnaast zeer regelmatig borstelen.

Effen gebroken wit, wit met kastanjebruin of oranje, gespikkeld bruin, effenbruin (in verschillende nuances), effen oranje.

Reuen: 43 tot 48 cm.

Teven: 41 tot 46 cm.

Truffelhond.  Gezelschapshond.

Breed en rond.  Brede schedel.  Goede gemarkeerde stop.  Sterke kaken.  Brede neusspiegel.

Middelgroot, kastanje- of hazelnootbruin.

Aanzet nogal naar achteren, niet groot noch zwaar, tegen het hoofd aan vallend.

25 tot 30 kg.

Krachtig.  Ronde lichaamsvormen.  Krachtige, droge hals. Brede, diepe borst met goed gewelfde ribben.  Lendenen kort, breed en sterk.

Deze koning van de Retrievers is erg actief, beweeglijk, zeker, vasthoudend en heeft een uitzonderlijk goed reukvermogen (de "Pointer onder de Retrievers").  Hij is een zeer goede zwemmer.  Hij apporteert alle soorten wild, zowel uit het water als van het land.  Hij heeft een zeer goed visueel geheugen en kan daarom goed onthouden waar vogels tijdens de jacht zijn neergevallen.  Het is een vasthoudende speurder en hij is goed in het volgen van het bloedspoor van gewond groot wild.  Hij is zeer evenwichtig en niet agressief en daarom zeer geliefd als gezelschap.  Zijn opvoeding dient kalm en consequent te zijn.

Gespierd, sterke botten.  Ronde, compacte voeten.

Zeer dik bij de aanzet, naar de punt geleidelijk dunner wordend.  Middellang, zonder bevedering maar compleet bedekt met kort, dik haar, waardoor men ook wel spreekt van een "otterstaart".  Mag vrolijk worden gedragen, maar niet over de rug worden gebogen.

Kort en dicht, zonder golving of bevedering.  De ondervacht is zeer weersbestendig.

Hij is niet graag alleen.  Hij heeft veel beweging nodig om zijn energie kwijt te kunnen.  Twee tot drie keer per week borstelen is voldoende behalve in de ruiperiode dan is dagelijks stevig borstelen aan te bevelen.

Volledig zwart, geel of kastanjebruin (lever/chocoladekleur).  Het geel gaat van licht roomkleurig tot rossig (vos).  Een kleine witte vlek op de borst is toegestaan.

Reuen: 56 tot 57 cm.

Teven: 54 tot 56 cm.

Jachthond.  Blindengeleidehond. Drugshond.  Gezelschapshond.

Heel nobel en krachtig.  Lange, maar niet puntige schedel.  Duidelijke voorhoofdsgroef.  Middelmatige stop.  Brede en lange neusbrug.  Rechte snuit.  Lippen goed gesloten.

Schuinstaand, amandelvormig.  Donkerbruin.

Vrij klein, hoog aangezet, hangend, V-vormig, iets van het hoofd afstaand.

Reuen: 40-52 kg.

Teven: 30-42 kg.

Solide gebouwd en gespierd.  Diepe borstkas.  Brede en schuinstaande schouders.  Rechte rug.  Korte lendenen. Buik opgetrokken.  Sterk gepigmenteerde huid (donkergrijs).  Licht hellende croupe.

Deze trouwe hond gaat elke uitdaging onverschrokken aan.  Hij is stoutmoedig en vastberaden, maar niet erg aanhankelijk.  Hij heeft een zeer goed reukvermogen, dat hem in vroeger tijden van pas kwam bij de jacht op wolven en wilde zwijnen.

Ronde, compacte voeten.  Sterke, donkergrijze nagels.

Dicht behaard, tamelijk laag aangezet.  Komt tot aan het spronggewricht.  Aan het einde een beetje opwaarts gebogen.

Sterk, golvend en lang op het lichaam.  Kraag en bevedering op de achterkant van de benen.  Op het hoofd en aan de voorkant van de benen is het haar kort en recht.  Wollige ondervacht.

Hij is niet geschikt voor het leven in de stad.  Hij heeft ruimte en beweging nodig.  Dagelijks borstelen is nodig om de vorming van klitten te voorkomen.

Wit.  Ivoorkleur is toegestaan.

Reuen: 71-75 cm.

Teven: 66-70 cm. 

Vee- en schapenhoeder.  Waakhond.  Politiehond.  Gezelschapshond.

Adellijk, breed.  Enigszins convexe schedel.  Onduidelijke stop.  Rechte brede neusrug. 

Amandelvormig, staan wat schuin, kastanjekleurig of donkerbruin.

Afhangend, plat tegen het hoof, V-vormig.

Reuen: 30-42 kg.

Krachtig, vrij rechthoekig met een goede bespiering.  Brede, goed gespierde hals.  Lange, diepe borstkas.  Rechte, brede rug.  Brede, licht afhellende croupe.

Braaf en moedig.  Een goed karakter, makkelijk in de omgang en zeer gehecht aan zijn baas, dus een uitstekende gezelschapshond.  Onomkoopbaar en wantrouwig tegenover vreemden, verdedigt zijn baas, zeer waakzaam.  Een consequente doch zachte opvoeding is nodig.

Voorpoten: ovaalvormige, compacte voeten.  Gebogen tenen.

Hoog aangezet, matige lengte, sabelvormig.  Pluimstaart.

Kort op de kop en de voorzijde van de ledematen.  Lang, dicht en vlak aanliggend op de rest van het lichaam.  Hals met kraag en dicht behaarde staart.  Bevedering aan de achterste ledematen.

Deze hond heeft ruimte en beweging nodig.  Hij dient regelmatig geborsteld te worden.

Staalgrijs, bij voorkeur de donkere schakering, vooral op de schoft, de beuk en op de voeten.  Donker masker voor de kop.

Reuen: 57-63 cm.

Vee- en schapenhoeder.  Waakhond.  Gezelschapshond.

Van bovenaf gezien een stompe driehoek.  Licht gewelfde schedel.  Duidelijke stop.  Snuit niet massief en niet opwippend.  Goed ontwikkelde, droge wangen.  Dunne, strakke lippen.

Klein, driehoekig.  Donkerbruin.

Middelgroot, driehoekig, dik, rechtop gedragen en enigszins naar voren gericht.

Reuen: 18 tot 23 kg.

Teven: 15 tot 19 kg.

Langer dan hoog.  Dikke hals zonder keelhuid.  Sterke rechte rug.  Sterke, middelhoge borstkas.  Goed gewelfde ribben.  Gespierde, strakke lendenen.

Deze geharde, dappere en waakzame hond is zeer trouw aan zijn baas.  Hij is argwanend tegenover vreemde en nogal agressief ten opzichte van andere honden.  Consequente opvoeding is noodzakelijk.

Goed ontwikkeld.  Ronde, compacte gesloten tenen.

Vrij hoog aangezet.  In de vorm van een boog gedragen, of gekruld, waarbij het uiteinde de rug of flank raakt.  Rijkelijk behaard.

Recht, kort op het hoofd, benen en oren.  Langer op hals, romp, staart en achterkant van de benen.  Zachte, dichte, lichtgekleurde ondervacht.

Deze hond heeft beweging nodig en ruimte om te kunnen rennen.  de Koreaanse Jindo moet regelmatig geborsteld worden.

De meest voorkomende kleuren zijn geelbruin en wit of zwart-wit.  Zwart, black-and-tan, wolfsgrijs en gestroomd bestaan ook.

Reuen: 50 tot 55 cm.

Teef: 45 tot 50 cm.

Jachthond

Breed in proportie met het lichaam, met veel haar.  Gewelfde schedel.  Duidelijke stop.  Rechte neus.  Heel brede snuit.

Ovaal, donkerbruin.

Hangend, lang, U-vorm.

Reuen: 50-60 kg.

Teven: 40-50 kg.

Iets langer dan breed.  Geen keelhuid.  Brede voorborst.  Korte rug.  Diepe, tonvormige borstkas.  Brede lendenen.  Licht hellende croupe.

De Komondor is niet erg aanhankelijk, maar wel trouw aan zijn baas en lief met kinderen.  Hij is een rustieke hond die heel veel beweging nodig heeft.  Hij is een voortreffelijke waakhond, die onverschrokken met grote moed de kudde en het huis verdedigt.  Hij zal zonodig voor zijn baas sterven om deze te verdedigen.  De Komondor valt vastbesloten en stil aan.  Hij heeft een zeer consequente opvoeding nodig.

Voorbenen enigszins steil en stevig, met massieve botten.  Grote, ronde voeten.  Dikke voetzolen.  Sterke, donkergrijze nagels.

Hangend als hij stil staat, horizontaal als hij in actie is.

Lang, 20 tot 27 cm in de lendenstreek, 15 tot 22 cm op de rug, de borst en de schouders.  10 tot 18 cm op het hoofd, de nek en de benen.  Het haar is grof, in strengen, erg dik met een fijne, wollige ondervacht.  Bij de geboorte bestaat de vacht van de puppies uit wit, donzig haar, fijn en gekruld of golvend.

Hij is niet geschikt voor een leven binnenshuis.  Hij heeft ruimte en veel beweging nodig.  De Komondor wordt nooit geborsteld.  Daarentegen moet men vanaf de leeftijd van acht maanden beginnen met de haarstrengen met de vingers uit elkaar te halen.  Hij moet één of twee keer per jaar in bad.

Wit.

Reuen: ongeveer 80 cm.

Teven: ongeveer 70 cm. 

Vee- en schapenhoeder.  Waakhond.  Gezelschapshond.

Hoog gedragen. Vrij brede, licht gewelfde schedel. Matig gemarkeerde stop. Snuit even lang als de schedel. Lippen zonder open mondhoeken.

Amandelvormig, donkerbruin..

Middelgroot, tegen de wangen aan vallend, met lang haar met zwarte haarpunten (oorbellen).

10 tot 15 kg.

Vierkant. Rechte, zeer gespierde hals. Diepe borst met matig gewelfde ribben. Stevige rug.

Hij is sterk, kan goed tegen kou en water en heeft een zeer fijne neus. Hij is een goede Spaniel die ook goed apporteert, wat hem zeer geschikt maakt voor de jacht op waterwild. Hij is aanhankelijk en schrander en een geliefd gezelschapsdier. Hij moet consequent, maar ook met kalmte worden opgevoed.

Kleine voeten. Compact en goedgesloten tenen.

Horizontaal of licht vrolijk gedragen, nooit gekruld. Goed bevederd met witte pluim.

Middellang, glad, licht golvend, niet gekruld en niet te fijn. Goed ontwikkelde ondervacht.

Hij heeft veel ruimte en veel beweging nodig. Dagelijks borstelen is nodig.

Min of meer lichte of donkere oranje tot rode vlekken op de witte ondergrond, waarbij de oranje of rode kleur domineert. Zwarte honden met witte vlekken en driekleurige honden zijn niet toegestaan.

30 tot 40 cm.

Jachthond. Gezelschapshond.

Breed voorhoofd.  Vrij abrupte stop.  Rechte neusbrug.  Dikke, wigvormige snuit.  Zwarte neusspiegel (vleeskleurig in de witte variëteit).  Strakke lippen.

Klein, enigszins driehoekig, ver uit elkaar.  Donkerbruin.

Klein, driehoekig.  Rechtop gedragen en enigszins naar voren gericht.

20 tot 25 kg.

compact.  Dikke, gespierde hals.  Markante schoft.  Diepe borstkas.  Opgetrokken buiklijn.  Brede, gespierde lendenen.  Rechte, korte rug.

De Kishu heeft een uitzonderlijk uithoudingsvermogen.  Deze waakzame hond is volgzaam, rustig, aanhankelijk en vriendelijk.

Gespierde benen met stevige botten.  Compacte gesloten voeten met donker nagels.

Hoog aangezet.  Dik gekruld of in een boog over de rug gedragen.

Kort, ruw, recht.  Iets langer op de wangen en de staart.  Zachte, compacte ondervacht.

De Kishu heeft veel ruimte en beweging nodig.  Regelmatig borstelen is aan te bevelen.

Wit, rood of gestroomd.

Reuen: 52 cm (ideaal).

Teven: 45,5 cm (ideaal).

Jachthond.  Waakhond.  Vee en schapenhoeder.

Rond.  Grote, goed gewelfde schedel.  Goed gemarkeerde stop.  Vierkante, brede snuit.  Zeer korte wipneus.  Brede onderkaak.  Lichte onderbijt.  Aaneengesloten lippen.

Zeer groot, donker, wijd uit elkaar geplaatst.

Laag aangezet, plat tegen de wangen hangend.  Zeer lang en bevederd.

3,6 tot 6,3 kg.

Kort.  Middellange hals.  Brede, diepe borst.  Korte, rechte rug.  Stevige achterhand.

Hij is aanhankelijk, toegewijd, gereserveerd, evenwichtig en heeft een gouden karakter.  Hij is vrolijk en speelt graag met kinderen.  Hij blaft weinig.  Hij heeft een uitzonderlijk goede neus.  Hij moet consequent en met kalmte worden opgevoed.

Kort, gespierd.  Compacte, ronde kattenvoeten.  Stevige zoolkussentjes.

Wordt niet op de rug of boven de ruglijn gedragen.  Goed bevederd.

Lang, zijdeachtig, recht, nooit gekruld.  Een lichte golving is toegestaan.  Weelderige bevedering op benen, voeten, oren en staart.

Het is een echte huishond en hij heeft maar weinig beweging nodig.  dagelijks borstelen en kammen is noodzakelijk.  De conditie van de ogen en de oren moet regelmatig worden gecontroleerd.

- Black-and-tan:  donker, glanzend zwart met bruine en mahoniekleurige vlekken boven de ogen, op de snuit, de benen, de borst, de binnenkant van de oren en onder de staart.  Witte haren op de borst zijn niet toegestaan.

26 tot 32 cm.

Gezelschapshond.

Stevig met weelderige beharing. Onduidelijke stop.  Sterke en gespierde kaken (‘geduchte kaken’).  Donker gekleurd tandvlees en gehemelte.

Van gemiddelde grootte, donker of donker hazelnootkleurig.

Klein, dun, naar voren gedragen of tegen de zijkanten dan de kop, naar voren gericht.

Reuen : 15 – 18 kg.

Teven : iets minder in verhouding.

Gedrongen, gespierd.  Matig lange hals.  Brede, diepe borstkas.  Goed ontwikkelde borst.  Goed gewelfde ribben.  Korte lendenen. 

De Kerry Blue Terriër heeft een groot weerstandsvermogen en is stoutmoedig, koppig maar vrij rustig.  Hij is erg gericht op zijn baas en zachtaardig met kinderen.  Hij is dominant, vechtlustig, agressief tegenover soortgenoten en andere huisdieren.  Hij is een te duchten waker, hij kan bijten en is moedig.  Het is een goede zwemmer, hij wordt gebruikt voor de jacht op otters in diep water.  Als rattenvanger kent hij geen gelijke.  Een consequente maar zachte, niet ruwe opvoeding is noodzakelijk.

Gespierd.  Goed beenderstelsel.  Gesloten compacte voeten.  Zwarte nagels.

Dun, goed aangezet, geheven en vrolijk gedragen.

Zacht, weelderig en gegolfd. 

Hij past zich aan het leven binnenshuis aan, als hij maar dagelijks voldoende lichaamsbeweging krijgt.  Regelmatig borstelen is aan te raden.  De Kerry Blue Terriër moet drie tot vier keer per jaar getrimd worden.

Alle blauw schakeringen, met of zonder zwarte haar uiteinden.  Zwart is alleen toegelaten tot een leeftijd van anderhalf jaar, net zoals de wildkleur.  De Kerry wordt zwart geboren en wordt geleidelijk blauw rond de leeftijd van 15 – 18 maanden.

Reuen : 45,5 – 49,5 cm.

Teven : 44,5 – 48 cm.

Jachthond (konijnen, ongedierte, etc.). Waakhond.  Gebruikshond : politiehond.  Gezelschapshond.

Lang, smal, als van een vos.  Licht gewelfde schedel.  Duidelijks stop.  Dichte lippen.

Amandelvormig.  Bruin, bij de kleur van de vacht passend.

Rechtop, puntig.  Dunne oorlap.  Binnenzijde met haren bedekt.

11-20 kg.

Hals middelmatig lang, zonder keelhuid.  Volle kraag.  Krachtig, horizontaal.  Borst dieper dan breed.  Goed gewelfde ribben.  Sterke en goed gespierde lendenen.  Vrij lange hellende croupe.

Deze onvermoeibare hond is zeer actief en levendig.  Hij is van nature lief en gehoorzaam.  Hij is zeer trouw en aanhankelijk.  Hij heeft van nature een instinct voor het hoeden van schapen, op de weide of bij de boerderij.

Krachtige benen met stevige botten.  Ronde, stevige voeten.  Dikke voetzolen.  Gesloten, gewelfde tenen.  Korte en dikke nagels.

In een lichte boog hangend, tot het spronggewricht reikend.  Dicht behaard.

Dik, recht, hard, vlak aanliggend, kort (2-3 cm).  Langer aan de onderkant van het lichaam en op de achterkant van de benen.  Kraag om de hals.  Korte, dichte ondervacht.

De Kelpie heeft ruimte en beweging nodig.  Eén keer per week borstelen is voldoende

Zwart, black-en-tan, rood, rood en tan, bruin en smoky blauw.

Reuen: 46-51 cm.

Teven: 43-48 cm.

Vee- en schapenhoeder.

Middelgroot, vosachtig.  Wigvormige schedel die naar een puntige neus (spitz betekent "puntig").  Matige stop.  Snuit is niet te lang.  Zwarte lippen, behalve bij bruine vacht.

Middelgroot, ovaal en enigszins schuin in de schedel geplaatst.  Donker van kleur.

Klein, dicht bijeen, driehoekig, puntige uiteinden.  Altijd rechtop gedragen.

Keeshond : ongeveer 20 kg.

Dwergkeeshond: minder dan 3,5 kg.

Vierkant gebouwd.  Middellange hals zonder keelhuid en met een dikke kraag.  Diepe borstkas.  Brede, korte, krachtige lendenen.  Buiklijn licht opgetrokken.  Korte, rechte rug.  Brede, korte, niet hellende croupe.

Deze robuuste, levendige en waakzame hond is van nature rustig en onafhankelijk.  Hij vormt een sterke band met zijn baas en is een aanhankelijke, maar soms jaloerse gezelschapshond. 

In het bijzonder is de Keeshond dapper, waakzaam en argwanend tegenover vreemden, en daardoor een uitstekende waakhond.  De hond kan agressief zijn ten opzichte van andere honden.  Een consequente en geduldige opvoeding is nodig.

Ronde, compacte kattenvoeten met dikke voetzolen.  Gespierde benen met krachtig bot.

Rijk behaard.  Gekruld over de rug gedragen.

Lang, recht, afstaand dekhaar.  Hoofd, oren, voorkant van de benen en voeten zijn met kort, dicht haar bedekt.  De vacht is lang niet golvend, krullend of ruw.  Dikke kraag op hals en schouders, bevedering en weelderige broek.  Korte, dikke wollige ondervacht.

Kleine Keeshonden passen zich beter aan het stadsleven aan dan de grotere soorten.  Twee keer per week borstelen is voldoende.

Keeshond:  alleen wolfsgrijs (zilvergrijs met zwarte punten).  Grote Keeshond: zwart, bruin, wit, oranje, wolfsgrijs en andere kleuren.  Middenslag Keeshond:zwart, bruin , wit, oranje of wolfsgrijs en andere kleuren.  Kleine Keeshond: zwart, bruin, wit, oranje, wolfsgrijs en andere kleuren.  Dwergkeeshond: zwart, bruin, wit, oranje, wolfsgrijs en andere kleuren.

Afhankelijk van de variëteit: 18 tot 55 cm.

Waakhond.  Gezelschapshond.